De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 14 maart pagina 10

14 maart 1886 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

io DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Fvo. 455 'trouwen verhaald, dat onze Dozy naar verdienste heeft geoordeeld. Verraad baart verraad. Saueho werd voor Zarnora, waar bij zijiie zuster UiTaea belegerde, vermoord. Hierdoor werden de kronen van Castilje en Leon op het hoofd van Alfonso vereenigd, die in vrijheid was gesteld en eene schuilplaats gezocht had bij Almamoem, koning van Toledo. Ongetwijfeld had Alfonao Rodriguez vergifienis geschonken voor den aan Sancho gegeven raad, want hij stemde toe in zijn huwelijk met zijne (S.'s) nicht, Ximena, dochter vanDiego, graaf van Orviedo. Een latijnsch gedicht van Ethelstan du Méril, het oudste document, dat men over den Cid bezit, deelt mede, dat Rodriguez in den beginne even hoog in de gunst van Alfonso stond, als zulks bij Sancho het geval was geweest, maar dat de nijd en ijverzucht der hovelingen spoedig de welwillende gezindheid des konings deden omslaan. "Wat er van zij, in 1081 werd Ruy Diaz ver* bannen en hij begaf zich naar Joessoef al Montamin, te Saragossa, dien iij hielp in zijne oorlogen tegen Saucho Hamirez, koning van Aragon eo Berengarius, graaf van Barcelona. De faam der heldenieiten van Rodriguez boreikte don Alfonso, dia besloot den banneling terug te roepen, maar nieuwe laster leidde tot eene andere verbanning, en Rodriguez kwam Joessoei al Montamin weder om eene wijkplaats vragen, dien hij weder verliet om nog eens van de gunsten zgns konings te genieten. Alfonso gaf hem verscheidene steden en sterkten en het eigendom van alles wat hij op de Mooren zon kunnen veroveren. Maar wat gebeurt er? Door een misverstand had de Cid Zich niet ten bestemder tijde bij eene expeditie kunnen aansluiten, die de koning tegen de Almoraviden, nieuwe sectarissen van Mehamed, die van de boorden der Sahara afkomstig waren, ondernam, en hij was eens te meer ten prooi aan de beschuldigingen zijner vijanden. Alfons verbande hem op staaqden voet,ontnain hem zijne sterkten en kasteeien,en zette zijne vrouw en dochters gevangen,die evenwel kort daarop weder in vrijheid werden gesteld. Talrijke expedities, andere zegepralen troostten den banneling; nu voor den eene, dan voor den andere in 't veld, zonder ooit zijn eigen be lang uit het oog te verliezen, altijd daar waar buit te behalen was (?om zijn biood te verdienen" zegt het oude gedicht, waarin hij de held is), met evenveel nauwgezetheid van geweten op Christenen als op Mooren aanvallende, moskeeën plunderende, zoowel als kerken, indien men gelooven mag aan zekeren brief van den graaf van Barcelona, Berengarius, verkreeg Ruy Diaz meer macht en rijkdommen dan Aifonso hom ontno men had. Nog eens kwamen de koning en Rodriguez met elkander op een goeden voet, maar zulks duurde weer niet lang. Na zijne troepen met die des konings te hebben vereenigd en met hem de Almoraviden te hebben bevochten, werd de Campeador weer verbannen en trok hij zich terug in het kasteel van Pera, in de omstreken van Valencia, waarop hij spoedig een begeerig oog sloeg. Na eene reeks van heldendaden, wreedheden ea listen, waarvan wij de bijzondarheden, met verwijzing op Dozy's prachtige Recherches sur VEspagne, kunnen voorbijgaan, maakte hij zich van de stad meester. Toen regeerde Ruy Diaz als ko ning. Het verlies dezer stad veroorzaakte den Mooren bittere smarten. In de Chronïque générale vindt men de vertaling van een Arabisch vers, waarin zulks levendig is uitgedrukt. De Cid kon verwachten, dat hij die verovering niet behouden zou zonder nieuwen stiijd. Na schitterende Zegepralen, leed hij eene nederlaag, die hem zooveel verdriet veroorzaakte, dat de Arabische geschiedschrijvers er zijn dood, die in 1099 voorviel, aan toeschrijven. De Cid had uit zijn huwelijk met Ximena, neen dochter van Gormas, maar van Diego, graaf van Orviedo, een zoon, die in een gevecht tegen de Mooren gedood werd, en wiens afstammelingen Valencia bewoon den, en twee dochters Maria, gehuwd met Raymond III, graaf van Barcelona en Christina, die Ramir huwde, infant van Navarra en heer van Moeroe. Dit dezen echt werd Garcia Ramirez, koning van Navarre, geboren. Zijne stoffelqke overblijfselen hadden weinig minder rust dan die van den dapperen Jan den Blinde, of Cortez. Na veel omdwalen keerden zjj, in 1824, te San Pedro de Cardena, waar ze eerst waren neergelegd, terug; vervolgens werden ze begraven in de kapel der AyuntimLnto van Burgo3 waar ze nog zijn. Wat en wie was nu eigenlijk die zoo beroemd gebleven persoon ? Zulks is moeilijk te zeggen met de weinige contemporaine documenten, die we over hem hebben. Dozy heeft een helder licht op liet leven van den Campeador doen stralen, maar hij heeft het gedaan volgens vijandelijke geschiedschrijvers; men kan ook veilig aannemen, dat hij vaak te streng, ja zelfs onrechtvaardig tegenover hem is. Ons duukt dat men door den haat heen van den Arabier, Jbn-Barram, dien Dozy beeft vertaald, een grooter een heldhaftiger karakter opmerkt, dan de geleerde vertaler doet uitkomen. De macht van dezen tyran zegt ?Jbn Barram werd grooter en grooter. Men heeft mij verteld dat hij gezegd heeft: Ons land is onder een Rodriguez veroverd, maar een andere Rodr.guez zal bet bevrijden." Die woorden vervulden aller harten met schrik. En toch was die man, de geesel van zijn tijd, door zij a e liefde tot den roem, de voorzichtige vastheid van zijn karakter en zijn heldenmoed, een mirakel van den Heer! De zegepraal volgde altijd het vaandel van Rodriguez; dat God hem vloekei" De documenten van Spaanschen oorsprong en van ouden datum, den Gid betreffende, zijn zeldzaam, zoo zeldzaam, dat terwijl sommige geschied schrijvers, zonder eenig voorbehoud, alle legenden, die in de verbeelding van 't volk geschiedenis waren, aannamen. Masden zoover ging van het bestaan van den held te loochenen. Men moet toegeven, dat geen enkele Spaansche kionijk uit de lle oi 12e eeuw Ruy Diaz noemt, maar toch wordt er in de 12e eeuw melding van hem gemaakt in eene kronijk, die in 't Zuiden van Frankrijk is geschreven en waarin onder dato 1099 de duod van graaf Rodriguez te Valencia wordt vermeld, als eene oorzaak van rouw voor de Christenen en van groote vreugde voor de ongeloovigen. Daarbij moet men voegen, het huwelijks-contract van Rodriguez en Ximena en het fragment van het bovenvermelde gedicht van E» h. du MériL De Kronijken die over den Cid spreken, zijn van nieuweren datum. Men heeft de Gcsta Roderici Campidocti, door Risco ontdekt en uitgegeven, f?at vóór 1238 kon zijn gemaakt; de Ktonijk vt-n den Cid, die slechts eea variant is van eua gedeelte der iilge>neene Kionijif, toegeschreven aan Alfonso X; en eindelijk deze Kronijk zelf. Deze beide werken mo«« ten voorafgegaan zijn door Yeesten, het eene al.even onvolledig.al» het andere en van daar uit moest eu koa het romantische element zien in da geschiedenis van den Cid verspreiden. De faam van den Cid groeide spoedig aan Alfonso X zelf stelde een grafschrift voor hem op. Het kruis dat hij op zijne borst droeg, werd langen tijd m'et de grootste zorg bewaard,'en de Koningen van Castilje beten het halen wanneer ze ten oorlog trokken. Men deed be« devaarten naar het graf van den Campeador, men vertelde van mirake len Dit vertrouwen op hem bestond nog en levendiger dan ooit in de XVI eeuw en Philips II verzocht om de heiligverklaring van Ruy Diaz, zonder er zich om te bekreunen, wat de advocaat des duivel* zou kunnen vertellen. 't Is vooral aijne serie liefdesgeschiedenissen, die zich snel weg baande. Indien het voorgaande den lezer belang heeft ingeboezemd, zullen we spoedig eens onderzoeken hoe zo is ontstaan en hoe ze zich ontwikkeld heeft, in welken staat ze b.v. bij Corneille ia aangekomen en wat hjj ervan heeft weten te maken. By voorbaat moeten we echter de opmerking maken, dat men die interessante fictie op eene lijn moet istellen met Beiling, Blondel, Willem Teil en zooveel anderen, die den historicus zoo dikwijls de handen tol gegeven en het leven zuur gemaakt hebben. Menigeen, Damas-fcünard b. v., klemt zich vast aan de fabels van de romance, wil nog maar niet afzien van het vermaarde duel met den graaf de Gorrnas, noch van het huwelijk met Ximena Gotnez, noch van de liefdylte en treffende episodes dezer poëtische jeugd. Liever' 4an niet te gelooven aan de teedere Ximena en gecontrariè'erd door de sporen eener andere Ximena, wier huwelijksakte bestaat, geeft men hem liever twee vrouwen van denzelfden naam. Ten opzichte van het beroemde paard Babieca, wiens lang-levendheid toch wel een beetje moeielijk te verklaren is, veronderstelt Hinard ook, dat hij meerdere paarden van denzelfdea naam gehad heeft. 't Is waar men toont ook twee graven van Ximena, een te San Juan de Ui Pera, het andere te San Pedro de Gardes s, maar in 't eene moet men eene haast verschoonbare fopperij zien ter wille der bewondering, welke de Spanjaarden voor hun held koesteren. De monniken van San Pedro de Cardena beweerden wel, dat ze in hunne kerk de overblijfselen van al diegenen bewaar.len, welke in 't leven van den Cid eene rol gespeeld Ladden, het paard zelfs was in 't kerkportaal begraven. Men bewaard» wel in de kerk van Santa Maria de Sales in een graftombe de hoofden der 7 infanten van Lara. In 1579 werd ze geopend en men vond er niets in, om de simpele redeu dat de 7 kindereu van Rodriguez de Lar» nooit bestaan hebben. Aben-Hsaa. MIJN LEÜTEDROOM, Aan Sicca. Wel ligt nog op de velden ; U et viokkig winterkleed, Wel weven nog geen Zeiirg Aan Lento's bloemtapaat: ? Toch zie ik in mijn dvootnea Op rozige' achtergrond Aires de Lente tronen Met al haar bloemen bont. En in haar lustwaranden Wandelt mij a Liefde zacht» En drinkt de bloemenzielen In zwoelen sterrennacht. Voor hare schreden zweven Een bonte vlindervlucht ? Gedachten aan 't verleden, Aan lach, aan kus, aan zacht fcn waar in de serinfen e nachtegaal zoo teer Verliefd zijn liedren jubelt, Daar knielt zij lachend neer. i)au klinkt er in mijn ziele Een rytmisch liedrental; Ik zoek vergeefs, hoe ik ze In woorden brengen zal; Zoo hemelsch of een Engel 't Mysterie openbaart, ft Mysterie van de Liefde, Sinds eeuwen reeds bewaard. T. Piuim. INHOUD VAN"TÏJDSCHRIFTEN. Spectator, 13 Maart. Berichten en mededeellngen (Akedemiebericht; Hoogcr OfdanriJa in de godsdienst geschiedenis in Frankrijk). Naar aanleiding van de inwjjding der Utrecntsoun aksdemie in 1636, dour dr. W. P. C. Knuttel. Wenzelburger» tweede deel, door prot P. L. Muller. De nachtwacht-kopie in de Nat gallery, door A.Brndiua. Perziiehfl tooneeletukken, door dr. M Th. Houtsma. Letterkundige kroniek, door Wolf gang f Woltor», Een artistiek klaverblad; Sproken euz. uit de mid lelseawen, door H. C. Bogge; Indische typen, door Uilnens). Vlu^maren (Büdwdjjk, Baaka), doatffla* nor, Jflaat: Gro diveisuerzitiuug. Mutie Eeucueiutu, PortefiiiHh, 18 Maart. Tuc» . de Ster, Hulde aan Kunstenaars of aan Kunstenmaker». Salvt, Talm» hiiuser E. Wagner. S»lve, Nedeilancische Toonkunaienaararereeniging, Concert van Teresiaa Tua en Max van de Sandt. X. O.. Concert van den Hr. Edn»rd Zeldersrust. A. Reyfling, Schilderijen-Tentoonstelling in de zalen der International* Kunst-ereemgiug. E. Biitner Kas, Gteehichte der Renaissance in Frankreico, TOB Wi.helm Lübcke. Da hei-r Lofl'eit, Je Tuuneelkritiok en de Koninklijke Ver«eni« ging bet Nederlandach Tuoneei. Lezing van iPyot Kenson ever Taikö» «n GriW

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl