De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 21 maart pagina 6

21 maart 1886 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 456. ' bét geval: beoordeelaars en leeken verheugden zich er beiden evenzeer over. Een zomerdag, zoo helder, zoo licht, zoo warm als slechts het ge lukkige zuiden doet genieten. Be zee glinsterend van het zuiverst blauw, als een spiegel van den wolkenloozen hemel er boven. Aan den oever een bank van wit marmer en daarop rost een jongeling, die aan het blonde meisje, dat met rozen op den schoot naast hem zit, eene vraag doet. Wie is van dit stukje weggegaan zonder de gewaarwording, dat het hem vergund mochta zijn, een blik in eene lichtere, zaligere wereld dan de onze te slaan? Wien is het gelukkige paar op de marmeren bank niet in het geheugen gebleven. Mij zelf heeft deze voorstelling niet met rust gelaten, tot ik het antwoord had gevonden op de vraag, die daar den toeschouwer wordt voorgelegd, en ik mijne idylle Eine Frage" had geschreven. 1) 1879 ontstonden de stokken: Stroom-afwaarts" (Down to the river,) Het tuinaltaar" (The garden altar,) Niet te huis" (Not at home,) Naar den tempel van Oeros" (To the temple of Ceres) en in 1880 Ave Caesar Imperator." In 1881 voltooide Taderaa zijn Sappho" en deze schilderij welke groote bewondering op de schilderijententoonstelling te Berlijn, Biet alleen om de heerlijke nabootsing van het marmer, maar om ?6» wonderschoone groepeering der figuren en de echt antieke kalmte ? 4Se over alles ligt verspreid. Het schijnt mg toe dat Tadema zijn onder werp heeft ontleend aan een grieksche elegie, waarin gezegd wordt: Gij weet wel hoe in Lesbiëriand . Aliaios vaak den feestzang leidde ? Van liefdegloed voor Sappho's schoon ontbrand, Zijn «naren spande en een lied haar wg^de. Hg, Alkaios, niet Sappho, is dan ook de hoofdpersoon op deze schilderij, Een lied haar wijdend, laat hij het snarenspel klinken, zij echter luistert naar hem, goedgunstig en toch zeer aangedaan, gebogen over den feest, disch en over de» krans die er op ligt; op de exedra zitten de vriendinnen en kweekelingen der Negende Muze," van den vrouwelijken Homerus," zeer vereerd dat zij door dezen meester deze groote vrouw hooren be zingen. Edel en eigenaardig heeft liij de persoon der groote dichteres op gevat. Dat is niet de verliefde vrouw, van wie de overlevering, waarachijnlijk naar aanleiding van de latere comedie, bericht dat zrj zich van het leven beroofde om eene ongelukkige liefde, dat is de dichteres, van wie het grafschrift ran Pinytos zegt: De aarde bedekt slechts Sappho's asch en gebeente en haar naam. Haar haar schoon gezang verheugt zich in onsterfelijkheid. Tadema doet ons de wjze zangeres zien, en toch begrijpen wij hoe juiat ZÜgeneigd was tot die vurige hartstochtelijkheid, welke doorstraalt in eenige van de weinige liederen, die van haar overig zijn. Heerlijk is de tegenstelling van het witte marmer, de scherp verlichte personen en het diepe donkerblauw van de zee op den achtergrond. Cleopatra", de Voorlezing van Horatius", en Hadrianus, als hij bij zijn bezoek aan Brittaoiëeen pottebakkerswerkplaats bezoekt", hebben we helaas, niet gezien. De opvatting van dit laatste werk moet een zijner grootste meesterstukken zijn, zeker is juist op dit stuk het detail fraai, want Tadema is een vriend en zeldzaam kenner van antiek vaatwerk en heeft ook dikwijls de pottebakkerskunst en hare voortbrengselen met penseel en kleuren op het doek gebracht. Wil hij haar dank be wijzen, omdat volgens de sage een dochter van Dibutades, den pottebakker, syne kunst, die van het schilderen, heeft uitgevonden ? Ook als portretschilder heeft Tadema zijn roem gevestigd, het portret van zijne dochter Anna was een sieraad van de laatste tentoonstelling te Berlijn. Alle portretten en aquarellen kunnen nu niet bijzonder behan deld worden, de laatsten vooral zouden dat wel waard zijn, want juist in deze wijze van schilderen wordt hij wellicht door geen levend kunstenaar overtroffen dan door Menzel, die Tadema innig en hartelijk vereert. Ook zijne echtgenoote, die zoo lieve schilderstukken weet te vervaardigen, is «ene begaafde aquarelliste. Ook moeten meesterstukken van den eersten rang geweest zjjn de coulissen, welke hij geschilderd had voor de voorstelling der tableaux-vivants, die gedeeltelijk met zijn hulp en invloed waren tot fltand gekomen voor de overstroomden aan den Rijn. Andere kleine ?tukken, in gelukkige oren ontworpen,- hebben schouwburgdirecteuren in tooneeldecoraties laten omwerken, zeer goed begrijpende welk een too* vernacht er in gelegen was. Aan de vruchten zal men den boom kennen; om een welgelijkend beeld van den kunstenaar te geven, hebben wij ons uitvoerig met zijne werken bezig gehouden: wie deze kent, kent hem zei ven. Omdenmensch Tadema in zijn geheel te schilderen, daartoe ia de tijd nog niet gekomen: hÜbehoort, Goddank, nog tot de levenden, en als in ver verwijderden tijd ook zijn laatste uur slaat, znllen vele bekwameren zich haasten hem een loflied te schrijven. Het is een bijaondere gunst van het lot dezen zeldzamen, geleerden, gevoelvollen man en echten kunstenaar, vriend te mogen noemen. Bij zoo veel grootheid, zoo diepe kennis en eene zoo buitengewone verbreiding van zijn roem, heeft bjj eene heerlijke eenvou digheid van gemoed bewaard. Wie hem kent, weet waaruit dat licht en die zonnige vroolijkheid voortkomen, die vele zijner schilderrijen bebestralcn; zij ontspringt uit zijn kuische, reine ziel, die er vol van is. Men kan zgn gelaat en den glans zijner knnstenaarsoogen nooit ver geten als men hem eens op een dag in Mei, bij zonneschijn, frisch groen, en TO gelengezang heeft hooren uitroepen: De wereld is toch schoon!" 1) Ia het oorspronkelijk» voegt Ebers er nog de volgende dichtregelen tusschen: lm Kunstpalast am grünen Isarstrand Eab ich gar lang vor einem Bild gesessen, Es hielt mich wie mit Zanberkraft gebannt, Und als ich fortzog, bomt icb 'B nicht vergesuoa, Ein Jahr verging, der Winter kam herbei, KUT aelten eahon urir die Sorrae scheinen, Da fasst ioh tnir ein Herz and lief: Es soit" Und nach dem Süden zog icb mit den Meinen. Wie Wandervögel bauten wir ein Nest fiD eiaem Palmecnfer, lichtuwüoseeö, Dort broht» tras das Dasein wie ein Fest, Und herzensdankbnr haben wir'a genossen. Oft konnt iob dort znm Meere, purpurbUu, Mit neuer Lust den Bliok horniedersenken. Und tausendmal muaat ich bei solcuer Sch.au An Alma Tademas Gemalde denken. Binst kam ein Tag, froh wie ein Bnratgeuieht, Ganz vol! von Tfa.fi, and Licht nnd gaten Standen, Und da es nog mir zn, ioh suoht es nicht Hab icb das Wort znm Bild des Freunds gefundan. Zoo, zoo ia bet mij geweest, zoo ben ik er toe gekomen mijn eine Frag»" te vervaardigen. UIT BELGIË. Saint-ffigrto. De Eevue des deux monde» brengt in de aflevering van lo. Maart eet» studie over de opéra-comique in Frankrijk, in de negentiende eeuw, tnt op Bizet. De opéra-comiqtte ia een genre van lyrische werken, dat in de laatste tien, twintig jaren -vrij wat verloopen is. Elkeen weet dat de werken van Boiëldieu, Auber, Adam enz. die 't eerst daarin uitblonken, tot eigen aardigheid hebben de vriendelijke, vroolijke zijde des levens te vertoonen, als hadde de muziek bijna geene andere roeping dan den goeden smaak, de fijne manieren, de salon-tevredenheid, den lach van den Jumme dit monde te bevorderen. Vreemd zag men daarom op toen Meijerbeers Etoile du Nor d eene opèra-comique moest genoemd worden, omdat dit werk met de compo sities der aangehaalde kunstenaars alleen gemeend heeft dat hèt gesprek zich daarin afwisselt met den zang. Maar nog rijst onze bevreemding, wanneer wij zien, dat de heeren Hülemacher (het zijn twee samenwerkende broeders) hun lyrisch drama opéra-comique hebben genoemd, enkel omdat er in gesproken wordt. Men kan verzekeren dat Manon van Massenet, waarin uitsluitend gezongen wordt, veeleer den naam van opéra-comigue zou verdienen. Wat er ook van zij, Saint-Mégrin is alles behalve komiek. SaintMégrin is ook geeu heilige; het ia ook geeu feestdag, gelijk St. Niklaas. Saint-Mégrin is de bijnaam van den graaf Faal Estuert aan 't hof van Catherina de Medici en Hendrik II. Alexandre Dumas schreef in der tijd een drama: Henri III et sa cour"' Dit tooneelstuk, waaruit men het vierde bedrijf en eenige anders bijzonderheden wegkapte, doopte men om, en het gaf een operatekst. Ziehier korte! ijk den inhoud. Catharina de Medici oordeelt dat St.-Mégrin van te grooten invloed ia op haren zoon, den zwakken Hendrik III, dien zij (zooals bekend is) allén wil beheerschen. Zij zoekt nu een middel om den hoveling te ver drijven, en vindt, het ir. diens liefde tot de echtgenoot van Frans de Cruise, Catharina van Cleef. Deze, eene getrouwe gade, luistert echter niet naar de neiging van den graaf. De Koningin-moeder roept nu de hulp van eenen sterrenwichelaar in, die een slaap- en liefdedrank bereidt, welke Catharina van Cleef ten val zal brengen en Saint-Mégrin in 't ongeluk moet storten. Als de hertogin, gedronken hebbende, inslaapt, verschijnt Saint-Mégrin in het kabinetje van den wicheiaar, waar men haar heeft nedergelegd. Zij droomt luid van Saint-Mégrin; daarop ontwaakt z$, er ontstaat een tweestrijd, en vervolgens de verrassing door den hertog de Guise die binnentreedt. De hertogin vlucht wel, maar laat haren zakdoek in den steek. In het Louvre vindt Saint-Mégrin Guise terug. Onder een zwak voor» wendsel beleedigt hij hem en wil duelleeren. De koning geeft aan St.-Mégrin den hertogstitel om Guise, te dwingen het duel aan te nemen. Deze wil nu trachten Saint-Mégrin eenvoudig te vermoorden. Daartoe dwingt hij op afschuwelijke wijze zijne vrouw genen tot een rendw-wxts uit te noodigen. Kg komt. De hertogin wil dat hij zal vertrekken. Een pak koord vliegt het venster binnen. Hjj laat zich eraan af. Een oogenblifc later wordt hu atervend binnen gebracht en Guise laat hem wurgen met den verloren neusdoek zijner vrouw. Opéra-Comiquel Ware 't maar een drama gebleven! Naar mijne meening is kritiek overbodig. De sitoatiën zijn spannend, maar afschuwelijk. La chute du rideau is eene ware verlossing. Toch is de muziek der twee verfranschte Duitschers niet zonder belang. Er is geene ouverture. De zangers en zangeressen spelen nu weer de hoofdrol neven 't orkest; dan weer reciteeren z{j onder 't spelen der in strumenten, en eindelijk komen er gesproken gedeelten voor. Wij zouden hier van melodrama kunnen gewagen. Dat men in eene lijst van vier zangbedrijven groote figuren als die van Catarina de Medici, Guise, enz. niet kan karaktiriseeren, spreekt wel van zelf. Eene opéra-comfgac-zingende reuzin, als de afgrijselijke koningin van Frankrijk, is wel allerminst denkbaar. Sommige tooneelen missen echter geene kracht en kleur, bijzonder niet de ensemblestukken in het eerste bedrijf. Het tweede bedrijf daarentegen is slechts als eene ontwikkeling van A» handeling te betrachten, en zonder wezenlijke oorspronkelijkheid van compositie. Het laatste bedrijf, ofschoon van kleiner omvang, is, gelukkig voor den totaal indruk, voorzeker als kracht van compositie het belangrijkst; aldus het laatste wederzien van Saint-Mégrin en de hertogin en zijn daarop volgende dood. Doch wat 009 vooral ia dit werk toelacht, zgn enkele kleine

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl