De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 21 maart pagina 7

21 maart 1886 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

fio. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. di« een oud karakter dragen. Daaronder tellen vrij nit het tweede be drijf een ballade van den page: Aa jardin de la gente Helene"; uit het derde bedrijf de strophen voor vrouwenstem: Les gentilahommea de la «oor"; het trio: La bonne et plaiaante histoire", enz. Men herkent daarbg tevens La Romanesca, eigenlgk eene dansmelodie der 16e eeuw, teruggevonden door den heer Fr. Fétia. Ook de dansmuziek zelve heeft een naïef oud karakter. Maar toch steken deze zaken nevens den modernen aanleg van het geheel alleen als liefelijke curiositeiten 'af. Wij schreven den hoeren Hillemacher & Co. ondertussohen groot talent toe, Mochten zg nn op een redelijk gedachten tekst hunne krachten nog eens in de opera beproeven, of anders liever voor 't concert en alleen Bymphonie-muziek schrijven! Zg kannen het. Varstand en geschiedkennjs worden dan toch in de moderne opera op e*ne al te pijnlijke proef gesteld I De uitvoering was over 't algemeen voldoende. Maar de heer Boyer, de eerste opéra-comique-bariton, en de beste kunstenaar van het heele personeel, wa* slecht bg stem. Bnuiel, 8 Maart, 1886. M. A, UIT PARIJS. LX. En plein carnaval! En de patres conscripti van de hoofdstad der beschaving voteeren een som van tienduizend francs ten bate van de ;'gr$ve '?*- en oproermakers van Decazeville, na het verzoek om een toelage van vgf-en-twintig honderd francs voor het jubileum van Arago zoo'n itérrenfcjjker! van de hand te hebben gewezen. En het aanstaande woordenboek der Académie weder verrijkt met «en woord, even wanluidend van klank als moordzuchtig van beteekenis; het woord: watriniser, dat spoedig een pendant zal krijgen in het even ongunstige: baslyser, ter eere van den waardigen volksvertegenwoordiger Baaly, die nog altgd beneveld schijnt te wezen door de geestrijke dam pen van «ijn voormalige kroeg. En de Beors in opschudding gebracht door een geestverwant van dien Basly, door een Fransehen nihilist. Petrovich.afrasGallo, die helaas! volstrekt niet krankzinnig blijkt te wezen, gelijk eerst werd vermoed, maar bezeten door de zucht om in onzen tijd van revolvérisme het di ploma van moordenaar-in-'t-groot te verwerven. En plein carnaval! En zelfs het deftige huis van Molière in ver warring en opschudding. Zou de vroolijke prins Carnaval misschien uit verveling aan politiek en anarchie zijn gaan doen, en om zich te wreken over de weinige egards, die Parijs hem gaandeweg minder betoont, z\jn geest van dolzinnige dwaasheid hebben doen varen in de sociétaires van h«t Théatre Francais? 't Heeft er waarlijk wel iets van; want als wezenlïk verdienstelijke, zelfs geniale menscheu, als b.v. een Coquelin, zich gaan inbeelden en ook de wereld willen doen gelooven, dat zij eenvoudig onmisbaar, dus niet te vervangen zijn, en dat bij gevolg met hun weg gaan een gansche zaak moet vallen, dan gaat men onwillekeurig denken, dat het bg die lieden in hun bovenverdieping met recht pluis is. 't Is maar te hopen voor Coquelin, dat dat gevoel van zijn eigen on overtroffen voortrefielgkheid de bittere pillen, die men hem te slikken geeft, zóó verguldt, dat hjj er den onaangeuamen smaak niet van proeft. Zoo heeft o. a. Sarcey, zeker wel de meest bevoegde autoriteit op tooneelgebied, in la France hem kort en bondig aangetoond, dat met zijn heengaan het huis van Molière volstrekt niet onthoofd" zou wezen. Hij geeft Coquelin overigens alle eer, die hem toekomt, maar verklaart tevens op vriy krasse manier, dat ieder ander sociétaire van het Théatre Fran cais, die thans hun ontslag hebben gevraagd, moeielijker te vervangen sou wezen dan hij. Ik denk," voegt Sarcey er vrij hatelijk aan toe, dat dit Coquelin, wanneer Lg die bijzonderheid verneemt, genoegen zal doen. Laat hg das vrij de wereld gaan rondreizen, zoo mogelijk een mülioen verdienen, wg zullen hem te Parijs niet missen...." En laat ik u, al ware het alleen om het kostelijk staaltje van l'esprit gaulois, mededeelen, op welke wijze Albert Wol ff met zijn gewone gees tigheid dezen zelfgenoegzamen kunstenaar in den Figaro m het ootje neemt: Het vertrek van den tooneelspeler ? had heden, Zaterdag uit Havre moeten plaats hebben. De maatschappij der Transatlantische booten had een speciale stoomboot ter beschikking gesteld van Coquelin, omdat zij wel begreep, dat de groote komiek onmogelijk den overtocht naar Ame rika zon willen doen op een der steamers van de compagnie, die Sarah Bernhardt of Judic daarheen hadden overgebracht. Vrijdag had de heer Bennett per telegraaf aan Coquelin zgn particulier jacht, een der schoonste schepen, die den Oceaan doorploegen, doen aanbieden. Maar onze eminente sociétaire had met de edelste vaderlandsliefde dat aanbod van de hand gewezen; bij wilde, zeide hg, zich inschepen aan boord van een Fsansche stoomboot, want en dit zijn letterlijk zijn eigen woorden t,ik ben wel in onmin met den heer Goblet, zeide Coquelin, maar met Frankrijk zelf heb ik niets gehad." Gisteren in den namiddag ontving Coquelin nog een macht van depu taties, wier krachtige pogingen ongelukkig allen moesten afstuiten op de onverzoenlijke gezindheid van den gewonden leeuw. De gemeenteraad van Parijs deed, bg monde van den heer Mesureur, aan den grooten tooneelspeler het voorstel om zijn naam te willen geven aan de rue Bonaparte, wat door Coquelin met verontwaardiging werd afgewezen, omdat, naar hg verklaarde, zgn republikeinsche gevoelens hem verboden een tyran op te volgen, zelfs op het blauwe naambordje van een etraat van Parijs. Git naam van wijlen Gambetta's vrienden, kwam M. Antonin Pronst Coquelin bezweren dat hij van zijn vertrek zou afzien. Alles te vergeefs. De chef der claque van het TheatrerFrancais arriveerde ongeveer te vier nor: deze laatste ontmoeting was zeer aandoenlijk .... Met U, aldus sprak deze brave man, was mijn betrekking een sinecure: ik applaudisaeerde slechts als ieder ander, zonder «enigszins in 't oog te loopen. Men hield mg, gelooi ik, voor een Diusdag-abonnó! EB dat bolde mij niet 's Avonds 7 nor ging Coquelin aan tafel tusschen zijn vrouw en zijn jeugdig zoontje, zijn treffend evenbeeld, dat even talentvol belooft te worden als zijn vader, toen aan Coquelin het bezoek van den heer Eduard Lockroy werd aangekondigd. Tot den grooten tooneelspeler toegelaten, deed de minister van Handel terstond een krachtig beroep op de vaderlandsliefde van Coquelin. In naam van Frankrijk, aldus sprak de heer Lockroy, bezweer ik U op dit oagenblik althans uw vertrek uit te stellen. Het moet U bekend wezen, dat een deel van Europa zich vijandig toont tegen de Tentoonstelling van 1889. En nu is er maar n mensch, die ons de sympathie van het buitenland weder terug kan doen winnen, en die zijt gij. Gij staat met .alle Europeesche hoven in betrekking, want gij, die nooit eens vacantie naamt, hebt U te Weenen, Sint-Petersburg, Brussel en den Haag doen toejuichen. Aangezien Coquelin zich nog scheen te bedenken, voegde de minister er dit aan toe: Ik heb heden morgen een commissie bij mij gehad van de Sociét Financière, die verklaarde mg het waarborgfonds voor de Tentoonstelling te moeten weigeren, wanneer gg Frankrijk verliet. Uw vertrek zal dus niet alleen de Comédie onthoofden", maar ook het honderdjarig jubil der onsterfelijke principes onmogelijk maken. De groote tooneelspeler, ofschoon overwonnen door hetgeen de mini* eter had aangevoerd, heeft niettemin zekere voorwaarden gesteld, welke het onderwerp van beraadslaging zullen uitmaken in den eerstvolgenden ministerraad, die onder het voorzitterschap van Coquelin i» eigen persoon zal worden gehouden. Laat ons goeden moed hebben!" Kan men aardiger in het zonnetje gezet worden? Iedereen moet lachen een gullen, gezonden lach, behalve Coquelin, denk ik, die het alles behalve vermakelijk moet vinden, dat anderen hem, na hg zelf het tooneel verlaten heeft, een rol laten spelen in de groote Comédie Sumaine. De vorige week was het vijftig jaar geleden, dat Meijerbeers Euguemots voor het eerst werd opgevoerd. Men zon zeggen, dat dit meester stuk eerst kort geleden geschreven werd, en toch hebben wg in Frankrgk eedert zijn geboorte den tg'd gevonden driemaal revolutie te maken. Als men eens kon nagaan, hoevelen er nu nog in leven zgn van aHen, die de eerste opvoering bijwoonden, zou de statistiek gewis zeer treurige uitkomsten opleveren. Toch behooren nog drie personen van degenen die aan deze première medewerkten, tot de levenden en onder dezen, zij die Valenüne creëerde en die een korten tgd to grande Falcon ge» noemd werd. Onverwachts ontrukte een ziekte haar aan het tooneel, en met haar kortstondigen roem was het gedaan. Zij bezat den vrij zeldzamen moed om vergeten te blijven leven, vergeten in dat zelfde Parijs, waar haar naam zoo luide had weerklonken en waar zg nog heden woont. De voortreffelijke zangeres schikte zich met heldenmoed in het leven van een rustige burgeres. Zij doet zelfs haar best zoo verborgen moge lijk te blijven, want toen een paar jaar geleden een reporter haar op 't spoor was gekomen, smeekte zij hem dringend haar incognito te willen eerbiedigen. Mms Dorus-Gras leeft insgelijks nog. Zij, die des zomers op het strand van Etretat vertoeven, kennen ook wel de bekoor» lijke villa, die zij daar heeft laten bouwen en waarvan zij zooveel houdt, dat zij, ondanks stormwinden, watervloeden, daar ook 's winters blijft. Welke herinneringen en visioenen moet niet de verjaring van die eerste opvoering, die voor haar een avond van triumf was, opwekken bg die oude koningin van het theater! En het was misschien wel de meest roemrijke van alle, waarvan de oude zaal der rue Le Pelletier getuige was, die première der Hugiienota die op den 29sten Februari van het schrikkeljaar 1836 plaats vond. Merken we in 't voorbijgaan op, dat de 29ste Februari een buitenge gewone rol speelt in de geschiedenis der muziek. Ook kwam op diem datum Rossini ter wereld. Die arme, groote Rossini! De met de Buguenots behaalde zegepraal maakte hem doodongelukkig en al zijn spotten met dien Sabbat des Juifs kon hem daarover niet troosten. Meyerbeer kon natuurlijk in deze rivaliteit gemakkelijk de mooie rol epelen, omdat hij de opvolger, bijna had ik gezegd: de onttroner was. Toch heeft er tusschen beiden nooit ook maar een spoor van hartelijk heid bestaan. Het toeval bracht hen menigmaal bg elkander, maar hun houding tegenover elkander bleef steeds zeer gereserveerd. Op een diner, door een der vorsten van de beurs gegeven, waren bei den uitgenoodigd, zonderdat zg wisten elkander te zullen ontmoeten. Meyerbeer kwam het eerst. Toen Rossini werd aangediend, vloog de gastheer haastig op om hem te verwelkomen. Met Meyerbeer aan de hand, die niet durfde achterblijven maar een gek gezicht trok, ging hij naar Rossini toe, die nog gekker gezicht opzette bij het zien van zijn gelukkigen mededinger. Maar hij was een man vol geest, en terwijl de ander met den mond vol tanden bleef staan, sloeg de componist van den Barbier Meyerbeer vriendschappelijk op den schouder en zei met zgn welbekend glimlachje: dat is nu de man, die mij het bewijs levert, dat ik goed gedaan heb met niets meer voor het tooneel te schrijven! Dat was een enorm compliment, of een enorme hatelijkheid. Meyerbeer's houding verried duidelijk dat hg het als een hatelijkheid opnam. Meyerbeer was trouwens zgn leven lang de meest vrees athtige en ergdenkendo der menschen. Terwijl hij van alle kanten werd toegejuicht, kon hij toch nog de vrees niet van zich zetten van ten prooi te zijn aan de vervolging van vijanden, die zijn verderf hadden gezworen. Bg do repetities van zgn werken werd ook de kleinste lapsus van een der leden van het orkest door hem opgevat als een bewijs van die samenzwering. Ze doen het met opzet, dacht hg. Het komplot zal met de première losbarsten. En naarmate hg meer opgang maakte, werd hözenuwachtiger «a achterdochtiger.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl