Historisch Archief 1877-1940
No. 457
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.
Bij den uitgever Tj. van Holkema te Amsterdam zal verschijnen : Vertellingen uit
de» Bi>M door Agath». In het Prospectus wordt gezegd :
Ieder onzer heeft in agn jeugd een .Kinderbijbel" gehad, waarin hjj zelf las, of
Waaruit hem weid voorgelezen.
Wie herinnert zich niet den opgang, dien v. d. Palm, Schmid en zoo velen, met
hunne Einderbijbels maakten. Later schreven de Eeeren Oort en Hooykaas hunne
bekende uitnemende handboeken, bestemd voor de rijpere Jeugd, doch een boek
met verhalen voor jonge kinderen, ontleend aan den Bijbel,|gescbreveninden echten
feindertoon, ontbrak tot op heden aan de bibliotheek onzer kleinen.
Vroeger werd aan het ontbijt uit den Bijbel, of eenig bijbelscb boek voorgelezen,
maar dese gewoonte is meer en meer op den achtergrond geraakt, vandaar dat vele
oneer kinderen onbekend blijven met datgene, wat vroeger als met den paplepel
werd ingegeven.
Natuurlijk trachten vader of moeder dit gebrek wel te verhelpen door zelven hunne
lievelingen te vertellen, wat hun in de jeugd van de bijbelsche verhalen had aan
gegrepen, en was bijgebleven; maar hoe weinige ouders voelen zich in staat om
den indruk weer te geven, dien zij zelven voor jaren ontvingen.
Agatha, de bekende kinderschrijfster, verklaarde zich bereid een poging te wa
gen, om in deze leemte te voorzien, en de ouders een beetje te helpen. Zij schreef
voor de kinderen, die den Bijhei nog niet kennen, en vertelde alloen die verbale»,
welke zij geschikt oordeelde. Of zij daarin ia geslaagd, zal ieder zolt kunnen na
gaan, na inzage van de beide eerste afleveringen, doch ik twijfel niet of vele oudera
zullen dankbaar zijn, dat ze haar takt van vertellen heeft willen dienstbaar maken
aan zulk een rijk onderwerp."
Inderdaad kon de uitgever aan niemand beter dan aan de schrijfster van De ge~
tiitis van het Kransji, Eva Strooveld en zooveel andere gezellig vertelde verhalen
voor grootere en kleinere kinderen, het samenstellen van den kiuderbijbel toever
trouwen. B$) zorgde echter tevens bet boek tot een prentenbijbel te maken en
vertierde het met 40 platen naar Dor e's Bijbel. In dezen vorm -zal het werk in 12
afleveringen 4 25 cents compleet ztfn ; een toepasselijke stempelband zal later ver
krijgbaar worden gesteld.
BJj den uitgever &lö. jeenk Willink te Haarlem verschijnt ?. De nieuwe Grondwet
voor hei Koninkrijk der Nederlanden, volgens de laatste voorstellen der regeering
tot herziening dier wet op 17 Ilaart 1886 in behandeling genomen; en daarenboven
De Nieuwe Grondwet, govolgd door De Grondwet voor liet Koninkrijk der Nederlan
den en het Ontwerp der Staatscommissie, ter vergelijking naast elkander gesteld,
benevens het Ontwerp Van Houten tot herziening der Grondwet.
Deze beide uitgaven in hetzelfde formaat als Smit's Wetboek van Strafrecht zullen
Tclon van dienst zijn; de uitvoering is zeer handig, helder en gemakkelijk.
INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN.
Spectator 27 Maart.
berichten en mededeelingen (Bredius nieuwe catalogus; Gratama, Hunnebodden;
Holmes, A mortal antipatby; enz.). Onuitgegeven documenten, door prof. P. J. Blok.
Een paar vragen naar aanleiding van Huygens Dagboek, door dr. IK. N. du Uien.
Jacob Geel, door Mr. C. Vosmaei: Nieuw grieksch, door A. Flament. Cijfers,
door Florentijn. Meeuwen, oor-Baarslag. Pluksel. Verbetering. Plaat:
De speelbank in Nederland hersteld.
Portsftuille 27 Maart.
Kundry, Kunstenaar en Dilettant. Sah-e, Les contes d'Hoffman van Offenbaob.
JubiléVerhuist. Eubinstein in Nederland. Goedkoope muziek. Geen
da Capo'd. E. Riltner Bos, Geschichte der Kenaiasance in Frankreich, von Wil
helm Lübcke. Moderne knnat. Vandalisme in Bome. Eene schilderij ran
Gerard Dou ontdekt. A, R., De buste van Cü. Kochuasen. Piot Vluchtig 8nr.
en Piet Vluchtig Jr. over onze jongste beweging op letterkundig gebied. Mr. H.
Cosman, Om haar Geld, door W. Heimburg. Melali van Java, Onvergetelijke uren,
door Agatha. G. P., Tatiana, door Lubomiraki. Idler, Een patriciër uit de 17o
eeaw, van Pierre de Witt, door A. M. Kollewija Nz. Strekkingspoëzie. Vondel
in nieuwe Spelling. Eene grammatica der Noderlrankischo dialecten. Parijache
brieven. B. v. d. B., Bene Autographen- Veiling. A. Winkltr Prins, Kritische
Grundlegnng des Tranecendentalen Realiamns, door Ednard von Hartmann. L. S.,
Tooneelkroniek. r?£, S., Vior lovers de Kideau. Eens Nederlaudsche Operette.
Welsprekend lak.
M I L I T A i II E ZAKEN.
NEUTRALITEIT.
Door do Yereeniging ter beoefening van de krijgswetenschap" ia
o. a. ala prijsvraag uitgeschreven :
Welke militaire maatregelen moeten worden genomen, indien Neder
land bij een oorlog tnsecuen andere mogenhedeii, zich tot eene gewapende
neutraliteit wenscht te bepalen?
De gewapende neutraliteit zóó op te vatten, dat het streven wordt
gehuldigd om met alle partijen op vriendschappelijken voet te blijven;
het denkbeeld van bedreiging moet uitgesloten zijn."
Wy achten het een zeer gelukkig denkbeeld de aandacht eens op dit
belangrijk onderwerp te vestigen en. vertrouwen, dat bovenbedoelde
vereeniging door het uitschrijven der prijsvraag in het bezit van belangrijke
beschouwingen en gegevens komen zal.
Hoewel hier alleen sprake is van militaire maatregelen, is de vraag hoe
men zyne neutraliteit bewaart, daarmede nog niet geheel opgelost en
talrijke gevallen kunnen zich hierbij voordoen, die evenzeer van rechts
kundigen als van militairen aard zijn.
Zooals men weet, hebben Belgiëen Zwitserland in 1870?71 de ver
plichting gehad practiseh rekening te houden met hunne neutraliteit;
beide staten hebben gedeelten der Frausche krijgsmacht op hun grond
gebied gezien en gehuisvest, hoewel onder verschillende omstandigheden.
Over de Belgische grenzen kwamen kleine detachementen en enkele
perBonen, achtervolgd en vluchtende. Aan de Zwitsersehe grenzen vertoonde
aich een vrij talrijk leger, nog eenigszins georganiseerd en welks bevel
hebber verzocht op onzedig gebied te worden toegelaten. Den Ie Fe
bruari 1871 werd eene overeenkomst gesloten tusschen generaal
Clinchamp ?en den Zvvitsersclicn generaal Herzog, tengevolge waarvan liet
Fransclie leger in Zwitserland werd toegelaten onder verplichting zijne
artillerie, munitie, wapenen en paarden ter beschikking van het
Zwitsersch gouvernement te stellen, die een eii ander, na dea vrede en na
de regeling der schadeloosstelling aan dit gouvernement, aan Frankrijk
zou teruggeven.
Bergeljjke maatregelen zullen wellicht voor het vervolg toongevend
zijn bij soortgelijke gebeurtenissen; het schijnt niet meer dan billyk, dat
de staat, die zich onkosten zal getroosten door opname en interneering
van een vreemd leger, daarvoor wordt schadeloos gesteld en als waar
borg daarvoor, tijdelijk beslag legt op de uitrusting van dat leger.
Immers die neutrale staat zon den overgang op zijn gebied kunnen
weigeren en daardoor het geheel, leger en materieel, in handen der
andere partij kunnen doen vallen; de opname is een dienst, bewezen
aan de party waartoe het leger behoort.
Echter, men kan de zaak ook omkeeren en beweren, dat het een dienst
is aan de tegdnparty; want nam deze het leger gevangen, dan had ey
voor het onderhoud der gevangenen te zorgen.
Zooveel is echter zeker dat de neutrale staat, die ala Zwitserland in 1871
troepen van een der oorlogvoerenden opneemt en interneert, recht heeft
op indemniteit.
Belgiëheeft na het sluiten van den vrede geene indemniteit gereclameerd;
ongetwijfeld had het daarvoor gegronde redenen van politieke beleefdheid
tegenover Frankrijk; de gevallen zouden zich echter kunnen voordoen,
dat de onkosten buiten verhouding groot waren en het vragen der schade
loosstelling voor den neutralen staat gebiedend noodzakelijk was.
Beide staten hebben zich overigens niet bepaald tot het opnemen en
ontwapenen der Fransche militairen, maar zijn ook daarna blijven voort
gaan met naar hun beste weten de vraagstukkeu op te lossen, die zich
ten opzichte dier militairen voordeden. Discussiën daarover van tijd tot
tijd in de volksvertegenwoordiging, voor de rechtbanken en in de pers
geroerd, droegen by om een juist licht te werpen op hetgeen door eene
etricte neutraliteit moet verstaan worden.
Zoo had de volksvertegenwoordiging in Belgiëin het laatst van 1870
kennis te nemen van een aantal petitiën van Fransche militairen, die, to
Luik geïnterneerd, verzochten naar hun land te mogen terugkeeren.
Daaronder waren sommigen, die even vóór de catastrophe van Sedan over
de grenzen waren gevlucht, anderen, die uit krijgsgevangenschap waren
ontvlucht, nog anderen, die op het slagveld gewond waren opgenomen
en in Belgiëwerden verpleegd. Hoewel eenige volksvertegenwoordigers
meenden dat België, zonder aan zijne plichten als neutrale staat te kort
te doen, enkele dier verzoeken mocht toestaan, behield de meening der
regeoring de overhand, die volgenderwjjze aai) alle autoriteiten van het
Belgisch bestuur was geformuleerd:
Men zal geene vreemde militairen op Belgisch gebied toelaten, tenzij
zij zich, voor zooverre zij officier zijn, schriftelijk verbinden, dat gebied
niet te verlaten, voor zooverre zij een minderen graad bekleeden, genoe
gen nemen met interneering."
Als toelichting werd, door den Minister van Buitenlandsche zaken
bierbij gevoegd, dat men do Fransche militairen gaarne eene wijkplaata
bood, waar zij aan gevangenschap of den dood konden ontkomen, maar
dat men aan hen, die van dit voorrecht gebruik maakten, de meest strikste
opvolging der gemaakte bepalingen moest eischen.
Onder instemming van het kabinet van Berlijn werd hiervan later in
zooverre afgeweken, dat aan hen, wier verwondingen hen voor den
verinoedelijken duur des oorlogs of voor altijd ongeschikt voor den dienst
hadden gemaakt, werd toegestaan naar Frankrijk terug te keeren.
De opvatting, dat aan valide militairen ook geweigerd werd Belgi
langs een der andere grenzen to verlaten is o. i. volkomen juist. Immers,
bij de gemakkelijke communicatien van onzen lijd, zou een man uit Bel
gië, over Holland of Engeland in korte dagen weer onder de strijders
van Frankrijk opgenomen kunnen worden.
In het algemeen heeft Belgiëhet begrip gehuldigd, dat geinterneerde
militairen feitelijk hadden opgehouden tot de krijgsmacht der oorlogvoe
renden te behooren, maar dat het de plicht der neutralen was te zorgen,
dat hun lanct niet als doortoehtsland voor deze non-combattanten diende.
Een moeielijker geval deed zich voor bij de volgende gelegenheid. Eec
Fransen onderofficier was krijgsgevangen geweest in de citadel van Diets
was van daar ontvlucht en werd op Belgisch gebied door de gendarme
rie aangehouden. Hij was zonder paspoort en gaf zijn voornemen te ken
nen naar Frankrijk te gaan. Op last van den militairen commandant van
Brussel werd hij in Gent gëinterneerd.
De geïnterneerde riep nu de gewone rechtspleging te hulp en stelde een
proces in tegen den Belgischen Staat, die hem, z. i. wederrechtelijk, vau
zijne vrijheid had beroofd.
De eerste rechtbank, die van deze zaak kennis moest nemen, verklaar
de zich tegen do meening van den Belgischen Staat competent, om
dat de vrijheid, door den geïnterneerde gereclameerd was, een droit civiV'
en de kennisname van zaken betrekkelijk dit recht door art. 22 der grond
wet aan den gewonen rechter was overgelaten.
Het Hof van Brussel voor hetwelk de Staat in appèl was gekomen
vernietigde de uitspraak van eerstbedoelde rechtbank en verklaarde
alzoo de burgerlijke rechtspleging incompetent in het geval, en wel op
grond der volgende overwegingen:
Dat de reden, waarom de reclamant in Gent geïnterneerd was, een
euivcr militair karakter droeg, zoowel in haar aard als door de personen,
die de interneering hadden bevolen.
Dat de burgerlijke rechtbank geen recht had, in militaire
aangelelegeuheden tusschenbeide to treden.
Dat de rechtstoestand van reclamant niet was die vau een gewoon
persoon, maar geheel exceptioneel ais behoorende hij tot de krijgsmacht
van een in oorlog zijndeu staat, en dat hij daarom óók op Belgisch ge
bied onderworpen was aan de militaire maatregelen door den Belgischen
Staat noodig geoordeeld".
Het einde der zaak was alzoo, dat de man in kwestie te Gent is geïn
terneerd gebleven, en zijn beroep op de burgerlijke rechtspleging hem
niet heeft geholpen.
Met alle bescheidenheid golooven wij niet, dat de opvatting van het Hof
van Brussel uit een rechtskundig oogpunt geheel juist is, al erkennen wij
gaarne en zonder eenig voorbehoud, dat door die opvatting veel
moeielijkheden zjjn voorkomej.