De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 7 maart pagina 10

7 maart 1886 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 jDËAMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 454 Dit heeft dan ook de directeur Claretie ingezien en in overleg met den minister aan de actrice een voorstel gedaan. Men zon Mlle Dudlay voor Tijf jaar weer engageeren, met 24,000 francs tractement (de sociêtaires ge nieten soms tot 60,000 francs) en het recht op esn pensioen van 3000 francs. Dit was echter niet naar den zin van het comitéder sociêtaires; zij veil den Mlle Dadlay 13,000 francs geven en niet meer. De minister daaren tegen verklaarde nu, dat hij gebruik zou maken van de rechten, die het 'decreet van Moskou hem gaf, en Mlle Dudlay gedurende tien jaren soci 'faire zon laten. Van de zeven leden van het comiténamen daarop zea hun ontalag, en drie daarvan, Got, Coquelin en Delaunay, verklaarden, dat zg met den wettelijken termijn hun pensioen als acteurs zouden aan vragen. Zoo staan thans de zaken. (Slot volgt.) Scaramoucbe (XL1I). OP HET FEESTMAAL VAN H. A. M. ROELANTS. l Maait, 1886. 't Mag goed zijn, jaar aan jaar, de waren om te zetten, Uit koffi, thee en tin gerande munt te slaan, Met onverdroten vlijt de dobberende wetten Der groote effektenbenrs zielsangstig na te gaan, Ik geef den handel lof, als bron van kracht en voordeel* Maar die het edelst van der dichteren gemoed En geest verduizendvoudt en overstort in 't bloed Van heel de natie, dat 's een brave, naar mijn oordeel, Wiens roem wat'hooger gaat, wat langer,leven moet. En dien we als mensch daarbjj van allen hooren loven, ? Die om zijn gouden hart, met mans- en vadernaam Vol liefde wordt begroet, gezegend werd van Boven, ? Hem zg van daag de krans: gij-allen vlocht hem saam; Gebloemte en eikenblad, die niemant hem kan rooven. J. A. Alb. Tb, WAT GIJ MIJ ZLJT. Aan Me}. J. C. B. H. 8. 2jjt Gij m' een droom, die na een liefdloos lijden In donkren nacht mij licht en luister brengt; En in dien gloed een hope uit verre tijden, Die thans vervuld mij lachend tegenwenkt ? Zijt Gij mg de eerste luwt der blonde Lente, Die bloem en lied op 't wintersch veld weer wekt. En die, als 'k lig in 't dolce far niente Als liefdezucht melodisch langs mij trekt? Zjjt Gij m' een reddende Engel die van boven Tot mij in 't sceptisch worstlen neüerdaalt, En die mij weer aan Liefde doet gelooven Wier zonnegloed mij lang reeds was verstraaid "i Ja, Droom, en Luwt der Lente en Engel samen, Dat zijt Gy mij en al wat Liefde heet: De schoonste naam uit alle schoonste namen « Heel mijn idool in 't mystisch stralen kleed. J. Pluira. INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN. r, 3 Maart. , ' Mr. Joan Bohl en diens Canzonen, (Slot), door Dr. J. Nolet ds Bfauicere van Stttland. Een oud vraagstuk, deor G. Hoogereidit. Willem Geefs, (slot), door . F. L. SlrackêJz. Ideaal en werkelijkheid, door Astivei-i. Boekbespreking: E. Büler, Barbara Ittonbausen. Dr. Nolet, Tegenbemerkingen, door W. Gonler. iuotor, Listige lussen. F. H. Van Leent, Gedachtenis-Album. Bernard, De Mascnliaiaatie der vrouw. Feuilleton: Sarah Bernhardt als, en de Fransehe cri tietj «ver Théodora, door Betsy Perk. Berichten: Aanstaande uitgaven. Een eompleete Vondel. Het Letterkundig Traetaat. Prijsvraag Teyler. Vooruit i" Blauw op groen. De Oude Huisvriend" Twee catalogi. Académie Fran«faise. Titelroof. Esna algomocne kunstgeschiedenis. Openbare boekerij te ChiOigo: A'angeteekend. Nieuwe Uitgaven. luhoud van TijdschrjfteD, Briovsnfcu». -.Allerlei. j Portefeuillt, G Maart. ( 3fcco B. d* Beer, Tooneelkritiek en Carton-pierre, Suite, Park-Schouwburg, I > Barbier de Sévilïe. J. O., Feiis Meritis, Eesde Soiree voor Eamermu7ie!c. A. Reyding, Iteubel-tsntooüstolling in het voormalig Gymnasium-gebom.' Chauvi nisme of broodnijd. Frans de Vries, van Frieschen Bodem ; Eai ?£ rle i .Pister J Ho 't de fransche Win fis Frysce Foltaaert fordoart. Wolmienend IwBMe flan den Hear >. 3. Troelstra, Jur-Studint to Grins, troeh Lutsen. De Voorzorgskas voor letterkundigen. Mevr. Lina Scbneidor, over de nieuwste revolutionaire 'etterknndig» beweging in Duitechland. Das Magasin, over Eoüandacho Laagfinger terugbeiU. Engelscne Leestafel: Valentin door W. W. Astor; Hovementa of Eeligioue Too>nght in Eritain during the Ninctocnth Contnry door John. Tnlloch; Italian popalar Tales door T. F. Orans; 0!d Times door John Aston. Taco H. de Bter, Oorspronkelijke TooLeolstnbken (Uitgaan, Manus de Snorder, Prins Zilab). L. Siiming M:>i., de Kiosveraeniging te Stellondp. Lijst van uitgekomen boeken in d» m*«nd Februari. Ingezonden. Correspondentes. Spectator, 6 Maart Berichten en mededeelingen (ten Erinks Keiler; K. van Richtbovens Egmonder Gteschichtsquoüen: Cats in Let Franseli; E. Bradslimv ; enz.). Vondels bekeering, door mr. J. E. JJttiicl-. Kecleriaa'Jsi'he kunst in ZvreJen, door A. Breaitis. B«iiU , door mr. C. l'mmasi: riaat: In den «ff»ktenho?k. ERRATUM. Op de 2e kolom reg. 30 an 31 v. b. staat in het lo gedeelte: Toch be vreemdt het n, dat ge bg de epische gedichten met van Maerlants Alexan* der kennis maakt". De deskundige lezer heeft zeker de woorden het eerst" al ingevuld achter gedichten"; welk» woorden bjj ongeluk in de pers bleven. De Directie der Naamlooze Vennootschap Nederlandach Handels-Museum" verzoekt ons, nog te melden, naar aanleiding onzer aankondiging van hare Tentoonstelling van Meubelen, ia het Oude Gymnasium alhier opgesteld, dat onder ds voorwerpen, welke ter opluistering zijn aangebracht zich ook vele kunstvoorwerpen bevinden van da firma Erve L. Grisanti alhier. Verder dat in een der bovenzalen tentoongesteld is eene pianino van de firma J. Eahr te Utrecht welke uitmunt door hare nieuwe en doel matige constructie. Deze pianino geheel in Nederland gefabriceerd, kan geheel uit elkander genomen worden en in dezen vorm naar Oost-Icdiüverzonden wordende, i* de besparing van vracht zeer aanmerkelijk, terwijl hierdoor ook het gevaar van be?ohadiging bij vervoer bijna geheel is opgeheven. Het stuk is fraai van uiterlijk 911 «aangenaam van toon. M I L l T A I R E Z A K E N. DE STELLING" EN HET STELSEL" OP ATJEH. De Atjeh-lectnur wordt ons nog niet onthouden. Eene brochure bv. ' De geconcentreerde stelling in Groot-Atjeh" van de hand van eeaanonymus, warm verdediger met de pea en, zoo wij ons niet bedriegen, ook met het zwaard van de Stelling" en van het Stelsel" op n ordelijk Sumatra, sedert Maart van het vorig jaar bevestigd en gehandhaafd, verscheen eenigen tijd geleden bij de Gebr. van Cleef te 's Gravenhage. Zij vond haar weg ook over den Oceaan, kwam in Indië, in de door haar verdedigde stelling, in de benting, en eindelijk in de handen van een anderen verdediger: den zich Ampien noemenden Atjeh-correspondent van het Handelsblad. Deze, verdediger ook met het zwaard van Stelling en Stelsel, maar een aanvaller van beiden met de pen, betoogt, na langen t\jd het stilzwijgen te hebben bewaard, een tweetal brieven 1) *??'? die, tusschon twee haakjes, doen zien: Que nous n'uvona pas perdu par d'attendre" dat, hoewel de Stelling, met de wapens te verdedigen is, zelfs ieder fort daarvan afzonderlek, tegen de geheele Atjehsche bendenmacht, zij ons ia politieken zin, evenmin als hst Stelsel, als onhoudbaar en onmogelijk, zonder krachtdadiger optreden nooit of nimmer tot het beoogde doel: onderwerping an vGroot-Atjea, zal kannen leiden. Deze zienswijze van den genoemden briefschrijver is ook de onze. En wügaan ook met hem mede, daar waar hij middelen aanprijst OEI ons krachtiger te doen geldon, hoewel wij daarlaten of de aanwending ervan, binnen enkele jaren tot het hoofddoel leiden zal. Maar het eerste: dat krachtdadiger optreden, vordert ons prestige; aan het laatste, waardoor de pacificatie van Atjeh en het einde ?van. den eindeloos schijnenden krijg feiten moeten worden, mogen wjj nog niet denken; hoewel zg met grond te verwachten zijn als logische gevolgen van het eerste. De treurige Atjeh-geschïedenia wordt dezer dagen door indische cor respondenten het Nieuws van den Dag geeft zelfs, in navolging van het officieel verslag van den gouverneur, eene weinig opwekkende Atjeh-' fcroniek en vooral door de overtuigende lezingen van den oud-LnitenantKolonel van het iudische leger J. J. W. E. Verstege, weer meer onder de aandacht van het publiek gebracht. Wij gelooven, dat dit het middel is, om in eene meer gewenschte richting te komen ter bereikiug van het. doel, dat wij verplicht zijn om, na eenmaal oorlog te hebben gemaakt met Atjeh, te bereiken al is het dan ook al niet dadelijk voor het grijpen en dragen daarom een steentje bij, aan het gebouw der hope. Wanneer wij mede aanraden om krachtdadiger op te treden, zoo iigt het niettemin het allerminst in onze bedoeling, om aan te sporen ander maal avontuurlijke tochten op touw te zetten, óf, de but en blanc" er op los te gaan. Wij gelooven alleen, dat wij daarginds niet het mogelijke doen, om te trachten ons, zoowel door de Tenomquaestie als door die posten-intrekking zoo deerlijk geknakt, prestige op te heffen. Dat deze meening uitsluitend doelt op de poiitiek, die wij volgen, en geen'szius op den gouverneur van Atjeh en zijne braven, zal wel geen verder betoog behoeven. Het is mogelijk, hoewel niet waarschijnlijk, dat de Atjehera die ons nooit of nimmer uit de geduchte stelling zullen kunnen verdrijven, ons ten laugeu leste daar met rust laten en men niet meer hoort van sluip moord of aanvallen. Maar wat hebben wij dan in 's hemelsnaam ia poli tieke beteekenis gewonnen V., dat toch voor eene koloniale mogendheid, by het aangaan van een oorlog in hare bezittingen, het hoofddoel van alles moet ztfn. Gelooft men werkelijk, dat do hoofden op zekeren dag zullen zeggen: Laten wij ons maar onderwerpen, de Hollanders gaan toch niet weg...? Die gedachte zoude toch inderdaad al te eenvoudig zijn. Hoe men zich na de beruchte terugtrekking zoo ernstig ontraden door nagenoeg alle deskundigen en een aantal andere mannen van bateekenis, zelfs in een adres aan den Koning nog illusiën heeft kunnen maken, ten opzichte der onderwerping van Atjeh, als een hoogst onlogisch gevolg van lijdelijke occupatie dia toen volgde, is oas steeds een nog grooter raadsel dan de terugtrekking zelve. Keen, onder Kareltje aooals Generaal van der Heiden dan door dien ouden snorbaard, en zooveel andere veteranen nog, in het Indische leger blijft voortleven hadden hoofden en priesters ten laatste stellig voor den machtigen ei/and ia liet stof gebogen, hoe noode ook, wel wetende, dat er dan paal en perk ware gesteld a in hunne schandelijk» onderdrukking en verdierlijking van het volk ; maar zo zullen dit nimmer doen voor machteloos Kaftrs, di« hen in geval van nood denkende aan het intrekken van posten, waardoor zoo menig katnpong op de kust en in het land aan haar lot werd overgelaten niet eens zoudea kunnen beschermen. Alvorens aan onderwerping, ja aan eente succes van beteekenis te kun nen denken, moet de vrees voor de Holiandsche wapens den A'jeher»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl