Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 454
In Nederland ia deze trilogie, voor zoover mij bekend is, niet, of althans
ia de laatste jaren niet ten gnhoore gebracht, en ik meen derhalve uwen
lezers geen ondienst te doen, door omtrent het werk eenige nadere bij
zonderheden mede te deelen.
Het eerste deel, de droom van Herodes", begint, zonder instrumentaal
voorspel, met eene door n enkele stem, die van den verhaler"', voor
gedragen inleiding, in welke de zanger (tenor) eene gelijksoortige rol
heeft te vervullen als die, welke in de Z-assLwsmuziek aan den Evangelist
' is opgedragen. De muziek volgt hier de woorden van den eenvoudigen,
door Berlioz zelf samecgestelden tekst, nauwgezet op den voet. Heods
dit begin wekt bij den hoorder eene belangstelling, die tot het einde toe
blijft aanhouden.
Door enkele maten van de bassen wordt de toehoorder opmerkzaam
gemaakt op de volgende gebeurtenis. Eeno schaar Eomeinsche krijgs
lieden treedt op, en hun aanvoerder knoopt een gesprek aan met
Polydorus, een vertrouwde van Herodes, over den gemoedstoestand van dezen
door een somber voorgevoel gekwelden vorst. De
instrumentaal-begeleiding, een fugato in marschteuipo, schildert het naderen en het vertrek
ken der Komeinsche soldaten. Ook hier is de orchestratie eenvoudig,
maar uitnemend vnn werking. Nu treedt Herodes zelf op; na eene wee
moedige inleiding van de violoncellen drukt hij zijne angst uit over een
droomgezicht, dat hem onophoudelijk vervolgt, en hem zijn ondergang
voorspelt tengevolge van de geboorte van een onbekend knaapje. Dit
is een van de schoonste stukken van het peheele werk. Bij de woorden
O misère des rois" laat Berlioz, terwijl de toonsoort Gr. kl. terts is, op
den grondtoon g een as, en daarna, afdalend, een f volgen. Hij maakt
dus gebruik van de, op den derden trap van onze diatonische schaal
gebouwde Phrygische toonschaal, in welke het interval tusschen den
eersten en tweeden trap een halven, en dat tusschen den zevenden en
achtsten trap een geheelen toon bedraagt.
^In het volgende koor der Hebreeuwsche geestenzieners treden de
eigenaardigheden van den gewonen Berlioz weder sterk op den voor
grond. Daarna wordt de werkzaamheid der door Herodes opgeroepen
geesten geschilderd in een zonderlingen rythmus, waarbij 4/1-en 7/4 noten
elkander afwisselen. Het resultaat der oproeping wordt den vorst mede
gedeeld, en deze vereenigt zich met het koor in de woorden Par Ie fer
qu'il périsse". Diepen indruk maakt bier de wilde, krachtige begeleiding,
waarin de kort afgebroken tonan der trompetten op de gruwelen van
den kindermoord schijnen te wijzun.
Een zeer weldadig contrast wordt verkregen door den plotselingen
overgang naar den stal van Eethlchem. De toondichter schildert op
voortreffelijke wijze de teedere zorg der ouders door een gezang met
liefelijke begeleiding. Achter het tooneel klinkt het koor der Engelen,
die tot snelle vlucht naar Egypte aanmanen. Dit nummer voert ons naar
het tweede deel der trilogie.
Het herderskoor en het zich daaraan sluitende verhaal van den tenor
munten weder uit door eenvoudigheid en oorspronkelijkheid. Hier toont
Berlioz', dat hij het eenvoudige op verheven wijze kan voorstellen, zonder
tot oude en versleten middelen de toevlucht te nemen. Men weet, dat dit
tweede gedeelte door don Franschen meester is ten gehoore gebracht, en
wel op caam van een componist uit de vorige eeuw. Zoo ieta zoa Berliog
toch nooit kunnen maken!" luidde toen het oordeel van het publiek.
Dit geschiedde in den tijd, toen de scherpe en strijdlustige criticus van
het J wna.1 des Dëbats al zijn kunstgenooten tegen zich in het harnas
had gejaagd.
Het derde deel, de aankomst te Saïs, doet in de inleiding voor orchest
het eerste motief van het tweede deel wederom hooren, doch thans in
mineur. De verhaler schildert op aangrijpende wijze de moeite en de
ontberingen van de reia door de woestija. De vluchtelingen smeekenom
een onderkomen bij Romeinen en bij bewoners des lands, maar worden
overal ruw afgewezen. De violen begeleiden de klachten der arme
moeder, en de bassen vertellen dat met een angstig tremolo. Eindelijk
erbarmt zich een Ismaëliet over de ongelukkigen. De welwillende ont
vangst in de gastvrije woning geeft aanleiding tot een rustig tusschenspel
voor orchest. Daarop begint de heer des huizes een gesprek met den
gast. De rust na de verkwikking gaf Berlioz eene ware idylle in de pen,
een wisselspel voor twee fluiten tn een harp. Dan treedt de verb-ler
op, en deelt, bijna geheel in de woorden van den bijbel, mede, hoe de
knaap in de ballingschap opwies en genade vond bij God en bij men
sehen. Een breed aangelegd koor vormt een waardig slot van het gebed.
De uitvoering liet slechts weinig te wenschen over. De operazanger
Engel, die de partij van den vertaler vervulde, tremoleerde te sterk, maar
de bassist Dubulie, een nog jeugdig kunstenaar, die ah Herodes en als
Ismaëliet optrad, was voor zijne moeialijke taak volkomen berekend. Zijn
talent kwam hier veel beter uit dan in de Templiers van Litolff, een
onbeduidend stuk, met welks prachtige decoratiën de directie van het
Ihcatre de la Monnaie provincialen en vreemdelingen tracht te lokkec. i
De dame, dia de party van Maria zong, beschikte niet over voldoende
stemmiddelen. Daarentegen was de baryton Heuschling, die de loopbaan
van ingenieur voor die van kunstenaar heeft verwisseld, zeer voldoende.
Het orchest bestond uit de beste krachten van Brussel en werkte, als
men enkele kleine vlekjes aiet mederekent, onder de leiding van den
talentvollen Jos. Dupont, op hoogst verdienstelijke wijze.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Het Hoogduitsclie Operagezelschap gaf in den laatsten tijd bij enkele
trouwe bezoekers der voorstellingen in den Stads-' ihouwburg wel eens
aanleiding tot ontevredenheid. Ouze lezers kunnen zich herinneren dat
te dezer plaatse reeds vroeger de aandacht werd gevestigd op het feit,
dat de bezetting der rollen niet altijd aan billijke verwachtingen en
we votgen er thans bij, verwachtingen, die door de bekende affiches
waren opgewekt kou voluoen. DO kuusteuaren, tot wier emplooi de
hoofdrollen behooren, dien,n zich slechts bij hooge uitzot.duricg te laten
vervangen. Met het oig op ue toekomstige omwikkeling van hun aan
leg en kunst-gaven behoeft men ze vaarlijk niet bijzonder te ontzien.
En wie naar de opera gaat, ook omdat b.v. de namen van Behrens of
Haase op het programma voorkomen, acht zich teleurgesteld wanneer
deze artisten niet in levenden Ijjve op de planken verschijnen. De directie
heeft in haar eigen belang er voor te waken, dat het publiek geen aan
leiding vindt tot het vermoeden, dat men zijn goedwilligheid op de proef
wil stellen.
De opvoering van Imilda, de romantische opera van Th. H. H. Verhey,
tekst van W. Smalt, had een vrij talrijk publiek gelokt. Reeds verleden
jaar werd het verdienstelijk werk van den Rotterdamschen componist in
het brccde besproken en de goade indruk, dien de première" op ons
maakte, heeft zich bevestigd. Wel was 4e bezetting eenigszins gewijzigd.
De rol van Orlando, door Behrens zoo uitnemend vervuld, waa thans in
Landen van Schukowsky, wions stsmunddelen, ofschoon hij er werkelijk
met talent gebruik van maakt, niet aan gelijke eisenen voldoen. De He?r
Von Bongardt trad als Alessio op en bleef nog altijd mot het oog op den
zang beneden volei- wensch. Mej Bettaque behaalde veel succes, al is ook
du titelrol niet voor haar bijzondere gaven geschreven. Het orkest weerde
zich dapper. De koren ..... men zegt dat ze in't volgend seiaoen beter
zullen worden. Qui vivra verra.
De Fransche operavoorstellingen worden druk bezocht. Met de op
voering van Ls Barbier de Séville" heeft de directie velen aan zich ver
plicht. Mlle. Vuillaumo heeft, wat het spel betret!^ zeker nog wat vor
deringen te maken. Het gebrek aan routine kwam nu en dan nogal
aan het licht, 't Schijnt ons toe als of ze enkele malen te veel Mllm.
Vuillaume en te wuinig Rosine was. De variaties van Proch zong ze met
meer dan gewone keeivaardigheid, d^ch geacheveerd waren ze niet. Het
tweede deel van de aria bij den aanvang van het tweede bedrijf werd
voortreffelijk voorgedragen.
Een wensch mogen we echter niet achterwege houden.Ook de heer Granier
kan tot de vervulling medewerken, want op Mme. Yuillanme kunnen
we niet rekenen. Als het publiek wat onbescheiden wordt in zijn aandrang
om het een en ander te bisseeren, is deze artiste telkens bsreid daaraan
gehoor te geven. En de orkestdirecteur eveneens. Qui veut voyager loin
Voor mad. Vuilluume hopen we dat haar artistieke loopbaan heel uitge
strekt zal wezen; doch het is een gebiedende eiscb. dat zij zich beperkt.
VillefiMuck was in zijne grime al te overdreven, en kon geen weerstand
bieden aan don lust om de lachspieren der toeschouwers met minder
esthetische middelen in beweging te brengen. Doch men heeft gelachen
en dan is men ontwapend. De rol van Figaro werd lustig en vroolijk
gespeeld en voldoende gezongen. De koren waren niet onverdienstelijk,
het orkest speelde met opgewektheid. De aria's werden minder gelukkig
begeleid. Over de concerten van Wieniawski en het concert der
Nederlandsche oockunstenaars-VereeBigicg deeloa we in het volgende nnmmer
het een en ander mede. H. C. P. D,
MUZIKAAL OVERZICHT.
Rotterdam, 5 Maart 1886.
In het begin der afgeloopeu veertien dagen viel er niet veel bizonders
op muzikaal gebied voor; eene reprise van Jj'tiust, van den 'l't ompeter von
>ücli,inge.n, van Figaro's ochscit, van Die Jttdin ziedaar wat de
duitsche Opera ons br.icht. Over Faust en Figaro berichtte iknogkort
geleden uitvoerig, zoodat ik daar thans overheen kan stappen; over den
Trompeter bericht ik eigenlijk gezegd liever niet, want hot ergert mij te
zeer, een werk op het répertoire van verreweg de meeste duitscbe schouw
burgen te zien, dat het zóó weinig verdient. Dat de Directie er ons ken
nis mede deed maken is eene zaak, waarvoor ieder haar dankbaar-moet
zijn, want er is in het buitenland zoo over geroepen dat wij ons allicht
tekortgedaan zouden achten, als we het hier niet gehad hadden.
Maar uu de kennis gemaakt is, hoop ik dat we niet gedwongen zullen
Worden tot intiemen omgang; het is mij als ik die opera bijwoon
altijd alsof ik in 't ootje genomen word: men tracht zich te verbeelden
plesior te hebben, men meent somtijds zelfs in gemoede eene opera te
hooren; nog sterker bij na pabsage kan ec-n traan zeli's moeielijk
bedwongen worden. Maar kom er nu eens uit als het afgeloopen is, en
tien tegen een dat ge uzelf voor een ezel uitmaakt dat ge u een
oogenblik hebt laten inpakken door ja, door wat? door een armzalig liedje
genre Proch of Abt, terwijl ge na aftrek daarvan tevergeefs zoekt
naar ieta anders dat u bepaald geïnteresseerd heeft. En is bij ongeluk,
a la ge eene opvoering van dit succèshebbend product der nieuwere duitsche
school bijwoont, het duiveltje der satire vaardig over u, en hebt ge een
slachtoffer bij u, wien ge uwe aanmerkingen kunt influisteren, wee dan
deze water- ea melkpartituur, driewerf wee!
Ge spitst uwe ooren eu naakt u meester van verscheidene Lcilmolive
als daar zijn : het biermotief, het wijnmotief.hetjichtmotiei'.... ik zal maar
eindigen, want er zijn er toch velen wien deze opera bevalt; en ik
wil niet gaarne iemand ergeren. De uitvoering was goed, Haase zong
voortrefJolijk, e ven zoo Sfhukowsky; Kiieg gaf wat hij te geven had.
Mej. Bettaque lorceerde zich weder eens wat te veel in de hoogte, wat
haar geluid niet iraaior deed klinken, maar was overigens als gswoonlijk
geheel n met hare rol; Mej. Spohr zong en speelde de Tante recht
verdienstelijk. De overigen werkten tot een goed ensemble mee zoodat
de uitvoering welgeslaagd mocht heeten. Ik houd het er voor dat Nessier
een groot deel van zijn succes verschuldigd is aan de titels sijner opera's;
der MMcnfanger von JUameln, der Trompeter von Sacktngen; het zijn
Van die namen die ons reeds in onze kindsheid gemeenzaam waren, en
die sympathie voor het werk levendig maken al voor we het gezien en
gehoord hebben. Hoe dit zij, als het waar is wat onlangs in eenige bla
den cjeraeld werd, dat Nessier van zijn Trompeter reeds Mk. 80.000 aan
tantièm sa zou genoten hebben, dan kan ik mij slechts verbazen over het
onbeschaamde geluk dat deze componist heeft, en tevens bedroeven over
den siuatk va o het hedendaag^ehe sluitsciie publiek.
De cpvjering van die Jiidln was voortreffelijk; mij dunkt een beter
vertolW voor de partij van Eleusar dan de heer JULatt, laat zich Laasfr