De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 28 maart pagina 6

28 maart 1886 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 457. ' schrikkeldag in de geschiedenis der muziek geen onbelangrijke rol speelt. Op dien slechts om de vier jaar wederkeerenden datum werd in 1836 Meyerboer's meesterstuk, in 1828 de Muette voor het eerst gegeven, ter, wgl in 1792 op 29 Februari Rossini het levenslicht aanschouwde. i! In die vijftig jaren werd de Huguenots zevenhonderd zes en tachtig maal te Parijs opgevoerd. Meijerbeer zelf heeft ten gevolge van de vroeger geldende vrij ongunstige bepalingen voor de componisten, bij die opvoe. ringen niet veel zij gesponnen; die opera bracht hem zelve niet veel meer « op dan een vijftienhonderd francs jaarlijks; zijn erfgenamen evenwel ontvangen thans jaarlijks daarvan een 6 a 7000 francs. De reclame heeft een tijd lang gedut. De dagbladen waren een poos van die merkwaardige uitdrukkingen en vernuftige fantasieën verstoken, waardoor vroeger de meesters van 't vak zich beroemd wisten te maken. Ze begint nu weer wakker te worden, .naar 't schijnt. Ik heb ten minste dezer dagen een annonce gevonden en behoorlijk bewonderd, van dezen inhoud: Bij de première van Martyn in l'Ambigu had een voorval plaats, dat bijna de voorstelling in de war had gebracht. Verscheiden toeschouwers hoestten zich te barsten .... Maar plotseling zag men de beroemde bonbons van X... het souvereine geneesmiddel tegen den hoest, rondgaan onder het publiek, en..." ~ Nog zoo kwaad niet, vindt ge wel. Toch mag men het dezen vernuftigen menschenvriend niet verzwijgen, dat het vroeger beter gedaan ia. Of wat zegt gij wel van de volgende ophakkerij van een apotheker: Voortaan zullen er in de geschiedenis van Frankrijk twee groote ge beurtenissen zijn: de inneming van de Bastille en de inneming van de fastille. Welke pastille? De pastille van Tolu-balsem, uitgevonden door TroisEtoiles, apotheker eerste klasse, welke door iedereen gevraagd wordt en waaraan geen hoest weerstand kan bieden.... 't Is immers onmogelijk om zoo iets te verbeteren. A. B. LETTERKUNDE. DE CID IN DE LETTEREN. II. De kronijk in proza over den Cid, die na de Yeest dateert, vertelt den dood van Gormas op eene andere wijze en toont ons een veel min der woesten Cid. We lezen daarin Toen die Rodrigaez door Castilje trok, kreeg hij twist met don Gomes heer van Gormas, en zij vochten, en Rodriguez doodde den graaf." Na dit gevecht verlmalt de kronijk, dat Rodrigaez eene groote overwinning op de Mooren bevocht. De koning vernam de tijding van dien gelukkigen uitslag, tegelijk met den dood van den graaf van Gormas, wiens dochter zich aan zijre voeten kwam werpen om van hem Rodriguez de Bivar tot echtgenoot to vragen. En het geschiedde zooals ze verlangde; de bisschop van Palencia zegende eene vereeniging in, voor welke de Cid zich minder weerbarstig toonde, dan wel in het tevoren aangehaalde dichtstuk wordt verhaald. De kiem van het treurspel van Corneille heeft zich in zeer geringe mate in de romancen over den Cid ontwikkeld. Ze zijn van lateren datum dan de twee gedichten en dan de kronijk, terwijl die welke oud zijn, in zeer gering getal voorkomen. Wolf heeft er in zijne schoono verzameling Primavera y Flor de romances slechts negenendertig op genomen. Deze romancen geven iets meer nauwkeurigs aangaande de oorzaak van den dood van den graaf van Gormas. ; Don Diego heeft de vermaarde oorvijg ontvangen; te oud om den degen te hanteeren, moet hij aan een ander de zorg overdragen om die beleediging uit te wisschen. De schoone scèns: Rodrigne, as-tu du cocur? wordt vervangen door eene belachelijke op-de-proefstelling. Diego Lainez laat ziijn oudsten zoon bij zich komen en bijt hem hevig in den vinger; do jonge man stoot een smartelijken kreet uit en de verontwaardigde vader jaagt hem van zich weg. Hij doet aan twee andero zijner kinderen dezelfde * proef ondergaan, die ze niet beter verdragen dan de oudste; eindelijk bijt hij den laatsten zoon, Rodriguez, in den vinger. Deze geeft hem eene duchtige muilpeer en roept uit: Laat af, o vader, of ik zou een slecht zoon kunnen worden." Zijn vader omhelst hem en vertrouwt hem zijae wapens en de zorg der wrake toe. Vóór den dood van den graaf van Gormas is er in de romancen geen sprake van de liefde van Eodriguez voor Chimena. En wanneer de liefde verschijnt, is het de liefde der echtgenoote, niet die der minnares. Zoowel in de romancen als in het treurspel komt ze herhaaldelijk recht vragen. En wat de Cid aangaat, het is er nog verre af, dat hij op dien van C rneille zou lijken. Hij doet al het mogelijke om de antipathie van het jonge meisje op te wekken. Niet tevreden met den graaf te hebben gedood, komt hij tot bij het huis der treurende jagen, vervolgt haar duiven, scheldt haar of doet haar onbehoorlijke voorstellen. Evenals in de kronijk op rijm en die in proza, kiest Ximena do zonderlinge partij den koning dezen onhoffelijken ridder tot echtgenoot te vragen. De goede vorst is verwonderd op het hooren van dit voorstel, dat een einde maakt aan langen woordenstrijd en waarover hij zeer menschkundige en goedgeplaatste opmerkingen maakt. Ik heb altijd hooren zeggen en nu zie ik er de waarheid van, dat vrouwen zeer zonderlingu schepselen zijn. Tot riu toe heeft ze rnij steeds wraak gevraagd en, kijk eens aan, nu wil ze met hem trouwen; ik stem er van harte in toe en ga Rodri guez schrijven, op staanden voet hier heen te komen." Waarlijk is het hier de plaats, hot vers van Corneille aan te halen, hoewel we het dan eeue andere beteekenis moeten geven: Kodrigue! qui l'eüt cru? Chimèno, qui l'eüt dit? Zeker moet die Ximena, die den moordenaar haars vaders tot echtge noot vraagt, zonder eenige liefde te koesteren, die Ijaar dan ook ia gQea enkel oud geschrift wordt toegeschreven, zeker moet die Ximena ons hoogst zonderling, hoogst onwaarschijnlijk toeschijnen, maar Sainte-Benve heeft reeds doen opmerken, dat men niet vergeten moet zich te verplaat sen in een barbaarsch tijdvak, toen kracht en dapperheid zoo hoog ston den aangeschreven. In haar vader heeft Ximena haar beschermer verlo ren, wie toch zal hem beter kunnen vervangen dan hij, die den ontzagwekkenden graaf van Gormas heeft overwonnen. Rodrignez zal, moét het kwaad herstellen, dat hu veroorzaakt heeft. Trouwens de Spaansche dames uit de middel-eeuwen vreesden volstrekt niet ruwe echtgenooten te hebben. Men herinnere zich slechts den ridder, die den handschoen ging oprapen, welken door zijne dame voor de voeten van een leeuw gewor pen was. Hg geeft hem haar terug, maar hoe? terwijl hij er haar mede in 't aangezicht slaat en zij roept uit ik schenk u mijne hand, want wie hartelijk bemint, kastijdt streng." Aan Willem de Gastro komt de eer toe van t» en door zijn stuk las Mocedades del Cid (de jeugdige jaren van den Cid) Corneille op den weg gebracht te hebben vp.n dien zoo dramatischen, grooten strijd tusschen twee tegenovergestelde gevoelens; hij is het, die de liefde, tegen welke de plicht op zoo roerende wijze strijdt, laat tusscbenbeide treden. Meer dan men bij het lezen van een hoofdstuk van Philarète Chasles over de Mocedades del Cid gelooven zou, begreep de Gastro het belang van dien toestand; maar het is Corneille geweest, die aan dit gegeven da volle uitstorting, de gulle ontboezeming van een zoo aangrijpend pathos gaf. In 1618 verschenen de Mocedades del Cid. In 1636 werd de Cid van Corneille gespeeld. We hebben geen ruimte genoeg beschikbaar om de Mocedades te analysceren, waarin, om zoo te zeggen, het geheele leven van den Campeador zich ontrolt, noch om de gelukkige ontleeningen aan te wijzen, die Corneille zich uit het eerste deel van dezen langen, dra matischen arbeid heeft veroorloofd. En daarenboven is dit werk van onderzoek en vergelijking reeds meer dan eens uitstekend verricht. Laten we onze lezers de namen herinneren van eenige critici, die zulks eens hebben beproefd: Ticknor (Hislory of Spanish literature deel II),SainteBeuve (Nottveaux Lundis deel VII), Philarète Chasles (Etudes sur l'Espagne), A. de Puibusque (Histoire comparée des littératures espagnole et fraiiQaise deel II). 1) Men weet dat Voltaire (maar die heeft zooveel gezegd), gevolgd door zoovele willige schapen onder welke Sismondi eene eerste plaats bekleedt, beweerde, dat Corneile zijn treurspel getrokken had uit een stuk van Bautista Diamante, El honrador de su Padre (de vereerder zijns vaders of, hij die zijn vader eer bewijst). Nu hebben we boven er reeds op ge wezen, dat de Cid van Corneille gegeven werd in 1636, terwijl die van Diamnnte pas in 1658 werd gedrukt. Juist het tegendeel van Voltaire's bewering heeft plaats gehad. Evenwel is het ook bezijden de waarheid, te beweren, zcoah sommigen deden en doen, dat het stuk van Diamante eene vertaling van Corneille zou wezen. Het is eene navolging waarin sommige scènes van het Fransche treurspel de twist van den graaf van Gormas en van don Die.r;o, de stanzas van Rodriguez, enz. uit stekend zijn weergegeven. In zijn ensemble evenwel is het eene onbe houwen navolging eii met het grootste gelijk van de wereld ditmaal roept de onvermijdelijke (tracioso de welwillendheid in over de fouten van den auteur.... die talrijk zijn. Perdonad sus muchos ycrros." De Mocedades del Cid waren voorafgegaan door twee geheel vergeten dramatische werken, het eene van Diego Ximenez de Ayllon, het andere van Gonzalo de Arredondo. De comedie van Diamante werd gevolgd door een stuk, dat al gesn gelukkiger lot had. In 1662 drukte men eene Famosa comedi-i, waarin Francisco Polo als onderwerp gekozen had de episode der infanten van Carron en der dochters van Rodriguez en dat hij terwille der herinnering aan den arbeid van Diamante genoemd had.1: El honrador de sus hfjas. Met niet minder stoutmoedigheid ondernam Desfontaines in Frankrijk La suite du Cid saam to stellen, Urbain Chevreau gaf La vraye suite du Cid en eindelijk gaf Timothée Chillac La Mort du Cid. Waarlijk zulk eon dichter zou voldoende geweest zijn om den Castiljaansehen held voor goed om 't leven te brengen, indien Corneille hem niet onsterfelijk had gemaakt. Bijna in onze dagen hebben twee Fransche dramatische dichters zich van een naam meester gemaakt waaraan te veel roem verbonden is, om niet overstelpend te zijn: P. Lebrun heeft geschreven Ie Cid d'Atidalousie en Casimir Delavigue la Fitte dit, Cid. Amsterdam. Aben-Hoca. I) Allen werken, dio in de Universiteits- bibliotheek voorhanden zijn. Een en ander uit Lotsy's Vraagstuk van den zedelijJcen Vooruitgang." Het lezen van boeken over philosophie is niet een ieders werk; zelfs populair-wijsgeerige geschriften vinden minder lezers dan men zou ver wachten, omdat er voor het waardeeren dier boeken meer noodig is dan een surplus aau tijd, n. 1. een gewillige geest en een rustig gemoed, beide bereid om zielkundige verschijnselen van meet af aan te volgen, zonder gewaagde sprongen naar een eindpunt, waarop men eene rede neering wil laten uitloopen, al moesten ook de bruggen, die vroeger er heen leidden, wijken voor den machtigen arm van het gezond verstand. Wie zijne denkbeelden niet al te vast heeft gedrongen in het keurslijf van het een of ander stelsel, zal met genoegen kennis maken met Het Vraagstuk van den sedclyken Vooruitgang" van Mr. M. C. L. Lotsy. Uit het eerste stuJi van dit werk, dat het begrip van sedelyJcheid tot onderwerp heeft, zij hier den lezers van het Weekblad het eea en ander meegedeeld. Het kan, oordeelt de schrijver, geene bevreemding wekken, dat juist in onzen tijd van algemeene ontwikkeling zich de vraag naar den zedelylien vooruitgang der wereld op den voorgrond dringt. In geen enkele vroegere eeuw moet het denkbeeld van vernieuwing eii ontwikkeling van het be^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl