Historisch Archief 1877-1940
NO. 454
??????^??????Illlla» l IH I. IIJ«I .IIP.I.I I. l III- -????!. .11 .1. IÉII.» l .1.. 1.11-1^^?l' '""-" ? l- "???.II l .!?? IMJ.l ^?^
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
da noadige werktuigen, die bier ieder werkman zelve moet bezitten, onder den
arm en ging er op uit. Op de eerste de beste plaats waar ik mij aanmeldde,
gelakte het mij reeds. Men gaf mij de noodige tabak en ik begon; toen na
?verloop van een half uur de Boss" (principaal) bij mij kwam was hij van
meening dat mijn werk niet goed genoeg was voor hem; ik moest mij nog
meer oefenen; m. a. w. hg kou mij niet gebruiken. Ik ging naar eene
andere fabriek; hier was a en nog minder beleefd. Toen ik 5 minuten
bezig was geweest nam men mij eenvoudig dekblad en binnengoed onder
de handen weg, zonder een woord tot opheldering er bij te voogen. Met
eene volharding waarover ik thans nog verwonderd ben, bezocht ik op
dien eenen voormiddag nog zes of zeven fabrieken, allen met hetzelfda
onvoldoende resultaat. Op de eene plaats gaf men mij de gemaakte siga
ren ten geschenke, op de andere kreeg ik den raad over 2 of 3 maanden
nog eens terug te komen of hier of daarheen te gaan en nog een leeitijd
door te maken.
Met woede in het hart keerde ik naar Rosenbarg terug, wien ik niet
krachtige woorden mijn gevoelen zeide. Hy bleef echter onder alles zoo
kalm en koel als een stuk ijs, zoodat ik begreep dat eene dergelijke
scène niets vreemds voor hem was. Hij gaf mij den raad mij nog eeuigen
tijd te oefenen als bosj^smaker en het dan daarmede te probeeren; dit
werk werd evengoed betaald als het sigarenmaken. Ik volgde zijn raad,
maar mijne herhaalde pogingen om acht dagen later werk te vinden
bleven weder zonder gevolg.
Door deze ervaringen in de sigarenfabrieken vervloog mijn laatste hoop
om gedurende den winter, door middel van een niet zwaar werk, in een
goed verwarmd lokaal, een bestaan te vinden... Mijn geld was verbruikt
en morgen was de laatste dag dat mijn kamerhuur reikte. De toestand was
netelig, en er bleef dus niets over dan werk te zoeken, wat het dan ook zij.
Doch waar dit te New-York in den winter te winter te vinden? temeer
daar ik morgen of overmorgen zonder woning zou zijn. Ik nam dus het
besluit de stad nog denzelfden dag te verlaten en begaf mij daartoe naar
een bureau voor werkverschaffing in Greenwichstreet.
Hier werden werklieden gevraagd, terstond to go to the country"
(om dieper het laud in te gaan).
To go to the country!" Dat klonk noi> zoo slecht niet en ik maakte
mij, met mgne fantasie, die in Amerika waarlijk geen hoogvliegeu had
geleerd, reeds allerlei voorstellingen.
Mijne lezers zullen spoedig vernemen hoe veol te hoog zelfs die zeer
bescheid n vlucht nog was geweest.
Dus ik wilde werkman worden to go to the country." De allereerste
conditie was n dollar voor het werkversehal'fingskantoor. Ongelukkig
bezat ik dien eenen dollar niet meer, en moest ik, om dien bij elkaar te
scharrelen mijn sigarenmakers-gereedschappen verkoopen. Langen tijd
tot overpeinzsn had ik niet; het was kiezen of deelen; de winter stond
voor de deur en dan hebben werkgevers kust en keur en zijn dus kies
keurig.- vooral bij het groot aantal werklieden zelfs in Amerika en vooral
in New-York, waar alles samentroomt.
Ook de Boss" die werklieden verlangde, to go to the country" was kies
keurig. Hij verlangde dat degenen die hg aannam Engelsch zouden sproken.
Er werd dus eene keuze gemaakt uit de groote menigte zich
aaumeidenden, niet alleen naar hun lichamelijke, maar ook naar hun
spraakkunstige bekwaamheden. In het geheel werden er tien man uitgekozen,
grootendeels Duitschers en Zweden, wier kennis der Engulsche taal echter
bewees dat zij reeds voldoende geacclimatiseerd waren. In den namiddag
gingen we met een der Hudson ferry booten naar Jersuy City, men bracht
ons naar de spoor en voort ging het zonder dat we wisten waarheen.
Wij vernamen alleen dat we nog in New-Jersy waren en 's avonds stapten
wij af in een klein plaatsje Rainapo geheeten.
Aan het Depot" (spoorwegstation) vonden wij den werkgever, die ons
na schrikkelijk lang wachten, waarvoor we de reden niet goed begrepen,
naar een kosthuis bracht niet ver van de spoor. Uier werd ons medege
deeld, dat men ons 5 dollars per week voor kost en logies zou berekenen,
en daar ons daggeld 134 dollar bedroeg, was er, als men de onvermijdelijke
regendagen er aftelde, niet op groote verdiensten te rekenen. Wij moesten
helpen bij het bouwen eener brug. Van de andere werklieden hoorden
we reeds dat het zwaar werk was en er te veel van de meuschelijke
kracht werd gevergd; dat er eiken dag nieuwen toevoer van New York
kwam omdat slechts weinige werklieden aanbleven. Ook was het eten
elecht en geen twee dollars per week waard. Den volgenden morgen
werden wij van breekijzers en houweelen voorzien en werd ons uitgelegd,
dat wij van don berg stukken moesten los werken en naar beneden
rollen, vanwaar zij naar het bouwterrein werden getransporteerd. Het
tillen van zware vrachten was nooit mijn fort" geweest, omdat mijno
lange gestalte m\j tegenover een kleineren metgezel in 't ongelijk stelde.
De Zweden waren hier in hun element. Er was zelfs een jood in onze
ploeg, een slank gebouwd persoon, die goed Engelsch sprak. Hij was
geen werkman en kreeg reeds den eersten middag zijn congé. Nog zie
ik den armen drommel op dien kouden winterdag in zijn dun jasje,
zonder vest, (want dat stond te New York in het pandjeshuis voor
slaapgcld) daar staan, vragend om zyn loon. Hij had natuurlijk niets te
goed, want zijn loon voor den halven dag werd door do twee maaltijden
en de spoorreis verre overtroffen. Den derden dag trof mij hetzelfde lot.
Bij het transporteeren van een hijschtoestel, waartoe meer mannen noodig
waren dan vier, wilden mijne voeten maar niet van hunne plaats. Ik
lichtte wat ik kon, maar het hielp niets, totdat de Doss" mij toesnauwde:
You go to heil!" Ik werd woedend en beet hem toe: And you go to
heil tooi", hoewel mij zijn gezelschap op de reis naar die warme plaats
nog niet eens aangenaam ware geweest.
Ik vorderde mijn geld; doch moest eerst mijne rekening van den
kostbaas halen. Daarop berekende de baas" mijn werktijd en meende dat
ik hem 60 cents schuldig was. Had ik geen engelsch kunnen spreken
dan had ik zeker nooit een cent bekomen. Ik verdedigde ecliter mijn
goed recht evenals Shyloek zijne schuldbekentenis. De beslissing werd
uitgesteld tot na afloop van den werktijd en toen kwam de vergissing
aan bat licht, zoodat ik ongeveer twee dollars uitbetaald kreeg.
Op onverklaarbare wijze was den vorigen dag mjjn jas, den eenigen
dien ik bezat, weggeraakt. Ik had hem gedurende het werken aan een
boom gehangen en toen ik hem met schofttijd wilde aantrekken was hij
verdwenen. Ik moest dus nog zoo'n soort kleedingstuk koopen; want
ik kon toch niet in mijn hemdsmouwen verder reizen, te meer daar het
was beginnen te sneeuwen.
Naar New York wilde ik niet terug; ik wilde verder het land in, Aan
het spoorstation trof ik 's avonds een zeer ciofel gekleed jongmensch die
mij vraagde of ik duitsch sprak, wat ik toestemmend beantwoordde. Hij
was een Oostenrijker en kantoorbediende van beroep. Verder vertelde
hij mij dat hij uit Pennsylvania kwam, waar hij in eene kolenmijn ge
werkt had, niet in de mijn zelve, maar boven, bij het kolenbreken; hij
had Uïdollar 's daags verdiend, maar het werk was hem te zwaar. Hij was
ziek en wilde in het hospitaal te New York, waar hij ook nog eene zuster had.
Daar hij er mij niet naar uit zag om veel geld op zak te hebben en
hij toch, zooals hij zeide, met den laatsten trein was aangekomen en mij
verzocht te informeercn wanneer de volgende naar New York vertrok,
vraagde ik hem of hij geld had.
Geen enkelen cent", was het antwoord.
En hoe hebt ge dan meer dan 200 mijlen met de spoor kunnen reizen?"
Ik heb atejumpt." (Dit is de verduitschte vorm van het werkwoord
to jump, springen).
Gejumpt"? Wat is dat?"
Dat zal ik u uitleggen. Zoodra de trein sich in beweging zet, spring
ik op de platform, en rijd dan minstens tot n station, dikwijls ook tot
verscheidene stations, verder mee, totdat mij de conducteur er af zet. Op
die manier heb ik meer dan 200 mijlen gereisd."
Voor mij was die wijze van goedkoop reizen totaal nieuw.
Den volgenden morgen wandelde ik westwaarts, om de plaats te be
reiken, waar zooals mij de Oostenrijker had gezegd, werk aan de kolen
mijnen te krijgen was. De naam van de plaats waarheen ik gaan zouda
was Susquehanna. Voetgangers nemen in Amerika gaarne de spoorbanen
te baat, de landwegen zijn tot wandelen niet zeer geschikt, hoewel het
loopen op de spoorbaan ook niet zonder gevaar is, voornamelijk op wegen
met dnbbelspoor zooals de Erie en Great Eastern road, op wier banen
ik mij bevond. Een van voor of achter aankomenden trein is niet ge*
vaarlijk; men ziet den eersten en haast beiden reeds reeds van ver;
daarenboven geven de machinisten onophoudelijk signalen tot waarschu
wing als zij een voetganger voor zich zien. Het gevaar bestaat daarin
als men op een kromming van den weg of in een tunnel voor een trein
uit wil wijken, op het andere spoor overstapt en dan door een daarop
aankomenden trein wordt overreden. Honderden komen op deze wijze
om het leven.
Hoewel een goed voetganger zijnde, kwam ik toch maar langzaam
vooruit, omdat mijn voeten niet in den besten toestand waren. Daardoor
begon mij de reiswijze van den Oostenrijker door het hoofd te malen, zij
was toch vlugger; ik wist echter niet goed, hoe bet aan te leggen. De
reis van Jersey uity naar Ramapo was mijn eerste met een Amerikaanschen
trein geweest en nu zoo maar in eens op een in beweging komenden
trein te springen!
Nadat ik minstens 18 Engelsche mijlen had afgelegd, markte ik halt
aan een klein spoorstation, kocht brood en kaas in den dichtstbijzijnden
winkel, ging in de wachtkamer zitten en gebruikte daar mijn eenvoudig
maal. Daarop werd de onmisbare steenen pijp, die, al was het geen echte
Gouwenaar, mij als hnllander toch onontbeerlijk was, voor den dag gehaald,
met de zeer vermaarde en zeer door belasting verduurde Durham"tabak
gestopt ea begon ik mijn plannen voor de toekomst te overpeinzen.
Ik was vrij spoedig met mijn plan gereed en was zelfs eenigszins blij
moedig gestemd. Ja! wie niet sterk is, moet slim zijn! De sneltrein van
New York kwain 's avonds met den donker aan, en hield om de 30 of 40
mijlen stil om water in te nemen. Voor dezea trein kocht ik een kaartje
naar het volgend station. Dit kaartje kostte wel is waar over de dollar,
maar mijn plannetje moest gelukken en bracht mij tenminste een
eindweegs naar Susquehanna. Ik ging in den trein en nadat mijn kaartje was
afgenomen, legde ik mij in den hoek van een der gemakkelijke zetels en
deed alsof ik sliep. Jongens! te rijden in een goedverwarmden Ameri
kaanschen spoorwaggon, was toch prettiger dan daarbuiten op de platform
staan te bevriezen. Mijn kaartje was geldig tot aan het volgend station,
maar ik steeg daar niet uit."
(Wotdt vervolgd.)
NIEUWS VAW DE WEEK.
Z. M. de Koning begat zich Donderdagmorgen met een extratrein van Den Haag
naar Soestdijk om aldaur eonige herstellingen aan het lastalot te bespreken.
De trein, die te kwart voor negenen het station Amsterdam moest passeeren, had
ouder de bekappiog van het nieuwe station ruim drie kwartier uurs oponthoud,
daar de spoorbrug aan het Oostcrdok geopend was om het stoomschip Jason door
to laten en dit vaartuig in het ijs waa vastgeraakt.
Verschillende treinen misten door dezelfde oorzaak hunne aansluitingen alhier.
Be hertogin-weduwe van Albany heeft Maandag do residentie verlaten om zich
naar Beatheim te begeren. H. M. de Koningin deed haar zuster uitgeleide aan het
Etjnspoorstation. H. M. was vergezeld van eene hofdame en den kamerheer, ridder
van Huyssen van Eattendijke. Ook de Engelsche gezant, air Btuart en de Minister
van Buuenlandsche Zaken, de heer Van Karnebeek, waren aan het station tegen
woordig om der vertrekkende vorstin een afscheidsgroet te brengen.
De opper-ceramoniemeeater maakt bekend, dat ingevolge de bevelen des Konings,
het Hof voor den tijd van vier dagen don lichten rouw zal aannemen, ingaande
5 d.- ;er, weger? het overlijden van Z. E. prins Nicolaas Frederik August, hertog
Vf i CHdenbnrg.