De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 21 maart pagina 2

21 maart 1886 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.456 zitting hadden, aangeraden voor het ontwerp te stemmen. Met spanning worden nu de tegenvoorstellen van het VaUcaan tege moet sezien. De definitieve totstandkoming van de Turksch-Bulgaarsche con ventie ondervindt sedert de vorige week wederom vertraging door de plotseling veranderde houding van vorstAlexarider,dSeerthans op aandringt dat het gouverneurschap van OostlRoemelie niet ?worde beperkt tot een tijdvak van vijf jaren, doch verbonden zal worden aan de erfelijke waardigheid, die hij als vorst van Bulgarije bekleedt Men zal zich herinneren, dat de Porte zich tegenover de groote mogendheden aanvankelijk had ver plicht, om in de Turksch-Bulgaarsche overeenkomst den naam van vorst Alexander te schrappen, en het gouverneurschap van Oost-Roemeliëte erkennen als onafscheidelijk verbonden met de vorstelijke waardigheid in Bulgarije. Nu zij zich echter heelt laten bewegen om weder de vroegere bepaling op te nemen, dat de gouverneur-generaal slechts voor den tijd van vijf jaren zou wor«kffl benoemd, achtte vorst Alexander zich gerechtigd en genood zaakt om te protesteeren. Hij heeft zijn' vertegenwoordiger Zanoff, die door zyne adhaesie te schenken aan de wijziging der over eenkomst zijne instructien te buiten schijnt te zijn gegaan, uit Konstantinopel naar Sofia teruggeroepen. Klaarblijkelijk verkeert vorst Alexander onder den indruk van de Russische intriges, die in Oost-Roemeliëtegen hem worden gesmeed, en wil hg alles vermijden wat aan het blijvend karakter van de door hem met de Porte gesloten overeenkomst afbreuk kan doen. Men kan hem daarin geen ongelijk geven, maar toch is het te hopen dat hij ten slotte ook tot deze concessie bereid zal worden gevonden, daar vooral de houding van Grieken land eene spoedige afdoening der hangende quaestiën hoogst wenschelijk maakt. Trouwens, wanneer men in aanmerking neemt dat Engeland en Rusland, de beide mogendheden die het meest bij de zaak zijn betrokken, het over de nadere redactie van het protocol eens zijn geworden en beide van oordeel schijnen te zijn dat het protest van vorst Alexander in dit vergevorderd stadium der onderhandelingen niet meer in aanmerking kan komen, zal den Battenberger wel niets anders overblijven dan ten slotte' toe te geven. De mogelijkheid van nieuwe verwikkelingen blijft echter met uitgesloten. UIT HET HAAGJE. LXX. 'k Zat eenzaam op mijn cel, in diep gepeins verloren En staarde in 't vlammend vuur, dat vrieod'lgk mij bescheen'! 't WM avond, alles stil, geen tite'len deed zich hooiea En 'k zweefde vrjj en ving ver van deez' aarde heen. Waar «as ik, in «at oord der ongemeten aferen En zocht den werkkring op, die me eenmaal ginder wacht f Helaas, «ie kent zgn droom, als licht en leven keeren En schetst met aatdache verf dien toovensoon der nacht? Toen voer ik eensklaps op; het dondert van de «allen En davert door de stad, nog korts zoo doodsch en stom; Nog een», daar bomt het «oer met hol en aak'lig knaltoj» Wat «il in t vreedzaam land, dat aak'lig echutgebrom? Bf kan me best begrjjpendat iemand die, zooals de dichter Boxman ffc is immers Boxman die 't vers gemaakt heeft? doodkalm in 't holle van den nacht te Gorkum op zijn kamer in 't vuur zit te staren, terwijl alle»' doodstil om hem heen is, van «chrik opspringt als een daverend ' kanonschot «p de wallen hem uit zijn stille overpeinzingen wekt. Maar " hg kon toch vooraf weten, dat de rivier zij 't dan niet 's nachts, dan r' toch de» volgenden morgen of middag, misschien als hq rustig aan tafel - zat, zott gaan kruien en dat de kauonniers, die met brandende lont bg tam signaal-stuk stonden, dan zonden gaan schieten. Enfin, de dichter moest toch een inleiding hebben, een aanloopje, om een dramatisch tafereel te schetsen van den IJsgang", en een mooiere, klankrijker, donderender introductie dan een paar kanon-schoten, is er niet denkbaar. Kanonschoten zijn altijd zeer gezochte introducties geweest. Bij de onderwetsche veldslagen o. a. die, zooals men weet, met zekeren «wier werden geopend, waren drie kanonschoten vooraf, ~ maar toch met scherp, de entree en moltere, of wel 't visite-kaartje dat men elkaar over en weer toezond. Ja, bfi Fontenoy ging 't nog hoffelgker toe; daar groetten de heeren antagonisten, alvorens den dans aan te gaan, elkander uit de verte, zooals de etiquette der schermschool dat voorschrijft, met ridderlijken awier: 4 vousV' A wnts Vhotmeurl» Je n'en fyis rien." Moi non plus" ? Faitesl" Of zooals de histoire anecdotiquezegt: Messieurs Uree Ie premier l" En nog eenige plichtplegingen, totdat eindelijk een der partijen, omdat er toch een de eerste moest zijn, zich deze eer gaf en men elkaar op de meest ridderlijke manier begon te ver* moorden. Over kanonschoten zon heel wat te philosopheeren zijn. Over revolver* schoten niet minder en ik ben niet ongeneigd dat bij een volgende gele genheid te doen. Thans hebben me de eersten slechts moeten dienen als introductie en als zoodanig hebben ze hun SchuldigJceit getban. 'k Zat eenzaam op mijn cel ia diep gepeins verloren"... En als ik een open haard had gehad, zooals die gelukkige Boxman 't was immers Boxman? zou ik ook in 't vlammend vuur" hebben gestaard; maar 't vlammend vuur in den wijden schoorsteen, nit htk oogpunt der gezelligheid en hygiëne zoo aanbevelenswaardig, is we gens economische redenen in burger-huishoudens uit de mode geraakt en> vervangen door de meer practische calorifère, een onwr fraaie moderne uitvindingen, die op vrij voldoende wijze het ongezellige, onaaaaangename en ongezonde in zich vereenigt, zooals met meer onzer nieuwe uitvindingen 't geval is. Bij ontstentenis van een vlammend vuur, staarde ik in de vlam via mijn petroleum-lamp, en ik was ook in diep gepeins verloren". Htt diep gepeins van een mensen die in een vlam kijkt, is dikwijls niet veel meer dan gedachteloosheid; ja, ik ben er niet ver af te gelooven, dat iemand die zich in een flikkerende vlam verlustigt, oeer niets anders kan peinzen dan over de gewichtige vraag, wanneer eindelijk dat brok steen kool, die uit verschillende spleten blauwe en roode tongetjes laat spelen, in stukken zal vullen, of heeft hij, zooals de ondergeteekende, slechts een lampenpit «m in te turen, over de onoplosbare quaestie waarom gezegde pit nooit zoo recht is afgesneden, of ze brand ergens met een punt, terwijl toch de juffrouw", met de taak van het egaliseeren der pit en het vullen der lamp belast, plechtig verklaart, dat zjj 't niet beter kan en dat er ook aan die pit niets mankeert". ?? Ik moet eerlijk verklaren, dat ik ook aan niets anders dacht, toen ik na '* opstellen van een diepzinnig en hoogst belangwekkend artikel, be stemd voor het eerste nommer van De Geest dies Tjjds", een maand schrift, dat eerstdaags uitkomt en in een lang gevoelde behoefte zal voorzien zie prospectus ? mijn pen had neergelegd en in de vlam mijner lamp keek, met het zelf behaaglijk gevoel van den genialen naar nederigen schrijver, die zich bewast is, een weldaad aan de menscbhwd en aan zjjn redactie en uitgever een onbetaalbaren dienst te hebbes bewezen. Ge zult, hoop ik, dat opstel lezen en ik durf me vooraf van uw volle instemming een vleiender woord durf ik niet gebruiken verzekerd houden. Er is veel over den geest des tijds te zeggen, even als over de kanon- en revolver-schoten, en er wordt ook veel van gezegd, maar 't komt hier hoofdzakelijk aan op de wijze van behandeling der materie, ziet u, en ik durf me vleien, dat mijn leading-artikel, wat de inkleeding betreft, weinig of niets te wenschen zal overlaten. 't Was een aanstrengende arbeid, want het onderwerp is zoo rgk afl stof, dat ik er zoo te zeggen tot over de ooren inzat, ik was dan ook dood-af, toen ik me er eindelijk had uitgewerkt en een dikke schrap onder mijn opstel had gebaald, ten teeken dat ik me verheugde in de voorspoedige verlossing van mijn brein. Ik had ook werkelijk, nu ik zooveel nit mijn hersenkas had gehaald, een gevoel alsof ze totaal ledig was. Ja, alles wat ik er dien avond in had, was door middel van mijn hand en ganzen-veder ik gebruik geen stalen pen omdat ze mg téscherp is mildelgk op het blank papier neergestroomd en daar zat ik nu, uitgeput als een leege regenbak. Alleen mjjn inktkoker WM nog meer dan half vol en mijn pen had er nog heel wat zwarts nit kunnen putten; maar 't was dien avond voorgoed gedaan. Ik staarde dus in de lamp en dacht aan niets andera dan dat ze, naar ouder gewoonte, scheef brandde, 't Was alles stil om me heen, stiller durf ik wedden, dan in de cel van Boxman, want 't was middernacht De gangklok begon te slaan en wekte me uit mijn doffe gedachteloos heid. Onwillekeurig keek ik naar de pendule op den schoorsteen-mantel en zij begon met een fijn stemmetje te antwoorden aan haar groote zuster in den gang, die er, behalve een snorrenden slag, nog een koe* koek op na houdt, die geregeld uit zijn huisje komt om kokhalzend mee te roepen, hoe laat het is. Middernacht i Het spookuur dacht ik, waarom weet ik zelf niet. 't Was een domme gedachte, en toch was ik big dat ik die gedachte kreeg, zoo onnoozel als ze was, want nu had ik tenminste het bewust zijn, dat de leegte mijns schedels slechts van voorbggaanden aard was geweest. De koekoek had het twaalfde uur uitgeroepen en de deur vaa zijn huisje met een hoorbaren slag achter zich dicht getrokken; de pen dule, van een levendiger temperament dan haar logge Schwarzwalder vriendin, had haar twaalf tintelende slagen vlug afgehamerd en tikte nu eentonig voort. Ik soesde nog over het middernachtelijk uur en ik zag in mijn verbeelding een heksen-dans, of zoo iets, omdat «r dat zoo eigenaardig b$ past, toen ik tegenover me, in de kamer, tusschen den schoorsteen en een groot meubel, dat voor boeken-kast dient, hoewel 'fc voor kleerenkast in de wieg gelehd, iets hoor ritselen. Eea muis» dacht ik. Als ik de keus heb tnsschen een spook en een muis in nujn kamer, geef ik de voorkeur aan het eerste, want de spoken zijn, zooals me altijd is geleerd, stille wezens, die nooit geluid van zich geven, zelfs niet al rijgt men ze aan zijn degen. Een muis daarentegen, zoo klein als ze is^ kan in de stilte van den nacht een allernaarst, een sinister geluid voort brengen met baar eentonig geknaag, en ik beken gaarne, dat het de eigenschap heeft, mijn zenuwen alleronaangenaamst te prikkelen, vooral als ik er 's nachts op onthaald word. Ik hield mijn blik strak gericht op het punt waar ik 't geritsel nog hoorde, toen er eensklaps, in denzelfden hoek der kamer, een knal losbarst als van een pistoolschot. Dat kon dan toch zeker geen muis zijn. Te oordeelen naar het gevoel, dat ik in mijn wangen kreeg, moet ik er op dat oogenblik niet extra blozend hebben uitgezien, en in tegen stelling met den dichter Boxman, die opvoer", bleef ik stokstijf zitten, even vaat op mijn stoel gekluisterd als Spinoza op de Paviljoens-gracht op den zijnen. Zon er nog een schot komen ? En waar was de man met de revolver ? Een mensch van vleescb en been was 't niet, anders moest ik hem zien. Een geest dus? Toevallig doe ik niet aan 't spiritisme; dus kon het ook geen geest zijn. Een gas-ontploffing was 't ook niet, want ik heb er reeds op ge wezen dat ik geen gas brand. Moeilijk dilemma. Eindelijk kwam ik tot bet bewujjijgijju dat ik niet ia 't geval van Spinoga verkeerde, en iksjgno),

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl