Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 454
pan: óf het boek aal allerlei schandalen en scabreusa tooneelen bevatten,
maar dan zal men door bet te koopen meedoen aan het bevorderen van
een slechte zaak; óf zoo er van dat alles in die Mémoires niets te vinden
is, zal men zich gedupeerd vinden, en zijn geld hebben weggesmeten.
Het eena alternatie/ heeft zoo min iets aantrekkelijks als het andere.
Bovendien zullen die gedenkschriften ons naar een betrekkelijk ver
verwijderd tijdstip terugvoeren, als zij tenminste teruggaan tot den tijd,
dat de schrijfster in haar kracht was. Slechts de ouderwetsche
Parijzenaars herinneren zich nog hoe zij in de Bonnes in de rol va,n Eioupidone
debuteerde. En dat gebeurde niet gisteren!
En wat is er sedert al niet veranderd! Wat gelakt het Parijs van bedeu
bitter weinig meer op het Parijs van die dagen!
Alles heeft er nieuwe allures aangenomen. Dwaasheid, ellende, ondeugd
z\jn natuurlijk gebleven en alleen naar het uiterlijk overeenkomstig de mode
veranderd. Want dat spreekwoord: andere tijden andere zeden" gaat
niet door. Wat verandert is alleen het uitwendige. Veel meer naar waar
heid zou het moeten heeten: andere tijden, ander uiterlijk."
Eene aankondiging, die in letterkundige kringen heel wat meer belang»
stalling zal wekken dan de Mémoires van Mlle Cora, is die van de Deux
Jumeaux van Vietor Hugo.
Men weet, dat de heer Vacquerie.na langen tijd naar het manuscript gezocht
te hebben, het nog door een toeval ontdekt heeft. Eveneens is het bekend, dat
van dit drama, waarin de Man met het IJzeren Masker de hoof dpersoon is,
slechts drie bedreven zijn teruggevonden onder de door den Meester na
gelaten papieren.
Zij, die van het bestaan van dat drama kennisdroegen en uit den mond
van Hugo zelven wisten, dat het zooal niet geheel voltooid dan toch vol
komen geconcipieerd was, hebben zich altijd over de spoorlooze verdwij
ning van dat stuk verbaasd.
Vietor Hugo sprak er altyd met een zekere voorliefde over, waar
van hg volstrekt geen geheim maakte, terwijl hij het betreurde, dat een
ander hem met de keuze van dat onderwerp vóór was geweest en alzoo
voorloopig de opvoering van zijn eigen drama had moeten doen uitstellen.
Niemand anders als Alexander Dumas had dat gedaan.
Volgens Hugo's lezing was er wel wat een luchtje aan die zaak. Hij had
namebjk eens Dnmas het plan van zijn drama medegedeeld. Daarop ver
scheen, enkele jaren later, een rornau, die zonderlinge trekken van over
eenkomst Vertoonde met de schets van het drama tieux Jumcuux.
Als Hugo over dat geval praatte, geschiedde dit echter altijd zonder
eenige bitterheid, eer zelfs met een glimlach. Eeus zelfs zeide hij, om
elk vermoeden van willekeurig en welbewust plagiaat te keeren, na er op
gewezen te hebben, dat Alexander Duinas uit eigen fondsen rijk genoeg
was, dan dat zijn verbeelding iemands huïp zou noodi<?beblien: boven
dien heeft Dumas zoo vaak vergeten wat hij aan anderen heeft gegeven,
dat men 't hem onmogelijk kwalijk kan nemen, dat hij zich eens eenmaal
toevallig niet herinnerd heeft hoe hij iets had genomen.
Volgens het eergfe plan zouden da Deux Jumeaux vijf bedrijven groot
zijn geweest. Later besloot Hugo, zich tot vier te bepalen. Er zou dus
Slechts n bedrijf zoek geraakt te zijn. Ook zou volgens het boven me
degedeelde dat vierde bedrijf reeds minstens in schets aanwezig zijn ge
weest. Hugo moet er drie of vier zinnen met de noodige aanduidingen
Voor de mise en scène voor hebben geschreven.
't Was wel te wenschen, dat die aanteekeningen werden gevonden, dan
zon Vacquene, aan wien dat werk zoo goed is toevertrouwd, het drama
volgens die gegevens kunnen voltooien en dit te zijner tijd worden opge
voerd.
De opvoering van de Deus Jumeaux op een onzer eerste tooneelen zou
een waardige feestviering kunnen uitmaken op Hugo's geboortedag in 1887.
Dit jaar hebben wij een a-propos van Renan: 1802 gehad. De meester
zou vierentachtig geworden zijn en het Tout-Paris van het vernuft zou
zijn gewonen pelgrimstocht naar het kleine huis van de avenue d'Eylan
zeker met hebben verzuimd, als hij no? in leven was geweest. Helaas.'
nu kon men slechts in gedachten bij zijn graf vertoeven.
Nog heugt mij zijn laatste verjaardag en de indrukwekkende betoo<?in<»
van het volk bij die gelegenheid. Men zou werkelijk gezegd hebben, dat de
geniale man door een geheim voorgevoel als gewaarschuwd werd, dat
deze verjaring zijn laatste zou wezen. Men had in der haast gedineerd
war.t men voelde zich gejaagd door den stroom van bezoekers, die van
acht uur af, zich ophoopte in den salon, gejaagd ook door het gejuich en
vivatgeroep buiten op straat, waarvan de echo tot in de eetzaal doordrong
Gedurende dien korten maaltijd sprak Hugo geen woord en zat stil in
diepe gedachten verzonken.
Toen men van tafel was opgestaan en de dichter aan het hoofd van
den stoet tuaschen twee hagen van bloemen aankwam, ging er als een ril
ling door die gansche uitgelezen schare bij het zien van den beroemden
en schoenen grijsaard.
Op straat rondom het huis werd het gejubel steeds luidruchtiger.
Men wilde, dat Hugo op het balkon zou komen. Men bonsde tegen de
voordeur. Do menschenvloed golfde tegen de muren van het huis aan
Victor Hugo boog zich naar Lockroy en sprak tot hom op een toon van
beslistheid, die geen tegenspraak duldde, deze enkele woorden;
Laat men open doen en iedereen binnenlaten!
Lockroy keek wel wat verbaasd, maar Hugo drong er op aan:
? Ja, iedereen!
Daarop mompelde bij onder zijn witten snorbaard tusschen de tanden
het begin van een volzin, dien hij oiet voltooide: wie weet of
Duidelijk bedoelde hij dit: wie weet of zij mij het volgend iaar noff
sullen kuuneu zien!" /
En dat hij dit werkelijk had willen zeggen, bleek even daarna nog om
roerende wijze. Het riefilsert-n was begonnen: alles drong naar binnen!
een bonte menigte: blouses, rokken, hoeden, mutsen, petten, kinderen,;
jor^'icdon, grijsaard?. Victor iiugo zag ze met een droefgeestig lachje
voor uem voorbijgaan. ' \
Piots6lic5 valt een oado met een door den arbeid gekromden rug enf
een hoofd met sneeuwwit haar bedekt voor den dichter op de knieën,
grijpt zijn hand en kust die hartstochtelijk.
Hugo doet alle moeite om hem op te richten. Maar de oude hield
zijn hand stevig vast en sprak:
Och, laat mij ze vasthouden en drukken, mijnheer Victor Huffo....
omdat ik, ziet ge, zooveel van u houd en ik ben zoo bang geweest dat
ik eterven zou, zouder u dat te hebben kunnen zeggen.
Daarop ging do oude man weer opstaan. Maar bij het heengaan, keerde
hij zich nog eens om.
Een volgend jaar, niet waar, zult gij mij weder laten begaan, als ik
er dan nog ben ten minste?
Als wij er dan nog zijn, antwoordde Hugo op ernstigen toou.
Als wij er dan nog zijn! Er sprak meer dan n twijfel uit den toon,
waarop hij die woordeu zeide.
Hij was er niet meer laatstleden Vrijdag. Hij rust thans onder den
boogen koepel van, het Pantheon. Maar leeft hij niet voort in den geest
en de gedachte van alleu, die zijn werken hebben gelezen en herlezen, leeft
hij niet vourfc in de harten van allen, die hem hebben lief gehad?....
A.B.
LETTERKUNDE.
Yorl: Plays. The plays perfonneil ly te crafts or
myiteries of York on te day of cwpus Cluisti m the
14th, I6th and IGth centunes. Ed. by Lucy Toulmin
Smith. Oxford, at the Clarendon press, 1885.
Eene drukfout zij de aanloop, om de lezer» met bovengenoemd werk
te gaan bekend maken.
In nr. 451 van 't Weelcblad, bl. 10, onder aan d« eerste kolom, staat
het woord Hildeshfrimsche haadschnit" gedrukt. Men leze daarvoor
Hulthertische handschrift."
Mr. Ch. van Hulthem was een Gentschc boek- en hands
hriften-verzamelaar van het begin d>-zer eeuw. Hij bezat eene boekerij van 64,000 deelen.
Ook was bij een bekwaam kruidkundige, en schreef een werk: Ge
schiedenis der bloementeelt sedert de kruistochten."
Daar ik nu toch aan 't wourd ben, wil ik van dezen merkwaardlgen
man een aardig geval vertellen.
Tot n Napoleon, als eerste consul, met Joséphine in het jiar 1800 Gent
bezocht, werd ook aan den toenmaals reeds beroemden botanischen tuin
een bezoek gegeven. Van Hulthem putte zijne geleerdheid uit, om aan
de grootste planten vleiende opschriften voor het Keizerlijk ptiar te
hangen, dewijl de vrees heerschte, dat de geheele hof anders uit staats
belang (?) zou verkocht worden.
Aan eentn groofen bamanboom hechtte hij bij voorbeeld de woorden
uit het 4e boek der Au- eï-;: Oui me monbundamdeaeris, hospes!" (Ach,
gast, ik zal sterven, wanneer gij mij aan eenen anderen overlaat!)
De banaanboom i.% daar Jusephine zulk oene groote liefde voor echoone
planton haJ, naar Frankrijk gereisd en in Mahnaison werkelijk te gronde
gegaan. Maar de tuin \va" voor Gunt behouden.
Zoo heeft mca aan den vermogenden van Hulthem nog menigen anderen
schat te dankt'ii en daaronder het zoogenaamde Ilulthemsche handschrift,"
of de Vaa Huithemsche handschriften, die na "s mans dood, in het jaar
1831, door de regaering werden aangekocht.
Ouder deze ongedrukte werken vindt men een bundel tooneelstukken,
die onzen letterkundigen bekend werden, sedert Serrure in het
derde deel van den Messnger des sciences et des arts de la Belgique, blz.
(J, v!g. op bet door ons genoemde spel Eimoreit opmerkzaam maakte,
en Mone, ten jare 1838, in zijne Alt-niederlündiscJie Volks-literatiir. blz.
3G1, een uittreksel en overzicht der verschillende tooneslstukken gaf, welke
sedert dien tijd herhaaldelijk warden afgedrukt en besproken.
Welnu; men heeft in deze reeks van stukken het répertoire van
een tooneelgezelschap der veertiende of veeleer der vijitiunde eeuw willen
zien.
Dat de gedachte van répertoire, of eeue lijst van tooneelstukken,
met een bepaald doel van uitvoering bijeengebracht, aan den geest der
laatste middeleeuwen niot vreemd was, wordt OM op eigenaardige wijze
door bovengenoemd werk bevestigd. Reeds de titel doet daaraan denken:
York plays"; spelen zooals zij te York (en elders niet) werden opgevoerd.
Op andere plaatsen van Engeland bad men andere répertoire n.
Het handschrift, waarnaar de Yorker spelen zijn afgedrukt, is niet op
eens en achter elkander geschreven gelijk het werk bier voor ons ligt.
Wel bevat het eene opeenvolgende rij van gebeurtenissen naar hei
Oude en Nieuwe Testament en de legende-litteratuur ontleend, beginnende
tnet de schepping der engelen, en eindigende met de geschiedenis der
H. Maria en bet Laatste Oordeel (eene reeks van 48 voorsteliiligeu), docb
zij zjjn niet door een of twee personen in volgorde opgesteld.
De crafts of gild-crafts, zooals de gezelschappen dier mysterie-spelera
zich noemden, ontwiernen, elk onafhankelijk van de andere, een of ander
tafereel uit het Lijden van Jezus of Oude Testament, enz., en boden die,
naarmate zij uitgedacht waren, eenen dichter ex-professo of eenen afschrij
ver aan, welke die bijeenbracht in een bijzonder daartoe ingericht boek.
Het verzamelen van de vóór ons liggende rij van kleine spelen liep daar
door over meerdere jaren. De tafereelen, die de geschiedenis der apostelen
bevatten, behooren niet tot de jongste, de schepping der wereld niet tot
de oudste voorstellingen.
Elk ambacht speelde zijn eigen tafereel jaar in jaar uit ter gelegenheid
van het Corpus Christi-feest, wat in 't Nederlandsen Sakramentsdag, in
't Fransen. Fête-Dieu en in 't Hoogduitsch Frohnleïclmamsfest wordt
genoemd, en op den tweeden Donderdag na Pinksteren wordt gevierd.
Het feest dagteekent van het jaar 1254; de Yorker spelen zijn aan het
einde der 14e en 't midden der 15e eeuw outstaan; het handschriit is
waarschijnlijk van 1450. Een dergelijk voorbeeld van kleine mysteriespelen,
die een groot geheel vormen, vinden wij noch in de hoogdvütsche, noch
iii de fransche, noch in onze eigen letteren terug.