De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 28 maart pagina 9

28 maart 1886 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 457 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN. Bij den uitgever Tj. van Holkema te Amsterdam zal verschijnen : Vertellingen uit de» Bi>M door Agath». In het Prospectus wordt gezegd : Ieder onzer heeft in agn jeugd een .Kinderbijbel" gehad, waarin hjj zelf las, of Waaruit hem weid voorgelezen. Wie herinnert zich niet den opgang, dien v. d. Palm, Schmid en zoo velen, met hunne Einderbijbels maakten. Later schreven de Eeeren Oort en Hooykaas hunne bekende uitnemende handboeken, bestemd voor de rijpere Jeugd, doch een boek met verhalen voor jonge kinderen, ontleend aan den Bijbel,|gescbreveninden echten feindertoon, ontbrak tot op heden aan de bibliotheek onzer kleinen. Vroeger werd aan het ontbijt uit den Bijbel, of eenig bijbelscb boek voorgelezen, maar dese gewoonte is meer en meer op den achtergrond geraakt, vandaar dat vele oneer kinderen onbekend blijven met datgene, wat vroeger als met den paplepel werd ingegeven. Natuurlijk trachten vader of moeder dit gebrek wel te verhelpen door zelven hunne lievelingen te vertellen, wat hun in de jeugd van de bijbelsche verhalen had aan gegrepen, en was bijgebleven; maar hoe weinige ouders voelen zich in staat om den indruk weer te geven, dien zij zelven voor jaren ontvingen. Agatha, de bekende kinderschrijfster, verklaarde zich bereid een poging te wa gen, om in deze leemte te voorzien, en de ouders een beetje te helpen. Zij schreef voor de kinderen, die den Bijhei nog niet kennen, en vertelde alloen die verbale», welke zij geschikt oordeelde. Of zij daarin ia geslaagd, zal ieder zolt kunnen na gaan, na inzage van de beide eerste afleveringen, doch ik twijfel niet of vele oudera zullen dankbaar zijn, dat ze haar takt van vertellen heeft willen dienstbaar maken aan zulk een rijk onderwerp." Inderdaad kon de uitgever aan niemand beter dan aan de schrijfster van De ge~ tiitis van het Kransji, Eva Strooveld en zooveel andere gezellig vertelde verhalen voor grootere en kleinere kinderen, het samenstellen van den kiuderbijbel toever trouwen. B$) zorgde echter tevens bet boek tot een prentenbijbel te maken en vertierde het met 40 platen naar Dor e's Bijbel. In dezen vorm -zal het werk in 12 afleveringen 4 25 cents compleet ztfn ; een toepasselijke stempelband zal later ver krijgbaar worden gesteld. BJj den uitgever &lö. jeenk Willink te Haarlem verschijnt ?. De nieuwe Grondwet voor hei Koninkrijk der Nederlanden, volgens de laatste voorstellen der regeering tot herziening dier wet op 17 Ilaart 1886 in behandeling genomen; en daarenboven De Nieuwe Grondwet, govolgd door De Grondwet voor liet Koninkrijk der Nederlan den en het Ontwerp der Staatscommissie, ter vergelijking naast elkander gesteld, benevens het Ontwerp Van Houten tot herziening der Grondwet. Deze beide uitgaven in hetzelfde formaat als Smit's Wetboek van Strafrecht zullen Tclon van dienst zijn; de uitvoering is zeer handig, helder en gemakkelijk. INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN. Spectator 27 Maart. berichten en mededeelingen (Bredius nieuwe catalogus; Gratama, Hunnebodden; Holmes, A mortal antipatby; enz.). Onuitgegeven documenten, door prof. P. J. Blok. Een paar vragen naar aanleiding van Huygens Dagboek, door dr. IK. N. du Uien. Jacob Geel, door Mr. C. Vosmaei: Nieuw grieksch, door A. Flament. Cijfers, door Florentijn. Meeuwen, oor-Baarslag. Pluksel. Verbetering. Plaat: De speelbank in Nederland hersteld. Portsftuille 27 Maart. Kundry, Kunstenaar en Dilettant. Sah-e, Les contes d'Hoffman van Offenbaob. JubiléVerhuist. Eubinstein in Nederland. Goedkoope muziek. Geen da Capo'd. E. Riltner Bos, Geschichte der Kenaiasance in Frankreich, von Wil helm Lübcke. Moderne knnat. Vandalisme in Bome. Eene schilderij ran Gerard Dou ontdekt. A, R., De buste van Cü. Kochuasen. Piot Vluchtig 8nr. en Piet Vluchtig Jr. over onze jongste beweging op letterkundig gebied. Mr. H. Cosman, Om haar Geld, door W. Heimburg. Melali van Java, Onvergetelijke uren, door Agatha. G. P., Tatiana, door Lubomiraki. Idler, Een patriciër uit de 17o eeaw, van Pierre de Witt, door A. M. Kollewija Nz. Strekkingspoëzie. Vondel in nieuwe Spelling. Eene grammatica der Noderlrankischo dialecten. Parijache brieven. B. v. d. B., Bene Autographen- Veiling. A. Winkltr Prins, Kritische Grundlegnng des Tranecendentalen Realiamns, door Ednard von Hartmann. L. S., Tooneelkroniek. r?£, S., Vior lovers de Kideau. Eens Nederlaudsche Operette. Welsprekend lak. M I L I T A i II E ZAKEN. NEUTRALITEIT. Door do Yereeniging ter beoefening van de krijgswetenschap" ia o. a. ala prijsvraag uitgeschreven : Welke militaire maatregelen moeten worden genomen, indien Neder land bij een oorlog tnsecuen andere mogenhedeii, zich tot eene gewapende neutraliteit wenscht te bepalen? De gewapende neutraliteit zóó op te vatten, dat het streven wordt gehuldigd om met alle partijen op vriendschappelijken voet te blijven; het denkbeeld van bedreiging moet uitgesloten zijn." Wy achten het een zeer gelukkig denkbeeld de aandacht eens op dit belangrijk onderwerp te vestigen en. vertrouwen, dat bovenbedoelde vereeniging door het uitschrijven der prijsvraag in het bezit van belangrijke beschouwingen en gegevens komen zal. Hoewel hier alleen sprake is van militaire maatregelen, is de vraag hoe men zyne neutraliteit bewaart, daarmede nog niet geheel opgelost en talrijke gevallen kunnen zich hierbij voordoen, die evenzeer van rechts kundigen als van militairen aard zijn. Zooals men weet, hebben Belgiëen Zwitserland in 1870?71 de ver plichting gehad practiseh rekening te houden met hunne neutraliteit; beide staten hebben gedeelten der Frausche krijgsmacht op hun grond gebied gezien en gehuisvest, hoewel onder verschillende omstandigheden. Over de Belgische grenzen kwamen kleine detachementen en enkele perBonen, achtervolgd en vluchtende. Aan de Zwitsersehe grenzen vertoonde aich een vrij talrijk leger, nog eenigszins georganiseerd en welks bevel hebber verzocht op onzedig gebied te worden toegelaten. Den Ie Fe bruari 1871 werd eene overeenkomst gesloten tusschen generaal Clinchamp ?en den Zvvitsersclicn generaal Herzog, tengevolge waarvan liet Fransclie leger in Zwitserland werd toegelaten onder verplichting zijne artillerie, munitie, wapenen en paarden ter beschikking van het Zwitsersch gouvernement te stellen, die een eii ander, na dea vrede en na de regeling der schadeloosstelling aan dit gouvernement, aan Frankrijk zou teruggeven. Bergeljjke maatregelen zullen wellicht voor het vervolg toongevend zijn bij soortgelijke gebeurtenissen; het schijnt niet meer dan billyk, dat de staat, die zich onkosten zal getroosten door opname en interneering van een vreemd leger, daarvoor wordt schadeloos gesteld en als waar borg daarvoor, tijdelijk beslag legt op de uitrusting van dat leger. Immers die neutrale staat zon den overgang op zijn gebied kunnen weigeren en daardoor het geheel, leger en materieel, in handen der andere partij kunnen doen vallen; de opname is een dienst, bewezen aan de party waartoe het leger behoort. Echter, men kan de zaak ook omkeeren en beweren, dat het een dienst is aan de tegdnparty; want nam deze het leger gevangen, dan had ey voor het onderhoud der gevangenen te zorgen. Zooveel is echter zeker dat de neutrale staat, die ala Zwitserland in 1871 troepen van een der oorlogvoerenden opneemt en interneert, recht heeft op indemniteit. Belgiëheeft na het sluiten van den vrede geene indemniteit gereclameerd; ongetwijfeld had het daarvoor gegronde redenen van politieke beleefdheid tegenover Frankrijk; de gevallen zouden zich echter kunnen voordoen, dat de onkosten buiten verhouding groot waren en het vragen der schade loosstelling voor den neutralen staat gebiedend noodzakelijk was. Beide staten hebben zich overigens niet bepaald tot het opnemen en ontwapenen der Fransche militairen, maar zijn ook daarna blijven voort gaan met naar hun beste weten de vraagstukkeu op te lossen, die zich ten opzichte dier militairen voordeden. Discussiën daarover van tijd tot tijd in de volksvertegenwoordiging, voor de rechtbanken en in de pers geroerd, droegen by om een juist licht te werpen op hetgeen door eene etricte neutraliteit moet verstaan worden. Zoo had de volksvertegenwoordiging in Belgiëin het laatst van 1870 kennis te nemen van een aantal petitiën van Fransche militairen, die, to Luik geïnterneerd, verzochten naar hun land te mogen terugkeeren. Daaronder waren sommigen, die even vóór de catastrophe van Sedan over de grenzen waren gevlucht, anderen, die uit krijgsgevangenschap waren ontvlucht, nog anderen, die op het slagveld gewond waren opgenomen en in Belgiëwerden verpleegd. Hoewel eenige volksvertegenwoordigers meenden dat België, zonder aan zijne plichten als neutrale staat te kort te doen, enkele dier verzoeken mocht toestaan, behield de meening der regeoring de overhand, die volgenderwjjze aai) alle autoriteiten van het Belgisch bestuur was geformuleerd: Men zal geene vreemde militairen op Belgisch gebied toelaten, tenzij zij zich, voor zooverre zij officier zijn, schriftelijk verbinden, dat gebied niet te verlaten, voor zooverre zij een minderen graad bekleeden, genoe gen nemen met interneering." Als toelichting werd, door den Minister van Buitenlandsche zaken bierbij gevoegd, dat men do Fransche militairen gaarne eene wijkplaata bood, waar zij aan gevangenschap of den dood konden ontkomen, maar dat men aan hen, die van dit voorrecht gebruik maakten, de meest strikste opvolging der gemaakte bepalingen moest eischen. Onder instemming van het kabinet van Berlijn werd hiervan later in zooverre afgeweken, dat aan hen, wier verwondingen hen voor den verinoedelijken duur des oorlogs of voor altijd ongeschikt voor den dienst hadden gemaakt, werd toegestaan naar Frankrijk terug te keeren. De opvatting, dat aan valide militairen ook geweigerd werd Belgi langs een der andere grenzen to verlaten is o. i. volkomen juist. Immers, bij de gemakkelijke communicatien van onzen lijd, zou een man uit Bel gië, over Holland of Engeland in korte dagen weer onder de strijders van Frankrijk opgenomen kunnen worden. In het algemeen heeft Belgiëhet begrip gehuldigd, dat geinterneerde militairen feitelijk hadden opgehouden tot de krijgsmacht der oorlogvoe renden te behooren, maar dat het de plicht der neutralen was te zorgen, dat hun lanct niet als doortoehtsland voor deze non-combattanten diende. Een moeielijker geval deed zich voor bij de volgende gelegenheid. Eec Fransen onderofficier was krijgsgevangen geweest in de citadel van Diets was van daar ontvlucht en werd op Belgisch gebied door de gendarme rie aangehouden. Hij was zonder paspoort en gaf zijn voornemen te ken nen naar Frankrijk te gaan. Op last van den militairen commandant van Brussel werd hij in Gent gëinterneerd. De geïnterneerde riep nu de gewone rechtspleging te hulp en stelde een proces in tegen den Belgischen Staat, die hem, z. i. wederrechtelijk, vau zijne vrijheid had beroofd. De eerste rechtbank, die van deze zaak kennis moest nemen, verklaar de zich tegen do meening van den Belgischen Staat competent, om dat de vrijheid, door den geïnterneerde gereclameerd was, een droit civiV' en de kennisname van zaken betrekkelijk dit recht door art. 22 der grond wet aan den gewonen rechter was overgelaten. Het Hof van Brussel voor hetwelk de Staat in appèl was gekomen vernietigde de uitspraak van eerstbedoelde rechtbank en verklaarde alzoo de burgerlijke rechtspleging incompetent in het geval, en wel op grond der volgende overwegingen: Dat de reden, waarom de reclamant in Gent geïnterneerd was, een euivcr militair karakter droeg, zoowel in haar aard als door de personen, die de interneering hadden bevolen. Dat de burgerlijke rechtbank geen recht had, in militaire aangelelegeuheden tusschenbeide to treden. Dat de rechtstoestand van reclamant niet was die vau een gewoon persoon, maar geheel exceptioneel ais behoorende hij tot de krijgsmacht van een in oorlog zijndeu staat, en dat hij daarom óók op Belgisch ge bied onderworpen was aan de militaire maatregelen door den Belgischen Staat noodig geoordeeld". Het einde der zaak was alzoo, dat de man in kwestie te Gent is geïn terneerd gebleven, en zijn beroep op de burgerlijke rechtspleging hem niet heeft geholpen. Met alle bescheidenheid golooven wij niet, dat de opvatting van het Hof van Brussel uit een rechtskundig oogpunt geheel juist is, al erkennen wij gaarne en zonder eenig voorbehoud, dat door die opvatting veel moeielijkheden zjjn voorkomej.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl