De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 21 maart pagina 9

21 maart 1886 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 456 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLANi D. «W aMB «?gBuria Badrigoe* krat, maar ook het oudste poëtische werk, dat bj inspireerde. Be vervaardiger dezer saphüche ongelukkig on«eUediff, «aal «r kga et dachte 88 kan eea tijdgenoot van dea Cid afa, e* op a$a aüast genomen noat luj kort na dan Campeador hikten; wattt bg qMskt van d* laatste oortogoa van dm Gamda > KoOo ewuknra» Bodttioa aeva Pïiacipia beH». Tofan da algwsMB gehuldigd» opinie ia, plaatst de familie van Rodriguez onder da luisterrijkste: uVan eon aoo edel ras, dat w ia Gaota^e geeo verhevener was; Sevüj'a ea d* it«d«n der Iberiëre bobben geweten, welk man Rodriguez was." Da dioBter beweert, dat Rodrignea evenzeer door Don Alfonso bemind weid, ais aulks met don Sancho geweest was: Na atjata (Saacho's) verraderüjken dood, besteeg Don Alfonso den troon en gaf don Campeador denzelfdea rang, dien zijn broeder hem be stand kad." beminde hg hem niet minder; hij wilde hem boven allen totdat da hovelingen ijverzuchtig op hem zouden worden." Zo zeiden tot den koning: Heer, wat doet gy? Gjj werkt, door RodriBOO zeer ta verheffen, a B6l*ea tegen; ha mishaagt ons." «Weet kat» hu kal n nooit beminnen, omdat hu den gunsteling van uw bnar geweest ia; hy aal aw ondergang beramen en veroorzaken." Volgens deze strofen was de ijverzucht de oorzaak van Rodriguez' oageaada. Tiar vereea kunnen doen vermoeden, dat hij cioh wreekte door da Staten van dea Koning van Cestiye te verwoesten. Deze beval aan Garoia Ordonez, Ray Diea dood of levend bjj hem te brongen, maar de banneling deeg, in dan alag bij Capra, eijn tegenstander op de vlucht, ea vervolgens wu Rodrigaea, met behulp van dea Moor Alfagib, nog eens de overwinnaar van den graaf van Barcelona. Hier eindigt het fragment, op het oogeablik, dat men kan veronderstellen dat de schrijver aju onderwerp minder ter loops gaat behandelen. Deze dichter, dien da Mérü, op aeer verdedigbare inducties, houdt voor een monnik uit de abdy van Ripol in Catalonie, was stellig een geletterd man, maar terzetfder tgimoet de Cid in meerdere dezer volksdichten zgügevierd. In een Latjjnsch diohtstnk op de inname van Almeria, dat schijnt te dateeren van 1147, wordt op hunne venen gezinspeeld ; men spreekt eens van de helden daden van dien Rodriguez, die altijd in oude liederen mijn Cid wordt genoemd. Ipse Jfafericu* <Rt«s Cid temp» wcatus.... M«a heeft eaa Yeaat, dat Sanchez voor de eerste maal onder den te w^dschen naam van dichtatuk heeft uitgegeven; hierin wordt Rodriguez altijd M£M Cid genoemd. Toch kan men niet zoo gaaf aannemen dat dit product hetzelfde is, waarvan het dichtstnk op de inname van Almeria heeft wiUen spreken, maar het is hoogst waarschijnlijk, dat dit Yeestgeajhreven werd volgen» de van 1147 af bekende volksliederen. Het gedicht van den Cid, want zoo is de titel onder welken het gedrakt werd, ie overigens zeer, seer oud. Sanchez, Capmany, HuberWolf stellen d« vervaardiging in de lle eeuw. Amador de los Rios wil het zelf toeschrijven aan een der dienaren van Rodriguez, maar talrijke tegen werpingen bestrijden die meening. Wat dadelijk verwondering wekt is dat het drchtstuk zoo ver van de waarheid staat en betrekkelijk zoo kort bjj den dood van Rodriguez. Toch zyn die betrekkelijke vervalschingen niet vreemd in de Middeleeuwen. Het Yeest is niet volledig en dat is zeker zeer jammer. Het bevat 3744 Verzen. Er ontbreken een/ge bladzijden aan het begin en eene bladzijde in het midden van het handschrift, dat door Sanchez is uitgegeven en het eenige is, dat men kent. Bij het openslaan van het boek ontmoeten wq het verhaal van de eerste verbanning van den Cid. 't Is metgrooten eenvoud, maar met eene juistheid van cfêtails en een gevoel van waarheid geschreven, die wezenlijk indruk maken. Het was verboden, den Campea dor eeae schuilplaats te verleenen; hij ging derhalve met zijne lieden kampeeren op de oevers van den Arlanzu. Maar hoe zijn vrq groot geVolg, dat spoedig aog aanzienlijk grooter werd, onderhouden? Het was toen, dat hij op twee koffers vol zand een ervan is nog in de hoofdkerk vaa Eurgea te zien, eegt men aanzieuUjke sommen Van twee goede Joden opnam, die meenden, dat de kofiers vol schatten aaten. Men veronderstelt gaarne, dat deze twee lichtgeloovige Israëlieten hun geld terngkregen, maar 14 jaren na het leenen was zulks het ge val neg niet. Indien het gedrag van den Cid bij die gelegenheid niet zeer prijzenswaardig was, hoeveel heldendaden verhaalt de dichter ons niet! We kunnen er niet aan denken er hier slechts een overzicht van te geven. tooien dit dichtstuk door zyn vorm, deze eenige beschrijvingen van 'gevechten, door eenige andere bijzonderheden doet denken aan vreemde invloeden, dan is het toch door en door Spaansch gebleven door ziju hoofdpersonen. Een toon van waarheid en goede trouw heerscht erin van 't begin tot het einde, en noodzaakt den lezer, om zoo te zeggen, als het ware voor echt een verhaal aan te nemen van gebeurtenissen, die grootendeels denkbeeldig zijn. Over 't algemeen verliezen ridderlijke figuren van hun waarschijnlijkheden in een net van onmogelijke avon turen: de Cid blijft waar, blijft mensen. Het verhaal heeft zoo goed het voorkomen der werkelijkheid, dat men zeer goed begrijpen kan, hoe het mogelijk is er toe te komen om het Verhaal aan een der dienaren van den Cid toe te schrijven. I)e onbekend gebleven vervaardiger had teen abrupt talent, maar een waar talent. De intocht van den Cid in Burgos, zijne afreize van San Pedro de Cardena, zijn Vaarwel aan Chimena, verscheidene veldslagen, de blijdschap van den Campeador toen Chimena te Valencia aankomt, de bonding van Rodrignea toen hij tegenover de infanten van Carrion stond, het drievoudig gevecht, waarmedt het dichtstuk sluit, zijn passages, waarin de grootsch beid van vorm, de schilderingen der toestanden het misschien winnen van de eenvoudigheid van den stijl. Ik heb zoooven Chirnana genoemd, maar het dichtstuk biedt niet de minste herinnering aan aangaande hftt tweegevecht van den zoon van beleedigde niet den vader van dea beleediger. In een ander ook zeer oud werk moet men de zachte M em zoeken van iets, dat al zjjn glans aan Corneille dankt. Dit tweede Bed l biedt minder eenheid aan, dan dat waarvan we eooeven gesproken bebl «n; het achgat samengesteld te sjja uit stukken van verschillenden oon »prong, waarvan enkelen «van oud kannen zijn als het door Sanchez aflj gegeven werk, maar waarvan «ad*» ren van veel jongeren datum schijn en. In dit product hebban we geen koningsgezinden en trouwen Cid, m* w aan feodalen, zonder het müufte respect voor zga vorst. Deze Cid ? chjjnt «en nauiaaksel ta zga van henderden oudere ridderromans; bij i slot vaa rekening schijnt alk» niat meer waarschijnlijk als in 't voorgaann l». Hjj doet den Koning van Frankr| ik, den Faux den oorlog aan; luj huwhjkt de dochter van den graaf v an Savoje «aa zijn vorst uit we Bitten tot over da ooren in dea ridi ierroman. Toen schijnt het begin van dit verwarde, bijeen geraapte n rerk «en minderen ouderdom te bezitten; hier ia het, dat wf vooreen at graaf Gormas en zijne dochter zien verschijnen; maar wat hebben zo een weg moeten afleggen om by Corneille te komen t We laten de m srtaliag van de bom betreffende passage volgen: De graaf van Gormas deed Diego vi in Lainez onrecht aan. Hij mis handelde zijne herders en voerde zijn 3 kudden weg. Diego Lainez geroepen zijnde, kwam te Bivar. Hg laat zijne broeders halen en stijgt oogenblikkeLjjk te tward. 2$ begaven zich in dan grootsten haast, bjj bot krieken van den dag naar Gonau ; zij verbrandden den voorburg aa beklommen de moren; zij voerden dt leenmannen en al vat zij konden nemen, mede; ay voerden zooveel kodde} a mede als er in de velden liopen; zo namen, om se te onteeren, de wasefe vrouwen mede, die in bet water bazig waren met waascben; de graaf 4 trok met honderd edele ridder» tegen hen op en riep met luider tteauw > tot den zoon van Lam Calvo: Laat mijne waschvrouwen vrij, want gf zoudt mij niet afwachten indien wüzoo talrjjk waren als gy." Buy Layne z, die heer van Faro was, keerde zich om en Beide hem, ziedende van A oorn: Honderd tegen honderd zullen wy gaarne te Pulgar tegen a « trjjden." Men bepaalde dag on plaats; men gaf de waschvrouwen en < Ie leenmannen terug, maar niet de kodden; men behield ze ter vergoefi ling van wat de graaf genomen bad. Negen dagen waren voorbij en a 9 stegen te paard. Rodriguez, zoon van don Diego en kleinzoon van Lt lin Calvo en kleinzoon van den graaf Nano Alvarez de ,Amaya en acht» rkteiueoon van den koning van Leon, was twaalf jaar oud, hij was nog geen dertien, hjj had nog geen veldslag gezien, maar het hart klopte bot i ten strijde. HU stelde zich onder het getal der hoaclerd strijders of zijn vader zulks wilde of niet. De eerste slagen vielen taai chen hem «n graaf Gormas. De troepen stonden op eene lijn en ze begons en den strijd. Rodriguez doodde den graaf, die den dood niet kon «atga* o. De honderd maken zich ten strijde gereed. Rodriguez, die hun geen at ipgt geeft, trekt tegen hen op. Hq maakt zich meester van de twee zoon van den graaf en brengt hen naar Bivar. De graaf bad drie dochten, alle drie buwbaar; de eerste was Elvira Gormas, de tweede Alfonaa, t de jongste Cbimena. Toen ze wisten, dat hare broeders gevangen waren en dat haar vader dood was, kleedden zg zich in zwarte kleeren en lal ige sluiers; toen kleedde men aich aldus ten rouw, thans als teeken van vreugde. Zij verlieten Gormas «a begaven zich naar Bivar." Op verzoek f van Rodriguez gaf don Diego aan de weezen bare broeders terug en to« Chimena zich uit Bivar ver wijderde, deelde zij hare zusters het plan ;mede om zich bij den koning te gaan beklagen. Inderdaad, ze steeg te paard, gevolgd dog r drie dames en schildknapen en kwam te Zamora aau, waar ze vroeg om ds )n Fernan te spreken: Koning," zeide zij, »ik ben eene cragetal tkige vrouw, heb medelijden met mij. Toen ik nog zeer kleiu was, werd l k reeds weeze door de gravin mijne moeder; de zoon van Diego Laynez ba eft uu groot onrecht aange daan; bij heeft mijn broeders gevangen gene 'men en mijn vader gedood. Ik kom mij bij u beklagen, die Koning zp -? Heer, verschaf mij recht." Deze woorden verontrustten don Fernaado zeer; zijn land was niet rustig en hij vreesde, dat het gevangennen» en der Rodriguez onlusten zon verwekken. HU deelde die vrees aan Cbin tena mede. Heer," antwoordde zij hem, ik zal u bet J aiddel keren omCagtiljeen al uwe staten rustig te doen zijn; geef mij Bi «Iriguez, die mjn vader ge dood heeft tot echtgenoot." Toen hjj zulks bfl'Orde, nam de graaf Osorio, voedsterroder des konings, dezen by de ban d «n leidde hem ter zijde: lieer, wat dunkt u van die vraag ? Ze moe t u behagen om de mocht van den vader Rodriguez. Laat Rodriguez en z. ijn vader halen," De dichter verhaalt vervolgens hoe de koning den raad van Osorio volgde en hoe Rodrignez zeer ontevreden was over het huwelij k, waartoe men zonder hem besloten had, en wat hij voor den koning niet verborg. De jonge dame verscheen; graaf Osorio leidde haar bij de hand, zij sloeg de oogea op en begon Rodriguez ...an te zien, en zg zeidta tot den koning: Heer, duizendmaal dank, dat is de echtgenoot, die ik vraag." Toen huwde men Chimena Gormas met Rodrig nez de Castil.jaan: Heer, gÜhebt mij meer door kracht dan door gemeenheid laten trouwen," zeide Rodrignez zeer verbolgen tot deu koning, maar ik beloof aan den Christus, dat ik u de hand niet zal kussen en «lat men mij niet met haar (Chemiua) zien zal, noou in de woestijn, noch in bewoonde streken, vóór ik overwinnaar gpweést ben in vgf groote geved iten." En ziedaar h£ vrefemde uitgangspunt van dea ridderlyken en verlief den Cid! (Slot volgt). EEN DÜITSCHEB OVER NEDERLANDSCH E LETTERKUNDE. (Slot). Maar nu even geduld hu gaat wat lang van stof worden. Hij staat voor eene geheel alleen zittende figuur schoon niet het hoofd, toch een hoofd onzer dichtren" fluistert gij. Maar zwijg en luister, hij gaat uit stallen, hij gaat u inwijden in de aesthetische krii iek: Grossartig sind die Verdienste, welche sich Hooft um die niederlandische Sprache erworbea hat. Es ist in seinen .Dichtungen Lebea und Poesie, in seinen Draraeu Handlnng, in seinen Vers en fliesserder Rhytmus, in seiner Prosa Kern uuj Kvaft, Vorzüge, die iusge. sammt seine Vorgaager

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl