De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 7 maart pagina 5

7 maart 1886 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 4*54 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Biet denken. Alles wat hij in andere rollen tegen heeft, heeft hij hierin vóór; gang, uitspraak, kleine hebbelijkheden, dat alles strekt slechts om de begoocheling volkomen te maken; en als hij in het tweede bedrijf den collier vertoont, over den arm op en neer haalt om hem beter te doen uitkomen en de steenen bij het licht houdt om ze des te helderder te doen schitteren, dan zou men zweren met een echten koopman te doen te hebben en kan men zien dat de heer Labatt zijne vroegere werkzaam heid in den handel nog niet geheel vergeten heeft. Ook wat den zang aangaat, gaf hij een zeldzamen Eleazar te genieten. Mevr. Mielke trad als EecJta op en was in spel en zang weder voor treffelijk; het zij mij echter vergund hier op eene minder aeathetische gewoonte opmerkzaam te maken. Gelijk de poes op de muis, loert Mevr. Mielke op hare hooge tonen; heeft men haar meermalen gehoord, dan ziet men ze al aankomen: de oogen half toegeknepen,meestalmesïavoce blijvend, om plotseling met wijd uitgespreide armen optespricgen en de hooge noot er uit te slingeren. Verrassend als hot aanvankelijk is, gaat het spoedig hinderen; het is onschoon, en Mevr. Mielke heeft waarlijk nog geen kunstgrepen noodig om te schitteren. De heor Bebrens was als kardinaal uitstekend, zoowel in het eerste als in het derde bedrijf, en kan hier geen beteren vertolker van deze partij doen wenschen. Mevr. Hirsch zong en speelde des Kaisers Nickte voortreffelijk, de heer Grüisiug heeft als Leopold weinig bedorven; hoe meer meahem hoort,hoe meer men het moet bejammeren dat hij niet beter gestudeerd heeft en het rog niet doet; er is een goede heldentenor aan hem verloren gegaan. Het spel van den heer Grüning maakt bovendien den indruk alsof hij iedere partij te min voor zich acht; van den toeschouwer kan dan ook geen sympathie verwacht worden. De overige bezetting gaf reden tot tevredenheid en koor en orkest deden hun best. Ik breek nu mijn verslag voor een oogenblik af om het woord aan eeu ander, voor deze no gelegenheid aangesteldeu, te laten. * * * Op Donderdag 25 Februari 3], bood Rotte's Mannenkoor" zijnen leden een extra Concert aan, waarop een humoristisch zangspel van onzen stad genoot den heer Joh. C. Visser zou worden ten touneele gebracht. Met dit zangspel, De wraak van het Kegiment" getiteld, tekst en muziek van Joh. C. Visser, instrumentatie van F. Blumentritt, beeft blijkbaar het auditorium met groote ingenomenheid de kennis hernieuwd; na de uitvoering van verleien jaar was de verwachting groot. Niet alleen ma<? de handeling vrij Roestig gedacht en goed uitgewerkt boeten, maar ook de muziek ssit goed in elkander en, wat toch in eene operette een allereerste vereisehte is, men kan de taal, die de heer Visser zijne handelende personen doet zingen, "eer melodieus, opwekkend en i'risoh noemen, zonder dat zij tot platheid afdaalt. Tekst en muziek vormen daa ook in dit zangspel een goed geheel; en wat da karaktertcekening der voorkomende figuren betreft, is de heer Visser zeer gelukkig ge slaagd met de twee ia dit stuk optredende Engclsslie verslaggevers, even typisch in woorden als in mu :iek voorgesteld. Aan enkele gedeelten van DB vjiaak van lid Regir.iznt mag zei fa eene hoogere muzikale waarde worden toegekend dan gewoonlijk bij eeua operette het geval is, men hoore het waarlijk poötisc.i gedachte en zeer fiaai bewerkte Intermezzo voor orkesi", 't welk uitmuntend het invallen van den nacht weergeeft. Ook de dramatisch g', kleurde aria vaa den luitei ant en het zeer goed bewei-kte en fraai klinkende ensemble No. 10 mag muziek genoemd worden die in eeue groote O 'n-comique eeiizeer goed figuur zoude maken. Alles bijeengenomen maakt don indruk <3at nieu hier te dosn heeft raet een man, wiens compositie-talent niet in twijfel getrokken kan worden, t u in het scheppen van molodieuse tonentaal bizonder gelukk-'g is. De heer Joh. C. Vissur is ditó/aw£-dich.ti.'r-cot!iponist. Er was dan ook in de ovaties, men verseida den toondichter met een drietal lauwer kransen een hartelijke waardeering van Z,JQ talent, terwijl de uitvoering onder zijne lei'iing eene over het algemeen goed geslaagde was. Het bleek dat bet aanwezige, aa.'i operabezoek gewerde publiek bij deze operette het Hollandsch eveu guaruo gehoord heeft als anders Duitsch of Fransen. Behalve mevr. Ophemert?Sehwcneke, die de partij van den luitenant wel wat te dramatisch opvatte uuar overigens goed weergat', (al faalde 't haar soms aan de vereisehte hoogte) werd deze operette uitsluitend door dilettanten opgevoerd. Van deze het eerst genoemd het koor, 't welk voortreffelijk zong en ooit goed acteerde. In de tweede plaats de verelaggever van de 2'imes" die onverbeterlijk iu zan^ en spel wet-rgeg-ven werd, zijn Sibarië! Siberië!" en hot reeds genoemde ensemble AO. 10 mocht men recht komisch noemen, terwijl de helder klinkende stem, en duidelijke, krachtige uitspraak niet minder er toe bijbracht dat de,:o figuur uitstekend vertegenwoordigd werd. Ook de overige hoofdpersonen, al naar hunne krachten, even als het orkest, werkten tot ean goed geheel mede. Thans komt de gewone verslaggever weder aan 't woord. Op Dinsdag j.l. werd in het Feestgebouw een concert gegeven ten voordeele van de door de Verennigiug van den U. Vincentius a. Paulo ondersteund wordende armen, onder directie vau den heer L. il. Giesen; dit concert mag welgeslaagd heeten, en ik twijfel niet of het liefdadige doel zal er ten volle mee bereikt worden. Het koor werkte recht, goed en gaf daarmede een goed getuigenis van de bekwaamhededen vtin den heer Giesen als dirigent. De heer Rogmans, uit Amsterdam, die zich hier nog nimmer had doen hooren, verscualte ons do kennismaking uitt zijn echt» friscb. en ia aüo registers klankrijk tenorgeluid, goed geschoold, slechts somtijds een weinig schetterend; maar de groote za.ai vorderde ook nieer dau gewone uitzetting der stem. Meu hoopt den heer Rocauans hier spoedig eens terug " zien en hem dan in er:, i*-jter lokaal te hooren. Ds overige solisten gaven reden tot tevredenheid en allen werueu naar verdiensten gelauwerd. De volgende, dag bad vele getrouwe operabezoekers en muaiekminnaars naar den schouwburg gelokt om de heroemde mevr, Friedrich-Matettia als Elisabeth in TannhclJiser te gaan hooren; de verwachting was hoog gespannen. Mevrouw Materna bezit een, zooals men dat noemt, groot geluid, dat! in de hoogte zoowel als in de laagte nog gemakkelijk aanspreekt; naar mijn inzien draagt het echter reeds te veel sporen van den tand des tijds om volkomen bevrediging te schenken. Men verwachtte iets grootsch's, iets phenomenaals, en hoorde iets wat reeds zóó en zoovele malen op ons tooneel dagcivesen is; het is weder de oude geschiedenis: de ver wachtingen waren zóó hoog gespannen dat het niet meer mee kon vallen. Daarmede zij niet gezegd dat de Elisabeth van Mevr. Materna gebreken had, integendeel, het auditorium heeft genden, maar wanneer deze dame gedacht heeft een triumftocht door ons land te doen .... dan had zij vijftien jaren vroeger mop.ten komen. Haar voortdurend vibreeren en melodramatisch luid gesnik kwam ^elon ook niet fraai voor. Van den heer 'Labatt heb ik TannJiiltiser beter gehoord dan Woens dag, hij schoen niet b°st gedisponeerd; de heer Haase gaf eon Wolfram te hooren zooals Wagner zich dien gedacht moet hebben, de heer Gr ning was als Wctlther recht verdienstelijk. De heer Schnkowsky trad als Landgraf op, doch was te zeer verkouden dan dat hij geven kon wat hij bezit; niettegenstaande deze indispositie werkte zijn xang niet alleen niet storend, maar verschafte nog menig goed oogenblik. De Vemts van Mej. Bettaque is bekend, zij was bovendien uitmuntend bij stem; hoa zij echter in zulk een kostuum op ons tochtig tooneel geen ongeneoEclijke bronchitis opdoet, verklaar ik niet te begrijpen. Koor en orkest had hier en daar beter kunnen zijn; een woord van bizonderen lof aan de hoorns voor hunne signalen achter de schermen mag echter niet achterwege blijven. Om met Mevr. Materna te sluiten, zij hier nog medegedeeld, dat zij te Rolt er Jam nog nmaal op Donderdag 11 dezer, zal optreden als Ortrud in Loltcngnn;, ik stel mij hiervan meer genot voor dan van hare Eiisar l>etJi, daar de partij van Ortrud stellig meer tot haar emplooi behoort. V. ALMA T AD AH A, door G. bers. IT».v. Do twee galerij-stukken" zijn zeer bekend door de gravures van Blanchard, ca Tadema heeft hetzelfde onderwerp later op andere wijze nog eens behan deld. DB schoonste van deze stukken zijn slechts voor weinigen te zien ge weest, want 20 zijn het eigendom van den rijken kuustkooper G'auibardin Nico, die zijne bekoorlijk gelegene en met schoone schilderijen en beclhouwwerken voorziene Villa ..les Palmiers"?een waar tooverslot in een beerlijken tuin slechts ongaarre voor vree n de bezoekers ontsluit. Op de beclden-galerjj" van Gambard wordt het middelpunt gevormd door ecno prachtige kolossale vaas uit edel donker gesteente, welko door een ouderen bediende (het halve-maanvormigc teeken om den hals doet hen als slaaf kcancn) op hot voetstuk wordt omgedraaid, opdat do voorname familie, die zo bewondert on wellicht denkt te koopen, ze beter zou kunnen zien. De raarmcrstukken aan den wand en al do bseklhouwwerken, die do galerij of verzameling vormen, zija wonderlijk verrassend na gebootst en hoe waar, '">" sprekend, hoe heerlijk gegroepeerd zijn de memschen die er hunne aandacht op vestigen. De rijke hoer, die zich met zijn vrouw heeft nedergezet en baar uitlegt, wat hij aan het kunstwerk, dat men hom daar laat zien, bijzonder waardeert; de kinderen, wclï'e ei' vink bij zijn gegaan en het eens zouden v/r betasten alsof het reeds hun eigendom was; de schoone jonge vrouw achter hen, misschien de zuster hunner moeder, die op hen past eu toch de vaas beschouwt dat alles is van het werkelijk leven afgekeken en zou bij ons niet anders gaan dan in bet oude Il'irae. I" de tweede bsoldeugalerij" vormt het standbeeld vaa Sophoklcs het mirldennunt en het gesprek over kuist, dat een palri» ciër in kalme houuinpr, een levendig kritikus en eene romeinsehe dame naar aanleiding er van voeren, is zoo aanschouwelijk voorgesteld, dat inen meent ze te kunnen volgen. In de schilderijen-verzameling" zijn licht- en kleuröfïccten van waarlijk betooveroude aantrekkelijk heid. "Wie kan den helderen zonneschijn vergeten, die door het venEter vlak onder de zoïderinu-, in dut groote vem-ek der verzameling, binnenvalt? M'iar niet minder bewaart de bes-houwer den indruk van deu jongeling die geheel in zijne gedachten zich verdiept voor de schilderij op den ezel, evenals van de voorname romeinscue vrouw op den divan, die over zijn .schouder heen en naai1 kijkt en daarbij een geschrift in de haud houdt. Z\j neemt het minder ernstig op daa do jongeling eu de papyrusrol kon even goed het dagblad (enhemeris) met de nieuwstijdingen bevatten ala de beschrij ving van het voorgestelde onderwerp. Op de andere bewerking van de zelfde stof wekken bijzondere belangstelling de scherp kijkende kenner voor het beeld, de niet meer jonge scnooiie op het kusten, die ziclirneer bekommert oin do schilderij dan om de verklaringen van haren jongen geleider, en het verstandige gezicht van den kritikus; deze man verstaat zijne zaak, maar h:j zoekt niet op wat hij prijzen kan, maar allereerst waar hij een fout zou kunnen vinden. Deze beide schilderijen zijn bijzon der boeiend; iederen keer als uien zich weer verdiept in den rijken inhoud schenkt Kuilcs nieuw rjeuüt. Meu ziet mee met de toeschouwers, men is verrukt over dat, wat deze kunstgalerijen bevatten, en de bezoekers er van boezemen evenveel belangstelling in als de verzameling zelf, want ieder van beu is een nitnach, wiens inzichten to kennen de moeite waard zou zijn eu met \vien men gaarne een eespivk zou voeren. Ik pronk niet gaarne mefc do tuckuisohe termen der kunstkritiek, maar het moet ge zegd worden daf. eua dergelijk harmouiscb. gezang der kiemen ons uit weinig andere schilderijen heeft tegengoblonken. In 1875 begaf TaUema zich weder naar Italiëca daar en later in En geland onistondeu de lüeopatra" en de drie stukken, welke hij tezamen uen uaain geeft v ui Tragedie eener eerbare vrouw." Deao kleurentriiogie heeft betrekking op de ongelukkige Galsvintha, voor wie ladeva om haar treurig tot eeuiga voorliefde scheut te koestele», boe weinig

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl