Historisch Archief 1877-1940
io
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Fvo. 455
'trouwen verhaald, dat onze Dozy naar verdienste heeft geoordeeld.
Verraad baart verraad. Saueho werd voor Zarnora, waar bij zijiie zuster
UiTaea belegerde, vermoord. Hierdoor werden de kronen van Castilje en
Leon op het hoofd van Alfonso vereenigd, die in vrijheid was gesteld
en eene schuilplaats gezocht had bij Almamoem, koning van Toledo.
Ongetwijfeld had Alfonao Rodriguez vergifienis geschonken voor den aan
Sancho gegeven raad, want hij stemde toe in zijn huwelijk met zijne (S.'s)
nicht, Ximena, dochter vanDiego, graaf van Orviedo. Een latijnsch gedicht
van Ethelstan du Méril, het oudste document, dat men over den Cid
bezit, deelt mede, dat Rodriguez in den beginne even hoog in de gunst
van Alfonso stond, als zulks bij Sancho het geval was geweest, maar dat
de nijd en ijverzucht der hovelingen spoedig de welwillende gezindheid
des konings deden omslaan. "Wat er van zij, in 1081 werd Ruy Diaz ver*
bannen en hij begaf zich naar Joessoef al Montamin, te Saragossa, dien
iij hielp in zijne oorlogen tegen Saucho Hamirez, koning van Aragon eo
Berengarius, graaf van Barcelona.
De faam der heldenieiten van Rodriguez boreikte don Alfonso, dia
besloot den banneling terug te roepen, maar nieuwe laster leidde tot
eene andere verbanning, en Rodriguez kwam Joessoei al Montamin weder
om eene wijkplaats vragen, dien hij weder verliet om nog eens van de
gunsten zgns konings te genieten. Alfonso gaf hem verscheidene steden
en sterkten en het eigendom van alles wat hij op de Mooren zon kunnen
veroveren. Maar wat gebeurt er? Door een misverstand had de Cid
Zich niet ten bestemder tijde bij eene expeditie kunnen aansluiten, die de
koning tegen de Almoraviden, nieuwe sectarissen van Mehamed, die van
de boorden der Sahara afkomstig waren, ondernam, en hij was eens te meer
ten prooi aan de beschuldigingen zijner vijanden. Alfons verbande hem op
staaqden voet,ontnain hem zijne sterkten en kasteeien,en zette zijne vrouw en
dochters gevangen,die evenwel kort daarop weder in vrijheid werden gesteld.
Talrijke expedities, andere zegepralen troostten den banneling; nu voor
den eene, dan voor den andere in 't veld, zonder ooit zijn eigen be
lang uit het oog te verliezen, altijd daar waar buit te behalen was (?om
zijn biood te verdienen" zegt het oude gedicht, waarin hij de held is),
met evenveel nauwgezetheid van geweten op Christenen als op Mooren
aanvallende, moskeeën plunderende, zoowel als kerken, indien men
gelooven mag aan zekeren brief van den graaf van Barcelona, Berengarius,
verkreeg Ruy Diaz meer macht en rijkdommen dan Aifonso hom ontno
men had. Nog eens kwamen de koning en Rodriguez met elkander op
een goeden voet, maar zulks duurde weer niet lang. Na zijne troepen
met die des konings te hebben vereenigd en met hem de Almoraviden
te hebben bevochten, werd de Campeador weer verbannen en trok hij
zich terug in het kasteel van Pera, in de omstreken van Valencia, waarop
hij spoedig een begeerig oog sloeg. Na eene reeks van heldendaden,
wreedheden ea listen, waarvan wij de bijzondarheden, met verwijzing
op Dozy's prachtige Recherches sur VEspagne, kunnen voorbijgaan,
maakte hij zich van de stad meester. Toen regeerde Ruy Diaz als ko
ning. Het verlies dezer stad veroorzaakte den Mooren bittere smarten.
In de Chronïque générale vindt men de vertaling van een Arabisch vers,
waarin zulks levendig is uitgedrukt. De Cid kon verwachten, dat hij die
verovering niet behouden zou zonder nieuwen stiijd. Na schitterende
Zegepralen, leed hij eene nederlaag, die hem zooveel verdriet veroorzaakte,
dat de Arabische geschiedschrijvers er zijn dood, die in 1099 voorviel, aan
toeschrijven. De Cid had uit zijn huwelijk met Ximena, neen dochter van
Gormas, maar van Diego, graaf van Orviedo, een zoon, die in een gevecht
tegen de Mooren gedood werd, en wiens afstammelingen Valencia bewoon
den, en twee dochters Maria, gehuwd met Raymond III, graaf van Barcelona
en Christina, die Ramir huwde, infant van Navarra en heer van Moeroe.
Dit dezen echt werd Garcia Ramirez, koning van Navarre, geboren.
Zijne stoffelqke overblijfselen hadden weinig minder rust dan die van den
dapperen Jan den Blinde, of Cortez. Na veel omdwalen keerden zjj, in
1824, te San Pedro de Cardena, waar ze eerst waren neergelegd, terug;
vervolgens werden ze begraven in de kapel der AyuntimLnto van Burgo3
waar ze nog zijn. Wat en wie was nu eigenlijk die zoo beroemd gebleven
persoon ? Zulks is moeilijk te zeggen met de weinige contemporaine
documenten, die we over hem hebben. Dozy heeft een helder licht op
liet leven van den Campeador doen stralen, maar hij heeft het gedaan
volgens vijandelijke geschiedschrijvers; men kan ook veilig aannemen, dat
hij vaak te streng, ja zelfs onrechtvaardig tegenover hem is. Ons duukt
dat men door den haat heen van den Arabier, Jbn-Barram, dien Dozy
beeft vertaald, een grooter een heldhaftiger karakter opmerkt, dan de
geleerde vertaler doet uitkomen. De macht van dezen tyran zegt
?Jbn Barram werd grooter en grooter. Men heeft mij verteld dat hij
gezegd heeft: Ons land is onder een Rodriguez veroverd, maar een
andere Rodr.guez zal bet bevrijden." Die woorden vervulden aller harten
met schrik. En toch was die man, de geesel van zijn tijd, door zij a e
liefde tot den roem, de voorzichtige vastheid van zijn karakter en zijn
heldenmoed, een mirakel van den Heer! De zegepraal volgde altijd het
vaandel van Rodriguez; dat God hem vloekei"
De documenten van Spaanschen oorsprong en van ouden datum, den
Gid betreffende, zijn zeldzaam, zoo zeldzaam, dat terwijl sommige geschied
schrijvers, zonder eenig voorbehoud, alle legenden, die in de verbeelding
van 't volk geschiedenis waren, aannamen. Masden zoover ging van het
bestaan van den held te loochenen. Men moet toegeven, dat geen enkele
Spaansche kionijk uit de lle oi 12e eeuw Ruy Diaz noemt, maar toch
wordt er in de 12e eeuw melding van hem gemaakt in eene kronijk,
die in 't Zuiden van Frankrijk is geschreven en waarin onder dato
1099 de duod van graaf Rodriguez te Valencia wordt vermeld, als
eene oorzaak van rouw voor de Christenen en van groote vreugde voor
de ongeloovigen. Daarbij moet men voegen, het huwelijks-contract van
Rodriguez en Ximena en het fragment van het bovenvermelde gedicht
van E» h. du MériL
De Kronijken die over den Cid spreken, zijn van nieuweren datum. Men
heeft de Gcsta Roderici Campidocti, door Risco ontdekt en uitgegeven,
f?at vóór 1238 kon zijn gemaakt; de Ktonijk vt-n den Cid, die slechts
eea variant is van eua gedeelte der iilge>neene Kionijif, toegeschreven
aan Alfonso X; en eindelijk deze Kronijk zelf. Deze beide werken mo««
ten voorafgegaan zijn door Yeesten, het eene al.even onvolledig.al» het
andere en van daar uit moest eu koa het romantische element zien in da
geschiedenis van den Cid verspreiden.
De faam van den Cid groeide spoedig aan Alfonso X zelf stelde
een grafschrift voor hem op. Het kruis dat hij op zijne borst droeg,
werd langen tijd m'et de grootste zorg bewaard,'en de Koningen van
Castilje beten het halen wanneer ze ten oorlog trokken. Men deed be«
devaarten naar het graf van den Campeador, men vertelde van mirake
len Dit vertrouwen op hem bestond nog en levendiger dan ooit
in de XVI eeuw en Philips II verzocht om de heiligverklaring van
Ruy Diaz, zonder er zich om te bekreunen, wat de advocaat des duivel*
zou kunnen vertellen.
't Is vooral aijne serie liefdesgeschiedenissen, die zich snel weg baande.
Indien het voorgaande den lezer belang heeft ingeboezemd, zullen we
spoedig eens onderzoeken hoe zo is ontstaan en hoe ze zich ontwikkeld
heeft, in welken staat ze b.v. bij Corneille ia aangekomen en wat hjj
ervan heeft weten te maken.
By voorbaat moeten we echter de opmerking maken, dat men die
interessante fictie op eene lijn moet istellen met Beiling, Blondel, Willem
Teil en zooveel anderen, die den historicus zoo dikwijls de handen tol
gegeven en het leven zuur gemaakt hebben.
Menigeen, Damas-fcünard b. v., klemt zich vast aan de fabels van de
romance, wil nog maar niet afzien van het vermaarde duel met den graaf
de Gorrnas, noch van het huwelijk met Ximena Gotnez, noch van de
liefdylte en treffende episodes dezer poëtische jeugd. Liever' 4an niet te
gelooven aan de teedere Ximena en gecontrariè'erd door de sporen eener
andere Ximena, wier huwelijksakte bestaat, geeft men hem liever twee
vrouwen van denzelfden naam. Ten opzichte van het beroemde paard
Babieca, wiens lang-levendheid toch wel een beetje moeielijk te verklaren
is, veronderstelt Hinard ook, dat hij meerdere paarden van denzelfdea
naam gehad heeft.
't Is waar men toont ook twee graven van Ximena, een te San Juan
de Ui Pera, het andere te San Pedro de Gardes s, maar in 't eene moet
men eene haast verschoonbare fopperij zien ter wille der bewondering,
welke de Spanjaarden voor hun held koesteren. De monniken van San
Pedro de Cardena beweerden wel, dat ze in hunne kerk de overblijfselen
van al diegenen bewaar.len, welke in 't leven van den Cid eene rol gespeeld
Ladden, het paard zelfs was in 't kerkportaal begraven. Men bewaard»
wel in de kerk van Santa Maria de Sales in een graftombe de hoofden
der 7 infanten van Lara. In 1579 werd ze geopend en men vond er
niets in, om de simpele redeu dat de 7 kindereu van Rodriguez de Lar»
nooit bestaan hebben. Aben-Hsaa.
MIJN LEÜTEDROOM,
Aan Sicca.
Wel ligt nog op de velden ;
U et viokkig winterkleed,
Wel weven nog geen Zeiirg
Aan Lento's bloemtapaat: ?
Toch zie ik in mijn dvootnea
Op rozige' achtergrond
Aires de Lente tronen
Met al haar bloemen bont.
En in haar lustwaranden
Wandelt mij a Liefde zacht»
En drinkt de bloemenzielen
In zwoelen sterrennacht.
Voor hare schreden zweven
Een bonte vlindervlucht ?
Gedachten aan 't verleden,
Aan lach, aan kus, aan zacht
fcn waar in de serinfen
e nachtegaal zoo teer
Verliefd zijn liedren jubelt,
Daar knielt zij lachend neer.
i)au klinkt er in mijn ziele
Een rytmisch liedrental;
Ik zoek vergeefs, hoe ik ze
In woorden brengen zal;
Zoo hemelsch of een Engel
't Mysterie openbaart,
ft Mysterie van de Liefde,
Sinds eeuwen reeds bewaard.
T. Piuim.
INHOUD VAN"TÏJDSCHRIFTEN.
Spectator, 13 Maart.
Berichten en mededeellngen (Akedemiebericht; Hoogcr OfdanriJa in de godsdienst
geschiedenis in Frankrijk). Naar aanleiding van de inwjjding der Utrecntsoun
aksdemie in 1636, dour dr. W. P. C. Knuttel. Wenzelburger» tweede deel, door prot
P. L. Muller. De nachtwacht-kopie in de Nat gallery, door A.Brndiua.
Perziiehfl tooneeletukken, door dr. M Th. Houtsma. Letterkundige kroniek, door Wolf
gang f Woltor», Een artistiek klaverblad; Sproken euz. uit de mid lelseawen, door H.
C. Bogge; Indische typen, door Uilnens). Vlu^maren (Büdwdjjk, Baaka), doatffla*
nor, Jflaat: Gro diveisuerzitiuug. Mutie Eeucueiutu,
PortefiiiHh, 18 Maart.
Tuc» . de Ster, Hulde aan Kunstenaars of aan Kunstenmaker». Salvt, Talm»
hiiuser E. Wagner. S»lve, Nedeilancische Toonkunaienaararereeniging, Concert
van Teresiaa Tua en Max van de Sandt. X. O.. Concert van den Hr. Edn»rd
Zeldersrust. A. Reyfling, Schilderijen-Tentoonstelling in de zalen der International*
Kunst-ereemgiug. E. Biitner Kas, Gteehichte der Renaissance in Frankreico, TOB
Wi.helm Lübcke. Da hei-r Lofl'eit, Je Tuuneelkritiok en de Koninklijke Ver«eni«
ging bet Nederlandach Tuoneei. Lezing van iPyot Kenson ever Taikö» «n GriW