De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 7 maart pagina 4

7 maart 1886 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 454 In Nederland ia deze trilogie, voor zoover mij bekend is, niet, of althans ia de laatste jaren niet ten gnhoore gebracht, en ik meen derhalve uwen lezers geen ondienst te doen, door omtrent het werk eenige nadere bij zonderheden mede te deelen. Het eerste deel, de droom van Herodes", begint, zonder instrumentaal voorspel, met eene door n enkele stem, die van den verhaler"', voor gedragen inleiding, in welke de zanger (tenor) eene gelijksoortige rol heeft te vervullen als die, welke in de Z-assLwsmuziek aan den Evangelist ' is opgedragen. De muziek volgt hier de woorden van den eenvoudigen, door Berlioz zelf samecgestelden tekst, nauwgezet op den voet. Heods dit begin wekt bij den hoorder eene belangstelling, die tot het einde toe blijft aanhouden. Door enkele maten van de bassen wordt de toehoorder opmerkzaam gemaakt op de volgende gebeurtenis. Eeno schaar Eomeinsche krijgs lieden treedt op, en hun aanvoerder knoopt een gesprek aan met Polydorus, een vertrouwde van Herodes, over den gemoedstoestand van dezen door een somber voorgevoel gekwelden vorst. De instrumentaal-begeleiding, een fugato in marschteuipo, schildert het naderen en het vertrek ken der Komeinsche soldaten. Ook hier is de orchestratie eenvoudig, maar uitnemend vnn werking. Nu treedt Herodes zelf op; na eene wee moedige inleiding van de violoncellen drukt hij zijne angst uit over een droomgezicht, dat hem onophoudelijk vervolgt, en hem zijn ondergang voorspelt tengevolge van de geboorte van een onbekend knaapje. Dit is een van de schoonste stukken van het peheele werk. Bij de woorden O misère des rois" laat Berlioz, terwijl de toonsoort Gr. kl. terts is, op den grondtoon g een as, en daarna, afdalend, een f volgen. Hij maakt dus gebruik van de, op den derden trap van onze diatonische schaal gebouwde Phrygische toonschaal, in welke het interval tusschen den eersten en tweeden trap een halven, en dat tusschen den zevenden en achtsten trap een geheelen toon bedraagt. ^In het volgende koor der Hebreeuwsche geestenzieners treden de eigenaardigheden van den gewonen Berlioz weder sterk op den voor grond. Daarna wordt de werkzaamheid der door Herodes opgeroepen geesten geschilderd in een zonderlingen rythmus, waarbij 4/1-en 7/4 noten elkander afwisselen. Het resultaat der oproeping wordt den vorst mede gedeeld, en deze vereenigt zich met het koor in de woorden Par Ie fer qu'il périsse". Diepen indruk maakt bier de wilde, krachtige begeleiding, waarin de kort afgebroken tonan der trompetten op de gruwelen van den kindermoord schijnen te wijzun. Een zeer weldadig contrast wordt verkregen door den plotselingen overgang naar den stal van Eethlchem. De toondichter schildert op voortreffelijke wijze de teedere zorg der ouders door een gezang met liefelijke begeleiding. Achter het tooneel klinkt het koor der Engelen, die tot snelle vlucht naar Egypte aanmanen. Dit nummer voert ons naar het tweede deel der trilogie. Het herderskoor en het zich daaraan sluitende verhaal van den tenor munten weder uit door eenvoudigheid en oorspronkelijkheid. Hier toont Berlioz', dat hij het eenvoudige op verheven wijze kan voorstellen, zonder tot oude en versleten middelen de toevlucht te nemen. Men weet, dat dit tweede gedeelte door don Franschen meester is ten gehoore gebracht, en wel op caam van een componist uit de vorige eeuw. Zoo ieta zoa Berliog toch nooit kunnen maken!" luidde toen het oordeel van het publiek. Dit geschiedde in den tijd, toen de scherpe en strijdlustige criticus van het J wna.1 des Dëbats al zijn kunstgenooten tegen zich in het harnas had gejaagd. Het derde deel, de aankomst te Saïs, doet in de inleiding voor orchest het eerste motief van het tweede deel wederom hooren, doch thans in mineur. De verhaler schildert op aangrijpende wijze de moeite en de ontberingen van de reia door de woestija. De vluchtelingen smeekenom een onderkomen bij Romeinen en bij bewoners des lands, maar worden overal ruw afgewezen. De violen begeleiden de klachten der arme moeder, en de bassen vertellen dat met een angstig tremolo. Eindelijk erbarmt zich een Ismaëliet over de ongelukkigen. De welwillende ont vangst in de gastvrije woning geeft aanleiding tot een rustig tusschenspel voor orchest. Daarop begint de heer des huizes een gesprek met den gast. De rust na de verkwikking gaf Berlioz eene ware idylle in de pen, een wisselspel voor twee fluiten tn een harp. Dan treedt de verb-ler op, en deelt, bijna geheel in de woorden van den bijbel, mede, hoe de knaap in de ballingschap opwies en genade vond bij God en bij men sehen. Een breed aangelegd koor vormt een waardig slot van het gebed. De uitvoering liet slechts weinig te wenschen over. De operazanger Engel, die de partij van den vertaler vervulde, tremoleerde te sterk, maar de bassist Dubulie, een nog jeugdig kunstenaar, die ah Herodes en als Ismaëliet optrad, was voor zijne moeialijke taak volkomen berekend. Zijn talent kwam hier veel beter uit dan in de Templiers van Litolff, een onbeduidend stuk, met welks prachtige decoratiën de directie van het Ihcatre de la Monnaie provincialen en vreemdelingen tracht te lokkec. i De dame, dia de party van Maria zong, beschikte niet over voldoende stemmiddelen. Daarentegen was de baryton Heuschling, die de loopbaan van ingenieur voor die van kunstenaar heeft verwisseld, zeer voldoende. Het orchest bestond uit de beste krachten van Brussel en werkte, als men enkele kleine vlekjes aiet mederekent, onder de leiding van den talentvollen Jos. Dupont, op hoogst verdienstelijke wijze. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Het Hoogduitsclie Operagezelschap gaf in den laatsten tijd bij enkele trouwe bezoekers der voorstellingen in den Stads-' ihouwburg wel eens aanleiding tot ontevredenheid. Ouze lezers kunnen zich herinneren dat te dezer plaatse reeds vroeger de aandacht werd gevestigd op het feit, dat de bezetting der rollen niet altijd aan billijke verwachtingen en we votgen er thans bij, verwachtingen, die door de bekende affiches waren opgewekt kou voluoen. DO kuusteuaren, tot wier emplooi de hoofdrollen behooren, dien,n zich slechts bij hooge uitzot.duricg te laten vervangen. Met het oig op ue toekomstige omwikkeling van hun aan leg en kunst-gaven behoeft men ze vaarlijk niet bijzonder te ontzien. En wie naar de opera gaat, ook omdat b.v. de namen van Behrens of Haase op het programma voorkomen, acht zich teleurgesteld wanneer deze artisten niet in levenden Ijjve op de planken verschijnen. De directie heeft in haar eigen belang er voor te waken, dat het publiek geen aan leiding vindt tot het vermoeden, dat men zijn goedwilligheid op de proef wil stellen. De opvoering van Imilda, de romantische opera van Th. H. H. Verhey, tekst van W. Smalt, had een vrij talrijk publiek gelokt. Reeds verleden jaar werd het verdienstelijk werk van den Rotterdamschen componist in het brccde besproken en de goade indruk, dien de première" op ons maakte, heeft zich bevestigd. Wel was 4e bezetting eenigszins gewijzigd. De rol van Orlando, door Behrens zoo uitnemend vervuld, waa thans in Landen van Schukowsky, wions stsmunddelen, ofschoon hij er werkelijk met talent gebruik van maakt, niet aan gelijke eisenen voldoen. De He?r Von Bongardt trad als Alessio op en bleef nog altijd mot het oog op den zang beneden volei- wensch. Mej Bettaque behaalde veel succes, al is ook du titelrol niet voor haar bijzondere gaven geschreven. Het orkest weerde zich dapper. De koren ..... men zegt dat ze in't volgend seiaoen beter zullen worden. Qui vivra verra. De Fransche operavoorstellingen worden druk bezocht. Met de op voering van Ls Barbier de Séville" heeft de directie velen aan zich ver plicht. Mlle. Vuillaumo heeft, wat het spel betret!^ zeker nog wat vor deringen te maken. Het gebrek aan routine kwam nu en dan nogal aan het licht, 't Schijnt ons toe als of ze enkele malen te veel Mllm. Vuillaume en te wuinig Rosine was. De variaties van Proch zong ze met meer dan gewone keeivaardigheid, d^ch geacheveerd waren ze niet. Het tweede deel van de aria bij den aanvang van het tweede bedrijf werd voortreffelijk voorgedragen. Een wensch mogen we echter niet achterwege houden.Ook de heer Granier kan tot de vervulling medewerken, want op Mme. Yuillanme kunnen we niet rekenen. Als het publiek wat onbescheiden wordt in zijn aandrang om het een en ander te bisseeren, is deze artiste telkens bsreid daaraan gehoor te geven. En de orkestdirecteur eveneens. Qui veut voyager loin Voor mad. Vuilluume hopen we dat haar artistieke loopbaan heel uitge strekt zal wezen; doch het is een gebiedende eiscb. dat zij zich beperkt. VillefiMuck was in zijne grime al te overdreven, en kon geen weerstand bieden aan don lust om de lachspieren der toeschouwers met minder esthetische middelen in beweging te brengen. Doch men heeft gelachen en dan is men ontwapend. De rol van Figaro werd lustig en vroolijk gespeeld en voldoende gezongen. De koren waren niet onverdienstelijk, het orkest speelde met opgewektheid. De aria's werden minder gelukkig begeleid. Over de concerten van Wieniawski en het concert der Nederlandsche oockunstenaars-VereeBigicg deeloa we in het volgende nnmmer het een en ander mede. H. C. P. D, MUZIKAAL OVERZICHT. Rotterdam, 5 Maart 1886. In het begin der afgeloopeu veertien dagen viel er niet veel bizonders op muzikaal gebied voor; eene reprise van Jj'tiust, van den 'l't ompeter von >ücli,inge.n, van Figaro's ochscit, van Die Jttdin ziedaar wat de duitsche Opera ons br.icht. Over Faust en Figaro berichtte iknogkort geleden uitvoerig, zoodat ik daar thans overheen kan stappen; over den Trompeter bericht ik eigenlijk gezegd liever niet, want hot ergert mij te zeer, een werk op het répertoire van verreweg de meeste duitscbe schouw burgen te zien, dat het zóó weinig verdient. Dat de Directie er ons ken nis mede deed maken is eene zaak, waarvoor ieder haar dankbaar-moet zijn, want er is in het buitenland zoo over geroepen dat wij ons allicht tekortgedaan zouden achten, als we het hier niet gehad hadden. Maar uu de kennis gemaakt is, hoop ik dat we niet gedwongen zullen Worden tot intiemen omgang; het is mij als ik die opera bijwoon altijd alsof ik in 't ootje genomen word: men tracht zich te verbeelden plesior te hebben, men meent somtijds zelfs in gemoede eene opera te hooren; nog sterker bij na pabsage kan ec-n traan zeli's moeielijk bedwongen worden. Maar kom er nu eens uit als het afgeloopen is, en tien tegen een dat ge uzelf voor een ezel uitmaakt dat ge u een oogenblik hebt laten inpakken door ja, door wat? door een armzalig liedje genre Proch of Abt, terwijl ge na aftrek daarvan tevergeefs zoekt naar ieta anders dat u bepaald geïnteresseerd heeft. En is bij ongeluk, a la ge eene opvoering van dit succèshebbend product der nieuwere duitsche school bijwoont, het duiveltje der satire vaardig over u, en hebt ge een slachtoffer bij u, wien ge uwe aanmerkingen kunt influisteren, wee dan deze water- ea melkpartituur, driewerf wee! Ge spitst uwe ooren eu naakt u meester van verscheidene Lcilmolive als daar zijn : het biermotief, het wijnmotief.hetjichtmotiei'.... ik zal maar eindigen, want er zijn er toch velen wien deze opera bevalt; en ik wil niet gaarne iemand ergeren. De uitvoering was goed, Haase zong voortrefJolijk, e ven zoo Sfhukowsky; Kiieg gaf wat hij te geven had. Mej. Bettaque lorceerde zich weder eens wat te veel in de hoogte, wat haar geluid niet iraaior deed klinken, maar was overigens als gswoonlijk geheel n met hare rol; Mej. Spohr zong en speelde de Tante recht verdienstelijk. De overigen werkten tot een goed ensemble mee zoodat de uitvoering welgeslaagd mocht heeten. Ik houd het er voor dat Nessier een groot deel van zijn succes verschuldigd is aan de titels sijner opera's; der MMcnfanger von JUameln, der Trompeter von Sacktngen; het zijn Van die namen die ons reeds in onze kindsheid gemeenzaam waren, en die sympathie voor het werk levendig maken al voor we het gezien en gehoord hebben. Hoe dit zij, als het waar is wat onlangs in eenige bla den cjeraeld werd, dat Nessier van zijn Trompeter reeds Mk. 80.000 aan tantièm sa zou genoten hebben, dan kan ik mij slechts verbazen over het onbeschaamde geluk dat deze componist heeft, en tevens bedroeven over den siuatk va o het hedendaag^ehe sluitsciie publiek. De cpvjering van die Jiidln was voortreffelijk; mij dunkt een beter vertolW voor de partij van Eleusar dan de heer JULatt, laat zich Laasfr

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl