Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.456
zitting hadden, aangeraden voor het ontwerp te stemmen. Met
spanning worden nu de tegenvoorstellen van het VaUcaan tege
moet sezien.
De definitieve totstandkoming van de Turksch-Bulgaarsche con
ventie ondervindt sedert de vorige week wederom vertraging door
de plotseling veranderde houding van vorstAlexarider,dSeerthans
op aandringt dat het gouverneurschap van OostlRoemelie niet
?worde beperkt tot een tijdvak van vijf jaren, doch verbonden zal
worden aan de erfelijke waardigheid, die hij als vorst van Bulgarije
bekleedt Men zal zich herinneren, dat de Porte zich
tegenover de groote mogendheden aanvankelijk had ver
plicht, om in de Turksch-Bulgaarsche overeenkomst den naam
van vorst Alexander te schrappen, en het gouverneurschap van
Oost-Roemeliëte erkennen als onafscheidelijk verbonden met de
vorstelijke waardigheid in Bulgarije. Nu zij zich echter heelt laten
bewegen om weder de vroegere bepaling op te nemen, dat de
gouverneur-generaal slechts voor den tijd van vijf jaren zou
wor«kffl benoemd, achtte vorst Alexander zich gerechtigd en genood
zaakt om te protesteeren. Hij heeft zijn' vertegenwoordiger Zanoff,
die door zyne adhaesie te schenken aan de wijziging der over
eenkomst zijne instructien te buiten schijnt te zijn gegaan, uit
Konstantinopel naar Sofia teruggeroepen.
Klaarblijkelijk verkeert vorst Alexander onder den indruk van
de Russische intriges, die in Oost-Roemeliëtegen hem worden
gesmeed, en wil hg alles vermijden wat aan het blijvend karakter
van de door hem met de Porte gesloten overeenkomst afbreuk
kan doen. Men kan hem daarin geen ongelijk geven, maar toch
is het te hopen dat hij ten slotte ook tot deze concessie bereid
zal worden gevonden, daar vooral de houding van Grieken
land eene spoedige afdoening der hangende quaestiën hoogst
wenschelijk maakt. Trouwens, wanneer men in aanmerking
neemt dat Engeland en Rusland, de beide mogendheden die het
meest bij de zaak zijn betrokken, het over de nadere redactie
van het protocol eens zijn geworden en beide van oordeel schijnen
te zijn dat het protest van vorst Alexander in dit vergevorderd
stadium der onderhandelingen niet meer in aanmerking kan komen,
zal den Battenberger wel niets anders overblijven dan ten slotte'
toe te geven. De mogelijkheid van nieuwe verwikkelingen blijft
echter met uitgesloten.
UIT HET HAAGJE.
LXX.
'k Zat eenzaam op mijn cel, in diep gepeins verloren
En staarde in 't vlammend vuur, dat vrieod'lgk mij bescheen'!
't WM avond, alles stil, geen tite'len deed zich hooiea
En 'k zweefde vrjj en ving ver van deez' aarde heen.
Waar «as ik, in «at oord der ongemeten aferen
En zocht den werkkring op, die me eenmaal ginder wacht f
Helaas, «ie kent zgn droom, als licht en leven keeren
En schetst met aatdache verf dien toovensoon der nacht?
Toen voer ik eensklaps op; het dondert van de «allen
En davert door de stad, nog korts zoo doodsch en stom;
Nog een», daar bomt het «oer met hol en aak'lig knaltoj»
Wat «il in t vreedzaam land, dat aak'lig echutgebrom?
Bf kan me best begrjjpendat iemand die, zooals de dichter Boxman
ffc is immers Boxman die 't vers gemaakt heeft? doodkalm in 't holle
van den nacht te Gorkum op zijn kamer in 't vuur zit te staren, terwijl
alle»' doodstil om hem heen is, van «chrik opspringt als een daverend
' kanonschot «p de wallen hem uit zijn stille overpeinzingen wekt. Maar
" hg kon toch vooraf weten, dat de rivier zij 't dan niet 's nachts, dan
r' toch de» volgenden morgen of middag, misschien als hq rustig aan tafel
- zat, zott gaan kruien en dat de kauonniers, die met brandende lont bg
tam signaal-stuk stonden, dan zonden gaan schieten.
Enfin, de dichter moest toch een inleiding hebben, een aanloopje,
om een dramatisch tafereel te schetsen van den IJsgang", en een mooiere,
klankrijker, donderender introductie dan een paar kanon-schoten, is er
niet denkbaar. Kanonschoten zijn altijd zeer gezochte introducties geweest.
Bij de onderwetsche veldslagen o. a. die, zooals men weet, met zekeren
«wier werden geopend, waren drie kanonschoten vooraf, ~ maar toch
met scherp, de entree en moltere, of wel 't visite-kaartje dat men
elkaar over en weer toezond.
Ja, bfi Fontenoy ging 't nog hoffelgker toe; daar groetten de heeren
antagonisten, alvorens den dans aan te gaan, elkander uit de verte,
zooals de etiquette der schermschool dat voorschrijft, met ridderlijken
awier: 4 vousV' A wnts Vhotmeurl» Je n'en fyis rien." Moi
non plus" ? Faitesl" Of zooals de histoire anecdotiquezegt:
Messieurs Uree Ie premier l" En nog eenige plichtplegingen, totdat eindelijk
een der partijen, omdat er toch een de eerste moest zijn, zich deze
eer gaf en men elkaar op de meest ridderlijke manier begon te ver*
moorden.
Over kanonschoten zon heel wat te philosopheeren zijn. Over revolver*
schoten niet minder en ik ben niet ongeneigd dat bij een volgende gele
genheid te doen. Thans hebben me de eersten slechts moeten dienen als
introductie en als zoodanig hebben ze hun SchuldigJceit getban.
'k Zat eenzaam op mijn cel ia diep gepeins verloren"...
En als ik een open haard had gehad, zooals die gelukkige Boxman
't was immers Boxman? zou ik ook in 't vlammend vuur" hebben
gestaard; maar 't vlammend vuur in den wijden schoorsteen, nit htk
oogpunt der gezelligheid en hygiëne zoo aanbevelenswaardig, is we
gens economische redenen in burger-huishoudens uit de mode geraakt
en> vervangen door de meer practische calorifère, een onwr fraaie
moderne uitvindingen, die op vrij voldoende wijze het ongezellige,
onaaaaangename en ongezonde in zich vereenigt, zooals met meer onzer
nieuwe uitvindingen 't geval is.
Bij ontstentenis van een vlammend vuur, staarde ik in de vlam via
mijn petroleum-lamp, en ik was ook in diep gepeins verloren". Htt
diep gepeins van een mensen die in een vlam kijkt, is dikwijls niet veel
meer dan gedachteloosheid; ja, ik ben er niet ver af te gelooven, dat
iemand die zich in een flikkerende vlam verlustigt, oeer niets anders kan
peinzen dan over de gewichtige vraag, wanneer eindelijk dat brok steen
kool, die uit verschillende spleten blauwe en roode tongetjes laat spelen,
in stukken zal vullen, of heeft hij, zooals de ondergeteekende, slechts een
lampenpit «m in te turen, over de onoplosbare quaestie waarom gezegde
pit nooit zoo recht is afgesneden, of ze brand ergens met een punt,
terwijl toch de juffrouw", met de taak van het egaliseeren der pit en
het vullen der lamp belast, plechtig verklaart, dat zjj 't niet beter kan
en dat er ook aan die pit niets mankeert". ??
Ik moet eerlijk verklaren, dat ik ook aan niets anders dacht, toen ik
na '* opstellen van een diepzinnig en hoogst belangwekkend artikel, be
stemd voor het eerste nommer van De Geest dies Tjjds", een maand
schrift, dat eerstdaags uitkomt en in een lang gevoelde behoefte zal
voorzien zie prospectus ? mijn pen had neergelegd en in de vlam
mijner lamp keek, met het zelf behaaglijk gevoel van den genialen naar
nederigen schrijver, die zich bewast is, een weldaad aan de menscbhwd
en aan zjjn redactie en uitgever een onbetaalbaren dienst te hebbes
bewezen. Ge zult, hoop ik, dat opstel lezen en ik durf me vooraf van
uw volle instemming een vleiender woord durf ik niet gebruiken
verzekerd houden. Er is veel over den geest des tijds te zeggen, even
als over de kanon- en revolver-schoten, en er wordt ook veel van gezegd,
maar 't komt hier hoofdzakelijk aan op de wijze van behandeling der
materie, ziet u, en ik durf me vleien, dat mijn leading-artikel, wat de
inkleeding betreft, weinig of niets te wenschen zal overlaten.
't Was een aanstrengende arbeid, want het onderwerp is zoo rgk afl
stof, dat ik er zoo te zeggen tot over de ooren inzat, ik was dan ook
dood-af, toen ik me er eindelijk had uitgewerkt en een dikke schrap
onder mijn opstel had gebaald, ten teeken dat ik me verheugde
in de voorspoedige verlossing van mijn brein. Ik had ook werkelijk, nu
ik zooveel nit mijn hersenkas had gehaald, een gevoel alsof ze totaal
ledig was. Ja, alles wat ik er dien avond in had, was door middel van
mijn hand en ganzen-veder ik gebruik geen stalen pen omdat ze mg
téscherp is mildelgk op het blank papier neergestroomd en daar zat
ik nu, uitgeput als een leege regenbak. Alleen mjjn inktkoker WM nog
meer dan half vol en mijn pen had er nog heel wat zwarts nit kunnen
putten; maar 't was dien avond voorgoed gedaan.
Ik staarde dus in de lamp en dacht aan niets andera dan dat ze, naar
ouder gewoonte, scheef brandde, 't Was alles stil om me heen, stiller
durf ik wedden, dan in de cel van Boxman, want 't was middernacht
De gangklok begon te slaan en wekte me uit mijn doffe gedachteloos
heid. Onwillekeurig keek ik naar de pendule op den schoorsteen-mantel
en zij begon met een fijn stemmetje te antwoorden aan haar groote
zuster in den gang, die er, behalve een snorrenden slag, nog een koe*
koek op na houdt, die geregeld uit zijn huisje komt om kokhalzend mee
te roepen, hoe laat het is. Middernacht i Het spookuur dacht ik,
waarom weet ik zelf niet.
't Was een domme gedachte, en toch was ik big dat ik die gedachte
kreeg, zoo onnoozel als ze was, want nu had ik tenminste het bewust
zijn, dat de leegte mijns schedels slechts van voorbggaanden aard was
geweest. De koekoek had het twaalfde uur uitgeroepen en de deur vaa
zijn huisje met een hoorbaren slag achter zich dicht getrokken; de pen
dule, van een levendiger temperament dan haar logge Schwarzwalder
vriendin, had haar twaalf tintelende slagen vlug afgehamerd en tikte
nu eentonig voort. Ik soesde nog over het middernachtelijk uur en ik
zag in mijn verbeelding een heksen-dans, of zoo iets, omdat «r dat zoo
eigenaardig b$ past, toen ik tegenover me, in de kamer, tusschen den
schoorsteen en een groot meubel, dat voor boeken-kast dient, hoewel 'fc
voor kleerenkast in de wieg gelehd, iets hoor ritselen. Eea muis»
dacht ik.
Als ik de keus heb tnsschen een spook en een muis in nujn kamer,
geef ik de voorkeur aan het eerste, want de spoken zijn, zooals me altijd
is geleerd, stille wezens, die nooit geluid van zich geven, zelfs niet al
rijgt men ze aan zijn degen. Een muis daarentegen, zoo klein als ze is^
kan in de stilte van den nacht een allernaarst, een sinister geluid voort
brengen met baar eentonig geknaag, en ik beken gaarne, dat het de
eigenschap heeft, mijn zenuwen alleronaangenaamst te prikkelen, vooral als ik
er 's nachts op onthaald word.
Ik hield mijn blik strak gericht op het punt waar ik 't geritsel nog
hoorde, toen er eensklaps, in denzelfden hoek der kamer, een knal
losbarst als van een pistoolschot. Dat kon dan toch zeker geen muis
zijn. Te oordeelen naar het gevoel, dat ik in mijn wangen kreeg, moet
ik er op dat oogenblik niet extra blozend hebben uitgezien, en in tegen
stelling met den dichter Boxman, die opvoer", bleef ik stokstijf zitten,
even vaat op mijn stoel gekluisterd als Spinoza op de Paviljoens-gracht
op den zijnen. Zon er nog een schot komen ? En waar was de man
met de revolver ? Een mensch van vleescb en been was 't niet, anders
moest ik hem zien. Een geest dus?
Toevallig doe ik niet aan 't spiritisme; dus kon het ook geen geest
zijn. Een gas-ontploffing was 't ook niet, want ik heb er reeds op ge
wezen dat ik geen gas brand. Moeilijk dilemma. Eindelijk kwam ik tot
bet bewujjijgijju dat ik niet ia 't geval van Spinoga verkeerde, en iksjgno),