De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 7 maart pagina 9

7 maart 1886 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

NQ. 454 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Wal bezitten wjj van da eene zijde spelen welke reiken van de schep» ping der wereld tot na de hemelvaart van Christus (Men vergelijke het Maastrichtsehe paaschspel, b. v. uitg. Moltzer, bij de nederduitsche voor beelden van Mone, Schauspiele des Miltelalters, en het overzicht van Gallee, Bedragen, enz. (dissertatie van 1873), die ook eene vergelijking met het engelsche mysteriespel aanroert.) Van de andere zijde aien wij ook in onze rederijkersfeesten bepaalde voorstellingen door bepaalde gilden zelfstandig gegeven; doch een tweede voorbeeld, gelijk dit Yorker handschrift ons biedt, is mij niet uit de letteren van het Vasteland bekend. In Engeland stond het niet op zich zelf. \V\j vinden van denzelfden tijd op dergelijken vrijen voet te zamen gebracht de Chester plays, de spelen Van Dublin, Newcastle, enz. Te York zelf werd een dergelijk werk als het onderhavige, genaamd LorcCs Prayer, een ander The Greed 21'iy getiteld enz. gespeeld; doch dezen zijn verloren gegaan. Natuurlijk waren de voorstellingen dor verschillende ambachten niet allen van dezelfde uitgebreidheid. Dat regelde zich naar het personeel waarover men kon beschikken en de kosten die men kon waken. Het boek op blz. 240 openslaande vinden wij dat The Cordeivnners 1) (Cordeliers, zeeldraaiers, lijnslagers) den hof der olijven en Gethsemane door negen s^ elers in 300 verzen lieten voorstellen. De kaartenmakers (enhtnuneurs, die te Brugge dikwerf met de schil ders overhoop lagen) stelden de schepping van Adam en Eva dour drie personages in 96 verzen voor. De kous-broekmakers (Iwseers) bezigden daarentegen 406 verzen, om de t;en plagen van Egypte en den tocht door de Roode Xee voor te stellen. Het Laatste Oordeel, door de handelaars in zijdewaren (mercers) ge speeld, besloeg zells 380 verzen. Mea heeft wel,, en- niet <>n onrechte, beweerd dat in de fransche mys teriespelen de invloed \. de geestelijkheid kan worden gevonden, ook toen de voorstellingen met-,- en meer in leeken-hauden waren overgegaan. Men ziet nog langen tijd de aanteekeningen over de mïse en scène in *t latijn aan de tooneelen toegevoegd. Ware dit een algemeen gekiend teeken der medewerking van de geestelijkheid, zoo heeft dene ook nog in de 15e eeuw de York plays ge leid, want men vindt herhaaldelijk aanwijzingen vuor de opvoering in de latynsche taal. Dit is echter te betwijfelen, gelijk wij zullen zien. Niet minder merkwaardig ia het gebruik van bet transch. Wij vindun bijvpoibeeld in 1378 eene rekening in de fransclie taal over d» kosten van deze voo'stellingen (bl. XXXI, vlgg.), a la pa;>ine des Oitz Pestours de corport: Cristi", hetgeen zeugen wil: voor het, feest -aal, praalwagens) van de bovengenoemde herders (bestuurders, pasteur s) , :n den optocht, genaam<i: het lichaam Christi. Uit het gebruik van het woord pasteur kau men ook tot eene directie dei' geestelijkheid besluiten. Iri 139D wordt er in 't fiansch rekening gc'-ouden over Ie juer (joueurs) et les pagentz (pageants, praal, wagens) de la iour (juur) de corpore Cristi", enz. Verder, wat nog meer is, was zelfs in do vijftiende eeuw de fransche doctorstitel vnor mysteriespelen gebruikelijk. Wij vindeu ten tijde van Hendrik VI een monnik die Docteur es mystere liturgicciue" wordt genoemd. Men zie daarover het uitgebreide, zeer zaakrijke, maar tevens naar <len vorm indigcste werk van Klein (G-eachicJtte des Drama's I, 71ü). Doch reeds sedert een [.aar eeuwen was list engelsche mysteriespel in handen van leeken overgedaan. liet oudste gehe-;l engolsche mysteriespel dagtcekent van het jaar 1270; zoodat mea kan besiuiten, dat toenm.tals de geestelijkheid al reeds door vele leeken vervangen was, al oefende zij ook daarbij haren invloed nog uit. Zij trachtte menigmaal de voorstellingen uit de gev;ijde geschie denis door leeken en buiten de kerk gegeven, af te schaffen, doch dezen handhaafden zich in Engeland krachtiger dun in Frankrijk of Nederland. 2) De vertooningen der York plays geschiedden op een aantal verschil lende stellages, langs markt, en straten daartoe opgericht. Somtijds worden twee vertooningen tegelijk op eene en dezelfde stel lage, of de eene na de andere uitgevoerd. Doch de Nederdaling van den heiligen Geest en andere voorstellingen vereischten bepaald een tooCeel van verschillende afdeelingeu. Verder bestaat er nog een reglement van 't jaar 1417, op welke hoeken Van straten, enz. er mocht en moest gespeeld worden. \Via eene of andere voorstelling voor zijn eigen huis wilde laten geven jnoest daarvoor bijzondere kosten betalen. Ook was het eene ernstige verplichting dat elke craft voor spelers zorgde, die talent hebben, goed gekleed zijn en luid spreken (goodplayers, well arayed, and openly spekyng)." Op hot luid voordragen legden zich velen toe om wel te worden verfetaan, soms met eene inspanning die aan de stem eenen ruwen klank gaf. Het schreeuwen als een heiden of eenen duivel was spreekwoordelijk geworden. De schrijver geeft blz. LVII een aantal plaatsen op, waar men toe spelingen op het scheeuwen van Pilatus en andere spelers van mysteriën kan terug vinden. Kortom, zoowel de tekst zelf als de studie daarop van Lucy Toulmin Smith levert eene reeks van belangrijke weinig bekende merkwaardigheden. 't Is eerst aan onzen tijd vergund de geschiedenis der zeden onzer voorouders weder ernstig op te vatten, en die der oorlogen wat te laten fusten. Dit werk opent ons daartoe een nieuwe bron. Het handschrift, waarna The ylays voor 't eerst zijn afgedrukt, was allereerst ter bewaring ia het klooster van Micklegate. Hier was tevens het aanvangspunt der gehe Ie voorstelling, sedert 1399. Sedert 1580 werd het boek niet meer bijgeschreven. Het kwam hoogstwaarschijnlijk in Landen der familie Fairfas Een lid van dit geslacht schonk het handschrift aan Thoresby, den schrijver van Ducatus Leodien* sis, 1716. Zie aldaar bl. 73. In 1764 werd het voor £ 1.1 Sh (? 12.60) openlijk verkocht, later bracht het £ 220.10 Sh. (f 264G?) op en in 1844 werd het voor & 305 (f 3660) overgedaan. Het kwam eindelijk in handen der overleden vaders van graaf Ashburnham. Deze zoon gaf het met edelmoedigheid ten af d i uk aan den schrijver Smith, door wien het met kostelijke noten werd voorzien. De uitgever drukte het op zwaar papier en bond het werk in rood bruin linnen met vergulde stempels en bovensnede. Dr. Paul. 1) To ITaastriclit leeft nog eouo familie Corilorwener. 2) In Italiëhad het onvjjfkoerde plaats. Toen de burgerij ongewijde voorstellin gen bogon te geven, trachtte de geestelijkheid daarbij werkzaam te worden. Mlle DUDLAY EN HET DECREET VAN MOSKOU. I. In Nederland zou het ontslag eener actrice aan de bladen waarschijnlijk geen stof tot hoofdartikelen leveren; in Franki ijk bevatten niet alleen de lichtzinnige couranten Figaro en Gnulois er artikelen over van haar geestigste medewerkers, maar zelfs het Journal des Debats, het deftige onder do deftigen, wijdt eerst een feuilleton aan Mlle Dudlay's verdiensten en daarna een hoofdartikel aan het decreet van Moskou. Het sreaehil gold eerst alleen het talent der actrice, het is daarna uit gebreid tot de verhouding der sociéiaires, de bevoegdheid van den mi nister, de instelling der comédie-Frangaise en haar doel, het decreet van Moskou en zelfs den eeuwenouden twist tusschen klassiek en modern. A bas la Tragédiel" schreef Caliban (pseudoniem van Emile Bergerat). Jules Lemaïtre geeft een zeer goed overzicht van de verschillende phaaen, welke de zaak in den beginne dooi'iep, en den indruk, dien zij op het publiek maakten. Hij stelt zich zelf voor als niets van les détaurs du Sti'ail wetend. Toen ik dus eag, dat de heer Claretie (de nieuwe directeur der comédie Frangaise) in overleg met bet comitézich wenschte te ontslaan van Mlle Dudlay, eea socié'aire, en daarenboven van een half dozijn pensionnwres, wier zwijgend bestaan mij door die ukaze het eerst geopenbaard werd, dacht ik: Best! Molières huis zal dan voortaan enkel geniale tooneelspelers bezitten. Wie opruimt, kan niet te veel opruimen. Toch is dat besluit wel Wilt bijzonder kras voor iemand als Claretie, wiens reputatie van welwillendheid zoo algemeen erkend was. Als lammeren karakter willen toonen! De slachtoffers des opruimers zullen wel wat leven maken, dat kan grappig worden. Is eigenlijk Mile Dudlay wel zoo erg slecht? 't Ia waar dat zij de vonk van het genie mist, en haar accent is niet on berispelijk ; maar zij bezit liefde voor hare kunst; zij is nauwgezet en heeft mooie schouders. Is zij minder waard, dan drie jaar geleden, toen het comitéhaar tot sociétnire benoemde ? Zij heeft veeleer vorderingen gemaakt, langzame, zeer langzame vorderingen maar toch vorde ringen. Er is inderdaad iets onbillijks, iets ruws in de verklaring van onbruikbaarheid, waarmede men deze behoorlijke kunstenares treft." Daarop liep het gerucht, dat de minister Goblet het plan had, het be.iluit, door den administrateur der Comédie Frangaise genomen, te ver nietigen. Onmiddellijk werd nn mijn impressie als publiek gewij zigd." Zulk eene inmenging van het despotiek en ondeskundig gezag bovalt raij volstrekt niet. Moet een politiek persoon over de verdienste der kunstenaressen gaan beslissen? Het ia waar, drie jaar geleden is Mlle. Dudlay tot socictaire benoemd. Toen heeft men zich dan vergist, dat is alles. Is dat eene reden waarom zij nog tien jaar lang op het tooneel in den weg zou moeten staan, en de plaats bezet houden tegenover jeug dige talenten, die zich kunnen voordoen? Da minister van schoone kunsten heeft niet het recht ons die hinderlijke tragédienne optedringen, en al vergiste nu ds heer Claretie zich eens, dan was het nog voor zijn eigen risico. De Comédie Frangaise zal nooit veel meer dan een huis* houden van Jan Steen zijn, als de staat den administrateur niet de meest mogelijke vrijheid van handelen laat." Gelukkig voor Mlle. Dudlay is toen de heer Coquelin in het debat ge treden, gevolgd door Delaunay, Got, Worms en het geheele comité, behalve den braven Manbant. Zij hebben luide verklaard, dat als de minister verder durfde gaan, zij hun ontslag zouden nemen. Deze houding der comédiens en het gevoelen jegens hunne kunstzuster, dat er uit sprak, maakten op mij een zeer slechten indruk. Ik gevoelde mg terstond weer overhellen ten gunste van Mile. Dudlay en den minister Goblet, en ik dacht: ? Dat verandert de zaak weder geheel en al. De heer Coquelin werkt be slissend. Ik ben voor het slachtoffer, en hoewel zoo iets niet te beredeneeren is, zou ik er toch redenen voor kunnen opgeven. Het sociéfaïre-schap ig toch niet alleen uitgevonden voor de onvergelijkelijke artisten, voor de sterren, die immers altoos zeldzaam zijn. Het dient ook voor de ver dienstelijke en nuttige artisten, zonder welke het répertoire niet behoorlijk zou kunnen gespeeld worden. Het sociéiasVe-schap is ook eene voorzorgs instelling, gesticht om aan de leden, uitmuntende of vrij goede, een onbezorgden ouden dag of een waarborg tegen het afnemen der publieke gunst te verschaffen." Maar daarenboven is er nog eene andere zijde van de quaestie. De Comédie-Franraise geniet subsidie om het klassiek répertoire te spelen. Als men nu mlle Dudlay wegzendt, kan men dan nog treurspelen opvoeren? Neen; daar er, in de sombere dagen, die wij beleven, aan Let Theatre Francais geen andere tragédienne is dan mlle Dudlay. Mlle Agar kan de jeunes premières van het treurspel toch niet meer spelen; mme Sarah Bernhardt doorloopt, ver van Molières huis, de zonderlingste banen dezer eeuw; het Odéon bezit mlle Weber, die zoo schoone verwachtingen opwekt, en houdt mlle Rousseil vast, maar wacht zich wel, die te doen optreden. Er is niemand hier dan Dudlay en zij alleen. Men begrijpe wel, hoe ik het bedoel. De Comédie Frangaise zou, als zij haar wegzond, zich, althans voor vrij langen tijd, in de onmogelijkheid gesteld zien, hare plichten jegens het publiek en den Staat te vervullen, en het werk te doen, waarvoor zij betaald wordt. De conclusie ligt dan voor de hand ea ia dringend."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl