Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEERBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 456
ttieht fcannten." Mooi eoo, mompelt ; gij en knikt goedkeurend.
Maar nog een oogenblik geduld. Gf > krijgt den inhoud zijner drama's
wer de Lyriek wordt nauwelijks ge sproken. En die drama's? Beiden
Irmuenpielen, (Aehül. Pol. en Thes, en Ariadne) fehlt iede innere
Motivirung, die Figuren sind schablonei ihaft ohne wahre Empfindung
gezeiohnet und kaum besser ist Granid a; das Gelungenste in diesem Stücke
sind wieder die Chöre." Daarop w ordt Warenar ein hübsches Stück",
Gheraerd van Velzen eigenthümliob geartet" geheeten, ofschoon dan weer
net talent in de koren; terwijl Hoo ft eindelijk voor zijn Baeto met
denteliden stok krijgt waarmee Bernha rdy Seneca sloeg om zijne phraseologie.
En het klinkt tot besluit: fibers 41 tritt uns der Mangel dramatischen
Lebens erechrechlich entgegen."
Om met mijnheer Kegge te sprei :en: ilf ben een boon als ik begrijp"
hoe de landgenooten van den uitlt sgger op die manier er achter moeten
bomen, dut Hooft bij ons eene goe' de reputatie als dichter heeft. Gezwegen
er van dat we opnieuw weer niets hooren van dat lied der vrijheid,'t welk
onze dichters niet moede worden < lan te heffen."
Nog veel meer evenwel geldt d' it omtrent hetgeen we over Vondel te
hooren krijgen. Inderdaad komis ch is het te zien op welke wijze de
aafivangawoorden: Der gröaste aller hollandischen Dichter ist Vondel"
door het vervolg worden bevestigt l (?). Denk u Jonckbloet's critieken op
de tooneelatukken, minus de lof redenen op de lyriek, minus die op de
Leeuwendalers"; een betoog, waf irb$ aan het huldigen van de ongeëven
aarde dichtergaven nauwelijks, aa; a het veroordeelen van den dramaturg"
schier alleen gedacht wordt; eej ne teekening zonder gloed of leven; en
ge kunt u voorstellen, hoe de rof ;m onzer letteren moet worden verhoogd
door de merkwaardige wijze wj iarop de heer Schmidt onzen grootsten
dichter behandelt; niet met opzet ; maar uit gemis aan historische methode.
Ook blijkt uit niets dat hjj kei nnis droe? van het licht, hetwelk in de
laatste jaren door te Winkel en . Busken Huet over Vondels arbeid ont
stoken ia.
Myne lezers zullen mij dank Vi';eten, indien ik hun het uitvoerie bswijs
bespaar, dat hetgeen de schiij < ver ons verder van de 17e en 18e eeuw
verhaalt, buiten staat is ons < :enig helder denkbeeld te geven van de
verschijnselen, welke daar vallen', waar te nemen. Hier vooral blijkt het,
dat het hem mangelde aan hi 3t noodige inzicht om achter de namen
der schrijvers, den inhoud oi titel hunner stukken den geest te ontdek
ken, die in hen leefde, hun de j.uiste plaats aan te wijzen in hun tijd en
onder hunne tijdgenooten. Verdacht dan ook geen schets van den strijd
tuaschen classicisme en roman! isme, van het veldwinnen van den
Fran«chen invloed, van de werking der dichtgenootschappen en hun
vormvereering; van het verzet daarl ;egen door de van Harens, Bellamy e. a.;
van de beteekenia van v. Efi en in 7 regels afgehandeld van het
ongemeen optreden der dame s Wolff en Deken en de invloeden waar
onder zg schreven, van de toei lemende sentimentaliteit. Dan verder van
het verzet tegen Napoleon en ? de uitbarstende vaderlandsliefde, zich kond
doende in overschatting van bet voorgeslacht; etraks van de kalme ge
moedsstemming in de eerste tigdan onder den souvereinen vorst; van de ont
wakende romantiek. Al w< it ge krijgt is juist datgene, wat de Litte
ratuurgeschiedenis volgens de m schrijver zelf niet moet zijn ein toter
Katalog von Namen und Ja hreszahlen," en die laatste dan nog door
elkander, zonder bespeurbare orde of regel.
Doch schier wanhopig wo:rdt die ordeloosheid, zoodra wij genaderd
eijn tot onze Eeuw. De men igte van personen en verschijnselen verwart
den rangschikker zóó, dat hij wel eene verdeeling beproeft tusschen pro
zaschrijvers en dichters, en j zelfs nog op onderverdeelingen wijst, welke
zonden kunnen gemaakt woriden, doch ten slotte al zeer tevreden is, als
ieder een plaatsje heeft, hetzlg dan grooter of kleiner dan hem toekomt,
hetzij dan bij diegenen waiirtoe hij behoort of te midden van anderen
bien tonnés de se trouver ensemble". Ook mogen de letterkundigen
blij zijn wanneer zij een diw epitheta ornantia" opvangen, welke de
verhaler hier en daar rondstrooit. Ziet Potgieter zich afgescheept met vj/f
en ten Kate met n regel, daar P. de Wacker vau Zon?zoon slokop,
drie kwart pagina, en Ad'riaan Loosjes schier een gansene bladzijde in
beslag nam, zjj moeten ei1 zich maar mede troosten, de eerste dat ten
minste de Muzen Tesselslchade" en Omtrekken en Tafereelen" 2) van
zone produkten genoemd Worden, de tweede dat hij toch nog
anerkennnngswert" heet. Komt (,'Ja Costa al bg de Dramatiker" terecht
tussohen Helvetius v. d. Berigh en Hyppoiiet van Peene hij moet zich dat
om zijn Alphonsus I in "Is hemelsnaam laten welgevallen. Zouden
Bernard ter Haar en van <£cdetsveid de een liever bij de dichters, de ander
bij de novellisten staan (de laatsten zijn eigenlijk niet bgeengebracht),
zij bevinden zich onder die beoefenaren der Geschiedenis" toch in goed
gezelschap, tusschen Thorïbecke en Bakhuizen v. d. Brink. Minder tevre
den evenwel zal Huet er over zijn, dat hij, met Oekerse onder n hoed
gevangen, evenals deze eenvoudig viel gepriesen" heet, terwijl het
epitheton zierlich" voor.' de romans van Mevr. Bosboom evenmin erg
kenschetsend kan worden genoemd. Maar het alleropmerkelijkst is zeker
wat deze Duitsche Gids ions mededeelt, dat: Aan een gevallen meisje"
van Tollens dauerend v alkstümlich" is, dat de gedichten van v. d. Hoop
en Withuys tot den geliesensten der neueren Zeit" behooren en dat ook
de historische romans va,n den goedhartigen Loosjes bis heute gelesen"
worden. Wij in Holland bemerken dat zoo niet.
Ik heb in het licht gesteld, welke de tekortkomingen zijn in den arbeid
van dezen Duitschen schrijver, en mij daarbg gehouden aan de criteria,
door hemzelren in den. aanvang genoemd. Het bleek ons, dat zyn ge
schiedenis niet alleen ni et op de hoogte staat van de nieuwere wetenschap,
maar bovenal ongeschikt moet heeten om zijnen landgenooten een dui
delijk en aantrekkelijk beeld te geven van onze letterkunde, hetzij op
zichzelf, hetzij als afspiegeling van onze beschaving. De hoofdfout ligt
in de verkeerde methode, in het gemis eener goede indeeling, het ont
breken van de noodzakelijke algemeene beschouwingen, van het
Rembrandtieke licht dat al die afzonderlyke figuren tot de deelen maakt van
een groot geheel. Da,t dit alles het noodzakelijk gevolg moest zijn van
een onvoldoende keraiis van het onderwerp, iigt voor de hand. EB al
zal men gaarne toegeven, dat de heer Schmidt, die de reusachtige taak
op zich nam, eene reeks van geschiedenissen te geven van de Europeesche
Litteraturen, moeilijk van alle een zoo grondige studie kon maken, men
vraagt, waarom hij dan niet de hulp inriep van een ander, meer bevoegd
dan hijzelf, of eenvoudig eene ietwat vrije vertaling liet maken van een
Hollandsen boekje, bjjv. van Dr. ten Brink's Kleine Geschiedenis der
Nederlandsche Letteren". Hij zon dan althans het gevaar vermeden,
hebben, van zich de vingers te branden als nu.
Doch ik mag niet eindigen zonder nogmaals te hebbeu doen opmerken,
dat de schrijver, .o. a. blijkens zijne inleiding en zijnen uitgesproken
wenscb, dat het Nederlandsch niet, als Grimm dit hoopte en voorspelde,
eenmaal zou opgaan in het Hoogduitsch maar zelfstandig blqveu dat
de schrijver het goede beoogde ten onzen aanzien, al mocht hij het dan
niet bereiken. En ook dat hijzelf zich blijkbaar bewust was van zijne
tekortkomingen, daar hg na te hebben aangetoond, hoe onze letterkunde
niet n werk heeft aan te wijzen, hetwelk gemeengoed is geworden van
de beschaafde wereld, en dat het te bezien staat of dit nog in onzen tijd,
zal worden voortgebracht aldus eindigt:
Allerdings mag es sein, daas uns Hochdentschen, gerade wegen unserer
nahen sprachlichen Verwandtschaft, das richtige Verstandnias und die volle
Hingabe au die Niederlander fehlt, und daas dr. Joh. Franck nicht mit
Unrecht sagt:
Das Niederlandische ist uns nicht fremd genng, urn uns die
abstraktion von unseren eigenen Verhaltnissen auf zulegen, welche nötigist, urn
fremde zu begreifen. Wir begnügen uns mit einem gans oberflachUchen
Verstandnisse, welckes Kein Verstandniss ist, (ik cursiveer) und infolg«
dessen bleiben uns unsere nachsten Nachbarn fremder als entferntere
Nationen."
Of die opheldering van Dr. Franck er inderdaad eene is, kan betwgfeld
worden. Maar het is te betreuren, dat het boekje van Dr. Schmidt zijne
voorspelling zoo bewaarheid heeft. L. Simons Lz.
9' lees: Set Noorden in omtrekken en tafereelen.
INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN.
Leesteyser, 18 Maart.
Palet en Penceel, II (J. J. Van der Maatsn), door J. WiMer Prins.
Aanteekeniugen," door W. Gosler. Fladderende Vlinders," door Prof. J. Michetla.
Het oude stapje over de grenzen, door M. Coens. - Boekbespreking: Kielland, For»
tuna, door W. Gosler. P. A. Daum en J. J. Estor, De Hogerveldt's. Feuc
tersloben, Gezondheidsleer der ziei. Servaas Van Boog'en, Prins Willem V. Dr.
er^hman, Bibllogiaphie Elze^inenne, door Mux Jiooses, Feuilleton: Sarah
B«rnhardt als, en de Fransehe critiek over Theodora (slot) Betsy Perk. Berichten:
Aanstaande Uitgaven. Vereeni^iug van Ned. Letterkundigen. W. J. Hofdijk. ?
De Amsterdammer. De Indische Mail. Nederl. Vereeniging te Lond«n, - Eet
Belfurt. L&ngfiugerfertigkeit. Prins Boadewijn. Een werk vanLaarence Alm*
Tadema. Juliua JDillens. Aangeteekend: Nieuw» uituaTeu, Inbond van
Tijdauhriften. Brievenbus Aankondigingen van de firma's (alph.): Brii kmsn ie
Van der Heulen; W. Gosler; Laurens van Hulst; W. Hilarins Wzn.; Gebr. Vom
der Poet; . Kogge; D. S. Slotboom; W. O. A. Tongeler; H. C. A. Thieme; O. G.
Voafc.
Spectator 20 Maart.
Berichten en mededoelingen (Akademïeberioht Enllamy; Antigone-spelers naar
Ataenen; Les artistes cólöbreg; Staimann, Poet» of Araerie»; Beaoonsfield's
correspondence; Alachor over Sir Th. Wyatt; enz.) 't Hooghn-ltaer-taefel ?an de nieuwe Kerck
te Amsterdaru, door jhr. dr. /. Six. Het Latijnscii alfabeth in Japan, door prof.
O. Schltyel. Wilhelmshöhe on Wilhalmathurm, door Arnold Ising. Nieuwleven,
doer J. £aarelaff. Pluksel. rietVisseüag. Pi»at: Eat salotractaat.
Portefeuille 20 Maart.
W. R. Vereeniging der Antwerpache Etsere. J. A. £«fcmii«,Beethov'eri's
Streichquartette door Theodoor Helm. Für Wagnerfrennde: Hausegger, dia Musik alg
Ausdruck. uitvoering van de Wagner-Vereeniging. J. F. van Someren. Een
Ets-albnm van moderne Nederlandsehe Schilders. A. M Kolleteyn ffn.. Die
Cultur der Benaissance von Jacob Burckkhardt. Tendenz en Kunst. Jaoobus JJellamy
herdacht. P. C. Hujjser, De Indische Mail. J. F. van Somtren, Veiling ulivier
Het Belfort. J. H. W. Unger, N«derlandsche liederen door J. H. Scheltema.
Mr. C. Bake, De federlandsch-Indische Strafvordering door Mr. J. Lion. A,
WinUer Pi-ins, Stanley's reizen en ontdekkingen. Gnzelle, Notaris Sauvat TOD
Paul Labarrière. Dr Byvanck over Heurik Ibsen. A. Winkler Prins, Die Illusion
der Willensfreiheit von Dr. Paul Eée. A. (Finkler Prins, Dissertatie) de formatione
loquelae door Chr. Fr. Hellwag. M. t. J. Qiacomo Leopardi door Dr. F. Zuclieeh.
Tooneelzaken. Tooneelverslagen. J. J. H. Verhulst. uitvoering van d«
Leerlingen der Tooneelschool. Ingezonden.
MILITAIRE ZAKEN.
EEN MENAGE-PEAATJE.
Men heeft er zich bq ons hoofd wapen ernstig en met vél succes op
toegelegd, recht veel Luitenants met grijs (of geen) haar te krijgen;
straks zal de jongste Kapitein van dat wapen 19 jaar officier zijn.
Een zoo lange diensttijd als Luitenant voert, onder meer belangrijke
zaken, een groot aantal malen het menageboek op hunne schrijftafel en
dat men daarvan een grondige studie gemaakt heeft ligt voor de hand.
Naar aanleiding dier hoofdbrekende en opwekkende studie weuschen
wij een paar vragen te doen, die we voor ons zelven nooit hebben kunnen
oplossen.
Vooraf iets op den voorgrond. We vinden de zorg voor het materieel
welzijn van den soldaat n der belangrijkste functiën, die den officier
te beurt vallen. Wq behooren niet tot hen, die administratieve werk
zaamheden met groote innigheid verachten en vinden in 't geheel niet, dat
dergelijk werk beneden de waardigheid van den officier is.
Verder vinden wij het geer geschikt en zelfs hoog noodiff, dat den officier
werkzaamheden van intellectueelen aard opgedragen worden. Zelfs al ia
het nut daarvan niet zoo dadelijk met cijfers en feiten aan te wijzen, kan
het nóg goed zijn. Hersengymnastiok heeft een mensch noodig, om niet
te versuffen in machinale bezigheden.
Deze opmerkingen aan het adres van hen, die zonden meenea, dat 99
liever heelemaal niets deden.
En nu onze vragen.