De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 3 oktober pagina 1

3 oktober 1886 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad^*. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: TJ- V AIJiHOLKEM A, te Amsterdam, Kantoor: Rokin 74. Zondag 3 October. Abonnement per 3 maanden .... ."i, f 1.?. fr. p. p. f 1.15. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20. Reclames per regel * 0.40. Bij dii Nummer behoort een Bijvoegsel. , " Het Weekblad zal voortaan ledere, week eene Plaat bevatten, waarin de belangrijkste gebenrtenlseten Yan binnen- en buitenland 4&or ónze eerste teekenaars in ?eëld zullen worden gebracht. He» *boimem«ntftpi'Us zal hierdoor worden'yferUoogd. * TJ. VAW HOMtEMA. Bijdnagen en Brieven voor de ISedaetie bestemd gelieve iaën te fftdreaseeren aan Mr. M. G. L,. VAW jjJOCtHElf, (Secretaris der Redactie, Roktn 74. I K H O U »s IETS OVER NEDERLANDSCH SOCIALISME, (Mot), door H. FEUILLETON: Mietje en Matje, Novelle naar Julius Stinde, II. VAN OJ&R DE GRENZEN, door E. D. Pyzel. GE MEENTEBLAADJES, I, door H. UIT HET HAAGJE, door Pasquino. UIT PARIJS, door A. 9. KUNST EN LETTEREN: Kunst-tentoon-stelling, door A. Th.?Muziek in de Hoofd stad, door H. C. P. D. Naar aanleiding van een Muziekschool-Program, I, door E. D. P. Eenjewenscht Boek. VARIA, MILITAIRE ZAKEN: De voorziening in de behoefte aan ver duurzaamde levensmiddelen voor het leger, I. SCHAAKSPEL. De advertentie. ALLER LEI. HANDEL: BEURSOVERZICHT, door E. B. TE HUUR. ADVERTENTIËN. waar hij achteenvolgens de betrekking van secretaris en directeur der Nederlandsche Bank vervult; een artikel, verschenen in het deftigste tijdschrift van ons land; niet iets vluchtigs, bij vergissing door den schrijver 4e wereld ingezonden, 'Want 't werd nu wederom herdrukt in zijn jongste verza meling opstellen en in dat zelfde artikel niet veel meer of minder dan het bewijs, dat de schrijver aanhanger van het socialisme, of wilt ge, van het collectivisme is. De lezer lacht; doch, vflor wie eenigermate de gaaf bezit tusschen de regels te lezen, blijft het geen geheim dat de heer Qüack, na bij het station kathedersocialisme even opgehouden te heb ben, doorspoort en »en plein socialisme" zijn taak eindigt; »Voor wie tusschen de regele weet te lezen" want de heer Quack bezit in hooge mate de eigenschap, waarop volgens den ouden Mill Demosthenes, volgens den jongen Mill Robespierre kon bogen; de eigenschap, om in hunne redevoeringen die meeningen nog slechts aan te duiden, waarvoor zij bij hun publiek een ongunstige stemming ver wachtten ; om het daarop niet dan geleidelijk voor te bereiden en zoodoende een eindelijk goed onthaal te beter te verzekeren. Zoo onderstel ik dat met opzet verschil lende passages in het artikel zóó zijn ge schreven, dat men zich te vergeefs af vraagt of men nu de meening van den schrij ver zelf, of van de arbeidersklasse, verneemt. Ik zal uit het algemeen bekende artikel slechts weinig aanhalen. Op pag. 67 (Gids, Juli 1880) zegt de heer Q.: .... «Inderdaad, tegenover »het gevaar dat der natuurlijke wetten een einde moest maki^u, en dat men moest ingrijpen Het laisser ? faire systeem en de leer der econo mische natuurwetten waren door de prak tijk veroordeeld." (pag. 71). Zie hier het station Katheder-Socialisme. Af" wederom zou ik er zeer veel belang in stallen, het gezicht van den heer Pierson hij ritste woorden van zijn collega te kunnen w &rnemen. , 'poch, zooals reeds gezegd, de heer Q. L- 'verder gereisd. ^s niet het bestaan van sommige kapita len hierin vervat, dat zij, evenals de landej^viiaars van vroeger, slapende rijk worden ? Nog meer. Door (te machtige stelling, die zij tengevolge van den omvang van hun prh aat-eigendom innamen" (lees innemen) »k6nden zij" (kunnen zij) »de conditiëu stellen van de gemeenschappelijke verdeeling van i1!-a arbeid, en zij namen" (nemen) »het leeuwendeel. Bovendien: toen zij eens zoo nu.chtig waren geworden, moesten de kleinere eisrenaars en "werkgevers wilden zij niet geheel buiten den kring der verdiensten b'ïjven zich wel onder de heerschappij der grootere stellen. Wat men in de middtieeuwen heeft zien gebeuren .... hebben wij in onze eeuw in de industrie zien gesciiiedeii".. (pag. 81). Deze bladzijde kan men gerust voor eene van Marx of Lassalle laten doorgaan; trou wens, de aanbeveling van het collectivisme p on 't eind van het artikel; de ondersteuning van de plannen van Chamberlain, laten wei nig- twijfel over in welke richting de denkb'-.Jden des schrijvers on economisch ten-pin Nu, in dat woord «onderscheppen" is niets dubbelzinnigs; ook bevat de geheele zinsnede niet bepaald iets nieuws. Maar wel is het nieuw, dat een directeur der Nederlandsche Bank, iemand die jilist tot de »haute finance" behoort, op die wijze, allereerst het beursspel willende veroordeeleji, over de bankierswereld zijn geestelijke ro«ae zwaait. Inderdaad is dat een gelukkig teeben; het ware te wenschen dat aan de publieke moraliteit, die te dikwijls in 't aangezicht wordt geslagen, meer openlijk voldoening, w^rd geschonken. «Allzu grosze Skrupulositat ist i?'" verdientermassen im Nachtheil" (vgl ner, Jahrbücher f. $T. u. s. p. 226. en al moge de uitdrukking van die Börsianer" overdreven zijn: «Heu erwirbt man die Millionen nicht, dem Aermel ans Zuchthaus zu str zal de keeren tellen dat in den striji eigenbelang en moraliteit de Is onderspit delft? Maar met dat al mag het in betwijfeld worden of iemand als d van het Gidsartikel, met het oog o gen waarin hij zich beweegt, van veel genoegen beleven zal. Om meer dan eene reden ber baar voor het artikel, maar onvol Onvoldaan in de eerste plaats heer Quack met het onderwerp < Zijn pen dartelt over het papier ; l en schrijft, de woorden vloeien bij hij gaat iets krachtigs zeggen: da hij, dat hij te ver zou gaan, en de fnrsfhlipiH mrtnVt nlortt» \rr\f\v r»n? Ie De d'Auln 13 groot, i«\^ii dcuig Zelden heeft een artikel zóó de algemeene aandacht getrokken en, men mag 't er wel bijvoegen, de algemeene verbazing gewekt. Een artikel, van de hand van een bekend staathuishoudkundige, een der eersten in ons land; hoogleeraar aan de Amsterdamsche hpogeschooï; wiens practische kennis boven' dien niet in twijfel mag worden getrokken, Feuilleton. Mietje en Matje. 2) Novelle NAAK JULIUS STINDE. Het huis in de voorstad deed zijn plicht, in zooverre het den menschen aanleiding gai tot het verspreiden van die geruchten, welke een tijdlang het gesprek van den dag vormen, dan vergeten worden en later, zoo mogelijk te onpas, weder in onherkenbare gedaante te voorschijn komen en alles behalve zegen stichten. De schoenmakersvrouw kon zich zeker niet beklagen, maar de geruchten, die over den kapitein liepen, waren van dien aard, dat men ze slechts heimelijk en fluiste rend verder verspreidde. Zijn ontslag had hij genomen, dat was zeker, maar omtrent het waarom _ waren_ de meeningen verdeeld, en daar Veit Zörbig eens op eene onbescheidene vraag daaromtrent een duivelschwoest ant woord had gegeven, vermeden de menschen het ten tweede male bij hem te informeeren. De mondelinge courant, die onder- den naam van «leuterpraatjes" door de huizen verspreid wordt, moest zich, als vele harer gedrukte collega's, met verzinsels behelpen, om goed bij het publiek te worden opgenomen. Juist scheen het te zijn, dat de kapitein noch van vrouwen hield, noch van katten. Hij leefde teruggetrokken als een kluizenaar, en had _niet eens, toen hij in het huis kwam, eene visite bij de geheimraadsweduwe ge maakt. Dat hij een hekel had aan katten, ondervond zoete Pussy, toen zij eens op een avond op de donkere trap den kapitein, die van een late wandeling terugkeerde, tusschen de beenen gelpopen was. Sedert dien avond vervolgde Veit Zörbig haar met steenkoolprojectielen. Maar ook de jongen van den echoenmaker had het op haar voorzien, en «Geheel dit verschijnsel, dat inderdaad de dingen tot het uiterste bracht was een gevolg van het onvoorwaardelijk toepassen van het «laisser faire" begrip. Men liet de zaken haar loop. Er waren immers (zoo meende men) natuurlijke wetten, die de om standigheden tot harmonie zouden brengen." Toen is men tot bezinning gekomen. Men heeft begrepen dat men aan het wel op aanstoken van de twee studenten. Deze, gelijk juffrouw Roderich dikwijls met afgrijzen vertelde, waren gewoon konijnen en marmotten levend klein te snijden, om niet eens van kikvorschen en andere vieze gedierten te spreken, en hadden nu hun vivisectorische lusten op arme Pussv gericht. Dora echter, die den op katten azenden knaap betrapte en hem acht dagen gevangenisstraf beloofde, wanneer hij de lieveling een haar krenkte, reikte hem tevens een paar handtastelijke verfrisschingen van het geheugen toe. Sedert dien tijd koesterde de schoemnakersjongen een heimelijken wrok tegen het onschuldige dier. Eleonore wist, dat er vijanden van haren lieveling met haar onder n dak woonden : de medische studenten, de kapitein, de schoenmakersjongen en Zörbig de vreeselijke. Aan haar en Pussy's kant stonden juffrouw Rode rich, Philippine, Dora, de schoenmakersvrouw en de heer Huber. De schoenmaker was, als vertegenwoordiger van den heer des huizes, voorloopig nog neutraalDe heer Huber was advokaat, maar nog zonder praktijk; hij verwachtte van de toe komst de gelegenheid om zijne geleerdheid en juridische vaardigheid eindelijk eens in volle pracht te kunnen toonen, en den grooten sprong in het practische leven te doen. Hij was, naar Juffrouw Roderich's uitspraak, vlij tig, solide en degelijk, een jong man die niet meermalen laat te huis kwam, dan wel mocht, en door menschelijkheid bezield was, want indertijd, toen de kat en de kapitein te samen van de trap tuimelden en deze door Zörbig had laten meedeelen, dat het afschuwelijke dier het huis uitmoest, was het den heer Huber gelukt, uit zijne boeken te weten te komen, dat Pussy een juridisch persoon was, wie geen leed mocht geschieden.'' In werkelijkheid had de heer Huber zich reeds lang, zeer in het geheim, tot advokaat en procureur der geheimraadsweduwe gepro moveerd en een wel is waar voorloopig ver zonnen, maar toch zeer belangwekkend Kattenproces met al de voor's ?! tegen's tot in bijzonderheden uitgewerkt, en niets wenschte spvi ais saamgcweven. De heeren financiers ONDERSCHEPPEN in ruil der diensten die zij bewijzen een deel van het product vóór dat het in de handen gekomen is waarvoor het bestemd was. Met hun fijn beleid tegen elkander opspelende, weten zij het deel, waarop zij meenen recht te hebben, telkens te vergrooten. Tegenover enkelen die grof winnen, verliezen vele anderen, maar de meesten verheugen zich in voorspoed." fpag.66). hij vuriger, dan dat het tusschen den kapi tein en de geheimraadsweduwe tot een proces wegens de kat mocht komen. Hij zou dan ridderlijk in het strijdperk kunnen springen, en zooal niet met scherp gewette lans, dan toch met scherpe tong en spitse pen de be laagde onschuld kunnen bijstaan om haar tot de overwinning te leiden. »Dat was een gelegenheid voor u, Koert," zeide hij tot zich zelf. «Vooreerst uit juridisch oogpunt, daar tot heden toe nog niemand de gerechtelijke verhouding heeft uiteengezet, waarin een gevluchte kat staat tot degenen die haar opgenomen hebben, en betrekkelijk de vraag of, tegen het bijvoorbeeld door van den kelder omhoog dringende horden van mui zen (getuige Dora) noodzakelijk gemaakte houden van een kat, van de zijde dezer andere partij in het huis (de kapitein en Zörbig) be zwaar gemaakt kan worden, terwijl eigenlijk integendeel de vraag is, of mevrouw de ge heimraadsweduwe niet als eischeresse, civiele partij, wegens het benadeelen van roerend goed kon optreden, daar de met steenkolen gewor pen en aldus beangstigde kat (intellectueel aanlegger de kapitein, uitvoerder Zörbig), niet in staat is, zich op haar werk, het muizenvangen, met even goeden uitslag toe te leggen, als in niet-beangstigden toestand, omtrent welk punt de meening van een aantal deskun digen in te winnen is. Ten tweede echter, en dit vormde het ro mantische deel van zijn beschouwingen, zou ineii hem niet meer voor spek en boouen laten, men zou hem opzoeken, hem nopen een be zoek bij de geheimraadsweduwe te maken, hij zou als juridisch consulent herhaaldelijk met de dames confereeren, hij zou dan zeer dicht in de buurt komen van een zekere jonge dame, haar spreken, haar zeggen, hoe mooi hij haar vond, en hoe hij haar aanbad.... Het zou ook zeker onnatuurlijk geweest zijn, als Koert Huber niet op het bekoorlijke meisje verliefd geworden was, dat zoo mooi en frisch was als een rozeknopje. Daarmede is alles gezegd, ofschoon het nuttig zou kun nen zijn, hare oogen te beschrijven, want wie hun donkerblauw niet gezien had, kon zich is 't niet waar dat hij zich »bri als de kinderen zeggen ? en moet< schien in die zwakheden evenzcK den zien? Bij nader overleg zou vatting als de beste aannemen, j wij als onbewuste halfheid be schuilt iets heels, dat uit fijn bere leg, met het oog op de plaats vai publiek waartoe gesproken werd, deeltelijk ontsluierd is, terwijl geen begrip maken van de gropte oogen, ie tot heden nog niet in net hoogste geluk van 's menschen hart gefonkeld had den, en ook nog niet door zoo scherpe smart gekweld waren, dut hun glans er onder ge leden had; maar het is een vooruit mis lukte poging, den spiegel der ziel, zooals de ppëeten het noemen, met povere woorden te willen schilderen. Wanneer echter iemand den jongen rechtsgeleerde gevraagd had : «Lijkt freule Eleonore niet op eene rozeknop met de oogen van een engel van Raphaël ?" dan zou hij zondei zich te bedenken gezegd hebben: »Ja, precies, zoo ziet zij er uit!" ofschoon toch een rozeknop met de oogen van een engel niet wel bestaan kan, en wij in de negentiende eeuw leven, waarin de kinderen in de wieg reeds zoo verstandig zijn, dat zij aan het zwarte en witte schaap en dergelijke onwetenschappelijke praatjes reeds lang niet meer gelooven. Gelukkig storen verliefde lieden zich niet aan de wetenschap en de wiskunstige bereke ning, waarvoor men tegenwoordig net leven wel zou willen doeii doorgaan; zij wandelen in een tooverland, maar waarvan de poorten zich alleen voor het naar liefde begeerig hart openen, als dit aan het vittend verstand zoo veel van zijn hoop en zaligheid en verwach ting om mee te spelen afstaat, dat het er niet naar vraagt om ook 'in den tuin meegenomen te worden. Daar zijn dan wel rozeknpppen met engeloogen, en nog veel wonderlijkers dan dat, en al deze wonderen zijn onvergan kelijk, want zij ontstonden op het oogenTblik toen Adam Eva voor de eerste maal zag, en zij blijven op onze aarde tot den laatsten kus. Dan worden zij aan een andere ster gegeven, die nu misschien uog als een gloeiende bal door de onbegrensde ruimte stuift, en eerst later zoover afgekoeld zal zijn, dat een traan er op kan blijven .rusten, want zonder dezen dauw van geluk eMlteed ontplooien de bloe men van het sproo^fesland haar kelken niet. De advokaat gingteeds wandelingen maken in dit land, zonder -het zelf nog te weten, maar iemand, die de. omstandigheden kende,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl