De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 28 maart pagina 3

28 maart 1886 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

457 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. aar niets van znlke wagens, die geen ander doel hebben dan om vreed zame menschen te overreden; maar nauwelijks was ik hier of ik werd weer onthaald op 't relaas van talrijke overrijdings-gevallen, het eene al brutaler «n viezer dan het andere, 't Ia onbegrijpelijk met welk een ge mak dat overrijdingB-proces hier in zgn werk gaat, en nn ga ik daarvan «en staaltje vertellen. Ik mag dat gerust doen, want al is de geschiede nis in allen ernst waar, niemand, behalve de betrokkenen zelven, enllen er de handelende personen in herkennen. Mevrouw X. ia een weduwe, een van die belangwekkende weewfjes die zich hier met haar eindelooze smart over 't onherstelbaar verlies des aangebeden echtgenoot», komen begraven. Mevrouw X. heeft het geluk gehad, een vriend te vinden van wijlen haar diep-betreurden gemaal, die haar tracht te troosten in haar zwaren rouw, en naar 't schijnt niet ge heel zonder gunstig gevolg. Nu zou beider houding volkomen correct z\jn, indien er niet een kleine fomarliteit aan ontbrak, welke alleen op het stadhuis te vervullen is. 't Behoeft niet eens in de kerk, maar zooals de boer zei: kan 't er bie, dan doe 't er bie." Dat die formaliteit nog niet plaats vond, maar zeer waarschijnlijk eerlang zal plaats hebben, is alleen toe te schrijven aan zekere famjlie-omstandigheden, die hier niets ter zake afdoen. Mevrouw Y. is een andere dame, die zich onlangs hier kwam vestigen, en verkeert in een eenigszins verschillend geval; zij behoort tot een andere categorie van belangwekkende dames, die der femmes incomprises. Het treurig feit dat ze door den man harer keuze na haar huwelijk niet begrepen werd, heeft haar er eindelijk toe gebracht, troost te zoeken, nu eens bjj dezen dan weer bij genen vriend van haar echtgenoot, die beur telings hun best hebben gedaan om haar het onrecht en de miskenning welke ze van den ondankbare ondervond, aan wien ze niets anders ver schuldigd was dan een mooie maatschappelijke positie en wat beteekent dat voor een arm meisje zonder naam ? zooveel mogelijk te doen vergeten, en ze schijnen daarin naar wensch te zijn geslaagd. Men zegt wel eens, dat in gevallen als 't onderhavige de meeste mannen met blind heid geslagen zjjn, en dat was ook met mijnheer Y 't geval, totdat eindeIgk een overdreven preutsche bloedverwante 't noodig vond, dien man met geweld de oogen te openen. In plaats nu dat IJ. tot het inzicht zou komen, dat hjj totnogtoe zyn lieve vrouw had miskend en hij haar daar voor stante pede excuus zou vragen, is hij me boos gaan worden en heeft hij zich zelfs niet ontzien, gebruik te maken van zekere dwaze bepalingen in de wet, die den man het recht geven, zich te laten scheiden van de vrouw, die hij zelf, omdat hij haar niet verkoos te begrijpen, als 't ware gedwongen heeft, troost bij een of meer zijner vrienden te zoeken. Ja, zoo onrechtvaardig en barbaarach was die man, dat hij zich liet scheiden van die arme miskende vrouw. Er zijn onhebbelijke wezens in de wereld en meer speciaal onder de mannen, die hun vrouw niet kunnen of ver kiezen te begrijpen. Nu wil t geval, dat mevrouw X. en mevrouw Y. zooveel als familie 'Tan elkaar zijn, eenigszins in de verte, maar toch nagenoeg om elkaar als nicht te betitelen. Zoodra nu de lieve mevrouw X., wier tweede huwelijks-acte tot haar leedwezen nog niet kan worden opgemaakt, zich heeft Vergewist van de installatie harer nicht Y., schrijft ze haar een lief briefje, waarin ze vraagt wanneer ze 't genoegen mag hebben haar lieve nicht te komen zien. Nu zou iedereen denken, dat de lieve mevrouw Y. zich zou gehaast hebben om haar lieve nicht X. te antwoorden, dat ze maar zoo spoedig mogelijk moest komen, teneinde ze in elkanders gezelschap troost konden zoeken, de eene over het verlies van den dierbaren afge storvene, de andere om de scheiding van hem dien ze, ondanks het aan haar gepleegd onrecht, nog zoo innig lief heeft, al had hij haar nooit goed begrepen. Ja, dat zou, dunkt me, zoo voor de hand hebben gelegen; maar mevrouw Y. schijnt, nu ze den Haag tot haar domicilium heeft ge kozen, ijselijk te paard op haar fatsoen zooals men ook eigenlijk van zulk een gedistingeerde dame niet andtrs verwachten kan maar in dit geval vatte ze dat fatsoen toch nog al zonderling op. Ze schreef namelijk een briefje aan haar geachte nicht" nota bene geacht" terug, dat ze haar, tot haar innig leedwezen, niet kon ontvangen, want ze moest 't haar maar ronduit zeggen, ze kon haar Haagsche kennissen, die ze vele had, niet blootstellen aan 't gevaar om in gezelschap te komen met een dame, die hoe gedistingeerd anders ook, niet in een regelmatigeu socialen toestand verkeerde. Zoodra echter die toestand overeenkomstig de wette lijke bepalingen nopens het huwelijk behoorlijk zon zijn geregeld, zou ze er zich een wezenlijk genoegen van maken, haar geachte nicht bij zich te ontvangen. Mevrouw X. is een van die zachtmoedige wezens over wier lijf men loopen kan", zonder dat ze een kik zal geven, maar 't scheen dat in dit geval de bedroefde weduwe toch het gevoel moet gehad hebben, 'twelk ieder mensch heeft als hij door zoo'n wagen, je weet wel, vermorseld wordt. Gelukkig was ze zoo dood niet, of ze kon nog een brief terug schrijven en ze repliceerde altijd nog aan haar lieve" nicht, dat het haar erg speet, niet door haar ontvangen te kunnen worden, temeer omdat ze haar lieve nicht zulk een onderhoudende historie had te vertellen van een ze kere dame, die de lieve nicht ook wel kende, van een dame, die er achtereenvolgens een zestal intieme huisvrienden op na had gehouden, die haar altijd, hoogst toevallig, kwamen bezoeken als haar man afwezig was, totdat eindelijk die idioot op 't onverwachts thuis gekomen en zijn lieve gemalin had aangetroffen in gezelschap van een der zes uitverkoren vrien den, en wel in zulk een vertrouwelijk onderhoud, dat de man fatsoenshalve wel verplicht was, zijn vrouw in 's hemelsnaam maar aan zijn vriend over te laten, nu ze 't toch zoo goed met elkaar konden vinden. Mevrouw Y. ontving dien brief en ontstak in hevige drift, 't Is bekend dat drift de slechtste raadgeefster is die er op de wereld loopt, en me vrouw Y. leende het oor aan dat domme wezen. Ze schreef niet aan . haar geachte nicht", maar: Mevrouw. U kunt u thans de moeite be sparen van te trachten, mij een bezoek te brengen, daar mijn deur voor alt\jd voor u gesloten is." Mevrouw X. had wat ze verlangde en ze antwoordde heel kalmpjes te* rug: Mevrouw, ik wist niet dat ik o iets schreef, waarover u zich boos behoefdet te maken, maar 't schijnt wel dab ik u onwillekeurig in 't on aangenaam geval heb gebracht van een u passenden schoen te moeten aantrekken, dien u niet verwachtte, dat ik u zou toezenden." Lief, vindt u niet, mijnheer? Pasquino. KUNST. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Théatre: De Walskoning. Vondel plaatst, in zijn beerlijken zang, aan de schoonheid van Baeïtgen Hooft ge wad, den naïeven regel: En toont wat mensch van mensch verscheelt." Wanneer men, in de zelfde week het meesterstuk van Scribe 01 Meyerbeer?Les Huguenots" en de Posse van de Heeren Mannstadt enPeypers De Walskoning", insgelijks met kooren, coupletten enz." ten tooneele ziet brengen, dan bekruipt u wel de lust uit te roepen, dat men hier leert, wat stok van stok verscheelt." Hoe het mogelijk is, dat in onze tijd schrijvers gevonden worden, dia het wagen zulk een meesterproeve van kwalijk samenhangende lafheid voor den schouwburg te bestemmen, als die Walskoning", zou een onop losbaar raadsel wezen, als het geëerde publiek" niet met veel kordaatheid optrad en zeide wij vinden het alleraardigst". Inderdaad aan toejuichingen heeft het niet ontbroken. Maak u nu nog eens illuzies over veldwinnende goede smaak! Men heeft te-recht zekere populariteit aan den stokregel verschaft: Tout genre est bon, hors Ie genre ennuyeux," maar wat wordt er van, als men zich voor het feit geplaatst ziet van den opgang van den Walskoning"? We hebben hier immers niet met Ie genre ennuyeux te doen: het publiefe zit te gieren van het lachen; het juicht toe met handen en voeten. Het stuk behoort dus niet tot het vervelende genre! Of zal alleen een neus wijze theorist over verveling en geen verveling uitspraak mogen doen? De Walskoning" maakt in Duitschland grooten opgang; en is alleen te Berlijn achtereenvolgend 220 maal opgevoerd"! Men zegtdoorgaands dat het Parijsche pnbliek den rechten toetssteen heeft, om uitspraak te doen over Vennityeux: meestal gaat dit door: maar ik heb in Parijs La voyage dans la lune" gezien, naar mijne bescheiden meening een van de lafste stukjens, die ooit ten tooneele zijn gebracht: en het publiek vond het aardig. Waar hebben we den maatstaf? Het is iets wanhopigs. Gelukkig, dat deze week ook, voor het Hollandscne publiek, vertoond worden Men zegt...." en Met plezier" geen van beide gewrochten van de eerste qualiteit, maar inderdaad beaux comme Ie Cid, als men ze naast den Walskoning" plaatst. Wilt gij 't beloop van het stuk kennen ? 't Heeft geen beloop. Zekere Amandus Bepner, een rentenier, die in niets blijkt een rentenier te zijn, heeft een neef Guido, die zich aanstelt als een enfant cJiéri [des dames, maar als zoodanig door de auteurs niet gecharakterizeerd wordt. De au teurs zeggen, dat dit ionge mensch, een onvermoeid danser (de Walskoning), werk maakt lo. van Glotilde, de vrouw van Schellenberg, die als een Politikus wordt aangeduid, door de bizonderheid, dat hij veelal een dagblad in aijn handen heeft, 2o. van Wally Bergman, de dochter van iemant, dien de auteurs zeggen, dat een speculant" is, 3o. van Pauline Stipt, eene modiste. Hepner Senior wil zijn neef wat degelijkheid bijzetten. De auteurs doen den ouden Heer in Pauline zijne dochter herkennen (zoo iets wordt ten minste geïnsinueerd). Hij bevordert daarom het hu welijk tussehen deze beide jouge-lui. Op hem (Senior) spekuleert te ver geefs een oude huishoudster. De dochter van Bergman bemint een zeke ren Rudolf, die gezegd wordt Koopman te zijn en wien Guido Hepner (die rijk is) de middelen verschaft zijn zaak te drijven en daardoor den wensch van Bergman te vervullen, die graag zijn dochter met een rijk Heer wil zien trouwen! Onder den dol-komieken naam van Lammetje komt nog in het stuk zich iemant dronken drinken, die Meester in de rechten en Procureur gezegd wordt te zijn Voila! Men kan zich bezwaarlijk een denkbeeld maken van een zelfmisleiding, die zoo iets voor een tooneelstuk houdt! Het gaat u aan 't hart, dat artiesten als Mevr. Albregt en de Heer Bigot aan de vertolking van zulken nonsens hun krachten besteden. De schuld van alles is het geëerde publiek" hier en in den vreemde. Het draagt de heele verandwoordelijkheid. Woensdagavond waren er een groot getal kinderen in den schouwburg: een heele troep flinke jongens zat in de stalles. Vaders en voogden hebben dus gezondigd, of door wansmaak, of door schuldige onwetendheid. Het stuk drijft (dit zij ter verontschuldiging gezegd) op de Couplet ten". Uit de school van Judels gaven de Heeren Bigot en Enys, de Heer Lageman, Mevr. Albregt en Jufv. Ch. Coerdes er ons eenige ten beste. De meeste aktualiteit had nog het koepiet: Mejuffrouw Eendracht op den Dam Stond onlanga vreemd te kijken, Toen daar een zekere Abraham Ala vecutarabaaa ging prijken. Ze riep: Neen, maar dat ia te veel l Hou op, man l hoe brutaal l Daar zaagt hij door het kerkpaneel; 't Ia een schandaal." De juistheid der beschuldiging wordt er echter niet door aangetoond en wij weten que les absents onl tonjours fort. Er is anders, uit het oog punt van maatschappelijke zedelijkheid niets dan lof aan de koepletten te gevent

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl