De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 28 maart pagina 12

28 maart 1886 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, No. 457 Men hoorde duidelijk niet alleen de zangwijs maar ook de woorden: Zonen van een volk van mannen, Dat op Narvas heide vooht, op 't Poolsche zand, Op Leipaigs veld en aan het Donaustrand! " Daar verdween het laatste geweer uit het gezicht. De heide was rijk bezaaid met diamanten, die de zonnestralen nog niet hadden weggekust. Maar misschien waren de edelsten van allen een paar manlijke tranen, die op de plek waren gevallen, waar de eenzame stond, op het oogenblik dat de oude soldaat van D de zevende" die vooruit was geloopen, zijn lied had aangeheven. SCHAAKSPEL. No. 13 Van S. te Amsterdam. ZWABT. ~;'"°^m& i b « d ? f g b WIT. Wit speelt voor «n geeft in 3 zetUn mat. (Wit 8 en Zwart 6 met E. £6). OPLOSSING VAN BOHAAEPBOBLEBM No. II l a t a i 3 F8 Fill E2 D Bh. F2 mat. 05 C4 gedw. (» K. nt D4 &P. 06 05 D i T5 mat. Van J. Botpiftl te Ere. H6 O l! T. nt D. (a F5 E7 mat. E4 - P8 mat. T. nt T. l? (b) E. nt E4 (o (c) D. nt T. mat. D3 nt £4 (Ut (d) F5 E7 mat. Als boven Pd. £7 mat. K. 06 (« (e) T. nt £4 (t (f) £4 F6 mat. T. - D4 (g (g) ? . . . , Speelt anders F5 £7 of D. nt C4 of E4 F6 mat. D. Hl mat INGEZONDEN OPLOSSINGEN. Juiet il no. 11 opgelost door Gerrit te B. en B. te W. Ook is no. 11 en Bospifll juiet opgelost door L. A. K. te Deventer, Henri te Ameterdam met het letterprobleem eu no. 11 door W. te Mep p el. Problemen van 8. te A. No. l Wit K. H2, D. G8, Bh. G6, Pd. B6, P. 05. (wit 5. Zwart E. £5, P. D4 en ET. Zwart 3 met E. £5. Wit geeft in 2 zetten mat. , 2 Wit K. D8, D. H8, Bh. H2 on F5, Pd. F4, P. C3, D3 en £4. (wit 8. Zwart E. £5, T. G3 en H6, Bh. 01, P. A3, F6 en H7. Zwart 7 met E. E5. Wit geeft in 2 zetten mat. Journalistiek. No. l van Fr. Herben te Sittard. (Tijd): Wit K. D3, D. OH, T. F2 en HG, Bh. £5 en E8 (wit 6. Zwart E. D5, Pd. A8, Bh. H8, P. CK en B7. zwart 5 mot K. D5. Wit geeft in 3 z. m. No. 3. Idem: Wit E. Dl, T. B6, Pd. 04 en £3, Bh. A3, P. D3 en G3. (Wit 7. Zwart E D4, P. D2. Zwart 2 mot E. D4. Wit geeft in 2 zetten mat. No. 3. Bekroond probleem uit Le Monde m.. Ingezonden door W. d. V. te A.: Wit E. H3, D. Cl, Kh. 03 en F7, P. 05 en D6 (wit 6. Zwart E. F5, P. 06, D7, F6, H5 en H4. zw. 6 met E. F5. Wit geeft in 3 z. mat. MIJN DEBUUT IN DE NIEUWE WERELD. IV. (Skt.) Ifc kreeg mijne aanwijzing en de voorman vroeg mij wat voor een landiman en hoelang ik in het land was. Ik deelde hem mede dat ik Hollander en sedert 5 maanden in Amerika was. Toen gaf hij mij last 's avonds na afloop van het werk bij hem op zijn Office" te komen; ik mocht echter geen whiskey drinken, daar hield hij niet van. "s Avonds op den gezegden tijd ging ik tot hem en toen overhandigde hij mij een groot pakket met schoenen, kousen, twee broeken, een jas en ondergoed. Het was alles wel gedragen goed, maar kwam mij juist Uitstekend tepas. Ik bedankte hem en de goedhartige Amerikaan wenschte mij een Merry Christmaas" maar voegde er nog eens b\j but don 't drink 3py whiskey, hear-ye!" Jk heb reeds gezegd dat de familie waar ik woonde, een Pennsylvauisoh-Duitaohe was. Ue man, een zeventiger, was vroeger een welgesteld farmer" geweest. Zijne vrouw was veel jonger. Behalve de reeds groote kinderen waren er nog twee kleine meisjes, van 6 a 7 jaren. De vrouw ea de groote kinderea spraken Engelsen ea Duitsch. De heer des huizes, hoewel in Pennsylvania geboren, sprak geen woord engelrch, ja verstond die taal niet eens ; terwijl do beide jongste kinderen geen woord duitsch spraken. Dit moge onwaarschijnlijk klinken, maar het is een feit. Als de vader met zijn kleinste kinderen een samenhangend gesprek wilde voeren, moest hjj zich van een tolk bedienen. De oude man verstond geen enkel engelsch woord, behalve die woorden, die men in het PennsylvanischDuitsch, uit het Engelsch, door verduitsching, d. i. door voor of achteraan lettergrepen bytevoegen, heeft ingelijfd. In Pennsylvania zijn zeer veel ouden van dagen die geen engelsch spreken kannen, maar alleen hun Penusylvania-Duitsch. De beide jongste geslachten spreken natuurlijk engelech en het zou wel mogelijk zijn dat thans de omgekeerde verhouding voor den dag kwam: nameljjk dat de Pennsylvanier-Duitscher geen duitsch maar alleen engelsch spreken kan. Hoewel de Pennsyïvanisch-Duitsche taal, want ik zou ze haast eene afzonderlijke taal kunnen noemen, met mooi is omdat zij is ontsierd door de engelsche toevoegsels, ware het toch jammer als zij moest uitsterven. Evenals in alle groote fabriekspiaatsen van den Staat bestaan de in woners, hun aantal is ongeveer 40,000, behalve het gewone contingent Amerikanen, hoofdzakelijk uit Duitschers en Ieren. Op de werkmarkt van Amerka zijn beide natiën in zekeren zin geboren concurrenten en zij gevoelen dat van weerszijden als bij instinct. Haat de Duitscher den Ier njet zoo ais deze den duitscher; toch verafschuwt hij hem diep en gaat hem uit den weg als hij niet gedwongen is met hem ia aanraking te komen. Als natuurlijk gavolg van dozen toestand is er antipathie tegen het sluiten van huwelijken onder elkaar. Waar zij toch gesloten worden, hebben zij meest een ongelukkigen afloop. Typisch is in dit opzicht de uitspraak van een politiebeambte te NewYork, die bij de echtscheiding tusschen een Duitscher en een lerscha vrouw als getuige optrad. Hij zeide: The Dutch and the Irish can never agree'." In Amerika geldt het woord Dutch als een soort scheldnaam voor de Duitschers en kent men er niet de werkelijke beteekenis van Nederlander aan toe, men noemt ons Hollanders". Een treurigen indruk maken de in de steden met vele groote fabrieken rondzwervende verminkten. Menschen die door een ongeluk n of meer hunner ledematen hebben verloren, ziet men steeds in alle straten. De sporen vorderen echter de meeste offers en voornamelijk onder de remmers. En toch melden zich veel meer sollicitanten voor dit gevaarlijk werk aan dan er noodig zijn. Hat is geen hard werk en dan zijn 45 a 50 dollars 'a maands ook geen onaardige verdienste. Verder hebben zij het voor uitzicht tot conducteur bevorderd te worden en deze hebben een tamelijk aangenamen dienst en een salaris van 60 a 80 dollars 's maands. De meeste ongelukken mot remmers (brake men) gebeuren bij het saamkoppelen en ook het glippen vordert zijn percentsgewijs aandeel. Daar de i'emmers gedurende het rijden op het dak der goederenwagens heen en weer moeten loopen, om bij de remtoestellen te komen, zoo is misstappen 's nachts of uitglijden tengevolge van ijs in den winter licht mogelijk en daardoor een val tusschen de wagons onvermijdelijk. Toen ik regelmatig werk had op de spoorstavenfabriek, ging de tijd snel voor mij voorbij. Het werk ging bedaard toe, omdat er geen onma tige haast bij noodig was en bestond uit al die soort werkzaamheden, die op zulk een etablissement voorkomen, ala ijzererts afladen, kolen scheppen, wagons be- en ontladen, enz. enz. Ook was ik reeds eenige malen van kosthuis veranderd en was daar door verrijkt met inzichten en opmerkingen omtrent het Amerikaansche familieleven. Het was intusschen Mei geworden; ik had nog geen beteren post ge kregen en ook geen vooruitzicht op een dergelijken, en besloot daarom naar New-York terug te keeren. Ik dacht het sigarenmaken weer op te vatten en in stilte koesterde ik nog de hoop op een of ander kantoor of in eene of andere zaak terecht te komen. Ik nam het geld op dat ik verdiend had, nam afscheid van mijn vriendelijken voorman, zeide mijn kostlieden vaarwel en reed naar New-York heen. Ik had niets ten onnutte uitgegeven en ongeveer 60 dollars bespaard. Met dat geld op zak, kwam ik to New-York; maar dat groote en in het voorjaar zoo stoffige en ongastvrijo New-York wilde mijne verwach tingen niet vervullen. In het sigarenvak was een ommekeer gekomen en dat. gaf dus niets; andere passende en loonende bezigheid te vinden, lukte mij ook niet. Bijna was ik een jaar in het land, sprak en schreef uitstekend Engelsch en Duitbch en toch kon ik geen betrekking krijgen die mij in mijn handelscarrière had kunnen terugbrengen. Eindelijk gelukte het mij bij een duitscher die een grooten bandel in houtspaanders dreef, als vrachtrijder in dienst te komen; spoedig daarop was ik in zijn kantoor aangesteld en ten slotte kreeg ik van hem eene aanbeveling aan een vriend te Chicago waar ik eindelijk de zoozeer gewenschte betrekking als klerk, tegen een goed salaris en met gunstige vooruitzichten op vaste bezigheid, aanvaardde. Ik was mijn patroon des te dankbaarder voor die aanbeveling omdat hij mij in zijne zaak zeer goed gebruiken kon en ik na alles wat ik door leefd had, met mijn bescheiden postje zeer tevreden was. Hij wilde mij echter niet hinderlijk zijn in mijn avancement en opende mij daarom den weg zonder dat ik erom gevraagd had. Ik sluit rnijne scheta en daarmede ook de beschrijving van mgn Debuut in de Nieuwe Wereld met een woord van dank voor mijn braven boss" spanenhandelaar, en tevens met den wensch dat ieder die onder dergelijke omstandigheden hierheen komt, steeds moed en veerkracht moge behouden om zich doorteslaan en hebben zij dan soms ook zulk eene harde leer school te doorloopen als ik had, dan zullen zij eenmaal in veiliger haven binnen geloopen met een zekere zelivoldoening op de afgelegde baan terug zien niet alleen, maar destemeer waardeeren hetgeen zij ten leste verkregen. Voor hen, die mijne schets lezen en wellicht niet begrijpen hoe men zich onder alle omstandigheden kan doorredden en er wellicht de schouders over ophalen, herhaal ik het spreekwoord van mijn vroegeren Duitschen patroon nDer Narben lacht wer Wünden nie gefiihlt."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl