Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 455.
Voor de eotnponisten, die hun eigen werken dirigeerden, voor de dames
ea heeren, die in het koor zongen, was het onaangenaam eene half
bezette zaal te zien, die, met beter beleid, zeker gevold sou zijn geweest.
Het programma was op de volgende wijze samengesteld: lo. a Elegie,
b Allegretto Scherzando, c Andante Cantabile, d Allegro-Vivace voor
orkest J. Kwast. 2o. Liederen voor tenor: a Mijn eerste, b Albumblad
Bernard Zweer». 3o. Freia, ouverture voor orkest, J. G. H. Mann;
4o. Tranmkönig und sein Lieb" voor gemengd koor en orkest, Anton
Averkamp; Erklarnng, voor orke^ 1. Hol; Der Ritter von den Klunzen,
voer sou, gemengd koor en irkest, Jfh. H. H. Yerhey.
De jongeren onder eae» toonkunstenaren waren goed vertegenwoordigd
?n w£ verbieden er ons hartelijk over. Wanneer men zoovelen van het
tooneel ziet verdwijnen, is het een gelukkig verschijnsel wanneer de toe
komst ioor nieuwe talenten wordt gewaarborgd. Over de verschillende
varken zullen wij thans niet spreken; ne uitzondering boude men ons
t»n goede.
De heer Anton Averkarap leidde zeli zijn Traum-Kónig und sein Lieb"
Marenen van Emanuel Geibel, en deed zijne entree" op recht verdien
stelijke w$ze. Wij herinneren ons nog hoe we vroeger eens een paar
? liederen met pianobegeleiding van zijne hand zagen, die nog wel niet den
«tempel van krachtige originaliteit droegen, maar althans eenig talent
deden vermoeden. Ka dien tijd werden echter de muzikale studieën
van den' Heer Averkamp eerst voor goed onder leiding van Daniël de
lange begonnen on later door de Heeren Prof. Kiel te Berlijn en
Josef Bheinberger te Münehen voortgezet.
Een jaar geleden werd het werk, dat wij hierboven vermeldden, door
orkest en koor van het Conservatorium te Münehen voor 't eerst
uitgevoerd en de Münohener bladen spraken er met lof van. De uitvoering
?- » vooral wat het vocale deel betrof liep goed van stapel en de toe
juichingen, onzen jeugdigen stadgenoot geschonken, waren welverdiend.
Weldra zal een» Ouverture" door het orkest van de Orkest vereeniging
? worden uitgeroerd, die, wQ hopen het gaarne en velen met ons, van zijne
gelukkige gaven en ernstigen zin by vernieuwing zal getuigenis afleggen^
H. C. P. D.
? LE CUANT DE LA CLOCHE.
Er eyn oogenblikken van nationaal zelfbewustzijn, waarin da kunst
gevaar lo^pt haar internationaal karakter te verliezen. Zoowel het geluk
lis het ongeluk kunnen tengevolge hebben, dat een volk het besluit neemt,
' voortaan alles voor en door zich zelf te zijn. Toen Duitschland na de
bloedige oorlogsjaren van Id70 en 1871 weder een groot en machtig ryk
; was geworden, moe.it met al'e geweld ook de Duitscha feuns,cenezuirer
nationale rijn. Men pantserde hoofd en hart met minachting voor het
geen men Walschen Tand noemde en als de waardelooze producten eener
lichtzinnige muze besehreef; men bond zich zelf, gelijk Odyseeus reeds
deed, aan den mast van het vooroordeel, om eist te bezwijken voor den
enwij*gt«rigen, maar verleide!ijken zang der Sirenen. En in Frankrijk
was het niet beter gesteld. Het chauvinisme, dat van niets anders dan
van vergelding en wraak wille hooren, openbaarde zich op elk gebied
ea trachtte aan de zijde van Duitschlund een Chinreschen muur op te
trekken, die ook de voortbrengselen van den Duitschen geest aan de
grenzen van het beleedigde Frankrijk moest tegenhouden.
Gelukkig heeft die strooming op het gebied der kunst niet lang ge»
: duurd. Weder trekken Daitscho schilders en beeldhouwers naar Parijs,
em daar de hoogste school der kunst te doorloopen. Weder grijpen de
dichters van romans eo blijspelen naar Fransche modellen en verzekeren
zieh daardoor een grooter succes, dan anders wellicht aan hun taleut zon
ten deel vallen. Richard Wagner zon zich in zijn graf omkeeren, sla hij
dit kon booren en zien, hij, die geklaagd bad :
UDS droben fiblt Str ieh';
.... Walsenen Dunst mit walichem Tand
Bis pflanzen ent in '? deutsch» Land.
4B die ego Mcistcrsinyer besloot met den raad:
Drum gag' Ich Ench:
ehrt eur» dantichea Mei»te
dann bannt ihi gnte Geister!
Und gibt ihr ihram Wirken Gunstj
zerging1 in Dunst
das heil'g» röm'sehe Beien,
'?'? ont blieb» glcich
di» heil'*» dentscü» Ennst I
Het helpt niet, oi Paul Deroulède al in beter verzen dan het kreupel
? m van den Bayreuther meester, de phiolen van zijnen toorn over de
uoofden der Germaausche barbaren mitstort. De jongere Fransche
com. onisten, althans de meest talentvollen onder hen, blijven het oog gericht
luuden naar de ov rzijde van de Jura, en het vo-d el vooi Bunnen gceat
eer zoeken bjj Bncb en Beefhov.n, bij Brahms en Schumann, dan bg
Auber, Mélml en Boieldieo. J» zelfs op de altaren van Wagner wordt
door hen geofferd, hoe gestreng hun landsman Saitit-Saëns ook m go
waarschuwen tegen don faux gout du bizarre et de i'exotique, qui a
pénétrédans Ie or.aine musical."
Als een verblijdend verschijnsel mag het gelden, dat een Fransch
toonfliehter nit de jongere school, Vincent d'Indy, de stof voor eene omvang
rijke muzikale compositie heeft ontleend aan Schiller's Lied van der
Glocke; dat hij, met vermijding van die uiterlijke punten van overeenkomst,
die muzikale trucs en kleine, soms kleingeestige hebbelijkheden,
waarmede een niet gering aantal der Duitsche epigonen hunne
voortbrengfelen tot Wagnersche kunst meonen te stempelen, van den Duitschen
meester eene breedo «n zelfstandige behandeling van het orkest heeft
pelo*rd Verblijdend i» het, dat deze compositie, die een werkelijk
internatiunaal karakter draagt, door Duitsche en Fransche critici met warme
Waardssring wordt besproken. En dat zulk eene waardeering aan de
zelfktnnia bevorderlijk ij, kan blijken uit de woorden, waarmede een
Dutseh verslaggever (in de Eölnisc/ie Zeitung) zyne aankondiging van
Tiaaeat d'Iadv's Qhant de ia Cloche besluit;
Aueh auf diesem Felde zeigt es sich, wie nützlich es für uns sein feann,
nusere angeborne tentonische Maszlosigkeit bei dem gesunden
Menpchenverstande unserer romanischen Nachbarn in die Scbnle zu schicken. Denn
wo Italiener oder Franzosen Wagnersche Texte bersetzen, kommt der
Sinn klarer und verstandlicher heraus, als im Original; was sie ber
Wagner schreiben, ist geschutter, als was die heimischen Jüngern ber
den Meister orakeln, und wenn «ie nach seinem Vorbilde arbeiten, dan
l*?sen sia auf Seite, wie er sich ranspert und wie er spnckt." "
Een enkel woord over den inhoud van het gedicht, dat de heer Vincent
d'Indy als libretto heeft gebruikt, zal niet overbodig zijn. Want de com
ponist heeft Schiller niet op den voet gevolgd, oisehoon van het Lie&
von der Glocke eene uitmuntende Fransche vertaling bestaat, van de
hand van Emile Deschamps. De heer d'Indy, die zelf zijn tekst heeft
bewerkt, heeft de door Schiller geleverde stof gedramatiseerd. In plaats
vaa den onpersoonlijken , spreker", die bij Schiller nu eens als det
Meister", dan als de dichter zelf optreedt, vinden wij bij d'Indy eene
scherp geteekende figuur, den klokkengieter Wilhelm. Deze is, in het
begin der 15de eeuw, burger eener kleine vry'e stad in het noorden van
Zwitserland. Het gedicht toont ons dezen hoofdpersoon als een oud man,
met een langen grijzen baard. Hij heeft aan den avond zijns levens het
doel van zijn streven bereikt: volgens geheel nieuwe beginselen, de vrucht
van artistieke opvatting en jarenlange ondervinding, beeft bg eene groote
klok gegoten, die in haar kernen onhulsel het oogenblik wacht, waarop
zij aan vriendelijke bewonderaars en afgunstige mededingers het meester
schap van den ouden klokkegieter met den metalen tong zal verkondigen.
Vóór dat echter de vorm wordt verbrijzeld, laat de meester nog eens
de afwisselende tooneelen van zijn leven aan zon geestesoog voorbijtrek»
ken. Hieruit ontstaat eene reeks van tafereelen, die elk een muzikaal
geheel zal vormen. Door de oogen van den meester zelven zien wij hem
als kind, dat door zijne moeder ten doop wordt gedragen.
Bel enfant, ouvre te§doux yen: ,....?
Eu adorant Ie vrai Dieu qua j'adore
TD eraindia» l» Dieu qua Je erains.
Dan komt d« hsftijd van de eerste liefde, waarin wij Wilhelm met zijne
Lénore in de stille eenzaamheid van het bosch hooren dweepan, en de
klok, di» het Angelus luidk, «en liefelijk vromen tikt aan hunne droomen
voor de toekomxt hooren bijzetten. Wilhelm wordt roewter in zijn gild;
hij neemt deel aan de vermaken van zijn volk eene realistische
Zwitsersche keiüjis vormt hier een treffend contrast met de liefelijke em
dweepende tonen ran straks; maar als man, in de volle rjjpheid zijner
jaren, moet hy zijne trouwe gade verliezen. Alleen in den ouden
klokketoren, ziet hij alles ora zich heen een spookachtig leven verkrijgen; de
heraldieke leeuwn, de drakeakoppen der dakgoten, de klokken zelveu
worden bezield; elfen «n genomen .erdringen deze droomgestalten, entea
riotte verschijnt hem Lénore, di« hem stennt en aanmoedigt in zijn moeitevol
knmtenaarsstrcven en hem een schitterende zegepraal voorspelt.
Doch nu weerklinkt de brandklok; roovende benden zfjn in de stad
gedrongen, en laten plunderend den rooden baan kraaien. Wilhelm stelt
zich aan het, hoofd der burgerij, en slaat den aanval der woests indringers af.
Eindeiyk is voor h^ra het stervensuur gekomen, op het oogenblïfc
waarop het omhulsel zal worden verbrijzeld van de klok, die de
stgfhoofdige en ouderwetschs, aan regel en vorm verslaafde gildebroeders
een onmogelijk stuk werk hebben genoemd. En nauwelijks heeft de
grijse meester den laatsten adem uitgeblazen, of eene onzichtbare hand
brengt den klepel in beweging, en vol en heerlijk klinken de tonen den
aaawezigen in het oor.
C'f si nn «iraele l Dien lni-mêm«
Confond les ennemls da mort l
Zoo triomfeert de nieuwe kunst over hare belagers, en het koor
VB*beerliJkt het werk van den meester met de woorden:
....Que pur Tart, inflasnee bénie, . .
Nf'tre esprit exalt
Chante a famaio la eublim» hanuoni?
£t 1'étBi-ntlls véntól
e. D. P.
(Slot volgt.)
TEN-TOON-STELLING ISTEESAIIONALE KUNSTVEEEENIGING.
Het Bestnur is er op uit steeds nieuwe en zeldzame zaken te laten zien.
De 44-jarige Oostenrijkschs schilder A. HlavaCek heeft zijn Gezicht op
Weenen" een tafereel van zeer groote afmetingen nu geëxpozeerd.
Het beslaat een geheelen wand van de Groote Zaal.
Wij zyn in den vroegen herfsttijd.
Op den voorgrond ziet men de wijngaarden van Nuasdorf, met hunne
holle, lommerr^ke voetpaden tusschen de door het zonlicht beschenen
ran'<en.
Het groen der bladerrgke bogchjens wordt hier en daar door purper
en goud afgebroken. Boven den JBockkeller (een uitspanningsoord en
tevens- een bierbrouwerij) en de gemeente Nussdori, met haar rockende
schoorsteenen der bierbrouwerijen en andere fabrieken, ontwaart me»
ter rechter zijde het halfrond Ier heuvels van Beilifjt.nstadt en DöbWng,
op welke men vóór alle dingen do in de zon glinsterende broeikassen van
Baron Rothschild opmerkt; verderop ziet men de lijnen der bergen ver
rijzen, die i rider den naam van Wiencrwald bekend staan; ter linkerzijde
wordt de andere helft van den half-cirkel gesloten door de blaan we golven
van den Donau, terwijl het midden gevuld is door de Vindobona".
In het Centrum verheft zich de indrukwekkende toren van de St.
Stephanus kerk, rechts ziet men o. a. de Petruskerk. en daarachter de
Karlkkircke; rechts van dezen ontdekt men het gewelfde dak der Groote Ope
ra, en wederom de kerken van St. Michaël, der Augustijnen? en der
Minderbroeders ; het witte en schitterende dak van den nieuwen hofschoawburg;
ds beide koepels der Muzeürns, en daaronder de nieuwe Universiteit,
»ea de twee ranke torens der Votivkirche vaa Bawath Fwgtel