Historisch Archief 1877-1940
fifo. 455
DE AMSTERDAMMER, WEEgBLAD VOOR NEDERLAND.
«n het ontzagwekkend gebouw van het Stadhuis opmerkt. Verderop ter
< rechterzijde, en op dezelf :e Ijjn verrgzen tiog andere kerktorens.
Boven dit alles ziet inea het grootöexercitie-terrein en het keizerlijk
?' ' Ituislot Schönbrwnn.
? Se achtergrond, ter rechter zijde, wordt gesloten door de groote
bergketen met den Anninger, het Eisernes Thor en den Wechsel, terwijl ter lin
ker zijde van den Anninger de lange reeks heuvelen, die men Wiemsberg
noemt,, zich met de zacht golvende vlakte van Manschfeld vereenigt.
Wanneer wij tot den Donau terug-kceren, vinden wij vijf bruggen, dia
teide oevers vereenigen.
Het geheel van dit voortreffelijk panorama biedt een zeer harmoniesch
1 ' tafereel aan, allergelukkigst in de zaal der Kunstvereeniging verlicht.
Een plan, eene beschrijving en fotografiën, op verschillende grootte, zjjn
verkrijgbaar.
Zeer werden wjj verrast, toen wjj in de zijkamer rechts, waar thands
de werken vau Portaels weer eens op een ander licht geëxpozeerd zijn,
? ; een merkwaardig jongensportret van Govert Flinck aantroffen, dd. 1648,
Vüftien schilderijen eu teekeningen, voorstellend i bloemen en landschappen
van Mevrouw Zubli T. d. fierch v. Heemstede verhoogen zeer de
aanteakkelijkheid der tpgenwoordiga ten-toon-stelling. Het «eteekende por
tret dezer begaafde kunstenares (door Icke) zit bij haar verzameling voor.
Men vindt «r ook de fraaye, gevoelige schildery van Voerman, die ij,
-'? geloof ik, de Herstellende getiteld heelt; voords een nieuw stuk van Mej.
Wally Moes, Geen werk, een Molen «n Netten-drogen van Gabriëlen een
lieva' schilderij van Salanson. Dat is nu óók een vrouw uit het volk;
? t maar hst ia w een genoegen uw oog op dat interessante beeld te laten
rusten.
.!'... ^e .?ÖSWÖB Prosper Delin en Jean Goosiena leverden eene proeve van
, hun tegelschildering in de levensgroote (of nog grootere) portretten ten
Y««teu uit van jRembrandt en Tesselschade. Men kan den kunstzin niet
te veel prijzen van den bouwheer, die zijn villa van buiten met deze prqtva
rao Ug«n wind «a v«êr begtande schildering vetci«ren wLL
A. Th,
ALMA TADAMA,
door G. Ebers.
;??'?? x.
Welk een fijna tact behoort er toe, hier de juiste maat (e houden en
ons d«n dans van mannen met mannen, zoo zeer tegen onze gewoonte
indruisebend, niet slechts dragelijk, maar schoon en waardig en toch leven
dig en krachtig te doen voorkomen ! Eén schrede verder en deze
mannendans aou ons ruw toeschenen; n schreda terug en hij zou den
toesshoower tot lachen kunnen uitlokken. Een der Prolemeën-kouin^en
?van Egypte, voor wien dat spsl zeker slecht was uitgevoerd, liet het
door apen nadoen, en het spotspel geluide, tot een grappenmaker noten
onder de viervoetige dansers wierp. Welk oen vroolyk onderwerp voor
Paul Mejrcrheim! Bewijst de meegedeelde anecdote niet dat de Pyrrhiche
B»lf« den Grieken belachelijk kon schenen, als hij niet zeer
voortreffe.Iflk «n binnen zekere grenzen werd opgesierd? Maar ook hen aou
nemen wij, Tadema's wapendans vreugde bereid hebben.
In de lente van 1878 toog de meester weder naar Italiëen het stnk
dat hjj voor zijn vertrek daarheen voltooide, schijnt geheel ontstaan te
stjn onder den invloed van de vreugde over den zonneglans en de kleuren
pracht die hjj daar hoopte te vinden. Hij noemde het Hartelijk welkom."
(Hearty welcome) en het stroomt over van licht, b<>nt,8 bl 'ecnenkleursn
«n iuniga blijdschap. Het ingesluten tuintje van een p ompeï'sch huis
geurt den beschouwer te^en, en nergens heeft de zomer de paparers met
schitterender kleuren eetooid dan op het bloembed vóór ons, eu met meer
luister hebben zich nooit zonnebloemen ontsloten dan daar tegen dien muur.
De zonnewijzer wijst het uur volgende op den middag en de dagvorstin
schijnt helder en warm op dan tempel en de grootere gebou.ven,die boven het
zoo vroolijk uitziende burgerhuis uitsteken. Daar heerscht groote vreugde,
want het dochtertje is teruggekeerd en hangt aan den hals der moeder
die den vader vooruit is tegemoetgesneld. Maar hg komt ook aan de
beurt; hij is schrijver, philoaoof of dichter, daarop wijst de papyrus-rol
in zjjne hand, en toen men zeide dat de verwachte lieveling er aau kwam,
heeft .hg zich bijna even schielijk van zgn lessenaar weten te verwijde
ren als de moeder van hare huiselijke bezigheden. Hoe innig eu vroo
lijk is deze begroeting! Ieder lid der familie wil er in deelen; de meid
komt ook met jongste kind da teruggekeerde tegemoet. Zelfs de goede
bond wil haar begroeten en rechts in da schaduw, vraar het huisaltaar
staat, stroomt hat water zoo friacu uit de intern als wilde het ook zijn
, welkom" doen ruischen. Onvoorwaardelijk stemmen wij in met hetgeen
Yosmaer, de biograaf van Hembraudt, van deze schilderij zegt: De
harmonische verbindiug van licht- en schaduwpartijen, de fijne keus der
kleuren, de kracht en gloed der tinten, de toch breede en flinke opvat
ting bij de uiterste fijnheid van uitvoering in het bijzondere, maken dit
?tuk tot een der meest volkomen werken van den meester."
Dat ia ook zeker zoo; maar hij heeft twee jaar later een ander,
der. gelijk gumaakt, waaraan wij toch de voorkeur geven; want evenals
met onse kinderen, zoo gaat het ook met onze schilderijen, voor den
bezitter is een dar beste eigenschappen, dat ze van hem" gya,
ea .de schrijver dezer regelen heeft het geluk, eigenaar van eene
schilderij te zjjn, dia Tadema den Afscheidskus" noemde; hij kent hot als
aijnkind, als zgn lievelingswerk, en toch vindt hy er dagelijks nieuwe schoon
heden in. \Yüworden ook in een pompeïsch huis verplaatst: een slaaf
, houdt de deur open en daardoor heen ziet men op de straat, waar het
. Ejjtnig wacht, «n verderweg een eeuigszins inloopende bocht van de azuur
blauw* zee. In het schoon» voorvertrek, waar in den marmeren vloer een
Bet .mozaiekornameuten omringd waterbekken is aangebracht, staat da
lieftallige jonge moeder en buigt zich tot haar half volwassen dochtertje
. neder, dat zich teeder naar haar uitstrekt ea den afscheidskus vroolijk
ontvangt. Van het booge voetstuk ziet de buste des vaders neder op dit
vriendelijk tooneel vol hartelijkheid. Eet is geen smartelijk atacheid, geen»
lange scheiding is in het voornitzicht, het rijtuig moet de moeder misschien
naar hare ouders te Herculanutn of naar de badp'aats Baj!>e brengen.
Maar wat dit juweel van eene schilderij bijzondere waard» verleent, a dt
omstandigheid, dat de schoona jonge vrouw met de viooltjes in het haai
de echtgenoot zelve van den meester, het dochtertje de lieva Miss Ann»
Tadema is, en dat d* buste op het voetstuk den meester voorstelt. All»
drie zijn voortreffelijk gelijkend, op het eerste gezicht te herkennen; alskmnst»
werk is het den eigenaar veel waard, maar toch bijzonder lief is het bea
uit kracht der herinnering.
In Rome zelf begon adema in 1878 de vier Jaargetijden" die door da
gravure van Blanchard zeer bekend zijn geworden. De Lente stelt hj
op de volgende wijze voor: door eene weide van zulk malsch groen en
zoo rijk aan bloemen dat iemand het hart open gaat als hu er naar ziet,
gaat ean meisje, een lief zedig, friach bloeiend menschenkind, zelf een»
nauw ontloken lentebloem, zij kijkt beschaamd naar de bloem in haar
linkerhand, onbewust van de toovermacht harer eigene bevalligheid.
Zeker is de eerste lentegloed der liefde in haar hart ontwaakt en nu
moeten de bloemenblaadjes haar waarzeggen, of vraagt ze zich zalva
slechts af, of zij het zou durven wagen hem de bloem te geven, dia zij
geplukt heeft?
De zomer. Een beete dag! In de badkamer van een voornaam huif
geheel met fraai gebeeldhouwd marmer versi rd rust in een in den
grond geplaatst bassin, een lief, vermoeid meisje met oen vollen
bloemkrans op de ravenzwarte haren, en waait zich langzaam met een
struisveer koelte toe. Verkoelend vocht bespeelt hare schoone ledsn eu op
de oppervlakte van het water drijven de bladeren van geurig* zomer*
bloemen in bonte mengeling; op een bank boven de badkuip sluimert
de scboone zuster der badende in trage afmatting.
De herfst. Vlammen stijgen van het offeraltaar op en beichynen
het standbeeld met den baardigen Silenua om wiens voorhoofd zich
?wijnranken slingeren en van wiens slapen druiventrossen neerhangen.
Eene hooge amphora met- den verschen most van dien herfst staat
tegen den muur, een wynkruik staat midden in het vnur. Alles disnt
om Dionysus (Baechus) voor de beste gave van den herfst te danken en
voor het altaar zwaait in snellen danspas eene jonge Bacchante. In da
rechterhand houdt zij de brandende fakkel, in de linker den fraai gevormden
beker. Een krans versiert haar dik, donker haar en het pantervel hangt
haar in schitterende kleurschakesring over arm en borst neder op het
eenvoudig gewaad.
Do wiatar. Aaa den voet van eene groote zuil zoekt eene familie be
schutting voor de kou van den winter, Uit het draagbare kacheltje komt
warmte en de damp van kokend eten; het eenvoudige maal is begonnen.
De jonge moeder die tusschen het hoofd der familie en een aardig meisje
misschien hare zuster zit, heft haar kindje vroolijk tot het frissche
gelaat op, als moest het zich met haar verhengen over het warme hoekje
en over het maal, dat haar wacht. Een vriendelijk beeld van eenvoudig*
en toch zeer winterachtige behagelykheid.
Het stuk Fredegoode en Gala vintha" is eene herhaling nit dan cyclttS
van Ode tragedia eener eerbare vrouw."
(Slot volgt).
LETTERKUNDE.
CRITIEK EN CANZONEN.
Mr. Joav Bohl, C'insonen; Amsterdam by Brinkman OB
Van dar Meulen, 1885.
L
liet is niet enkel voor de welluidendheid dat in dit opschrift de kritisk
het eerste staat.
De gedichte» moet ik alleen aanhalen om toa te lichten, wat ik ovi
de beoordeeling van Mr. Bohls Canzonen wenseh te zeggen.
Bovendien kan ik mij ontslagen rekenen van de moeite, een uitvoerig
gemotiveerde meeniug over dezen bundel aan de hoofdzaak in deze
regelen te doen voorafgaan. De kroniek-schrijver van de Nieuwe Gids
heeft in de aflevering van Februari ons oordeel gepubliceerd; en terecht
zou het onze vrienden kunnen verwonderen, dat een der redacteuren bet
noodig achtte elders te herhalen, wat in het eigen orgaan gezegd ia op
een wijze, die mj evenmin geroepen is te qualificeeren als te verbeteren»
De Canzonen van Mr. Bohl leveren een bewijs dat misschien nooit door
een ander geval in duidelijkheid is geëvenaard, hoe desperaat de toestand
der Hollandsche letteren thans is. Daarom kom ik hier no? «eus op d«n
bundel terug.
IL
Er is in de Nederlandsehe literatuur geen ander poëet, die tnet ten
dermate ernstig gezicht zijne enormiteiten op het papier zet. De Heer
Bohl verstaat de kunst om in elke u regel dien de goede God hem ver
gunt te schryven, een mal figuur te slaan. Hij merkt er niets van, en
weet van geen ophouden. Zijn onkreukbare deftigheid is genoeg om
iemand de stuipen op het lijf te jagen. De Hollandsche beoordeelaars
laten zich door de ernstige manieren van dezen koddigen dichter overbluffen,
en ontvangen hem in hunne voorkamers met buigingen en complimenten.
Ik heb slechts den lezer te verzoeken mij even te volgen, om hem te
overtuigen.
« *
$
Dit is het eerste gedicht van den bundel, de inleiding fan da earst*
afdeeling, die getiteld is Tijdgenooten:
Ia eiken kring wordt weldo»nd licht gegoten,
Aan geest en hart den triaachen dauw gegeven,
Waardoor weer bloemen op het pad ontsproten.
Geen, zoo misdeeld, of in zijn matte leven
Is hem hoe schaarsch 't Jan zij iets lief» geschonden,
Ea wordt hij goma tot beter sfeer verhoren ....