Historisch Archief 1877-1940
NQ. 454
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Wal bezitten wjj van da eene zijde spelen welke reiken van de schep»
ping der wereld tot na de hemelvaart van Christus (Men vergelijke het
Maastrichtsehe paaschspel, b. v. uitg. Moltzer, bij de nederduitsche voor
beelden van Mone, Schauspiele des Miltelalters, en het overzicht van
Gallee, Bedragen, enz. (dissertatie van 1873), die ook eene vergelijking
met het engelsche mysteriespel aanroert.)
Van de andere zijde aien wij ook in onze rederijkersfeesten bepaalde
voorstellingen door bepaalde gilden zelfstandig gegeven; doch een tweede
voorbeeld, gelijk dit Yorker handschrift ons biedt, is mij niet uit de letteren
van het Vasteland bekend.
In Engeland stond het niet op zich zelf. \V\j vinden van denzelfden
tijd op dergelijken vrijen voet te zamen gebracht de Chester plays, de
spelen Van Dublin, Newcastle, enz. Te York zelf werd een dergelijk
werk als het onderhavige, genaamd LorcCs Prayer, een ander The Greed
21'iy getiteld enz. gespeeld; doch dezen zijn verloren gegaan.
Natuurlijk waren de voorstellingen dor verschillende ambachten niet
allen van dezelfde uitgebreidheid. Dat regelde zich naar het personeel
waarover men kon beschikken en de kosten die men kon waken.
Het boek op blz. 240 openslaande vinden wij dat The Cordeivnners 1)
(Cordeliers, zeeldraaiers, lijnslagers) den hof der olijven en Gethsemane
door negen s^ elers in 300 verzen lieten voorstellen.
De kaartenmakers (enhtnuneurs, die te Brugge dikwerf met de schil
ders overhoop lagen) stelden de schepping van Adam en Eva dour drie
personages in 96 verzen voor.
De kous-broekmakers (Iwseers) bezigden daarentegen 406 verzen, om
de t;en plagen van Egypte en den tocht door de Roode Xee voor te stellen.
Het Laatste Oordeel, door de handelaars in zijdewaren (mercers) ge
speeld, besloeg zells 380 verzen.
Mea heeft wel,, en- niet <>n onrechte, beweerd dat in de fransche mys
teriespelen de invloed \. de geestelijkheid kan worden gevonden, ook
toen de voorstellingen met-,- en meer in leeken-hauden waren overgegaan.
Men ziet nog langen tijd de aanteekeningen over de mïse en scène in
*t latijn aan de tooneelen toegevoegd.
Ware dit een algemeen gekiend teeken der medewerking van de
geestelijkheid, zoo heeft dene ook nog in de 15e eeuw de York plays ge
leid, want men vindt herhaaldelijk aanwijzingen vuor de opvoering in de
latynsche taal. Dit is echter te betwijfelen, gelijk wij zullen zien.
Niet minder merkwaardig ia het gebruik van bet transch.
Wij vindun bijvpoibeeld in 1378 eene rekening in de fransclie taal over
d» kosten van deze voo'stellingen (bl. XXXI, vlgg.), a la pa;>ine des
Oitz Pestours de corport: Cristi", hetgeen zeugen wil: voor het, feest
-aal, praalwagens) van de bovengenoemde herders (bestuurders, pasteur s)
, :n den optocht, genaam<i: het lichaam Christi.
Uit het gebruik van het woord pasteur kau men ook tot eene directie
dei' geestelijkheid besluiten.
Iri 139D wordt er in 't fiansch rekening gc'-ouden over Ie juer (joueurs)
et les pagentz (pageants, praal, wagens) de la iour (juur) de corpore
Cristi", enz.
Verder, wat nog meer is, was zelfs in do vijftiende eeuw de fransche
doctorstitel vnor mysteriespelen gebruikelijk.
Wij vindeu ten tijde van Hendrik VI een monnik die Docteur es mystere
liturgicciue" wordt genoemd. Men zie daarover het uitgebreide, zeer
zaakrijke, maar tevens naar <len vorm indigcste werk van Klein (G-eachicJtte
des Drama's I, 71ü).
Doch reeds sedert een [.aar eeuwen was list engelsche mysteriespel in
handen van leeken overgedaan.
liet oudste gehe-;l engolsche mysteriespel dagtcekent van het jaar
1270; zoodat mea kan besiuiten, dat toenm.tals de geestelijkheid al reeds
door vele leeken vervangen was, al oefende zij ook daarbij haren invloed
nog uit. Zij trachtte menigmaal de voorstellingen uit de gev;ijde geschie
denis door leeken en buiten de kerk gegeven, af te schaffen, doch
dezen handhaafden zich in Engeland krachtiger dun in Frankrijk of
Nederland. 2)
De vertooningen der York plays geschiedden op een aantal verschil
lende stellages, langs markt, en straten daartoe opgericht.
Somtijds worden twee vertooningen tegelijk op eene en dezelfde stel
lage, of de eene na de andere uitgevoerd. Doch de Nederdaling van
den heiligen Geest en andere voorstellingen vereischten bepaald een
tooCeel van verschillende afdeelingeu.
Verder bestaat er nog een reglement van 't jaar 1417, op welke hoeken
Van straten, enz. er mocht en moest gespeeld worden.
\Via eene of andere voorstelling voor zijn eigen huis wilde laten geven
jnoest daarvoor bijzondere kosten betalen.
Ook was het eene ernstige verplichting dat elke craft voor spelers
zorgde, die talent hebben, goed gekleed zijn en luid spreken
(goodplayers, well arayed, and openly spekyng)."
Op hot luid voordragen legden zich velen toe om wel te worden
verfetaan, soms met eene inspanning die aan de stem eenen ruwen klank gaf.
Het schreeuwen als een heiden of eenen duivel was spreekwoordelijk
geworden.
De schrijver geeft blz. LVII een aantal plaatsen op, waar men toe
spelingen op het scheeuwen van Pilatus en andere spelers van mysteriën
kan terug vinden.
Kortom, zoowel de tekst zelf als de studie daarop van Lucy Toulmin
Smith levert eene reeks van belangrijke weinig bekende merkwaardigheden.
't Is eerst aan onzen tijd vergund de geschiedenis der zeden onzer
voorouders weder ernstig op te vatten, en die der oorlogen wat te laten
fusten.
Dit werk opent ons daartoe een nieuwe bron.
Het handschrift, waarna The ylays voor 't eerst zijn afgedrukt, was
allereerst ter bewaring ia het klooster van Micklegate. Hier was tevens
het aanvangspunt der gehe Ie voorstelling, sedert 1399.
Sedert 1580 werd het boek niet meer bijgeschreven. Het kwam
hoogstwaarschijnlijk in Landen der familie Fairfas Een lid van dit geslacht
schonk het handschrift aan Thoresby, den schrijver van Ducatus Leodien*
sis, 1716. Zie aldaar bl. 73.
In 1764 werd het voor £ 1.1 Sh (? 12.60) openlijk verkocht, later bracht
het £ 220.10 Sh. (f 264G?) op en in 1844 werd het voor & 305 (f 3660)
overgedaan. Het kwam eindelijk in handen der overleden vaders van
graaf Ashburnham. Deze zoon gaf het met edelmoedigheid ten af d i uk
aan den schrijver Smith, door wien het met kostelijke noten werd voorzien.
De uitgever drukte het op zwaar papier en bond het werk in rood
bruin linnen met vergulde stempels en bovensnede. Dr. Paul.
1) To ITaastriclit leeft nog eouo familie Corilorwener.
2) In Italiëhad het onvjjfkoerde plaats. Toen de burgerij ongewijde voorstellin
gen bogon te geven, trachtte de geestelijkheid daarbij werkzaam te worden.
Mlle DUDLAY EN HET DECREET VAN MOSKOU.
I.
In Nederland zou het ontslag eener actrice aan de bladen waarschijnlijk
geen stof tot hoofdartikelen leveren; in Franki ijk bevatten niet alleen de
lichtzinnige couranten Figaro en Gnulois er artikelen over van haar
geestigste medewerkers, maar zelfs het Journal des Debats, het deftige
onder do deftigen, wijdt eerst een feuilleton aan Mlle Dudlay's verdiensten
en daarna een hoofdartikel aan het decreet van Moskou.
Het sreaehil gold eerst alleen het talent der actrice, het is daarna uit
gebreid tot de verhouding der sociéiaires, de bevoegdheid van den mi
nister, de instelling der comédie-Frangaise en haar doel, het decreet van
Moskou en zelfs den eeuwenouden twist tusschen klassiek en modern.
A bas la Tragédiel" schreef Caliban (pseudoniem van Emile Bergerat).
Jules Lemaïtre geeft een zeer goed overzicht van de verschillende phaaen,
welke de zaak in den beginne dooi'iep, en den indruk, dien zij op het
publiek maakten. Hij stelt zich zelf voor als niets van les détaurs du
Sti'ail wetend.
Toen ik dus eag, dat de heer Claretie (de nieuwe directeur der comédie
Frangaise) in overleg met bet comitézich wenschte te ontslaan van Mlle
Dudlay, eea socié'aire, en daarenboven van een half dozijn pensionnwres,
wier zwijgend bestaan mij door die ukaze het eerst geopenbaard werd, dacht
ik: Best! Molières huis zal dan voortaan enkel geniale tooneelspelers
bezitten. Wie opruimt, kan niet te veel opruimen. Toch is dat besluit
wel Wilt bijzonder kras voor iemand als Claretie, wiens reputatie van
welwillendheid zoo algemeen erkend was. Als lammeren karakter willen
toonen! De slachtoffers des opruimers zullen wel wat leven maken,
dat kan grappig worden. Is eigenlijk Mile Dudlay wel zoo erg slecht?
't Ia waar dat zij de vonk van het genie mist, en haar accent is niet on
berispelijk ; maar zij bezit liefde voor hare kunst; zij is nauwgezet en
heeft mooie schouders. Is zij minder waard, dan drie jaar geleden, toen
het comitéhaar tot sociétnire benoemde ? Zij heeft veeleer vorderingen
gemaakt, langzame, zeer langzame vorderingen maar toch vorde
ringen. Er is inderdaad iets onbillijks, iets ruws in de verklaring van
onbruikbaarheid, waarmede men deze behoorlijke kunstenares treft."
Daarop liep het gerucht, dat de minister Goblet het plan had, het
be.iluit, door den administrateur der Comédie Frangaise genomen, te ver
nietigen. Onmiddellijk werd nn mijn impressie als publiek gewij
zigd." Zulk eene inmenging van het despotiek en ondeskundig gezag bovalt
raij volstrekt niet. Moet een politiek persoon over de verdienste der
kunstenaressen gaan beslissen? Het ia waar, drie jaar geleden is Mlle.
Dudlay tot socictaire benoemd. Toen heeft men zich dan vergist, dat is
alles. Is dat eene reden waarom zij nog tien jaar lang op het tooneel
in den weg zou moeten staan, en de plaats bezet houden tegenover jeug
dige talenten, die zich kunnen voordoen? Da minister van schoone
kunsten heeft niet het recht ons die hinderlijke tragédienne optedringen,
en al vergiste nu ds heer Claretie zich eens, dan was het nog voor zijn
eigen risico. De Comédie Frangaise zal nooit veel meer dan een huis*
houden van Jan Steen zijn, als de staat den administrateur niet de meest
mogelijke vrijheid van handelen laat."
Gelukkig voor Mlle. Dudlay is toen de heer Coquelin in het debat ge
treden, gevolgd door Delaunay, Got, Worms en het geheele comité, behalve
den braven Manbant. Zij hebben luide verklaard, dat als de minister
verder durfde gaan, zij hun ontslag zouden nemen. Deze houding der comédiens
en het gevoelen jegens hunne kunstzuster, dat er uit sprak, maakten op
mij een zeer slechten indruk. Ik gevoelde mg terstond weer overhellen
ten gunste van Mile. Dudlay en den minister Goblet, en ik dacht: ?
Dat verandert de zaak weder geheel en al. De heer Coquelin werkt be
slissend. Ik ben voor het slachtoffer, en hoewel zoo iets niet te beredeneeren
is, zou ik er toch redenen voor kunnen opgeven. Het sociéfaïre-schap ig
toch niet alleen uitgevonden voor de onvergelijkelijke artisten, voor de
sterren, die immers altoos zeldzaam zijn. Het dient ook voor de ver
dienstelijke en nuttige artisten, zonder welke het répertoire niet behoorlijk
zou kunnen gespeeld worden. Het sociéiasVe-schap is ook eene voorzorgs
instelling, gesticht om aan de leden, uitmuntende of vrij goede, een
onbezorgden ouden dag of een waarborg tegen het afnemen der publieke
gunst te verschaffen."
Maar daarenboven is er nog eene andere zijde van de quaestie. De
Comédie-Franraise geniet subsidie om het klassiek répertoire te spelen.
Als men nu mlle Dudlay wegzendt, kan men dan nog treurspelen opvoeren?
Neen; daar er, in de sombere dagen, die wij beleven, aan Let Theatre
Francais geen andere tragédienne is dan mlle Dudlay. Mlle Agar kan
de jeunes premières van het treurspel toch niet meer spelen; mme Sarah
Bernhardt doorloopt, ver van Molières huis, de zonderlingste banen dezer
eeuw; het Odéon bezit mlle Weber, die zoo schoone verwachtingen opwekt,
en houdt mlle Rousseil vast, maar wacht zich wel, die te doen optreden.
Er is niemand hier dan Dudlay en zij alleen. Men begrijpe wel, hoe ik
het bedoel. De Comédie Frangaise zou, als zij haar wegzond, zich, althans
voor vrij langen tijd, in de onmogelijkheid gesteld zien, hare plichten
jegens het publiek en den Staat te vervullen, en het werk te doen,
waarvoor zij betaald wordt. De conclusie ligt dan voor de hand ea ia
dringend."