De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 21 maart pagina 4

21 maart 1886 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 458 JL chingen te beurt; maar ook in menig oog paerelde, bij|de treffende 'k Zie duidlgk ia uw hand geschreven" het hoogste loon A. Th. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Johannes Josephns Herman Verhuist; werd op den 19 Maart 1816 te 's~Hoge geboren. Reeds vroegtijdig toonde zich zijn muzikale aanleg. Als knaap klonk zqne schoone sopraanstem mede in het koor der RoomschKatholieke kerken. Be directeur der koninklijke muziekschool gaf hem les in bet vioolspel, waarin de leerling het al heel spoedig 'tot' goede hoogte bracht Doch zijn vader wenschte, dat hij Fran Musica" «ten rug zou toekeeren en zich met de borst op de litbographie zou toeleggen. Dit beviel echter geenszins en zoo werd de veelbelovende knaap in den muziefehandel van Weygand & Cie. geplaatst. Maar als bediende was hij niet zeer geschikt. Het werk vlotte niet. Zooals in het nnmmer der Man nen van Seteekenis, door Jhr. Mr. J. C. M. van Kiemsdijk aan Verhnlst gewyd, dat ons goede diensten bewijst bij de samenstelling dezer schets, te lezen staat: als er muziek te sorteeren of te bergen was, hadden de collega's van Verhulst dikwijls heele stapels opgeruimd, terwijl hij zelf nog. in het eerste nommer zat te studeeren. Weldra echter kon hij den mnziekhandel vaarwel zeggen en ontving een» plaatsing als surnumerair bfl de Koninklijke Hofkapel op een aanvankeljjk honorarium van f 40. Op 17-jorigen leeftijd werd Verhulst tot organist in de kerk aan het Binnenhof benoemd; en aan zijn lust tot componeeren had hij reeds den vollen teugel gelaten. In den zomer van 1836 deed zich echter een feit voor, dat van den grootsten invloed op de vtrdere ontwikkeling van Verhulst zou wezen. Mendelssohn kwam te Scheveningen en door Lubeck geraadpleegd over de compositiën van onzen jeugdigen landgenoot, sprak hy daarover zulk een vleiend oordeel uit, dat men besloot pogingen aan te wenden om Verhuist onder Mendelssohn's leiding te brengen. De concerten in het Gewandhaus te Leipzig, waarvan Mendelssohn , sedert 1835 directeur was, trokken de aandacht van alle musici. Cnze Verhulst vestigde zich daar in 1837, na eerst eenigen tijd onder Klein te Keulen en ook te Parijs gestudeerd te hebban. Van hoeveel invloed het verblijf te Leipzig op zijne vorming geweest is, kan wel het bestuit ggne compositiën blijken; terwijl ook zijn kunstsmaak door den omgang met Mendelssohn niet weinig gelouterd werd. In het jaar 1838 werd hij , tot orkestdirectetzr van Euterpe benoemd. Zijn eerste optreden werd door de kritiek recht vleiend beoordeeld en Schumann sprak zeer gnn. Stig over de Ouverture Gijsbrecht van Aemstel" en prees ook zijne leiding. In 1042 keerde Verhulst in Nederland terug. En toen in hetzelfde jaar in tegenwoordigheid van Z. M. Willem II eenigezgner werken werden uitgevoerd, ontving de componist het ridderkruis van den Nederlandschen Leeuw. Ich wünsche dir Glück zum Orden" schreef hem Schumann, doch hij voegde erbij, dat onder den Leeuw, steeds een frisoh kunstenaarshart blijve kloppen. Na zijne benoeming tot directeur der hofinuziek, kon hij zich aan de compositie wijden. Zoo ontstond eene reeks van liederen en gezan gen, n- of meerstemmig. Op Nederlandschen bodem zou dus weder een Nederlandsen componist te meer gevestigd zijïi. Thans worde vermeld, dat aan Verhuist in 1848 de leiding der zangafdeeling van de MaatschappS van Toonkunst te Rotterdam werd opgedragen, terwijl lüj in 1860 Lu beck als leider der Diligentia-concerten opvolgde. Op 5 Januari 1864 trad bij als directeur der Amsterdamsche afdeeling op en in de hoofdstad werd hij met de directie van de concerten der Maatschappij Pelix Meritis en van de Maatschappij Gecilia belast. Bet ligt niet in ons plan den invioed te schetsen, dien Verhnlst op den muzikaleüiüvan het tegenwoordig geslacht heeft uitgeoefend. Zeker is het, dat de meeste werken van vroegeren of lateren tijd meest alle onder 2§n» leiding1 werden uitgevoerd. De namen van Bach en Handel, van Beethoven, Mendelssohn, Schumann, Niels Gade zijn herhaaldelijk op de programma's te lezen. En van de beste koos hij de beste. In zijn voorkeur is hij haast even beslist als in zijn weerzin. Sommige namen uit den lateren tijd z$n hem een gruwel. V&fi Wagner en Liszt wil hij niets weten en niets hooren ook, tenzij de omstandigheden hem daartoe verplichten zouden, als bij de uitvoeringen der Meininger Kapel en ook wel eens in Felix het geval kon wezen. Die antipathie wortelt in zijn verleden en ook in zijne kunsttheorie. Zij is minder bekrompen, dan de oppervlakkigheid durft beweren. En de mindere goden, die hun voortreffelijkheid bouwen op hun zoogenaamde veelzijdigheid, mogen weten, dat geen enkele hem in Nederland nog boven de schouders is gewassen. Zuiver instrumentale compositiën heeft Verhuist slechts weinig geschre ven. De ouvertures in Si en Gysbrecht van Aemstel" dateeren reeds van den tfld vóór zjju vertrek naar Leipzig. Het intermezzo Gruss aus der Ferne," de overture in D, de symphonie en de strijkkwartetten op. 6. werden te Leipzig geschreven. Tot dat tijdperk behooren ook het Kyrie" en Gloria" uit de. Groote Mis op. 20, eveneens een gedeelte van den I45en Psalm. Wat intusschen den Nederlandschen kunstenaar kenmerkt, is zijne voorliefde voor het Nederlandsche woord. Heije's gedichten leverden hem meestal den tekst voor zijne vocale werken; doch ook dr. Wap, Broek huizen, Beiininck Janssonius boden welkome gaven. De Kembrandt-cantate weerklonk nog onlangs bij de inwijding van het Rijksmuseum en had van later toon werk te lijden noch te duchten; ge mengde koren zonder begeleiding zijn in ruime keuze voorhanden; vier stemmige manuenkoren worden steeds door onze liedertafels met geest drift gezongen. Wie onzer kent niet de liederen met piano-begeleiding? Wij zullen ze niet in de herinnering terugroepen. Van de kerkmuziek op Latijnschen tekst weten de leden der Katholieke zangkoren het best mede te spre ken. De drie missen van Verhnlst, het Te Deum Laudamus" en andere compositiëu worden in geheel Nederland regelmatig uitgevoerd. Zijne gelegenheidscantaten zijn evenmin te vergeten. Het Vondelfeest, het25jarig Koningschap prikkelden dezen toondichter tot compositiën, die, zonder frisscher lauwer te voegen bij den krans, in een strijdperk van weelde rige productiviteit verworven, den componist niet onwaardig bleken. Kunst is voor Verhulst altijd de himmlische Göttin" gebleven, waar van de dichter spreekt. Voor de echte kunst en voor den echten artist heeft hij ook altgd den eerbied kunnen eischen, die beiden toekomt. Waar men die te na kwam, werden de Stekels van de hulst" niet ont gaan. En velen onzer hebben met genoegen bijgewoond, hoe deze kunstenaar met geest en vernuft den philister de les wist te lezen, die het wagen dorst aan kunst en kunstenaren de plaats te betwisten, die hun rechtens behoort. Mogen dezen Nederlandschen Meester, wiens zeventigjarig geboortefeest in de hoofdstad wordt gevierd, nog lange jaren van onverzwakte kracht naar lichaam en geest geschonken v/orden; de sympathie en de vereering van het Nederlandsche volk zullen hem steeds trouw blijven. H. C. P. D. TOONEEL TE ROTTERDAM. Bolinan en zijn familie. Schuine jongens. De blinde en et/n geneesfaèr, In de afgeloopen week heeft ons schouwburg-bezoekend publiek geen reden tot klagen gehad. Althans kan er niet geklaagd worden over oud-bakken kost. Twee premières en n drama uit de oude doos, maar zoo oud,' dat het jongere geslacht het best voor nieuw kan slikken, dat is voor Rotterdam al heel veel. Maar de premières noch het nieuwe uit de oude doos hebben bijzonder veel publiek gelokt. Waaraan dit toe te schrijven? Aan de vasten? Aan het achereenvol gens monteeren van Duitsche Possen in onzen grooten schouwburg?.... Aan den gevorderden tijd van hét seizoen ?.... We durven dit niet te beslissen. Mannen, grijs geworden in den dienst van het tooneel, zoeken de oorzaak van dit verschijnsel op te sporen.... maar tevergeefs. Men geeft een Duitsche Posse, voor stampvolle zalen; aangemoedigd door de goede recetten, monteert men er weer een van het zelfde ge halte .... en het publiek schittert door zijn afwezigheid. Men geeft herhaaldelijk in een seizoen Se twee Weeeen, steeds voor stampvolle zalen; van den zelfden schrijver monteert men een zelfden draak, ia jaren niet gespeeld, en het publiek komt maar voor een derde gedeelte op. Omdat er volgens mannen van het vak, mannen van rijpe ervaring op gebied van tooneelzaken, vóór de opvoering van een stuk niets van het welsla gen te zeggen valt, maken we de directie van onzen grooten schouw burg er geen verwijt van, dat ze ons opnieuw de première van een blijspel te zien gaf. Stukken, die menige directie, na de eerste repetitiën deden, huiveren om tot een opvoering over te gaan zoo laf kwamen ze directie en artisten voor hebben menigmaal avond aan avond het publiek doen schateren van het lachen en omgekeerd. Het publiek heeft veel van een barometer, maar van een barometer in Holland, die drie kwart van het jaar op veranderlijk" staat. Zoo ik reeds zei, de directie van onzen grooten schouwburg gaf ons de vorige week opnieuw een kluchtspel te zien en wel: Bolman en zijn fa milie, vrij naar het Deenseh, door L. D. Wanneer er niet duidelijk geaf ficheerd had gestaan vrij naar het Deenseh," dan had zeker menigeen aan Duitsch fabrikaat gedacht. Zooals we gewoon zijn in duitsche Possen, loopt ook dit Deensche gewrocht over van onmogelijke toestanden en personen. Verbeeld u Bolman, de hoofdpersoon, is ambtenaar, commies aan een der ministeriën. De man, die te pas en te onpas, zijn nauwgezetheid als ambtenaar den volke verkondigt, haalt de zotste en onmogelijkste din gen uit. Dit schijnt aanstekelijk op zijn huisgenooten te werken. Althans zijn vrouw en twee dochters doen voor hem in malligheid niet onder. Stel u voor, twee jonge, lieve meisjes, die beiden dol verliefd raken op twee aller onmogelijkste wezens een specie letterkundige en een dito musicus. Stel u voor, dat de vrouw van den ambtenaar een huisvrouw van den echten stempel van den tegen de vergunning strijdenden toestand van haar man gebruikt maakt, om hem als bediende in een liefhebberij tooneel-gezelscnap op te laten treden. Stel u voor dat .... maar laat ik alle dwaasheden en quiproquo's niet opsommen. Laat mij volstaan met te constateeren, dat, niettegenstaande veel onmogelijks, toch werkelijk tal van kluchtige en lachwekkende tooneeltjes in dit stuk voorkomen. Een der aardigste tooneeltjes uit het stuk is het boven zijn bier raken vaa den commies Bolman. De man wordt door een jongmensch, dat bij hem op kamers woont, op een glas wijn genoodigd. Onder het drinken der Uüderheimer" verliest onze commies zijn ambtenaarsfatsoen zóó, dat hij de allerdolste dingen over de vrouwen en het huwelijk uitkraamt. Dit tooneeltje werd door den heer W. v. Zuylen zeer drastisch gespeeld. Toch geloof ik dat zijn opvatting hier te veel tot het bas-comique over helde. De heer v. Zuylen was overigens de held van den avond en heeft met den heer Poolman voor een groot deel het stuk op weten te houden. De heer Poolman, een verliefd musicus, heeft een charge van zijn rol gemaakt, maar een charge waar toen om lachen moest. Dit was het geval niet met den heer Van Eijsden .De heer Van Eijsden schijnt te meenen, dat tot het leveren van een charge eenige lange haren en een kort, nauw jasje voldoende is. De heer Rosier Faassen gaf een goed gety peerd beeld van den afgemeten, drogen ambtenaar. De heer Henri de Vries heeft de jonge rol" veel beter gespeeld dan voorgaande rollen in dit genre, die we van hem zagen. Zijn spel is beschaafd, maar het winne nog aan losheid. Over de dames ditmaal kort: zij speelden allen met veel opgewektheid. De tweede première had plaats in den kiemen schouwburg en bertond

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl