De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 7 maart pagina 3

7 maart 1886 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. gelgk. O, botbreinige, die ik ben, dat ik dat niet in eens vatte. Ziedaar on* goede Utrecht ineeua vau tal vau dames van adel voorzien, van freulea, wier stamboom opklimt tot ... . . grootvader, maar die fatsoenlijk ge noeg (!) worden geacht, om door de chique (!) familiën geduld en met freulestitels ontvangen te worden, van juffrouwen, die op dien titel meer gesteld zijn dan de ware freules, van freules van den kouden grond. De pêpêvan de pseudo-freule had het gehoord en hem op het onge paste van zijn gedrag in een volle zaal gewezen. Wat zou hij doen. Den ouden Slak zijn excuus maken (u ziet het is een aristocratische naam), hem zyn kaartje zenden, of hem negeercn. Maar dat is mouehjk, want bij ontmoette den onde en de freule (!) bijna op ieder diner. Ik raad hem kalm te gaan slapen en den volgenden dag te overdenken wat hg moest doen, maar ik geloof niet dat het hem veel kalmte gaf. Mijn raad om alle juffrouwen freule, alle freules baronnes, alle baronnessen gravin en alle gravinnen hertogin te noemen vond ook geen in gang. Dat zouden de freules kwalyk nemen. Wanneer dat zoo is," besloot ik, dan zullen die het je kwalijk nemen als je een juffrouw freule ? maakt en verstandige dames zullen je ook uitlachen als je haar een titel geeft, die haar niet toekomt, eenvoudig omdat anderen zoo gek zijn. En wat mij betreft, ik zou my alleen aan de verstandigen storen en de gekken laten doen zooals z\j willen." Wat luj gedaan heeft weet ik nog niet, maar ik geloof hem goed geraden te hebben. Zelf breng ik het ook in praktijk, want toen ik laatst aan freule Mosterd werd voorgesteld heb ik haar dadelijk met juffrouw aangesproken, zeer tot verwondering van rnyn vriend Jansen, die mij aan haar presenteerde en die zich gisteren bij mij''kwam beklagen over de verregaande arrogantie van een zekere freule Hakkeldaus, die hem telkens baron noemde, wanneer h\j freule zei. Van freulea tot gewone dames il n'y a qu'un paa en tegenwoordig met onze inrichting nog minder dan dat. De Utrechtsche dames zijn bezield . met een vaandelwoede. Geen Vereeniging zonder vaandel," luidt tegen woordig ha ir devies. Verleden Vrijdag hebben zij dan ook, aan dat woord g«tronw der Utrechtsche Wielrydersciub Seniores"' een vaandel aange boden. Een vaandel waarvoor de maakster alle eer toekomt, hoewel een vaandel bij een wielrijderselub m. i. evengoed een onding is als bij een corpa rijdende artillerie. Maar enfin het kan pareeren in een zaal by réunies van vélocipedisten naast de muziek, of door kunstlievende leden worden gedragen bij tochten door de stad en dienst doen bij uitvoeringen, 200ti.li die van Zaterdag 1.1. Een wedstrijd in het figuurrijden met velocipèdea, gevolgd door een bal, vereenigde Zaterdagavond in het Tivoli tal van personen. Er waren drie prijzen uitgeloofd, t. w. een verguld zilveren, een zilveren en een bronzen draagbare medailja voor ieder medewerkend lid van de club, waai aan de Ie, 2e of 3e prijs zou worden toegekend. De Amst.erdamsche club behaalde een schitterende overwinning en werd dan ook onstuimig toegejuicht, de tweede prijs werd door da Utrechtsche club Seniores", d» derde door de Utrechtsche club de Postduif" behaald, de Haarlemscho club had gerust reiskosten kunnen besparen. Met een paar nummers tot afwisseling, waarbij d« vertoonera zeer werden toegejuicht of om de geestige vinding de hilariteit opwekten, werd de voorstelling besloten met een speech van den president der Utrechtsche club, die er met veel eh! ehs! een welkomstgroet aan de opgekomen menigte uitbracht. Si tamlsses had ik hem gaarne toegeroepen. Het bal was zeer geanimeerd, maar voor het souper in de pauze was op echt Utrechtsche manier gezorgd. Gelegenheid zal worden toegeven a, prix fixe ei a la cart" te soupeeren," vermeldde het programma, dat wy voor f 0.30 moesten koopen. Wij besloten met ongeveer 40 heeren en dames alacarte(tesonpeeren; eenigsn onzer begaven zich bij het begin van het souper naar het buffet, maar a la carte was niets te krijgen, zelfs geen broodje met vleesch, boe wol het Zaterdagavond en de broodbakkerij vlak bij was; maar de kas van het Tivoli staat sehittereud(?) en dan k.jmt het er niet op aan hoe men zjjn abonnés behandelt en uu waren zij hier uog niets eens ia die kwaliteit. (Ik ben blij dat ik g-en lid ben.) Zoo werden wij gedwongen a. prix fixe te soupeeren, maar daarvoor waren alle kaartun uitverkocht. De kok had op 40 personen gerekend en er waren .reeds 80 soupers besteld, zoodat het daar ook niet vet sop pen was. Zoo schoot er niets over dau in de stad te gaan avondmalen, ieta waartoe wjj met algemcene stemmen besloten, zeer ten voordeele van de Tivoli-kas. .. Later hoorde ik dat sommige heeren zich met geweld den wag naar de keuken gebaand en daar nog bet een en ander gekregen hadden om hun dames aan te bieden. Zelf hadden eij mut de schotels moeten sjouwen en misschien hebben zij gekregen wat van binnen was overgeschoteu. Smakelijk eten! Het moet anders een aardig gezicht geweest zijn onhan dige kellners te zien rennen met gloeiend heete schotels, gelukkig indien au eindelyk van die warme vracht bevrijd waren. ... Nogmaals dank aan het bestuur va a het Tivoli voor zijn uitmuntende zorgen, dank aan de club Seniores" voor haar aangenamen avond, maar een raad kan ik niet voor mij houden: als gastvrouw zorge zij in het vervolg niet het eerst voor zich zelve, maar hevinnere zicli haar p'.ichtan tegenover haar gasten. H. v. 't Sticüt. K C N S T. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Frascati: Sip. Grand Théatre: Uitgaan. Manus de Snorder, De tekende Noord-Amerikaansche sage van Rip van Winkel en den schat van kapt. Uudson, die zich nog aan onzen hollandsehen landaard Verbindt, en, als ik wel heb, laatstelijk door Washington Irving hewerkt il, Oftaft d«a Hueren Meilnac, Gille en Farnie aanleiding gegeven om er den tamelijk goed in-een-aezetten en boeyenden text van een operalibretto van te maken. De ileer Robert Planquette hoeft te-recht in zijno meiodiën getracht den volkstoon te vatten, die ze bijna tot gesproken deklamatie maakt. Het levert een aangenaam geheel. De kwalijk ingelichte», die meènen dat iets onbehoorlijks tot het wezen der tooneelwerken behoort, die onder den naam van opèretten vertoond worden, kunnen hier eea voorbeeld vinden ter weerlegging van die stelling. De schat van kapt. Hudson is door een jager, met name Rip, gevon den. Het fransche (!) geld, dat hij uitgeeft, doet hem van landverraad verdenken. Hij vlucht in 't gebergte. De aardgeesten, die den schat bewaken, maken hem in slaap, en eerst na 20 jaren ontwaakt hij. Niemant herkent hem, aanvankelijk, in zijn dorp. Zijn vrouw is dood. Hjj meent zijn vriend te-rug te vinden in d^zea zoon. Bij ziet zy'n dochter, aan den arm van haar bruidegom. Hij denkt dat het zijn vrouw is. Aandoenlijk is de eersta blik, dien hij in een waterput werpt, als hg zijn vreaslijk vervallen gelaat ziet. Hij zingt later een lied, dat bjj voor zijn doehtertjen en het haar bestemde speeltnakkertjen gezongen heeft, daar* door herkennen hem de jonge-lui. En alles is in orde. Het repnblikanisme komt er niet te best in het stuk af. In Rips afwezigheid heeft namelijk Washington aijn slag gpslagen 1775?83. De Heer van Westerhoven heeft de titelrol uitmuntend vervuld; zijn grime in het laatste bedrijf verried de hand des beeldenden kunstenaars. Er was van ongeassimileerde strepen op dit gelaat geen spoor. En ook zijn vernietigde kleeding was de natuur nagebootst. M*ar vooral epel en zang met Mevr. Buderman (vrouw en dochter van Rip) was bizouder fraai: Van Mevr. B. zjjn wij trouwens niets anders gewoon. Mej. Marie v. Westerhoveu vervulde de rol van Katte, de ingémte, vroeger door Jufv. Coersen gespeeld. De rol was nu niet minder, 't Is jammer, dat het kostuum van 1763 tot het tijdperk 1800?1825 behoorde. Zoo dat Kate%) jaar later in een toilet verscheen, dat twintig i'aar vroeger gedagteekend was. Mevr. Bouwmeester (Jacinihe), de Heer Buderman (DerricK), de Heer Kelly (Nick Vedder, vader en zoon), en Van Beem (Dr. Ischabod) heb ben het hunne tot het welslagen bijgedragen; ook de beide kinderen, die voor het zoontjen van Dernck en voor het doehtertjen -van Rip optra den. De dekoraties en de kostumen der : guranten waren, zooal* altijd bij de Heeren Prot, goed verzorgd. Als men eens een vreemdeling een echt holland=che tooneelvertooning wilde laten zien, dan zou men voor een oogenulik hem de kennis onzer taal toeschrijvende niet beter kunnen doen dan hem naar da voorstelling te brengen, die thands in het Grand Thétre aaa de orda is. Dat Uitgaan" van Glanor is inderdaad een lieve, onderhoudende, rustige en tevens leerrijke komedie. Daar zijn er, onder de oorspronkelijke nederlandsche tooneelstukken, weinige die op zoo veel goede hoedanig' heden bogen kunnen. De eenvoudige knoop is met beleid gelegd en wordt op de natuurlijkste wijze opgelost. Het oordeel van den ministerieelen sekretaris Valkenberg over de onvoögzaamheid der naauwe aanraking tusscheu de deetnemenden aan een bal is volkomen juist; misschien, als wij hier van strekking spreken, ia het besluit van Mevr. Valkenberg om nooit uit te gaan", in den zin van alter dans Ie monde, wel wat heel absoluut. Do komedie heeft de verdienste, dat de moraal gevoeld heeft de hulp der kunst te behoeven, om in den schouwburg aanvaard te kunnen worden. Gevoel en vernuft ontbreken in het stuk niet; maken het boejend van 't begin fot het eind. Hiertoe is ontegenzeggelijk door de meer dan vlekkeloze vertolking veel bijgedragen. Al de medaspelenden verdienen lof: de Heer Moor (Eduard Valkenberg), de Hear Bigot (Kolonel van der Deyen), de Heer Ruys (Gérard van Torerilieimd), Mej. Jeanne de Groot (Marie Valken' berg), Mej. Meeuwissen (Mevrouw van Meerenbeek), Mevr. Albregt-Engelman (Mina). Bizonder Mej. Jeanne de Greot heeft met even veel talent als charakterstudie de rol der vrouw, die eerst niet mocht en later niet wilde uitgaan, vervuld. Had ik hier een krans bij de hand, ik zoft hem haar toereiken. Manus de Snorder" van den Heer Rosiar Faassen is het zeer aardig gekleurde tafereel van bet lot eens dronkaarts. Gelukkig, meer dan waar* schijnlijk, bekeert hij zich. De Heer Bigot heeft in Herman Beklcer, alias Dronken Manus", een meesterlijken type gelegerd. Mevr. Albregts Vrouw van Eyk was van geen minder qualiteit Mevr. Huysera heeft ona de lijdende Vrouw BekJier goed geschetst. De Heer Ruys gaf met gevoel en natuurlijk spel ons HendrïkvanËyk. Deze kunstenaar heeft, in de laalsta tijd, veel aan losheid gewonnen. . Hij onderscheidde zich in dit stukjea meer dan in Uitgaan". Mej. Meeu wissen overtrof zich-zelve in Lotje. Over Lodewijk Greeve zullen wy 't stilzwijgen maar bewaren. Het is een groot genoegen, nu en dan eens eene tooneelvoorstelling , b\j te wonen, waarin geen vreemde nationaliteit aan het woord is: want dat Vrouw van Eyk weet te verhalen wat de Franschman zeit ia ook echt Hollandsen. Wanneer wij Uitgaan" en Manus de Snorder" naast elkaar leggen, moeten wij getuigen, dat de atmosfeer van het eerste ons aangenamer aandoet en dat daarin de kunst beter ouder de natuur schuilgaat. 5 Maart 86. Alb. Th. H. B. IQ mijn vorig artikel (28 Fotr,) staat, bL S, kol. 2, reg. 8: XYII, lees: SYÏ. BERLIOZ' ENFANCE Du CHRIS!" TE BRUSSEL. Brussel, 28 Februari Men beweert, dat Hector Berlioz, uit ergernis over het oordeel zijner tijdgenootea, die hem na z:]ne St/mpKOKte p/ta^tastiq-ne steeds als den phautastischen meester bespotten, zich gezet heelt, om ook eens iets liet'ely'ka, iets eenvoudigs en zoetvloeiends te componeeren. Hieruit zou de reli gieusa trilogie CEnfance du Christ zijn ontstaan, die Berlioz op 10 Maart 1854 voor de eerste maal te Parijs ten gehoore bracht, en die op 21 Februari van dit jaar, ouder leiding van Jus. Dupout te Brussel ia het Concert populaire werd uitgevoerd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl