Historisch Archief 1877-1940
4
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 455
ie alles ook goed, zelfs wanneer eeu buitenlander een alleroor
verscheurendate speech houdt, moet men die mooi vinden ook; maar was ik wel
g«noodigd? Of heb ik entree betaald? Ik weet toch zeker dat ik ?0.30
voor een programma heb moeten neerleggen.
Wat het welgemeende van de rede aangaat, ik heb er niet aan ge
twijfeld, maar dat neemt niet -weg, dat het mij toch aangt mam zou ge
weest z\jn, hetzelfde, in goed Hollandsen overgezet, te hooren. Wanneer
men niet kan spreken in het Hollandsen, dan wage men er zich niet
aan, maar spreke in de taal, die men kent, en kan men in het geheel
niet spreken, dan houde men zijn mond. Daarom nogmaals: Si
tacuisses!" Hiermede stap ik van dit onderwerp af. Het spijt mij voor den
vrlendelijken schrijver, dat, al maakt het bovenstaande geen aanspraak
op een geestigheid, waaraan het recht kan worden ontleend om het te
laten drukken, het toch ter perse gaat. Eilieve kent gij het: Aan
iedereen," van De GénestetV Zoo niet, lees het dan eens, gij kunt er uw
Toordeel meedoen.
Reods dagen lang verkondigden aanplakbiljetten aan alle beplakbare
muren in Utrecht's grijze veste, dat Maai.dag 8 Maart de dag was, waar
op Utrechts burgerij vergast (ge ziet ik neem het woord van den schrijver
van het Woordje over) zou worden op een uitvoering vau de vereeniging
het Utrechtsche Studententooneel. E»A. uitvoering, dit even ajs alle «orige,
zoowel door den inhoud der op te voeren stukken, als door' het spel een
aaogenamen avond beloofde. En die belofte, zjj is gehouden ook. Opge
voerd zouden worden: Do Nachtwacht, naar Köraer, zeer Verdienstelijk
door den Heer M. v. Rossem, ab aetis der vereeniging, vertaald, Buiten
Werken, een allergeestigste tooneelschets, door den praesese J. NolstTr
nitégemaakt en Eer of Liefde, aan de p<jn van denzJfdeu schrijver
ontvloeid, een comisehe tragoodte, aan Ie Gid van Corneille ontleend.
Ifc mocht van geluk spreken, dat ik Zaterdag bij hbt bespreken der
plaatsen nog in het vierde amphitheater terecht kwam, want menigeen
kon huiswaarts keeren zonder plaats gevonden te hebben.
Ondei het spelen van het lo vivat", dat natuurlijk staande werd aan
gehoord, ging het scherm op. Het tooneel vertoont een woud, iu het
'midden waarvan Eich Benige heereu in rok en witte das ophielden, die
met klaks (zeven of acht heeren ieder met een klak, schrijver van Een
^voordje, ziet ge wel dat het toch uiet zoo erg vreemd is, dat ook mijn
vriend Karel een klak heeft) onder den arm het einde van dep aaug,
want welk student hoort het lo Vivat!" spelen zonder het van ganscher
harte mee te zingen afwachtten, om zich daarna van hun taak, het in
ontvangst te nemen van een vaandel, te kwijten. Gij ziet, de ziekte is nog
niet geweken, maar dit is zeker, als er een vereeniging is, die een vaan
del verdiende, dan was het het Utrechtsch studententooneel en dat een
ieder daar zoo over denkt, het volgt uit het applaudissement dat de slot
woorden van de uitstekend^ red-' der presidente van de
Vaandelcomniissie, Mej. Overbeek de Meier: ..Leve het Utrechtsch Studententooneel!"
mochten verwerven. Het antwoord van den presiduit der vereeniging
was hartelijk en al mocht het een klein oogen lik ook haperen,
toch zou ik huo nooit: Si taouisses!" toeroepen, want ik ben
er van overtuigd, dat hij uitstekend spreken kan, msiar dat het voor
hem een zware taak was dien avond, daar twee stukken van zijne h ,nd
hun première beleefden. Twee stukken, uitmuntende door den geest, die
er uit spreekt, door echten, vroolijken studentengeest, twee stukken, die
een welverdienden bijval mochten verwerven, die hut drukken
overwaardig zijn (dus heel anders dan mijne van geest ontbloote brieven).
Het vaandel was in bezit genomen en voor op het tooneel geplaatst,
fanfares hadden het verkondigd. De eerste lauwerkrans was er door den
heer Van Sorgeu aangehangen; het gordijn was gevallen, de dames der
vaandelcommissie naar hun plaatsen op het balcon geleid, het eerste
stuk zal beginnen. De inhoud van Körner's stukje is algemeen bekend.
Vooral de rollen van Kwartel en den Nachtwacht werden uitstekend
vervuld. Sijs speelde goed, maar zijn gebaren waren nog wat stijf, zelfs
voor de rol, die hij vervulde, eene rol, die in deze woorden lag opge
sloten: Ik heet wel Sijs, maar was toch nooit een vroolijke Sijs," een
brave Hendrik was bij zijn braafheid nog een zondaar, van daar dan
ook dat Sijs steeds boetpredikaties houdt en ook niet dadelijk toebijt
als Kwartel hem voorstelt Koosje te schaken, ja zelfs op het laatste
oogenblik nog terug wil treden.
Het tweede stuk Buitenwerken" noopte ons tot de reis naar het dorp
Zwabberreen, een plaatsje nabij Utrecht, waarheen een student in de
rechten, van Haemstede geheeten, de toevlucht genomen heeft, om beter
dan in Utrecht te kunnen werken. Hij vangt aan met een bespiegeling,
waarvan het slot is, dat hij hoopt dat de professoren over eenigen tijd,
wanneer hij komt oni examen te doen, eenparig zullen zeggen:
Al wat in Diepliiüs staat ia in dat hoofd gevaren."
Nauw is zijn besluit genomen om dien dag het eerste deel van dien
schrijver door te werken, of zijn hospita komt hem van zijn werk afhouden,
met vreeselijke verhalen van hetgeen zij in de krant heeft gelezen. Haar idee
van een werkstaking ontvouwende zegt zij: dat zoodra een knecht van zijn
baas gedaan heeft gekregen, deze onmiddelijk alleen een werkstaking gaat
beginnen en dat zoodra er een troep van zulke werkatakers bijeen is, deze
een meeting (spr. ee) gaan houden, maar een van de ergste dingen is die
geschiedenis van Kuiper c. s., die als paneelzagers verkleed de Nieuwe
Kerk in Amsterdam zijn binnengedrongen en, God weet, hoe er weer
uitkomen zullen.
Nadat hij eindelijk van haar verlost is en reeds besloten heeft zich voor
dien dag maar tot de helft van het eerste deel te bepalen, komt zijn
oom van Haemstede hem bezoeken^ bij wien hij, volgens een uitdrukking
van dien Heer, pingelt" om een bijdrage voordea. s. maskerade, waartoe
deze ook, indien tante haar toestemming niet onthoudt, wel wil overgaan.
Nadat oomlief vertrokken is, komt een vriend, die in de medicijnen
studeert en op een der dames van Haemstede, dochter van den oom, die
juist heengegaan is, verliefd is, ook ophopen. Hij is de dames nagereisd
en denkt over een schaking om met haar, die hij bemint, vereenigd te
worden, een middel dat zijn vriend banaal en bovsndien ouderwetsoh
noemt. Toevallig komen de dames een oogenblik daaina ook even bij
neef kijken. Zij verliezen een weddenschap, over de kleur der baren van
de oude Germanen aangegaan, die volgens haar blond zouden geweest
zijn. Tot loon eischen de winners een kus van ieder der dames, die be
sluiten dat deze zal worden uitgereikt, maar dat de beeren vooraf
gablinddoekt moeten zijn. Dit geschiedt, zij worden rondgedraaid, vallen
in de armen van de schoone, naar wier kus zij smachten.... Ach neinf
das wiir zu schön gewesan, das hat nicht sollen sein.
Zij vallen in elkanders armen en zien zich dus in hun hoop bedrogen.
De dames hebben intusschen de plaat gepoetst en ook de heer v.
Nieuvvenhuizen besluit te vertrekken, terwijl v. Haemstede weer aan het werk
tijgt, na besloten te hebben, de eerste 30 bladzijden te bewerken. Nauw
is hij bezig of de zoon zijner hospita komt hem verzoeken in een stuk
dat door de rederijkerskamer: Ons nut en ons genoegen" zal worden
opgevoerd, een rol te willen vervullen. Het stuk is een grootseh drama
in 20 bedrijven, getiteld: Het vitriool of de wraak eener beleedigde
vrouw". De schets door den president (den bezoeker) der Kamer van
dit drama gegeven, is zoo geestig, dat ik het haast niet waag, die te her
halen. In het eerste bedrijf een vreeselijke moordhistorie: een vrouw,
die een zelfmoord pleegt op haar eisen man en daar staat met een kind
op den arm, een kiad dat tot vrouw opgewassen, eenmaal de beleedigde
vrouw zal worden.
In het tweede bedrijf krijgt men de ontmoeting met den lateren beminde,
een zekeren prins, in het derde beminnen beide elkander, in het vierde,
vijfde, zesde, zevende en achtste bekoelt die wederzijdsche liefde weer,
in het negende wil zij hem hebben, in het tiende wil hij haar hebben,
in het elfde zij hem niet, in het twaalfde hij haar niet enz., in het zeven
tiende wil hij haar hebben, in het achttiende willen zij elkander weer
hebben en besluiten te trouwen, maar in het negentiende verlaat hjj haar
en huwt met een ander, uit wraak werpt zji hem een flesch vitriool ia
het gezicht. De president verzoekt, na deze korte beschrijving, die gepaard
gaat met citaten uit hot overschoone drama, aan van Haemstede de rol
van den prins te willen creëeren. In plaats van sterk vitriool zal slechts
een verdunde oplossing gebruikt worden, en zijn talent staat van Haem
stede voortdurend ten dienste.
Onbegrijpelijk komt het hem voor, dat een student, iemand, die geen
gevest gde positie heeft, voor zooveel eer bedankt, en er bovendien tegen
op ziet, om voor de kunst, waarvoor hij zoo gepensioneerd" is, zich het
gezicht te doan branden, 't Is domtnage, maar hij hoopt toch dat v. H.
nog zal toestemmen als men in plaats van vitriool eens inkt nam. Met
veel moeite wordt de heer Biljart, president enz. verwijderd, na nog ver
zekerd te hebben dat hij de kennismaking bepaald als een avantaasie"
beschouwt. Nog geen tv.qe minuten later, v. H. heeft nauw den tijd gehad
zijn boek op te nomen of drie vrienden komen hem afhalen om mee naar
Utrecht te gaan daar hij (jurist) lid van don Senaat is geworden voor de
theoio<.'isc)jüfaculteit. Hij is echter zoo ijverig dat hij niets hoort of ziet,
totdat eindelijk zijn hospita met vreest-lijk misbaar komt verkondigen dat
er brand is in het dorp, waarom hij besluit maai- mee te gaan en het
buitenwerken er aan te geven.
De parodie op den Cid mocht in alle opzichten goed geslaagd heeten.
De beide vrouwenrollen, evenals die in het 2e stuk door heeren vervuld,
waren uitmuntend bezet. De geschiedenis van de beleediging van Rodrigo's
vader don Diego en den dood van don Gomez door Eodrigo'a hand, de
eed van Chimene, door Gomez' dochter, dat zij in geen anderen doek haar
neus meer zou snuiten dan in dien, welken zij in het bloed haars vadera
gedoopt had, de beschouwingen van Elvire, Chimene's goevernante, zij
getuigen van tact, de hoofdmomenten uit den Cid zijn zoo bespottelijk
voorgesteld, dat zelfs de schrijver van een woordje er niet veel op zal
kunnen afdingen.
Het denbeeld om Chimene en Elvire een banier te doen vervaardigen
en die aan het leger, dat onder aanvoering van Rodrigo de Mooren zal
gaan bestrijden, te doen schenicen, was met het oog op de pas gekregen
banier zeer gelukkig, hoewel de schrijver van eert woordje waarschijnlijk
iets tegen de toespeling op het vervaardigen bij Arbeid Adelt in den
Haag zal hebben, iets dat m. i. zeer geestig is te pas gebracht, want
Zoo'n tapisaeriewerjj ia voorwaar een plaag,
Van daar dat dit vaandel gemaakt is
Bij Arbeid Adelt in den Haag.
Was de Maandagavond genoeglijk doorgebracht, het bal op Dinsdag
was niet minder pleizierig: tal van dansende paren vulden de groote
consertzaal van het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen en nu
speet het mij niet te kunnen dansen, want gaarne had ik weer rond ge
sprongen, maar
Dai war zn schön gewesen
Dag nat nicht sollen sein,
0. V. 't Sticht.
KUNST.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Stadsschouwburg: Prins Zilah. De Schoolrydster,
Mat Plezier l
Eenige mannen van grooten naam schrijven tegenwoordig zeer dikwjjls,
in hunne weekbladen, dat de tooneelkritiek in zeer slechte handen is, en
weten dat vonnis met zoo veel afwisseling van humor en elegantie te for
muleeren, dat zij haast ieder lezer meêsleepen, om er de rechtmatigheid
van te erkennen.
Ik heb, in mijne waardeering van de pennen, die over het tooneel
schrijven, nog niet tot eene algerneene uitspraak kunnen komen; maar
ik moet zeggen, dat de Heer A. C. L. in het Vaderland over het geheel
zaakrijker en belangwekkender schrijft dan het hem gelukt ia in het No
van 4 Maart. Het is mg wat te laat in handen gekomen, om er ia mjjw