Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 457
Eet 3e bedrijf heeft een bizonder aardige dekoratie, voorstellend een
naai-zolder, met toegang op een dakplat.
Maar deze lof gelijkt eenigszins, op het kompliment, dat Frederik de
Groote aan een portretschilder maakte, toen Z. M. hem zeide, dat de
nestels op zijn uniform bizonder goed getroffen waren.
25 Maart '86. £. Tb.
HET VERHÜLST-FEEST OP 19 MAAET.
De flverige commissie, die ztch ten taak had gesteld, den eeventigsten
verjaardag van een voortreffelijk vaderlandsch kunstenaar voor hem en
velen met hem tot een waren feestdag te maken, heeft alle reden om met
voldoening op haren arbeid terug te zien. Niet te vergeefs was het be
roep geweest op de belangstelling van het knnstlievend Nederland,
waarvan de tastbare bewijze den jubilaris, in den morgen van den 19den
Maart, door Mr. G. van Tienhoven als eere-voorzitter der commissie, met
eene hartelijke toespraak werden ter hand gesteld. En met volle instem
ming hoorden de talrijke, op de receptie aanwezige vrienden van Verhulst,
wat |Prof. Loman, na de waardeerende vermelding der voortreffelijke
studie van den heer Van Riemsdijk in de Mannen van Beteekenis, den
jubilaris toevoegde:
Ik zou slechts kunnen herhalen, wat door den uitnenaenden auteur werd
gezegd. Dit eene veroorloof ik mij er bij te voegen: U, als niemand an
ders, hebben wij te danken voor den ernst dien gij hebt gelegd in uw
taak als kunstenaar, voor den ernst, dien gij door uwen voorgang aan
ons muzikale streven hebt bijgezet.
Wie onzer oud genoeg is, om uit eigen ervaring het muziekleven on
der ons vóór uw optreden met den tegenwoordigen toestand te verge
lijken, hjj zal begrijpen, wat ik meen, en beamen wat ik zeg.
Dat komt, omdat voor u de kunst moer is dan uitspanning, vermaak,
uiterlijke streling der zinnen, middel van bedwelming tot tijdelijke ont
vluchting uit de werkelijkheid.
Dat komt, omdat voor n de kunst is de wijding des levens aan het
reinste ideaal, de samensmelting van dit tijdelijke en zichtbare bestaan
met de geheimzinnige, eeuwige machten, waardoor wij gedragen worden."
Des avonds was het feest voor velen. De groote zaal van het Paleis
?van Volksvlijt was van het eene tot het andere einde gevuld. Het pro
gramma had dan ook eene eigenaardige aantrekkelijkheid: men zou
bijna uitsluitend werken van den meester hooren, en zijne twee talent
volle dochters zouden de bewijzen leveren, dat de muzikale talenten van
den vader op de kinderen waren overgegaan. Toch kon het concert geen
volledig beeld geven, van hetgeen Verhulst als componist heeft gedaan.
Zijne liederen, z\jn kleinere koren, zijn kamermuziek moesten op het
programma ontbreken, omdat het getal der belangstellenden te groot
was om plaats te vinden in de bescheiden ruimte, waar zulke werken
het best tot hun recht komen. Hoe gaarne zouden wij anders van
Mej. Louiso Verhulst enkele van die liefelijke, fijn gedachte en
voortreffelijk bewerkte liederen hebben gehoord, waarin Verhulst zich bij
uitnemendheid een Nederlandsen meester heeft betoond! Maar toch kan
men nog de veelzijdigheid van het talent van den componist bewonderen.
De schoone Hymne: Clemens est Domimis; de in Mendelsaohn'scben geest
geschreven 145ste Psalm voor koor, solo en orkest en de symphonie
op. 46, waren welsprekende getuigen van Verhulst's meer fakende, dan
gekende compositie-gave. De ijver, waarmede koor en orkest zich, onder
de nauwgezette en bezielei.de leiding vanden heer Daniül de Lange, van
hunne taak kweten, geeft ons reden om te hopen, dat de thans uitge
voerde nummers niet meer van onze programma's zullen verdwijnen, en
dat de lust zal wakker worden, om ook de vele andere schoone
compoaitiën van den meester, die sedert jaren niet werden uitgevoerd, weder
ten gehoore te brengen. Verhulst zelf zal daartoe niet medewerken; hij
loopt met zijn waar niet te koop. Maar onze overige vaderlandsche di
recteuren van zangvereenigingeu hebben op 19 Maart een nuttige wenk
gekregen.
Mevrouw EJischer-Verhulst, de oudste dochter van den componist, bracht
op zeer verdienstelijke wijze het piano-concert Op. 16 van Grieg ten
gehoore. Sedert eenige jaren is deze artiste, die te Leipzig woont, niet
meer in haar vaderland opgetreden. Wij hopen haar hier nog menigmaal
terug te zien.
Na afloop van het concert bleven de jubilaris en zijn gezin, de feest
commissie, en een aantal belangstellende kunstenaars en muziekliefhebbers
nog eenige uren gezellig bijeen. Daar werd menig hartelijk en waardee
rend woord gesproken. Maar het opmerkelijkst was zeker, wat Verhulst
eelf zeide. Na wat er dien dag was voorgevallen zoo sprak bij kon
bij het niet meer onder stoelen en banken steken, dat hij een oud man
was: zeventig jaar oud. Maar nu rustte op hem een plicht der dankbaar
heid, die hem zou dringen, om zoo lang mogelijk zijn beste krachten in
te spannen, en niet te rusten, maar te blijven werken.
Verhulst is een kras man. een vert vieülard'\ Men ziet hem zijn
zeventig jaren niet aan, en bjjj zelf schijnt er den last niet van te ge
voelen. En zoo bestaat er dus alle kans, dat zij zich nog lang, gelijk
hij het noemde, rkenteJijk zal knnncn betoonen", en dat de wensch
zal vervuld worden, dien Prof. Loman uitsprak, eii waarmede wij deze
korte herinnering besluiten:
Niet langer dan gisteren is het geleden, dat gij aan het hoofd uwer
trouwe schare door een van de bestgeslaagde uitvoeringen onder uv.'e
leiding hebt getoond, waartoe gij in staat zijt.
Houd die gedachte vast. Denk aan hetgeen gij nog kunt en dus moet.
Over drie jaar zal Amsterdam u het vierde eener eeuw, over zes zal
Nederland u als kunstenaar eene halve eeuw bezeten hebben.
l)e beide feesten moeten wij nog met u vieren. Geen afscheid dus,
maar tot wederzieus." E, D. p.
MÜZIEKAAL OVERZICHT.
Rotterdam 26 Maart 1886.
FreiscJiütëmet Mevr. Mielke als Agafha en den heer Labatt als Max
was wel in staat belangstelling te wekken, afgezien nog van Weber's
heerlijke partituur; de heer Labatt is ontegenzeggelijk in heroïsche par
tijen beter op zijn plaats, al gaf hij den Max wel wat huilerig. Zijne
groote stemmiddelen kwamen echter de uitvoering menig oogenblik ten
goede. Van Mevr. Mielke is weder niets dan goeds te zeggen;
hetmezzavoce gezongen gebed in hare groote aria was allén reeds een gang
naar den schouwburg waard. Mejuff. von Döttscher was als Aennchen
rechtaf voortreffelijk, n in zang n in spel, en verdiende ten volle de
toejuichingen en bloemengeschenken, waarmede men haar vereerde. De
Casimr van den heer Behrens was zeer goed, evenzoo de Otiókar van
den heer Bongardt en de Ercmit van den heer Shuwkowsky; do ove
rigen werkten tot een goed geheel mede, alleen viel het koor in het
eerste bedrijf verkeerd in, doch werd door 'sheerea Zchoppe'a kalmte
spoedig in het rechte spoor gebracht.
Daarentegen werd het Jagerkoor in 't laatste bedrijf flink en juist ge
zongen.
Maandag werd ter benefice van den heer Labatt nog eens de Hugenot'
ten opgevoerd; de beneficiant behaalde als Eaoul een schitterend succes,
het was alsof hij ns wilde toonen wat hg nog kon als hij wilde,
want ik heb deze partij van hem uog nimmer zoo van 't begin tot het
einde uitstekend gehoord.
Tal van ovaties werden hem dan ook gebracht in den vorm van storm
achtig applaus en talrijke prachtige en kostbare lauwerkransen. Nu de
heer Labatt Rotterdam gaat verlaten, wensch ik nog met een enkel woord
op zijne werkzaamheid alhier terug te komen. HO behoort zonder twijfel
tot de echte heldentenoren, en zijne vervanging zal niet gemakkelijk zijn;
evenwel hebben de jaren hem er toe gebracht, bühet afnemen zijner
stemmiddelen tot tooneel-handigheden over te gaan, die wel is waar een
middelmatig gezongen akte door een paar schitterende tonen aan het
slot kunnen redden, maar toch geen genade mogen vinden in de oogen
van hen, die tot een minder impressionistisch oordeel geroepen zijn ;
werd deze wijze van succes behalen door hen toegejuicht en daardoor
aangemoedigd, men zou binnen een jaar geene ordentelijke opera-voor
stelling meer kunnen te hooren krijgen. Ea daar de heer Labatt als
kunstenaar hier niet de sympathie bezit, die den heer Gross bijv. in zijne
laatste jaren nog altijd hartelijke waardeering bezorgde, en eerstgenoemde
toch langzamerhand óók behoefte aan toegevendheid zal gaan krijgen,
is het eigenlijk beter dat hij nu van hier gaat; wij behouden nu de her
innering aan hom als een zanger, met grooto feilen wel is waar, maar
een die zijn publiek door en door kende, en dit door die kennis menig
oogenblik van groot genot heeft verschaft. Ik voor mij heb altijd meer
zijne longen bewonderd dan zijn zingen.
Mevr. Mielke, die zoo veel bijdroeg tot het succes van den beneficiant,
ontving eveneens in den vorm van bloemenmandjes en bouquetten de
bewijzen hoezeer zij vereerd en gewaardeerd wordt. Over de verdere
bezetting kan ik zwijgen, daar die nog onlangs breedvoeriger werd
besproken.
Voor het eerst in dit seizoen werd jl. Woensdag de Euryanthe voor
het voetlicht gebracht; de heer Udvardy (Adolar) singt goed genoeg,
maar boe grooter zijne partij is, hoe hinderlijker het gebrek in zijne uitspraak,
hetwelk op den hoorder altijd een onaangenamen indruk moet maken en
de mogelijkheid van te genieten genoegzaam geheel uitsluit.
De heer Von Bongardt was een voortreffelijke Lysiart, de heer Muller
als Köniy slecht gedisponeerd en daardoor onvoldoende. Mej. von D
ttsc.her toonde als Euryanilte weder eens, hoe veelzijdig en ontwikkeld haar
talent ia en zij oogstte welverdionden bijval; naar mijn inzien is dit echter
geene partij voor haar. Dat de Eylantine van Mevr. Jaïde goed moest
zijn, was vooruit to verwachten; het was dan ook goed, en over't geheel
was het onder 's hoeren Gernsheim's leiding eeue welgeslaagde uitvoering.
De orkestkwestie is zoo goed als opgelost: het korps, zooals het tot
dusverre de btafmuziek van de schutterij uitmaakte, zal gezuiverd en aan
gevuld onder een kapelmeester, wiens naam ik nog verzwijgen moet, maar
van wien veel goeds gezegd wordt, de Concerten in het park, diergaarde,
sociëteit Harmonie, enz. als vroeger geven, echter zonder uniform.
V.
. SARAH BERNHAEDT ALS OPHELIA.
lïcnri de Pene, de geestige criticus in den G-awlois, verwondert zich,
dat Sarah Bernhardt, toen zij aan Schakespeare's Hamlet gedacht heeft,
niet eer de rol van den jongen Deenschen prins gekozen heeft, om hem
in travesti te spelen, dan die der blonde Ophelia. Misschien is dit nog
eene verrassing, die ons voor een volgend jaar bljjft, zeker is het dat zij
van de Ophelia de vorige week eene merkwaardige creatie gemaakt heeft.
Da tawerkiug van Shakespeare's drama is van do HU. Samson en
Cressonn; is, de muzikale begeleiding die met veel tact bij een groot deel
van het drama is aangebracht, van den heer Perronnet. Omtrent den
indruk, door de actrice gemaakt, is het getuigenis der Engelsche bladen
het meest afdoende. Zij zijn zeer verschillend in hun oordeel. De
StandarcZ-eorrespondent schrijft:
Het was een aangename verrassing. Reeds in hare eerste scène met
Laërtes en Poloaius, toonde mlle Sarah Bernhardt, dat zij de rol
voikomen juist opvatte, en in staat was, haar te spelen. Het kinderlijk
vertrouwen op Hamlet en op de oprechtheid zijner liefde klinkt uit
lederen toon als zij spreekt van de vele teekenen van genegenheid". In de
Porte Saint-Martin leest Ophelia, in plaats van Polonius aan den koning
en de konicgin, Hamlet's brief aan haren vader voor. Deze en nog meer
veranderingeu zijn gemaakt om hare rol te vergrooten. Zeer fraai was
Ophelia's schrik bij HamJet's gewaanden aanval van krankzinnigheid ge
schilderd. Ophélia's korte geneuriede melodiën in de scène met de bloe
men worden niet gezongen, maar gesproken, hetgeen jammer ia, want