De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 3 oktober pagina 2

3 oktober 1886 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

Sd"?''Ho.«37 achter de voorzich7_ 'Hiaten, zeer gemotiveerde n feKjven. oe jwaate *ou men onvoldaan omdat de beer Quacfc, hier te ginds te hard stookt en dge te snel vppruitsehiet. Het k A niet, een uitbreiding van het aan te bevelen. Wat de heer ver zegt, is van zijn standpunt r$enetöQen, onvoorzichtig.. Want het 0ijt de onafwijsbare conclusie, dat hij terag onzer maatschappelijke toeminder van een Sociale Rechtvaarvan een Rechtvaardig Socialisme Ctó. houding schijnt mij niet de juiste. V«arloopïg bepale men er zich toe, met open ? oog' de gebreken der maatschappelijke inrjchting gade te slaan, ijverig na te sporen, '-Vat in onze macht licht om ze te verhelpen ; de hand krachtig aan 't werk te slaan zoodra daaromtrent een overtuiging verkregen is en daarbij liever te voortvarend, dan te lang. zaam te zijn omdat het »te laaf' het ge vaarlijk is dat men hooren kan. Voor de vreedzams ontwikkeling onzer ' instellingen is het te hopen, dat de ten *', -onzent gevoerde strijd voortgezet worde, maar ,ïa. heftigheid afneme. ^sJJjKw is stable; the societies are progres; 'stro. The greater or less happiness of a peo? J>fe dffoends on the degree of promptitude iei(k iehich the gulf is narrowed." Deze woordeja van M a in e (Ancient Law) mogen door onze regeerende klassen in deze tijden meer dan ooit ter harte genomen worden. We hebben nu eenmaal een oproer gehad, "waarachter geen »denkbeeld" verscholen lag. Laten wij trachten een ander te vermijden. Want geweren schieten de denkbeelden niet omver, en de denkbeelden maken de kogels niet onschadelijk. Wij zijn in ons land veel ten achter, en we zullen zevënmijls laarzen moeten aan trekken om het verlorene in te halen. Maar aan de andere zijde bedenke de "'.socialistische partij, bedenken vooral hare i,aanvoerders, dat een revolutie niet «gemaakt" j-wordt. Laten zij hun zaak versterken i door gematigheid. Zijn hun denkbeelden l juist, ze zullen er bij winnen, zijn ze onj uist fce zullen te kalmer wederlegd worden. Laten iiij bedenken, dat Marx zelf de laatste was, om personen verantwoordelijk te maken voor srtelsels ; dat hij, in een aanspraak hier ter ^tede in 1872 gehouden, zeide : »Wir leugnen nicht, dass es Lander giebt, !>wie Amerika, England, und wenn ich Ihre slnstitutionen recht kenne, Holland, wo die jArbeiter zu ihrem Ziele kommen könuen fdurch friedliche My i 1 1 e 1. . , . ^-»- -fe.j'%*; . d b e r t u s zefde : 1 »IDer Weg bis dahin. . . . (tot de oplossing der sociale quaestie) ist noch lang. Selbst >L a s s a 1 1 e masz ihn in unserer Corres[pondenz in Uebereinstimmung mit mi r, n ach Jahrhunderten". Men heeft dus nog tijd genoeg, om den strijd wat kalmer te voeren. H. zou hem spoedig duidelijk gemaakt hebben, hoe de zaak stond, Reeds het kattenproces alhier behoorde in deze droomenwereld t'huis. -2>e kat moest hem beroemd maken, opdat hij voldoenden naam kreeg om eene jonge dame te genaken, die hij voor het geheele leven de zijne zou willen noemen, maar dat leven lag nog zoo onafgeteekend voor hem, als een landschap onder de zwevende sluiers van een morgennevel. Het onschuldige dier, welks verschijning in het huis de aanleiding geweest was tot al deze twist- en processtoffen, bevond zich naar omstandigheden zeer wel. Zorgvuldig tegen hare vijanden bewaakt, had de kat geen gebrek aan verpleging, en met allen ijver kon zij zich aan de opvoeding van haar jonge spruiten wijden. Eigenlijk had zij vier jongen gehad, maar Dora verwijderde twee er van als overtollig, zonder dat Eleonore er van wist. De freule was verrukt over de twee koolzwarte schepseltjes, die van dag tot dag komieker en aardiger en verstandiger werden en door hun gracieus gestoei met elkaar zelf de geheimraadsweduwe somtijds glimlachjes afpersten. Inderdaad gaf het zwarte tweelingpaar van tijd tot tijd formeele voorstellingen op het tapijt. Van de teedere uitnoodiging tot het spel met het fluweelen pootje, licht des tegenstanders neus en wang aanrakend, tot den wilden strijd met te berge gerezen haren, uit gestoken klauwen, blazen, snuiven en ge schreeuw, kon men allerlei variatiën onder scheiden en in het eentonig dagelijksch leven bracht de kattenfamilie een aangename af wisseling. Men had er een bezigheid aan, die met iederen dag dierbaarder Jwerd, en hoe gering zij pok aan die lieden moge schijnen, die dagelijks de hand leggen aan het groote stuurrad van het schip Maatschappij, voor deze twee vrouwen in hare afzondering was ieder bewijs van de ontwikkeling harer kweekelingen minstens even gewichtig als voor de politici eene ministerieele crisis in Frankrijk, die nauwkeurig bekeken, toch op de wereld geschiedenis al niet veel meer invloed uitoefent, dan een kattensprong. Het geheele huis, de kattenvrienden en de Van over de Grenzen. Sedert eene week is generaal Kaulbars te Sofia. Het Russische agentschap daar ter stede had, met behulp van alle beschikbare huumjtnigen een soort van optocht georgani. seerd, die den generaal tot op eenige kilome ters afstand van Sofia tegemoet trok. Daar, aan den straatweg, waren óók een honderdvijftigtal aanhangers van de Russische partij bijeen gebracht, 't Was niet veel, maar het had toch iets van eene demonstratie, vooral toen eene dame (eene geboren Russin) uit naam der Bulgaarsche vrouwen den afgezant des czars welkom heette in eene roerende toespraak, die generaal Kaulbars beantwoord de met de gebruikelijke verzekering, dat de czar Bulgarije liefhad. Men zette zich weder in beweging, maar naarmate de stoet Sofia naderde, dunde het aantal der deelnemers, dat nauwelijks een dozijn bedroeg, toen Sofia was bereikt. Daar werd generaal Kaulbars ontvangen door den prefect van Sofia; maar het regentschap en net ministerie schitterden door hunne afwe zigheid. De generaal deed desniettemin, alsof hij de dictator was, waarvan de panslavist Katkoff had gefantaseerd. Hij gaf aan het regentschap te kennen, dat hij de bestaande regeering als onwettig beschouwde, en dat deze in de oogen van Rusland alleen genade zou vinden, indien zij de verkiezingen voor de groote Sobranja voor onbepaalden tijd uitstelde, den staat van beleg ophief en de samenzweerders van 21 Augustus in vrijheid stelde. Deze eischen, vermeerderd met eene lange lijst van grievenen beschuldigingen, werden door generaal Kaulbars aan de gezanten van alle vreemde mogendheden medegedeeld en hetgeen wel het toppunt van oiibeschaamdheid was, in den vorm van aanplak- en strooi billetten bij dui zenden in het land verspreid. Hij kon echter niet verhinderen, dat de gedienstige lieden, die zich met de verspreiding belastten, op meer dan ne plaats een geducht pak slaag opliepen. # * * Een zonderling contrast met deze brutale inmenging in de zaken van een volk, waar over slechts de Sultan, als suzerein, iets te zeggen heeft, maken de verklaringen van den Hongaarschen minister-president, naar aan leiding van de door Horyath, Iraiiyi en Apponyi gestelde interpellatiën. Uit den mond van den heer Koloman Tisza kon men ver nemen, _ dat de regeering van OostenrijkHongarije het traktaat van Berlijn nog steeds als van kracht zijnde beschouwde, en dat dit traktaat in zijn vollen omvang moest worden gehandhaafd. Verder verklaarde de Hongaarsche staatsman dat, indien Turkije niet" van zijn recht als suzereine staat wil gebruik maken, niemand anders hot recht heeft om gewapend tusschen beiden te komen of een protectoraat te vestigen, en dat iedere veran dering in den staatsrechtelijken toestand o" in de machtsverhoudingen der Balkan-stnte. ?slechts kan plaats hebben door volledige overeenstemming der mogendheden, die liet traktaat van Berlijn hebben onderteekend. Dit alles klinkt als een klok. En ook in de troonrede, waarmede het Engelsche Par lement namens de koningin werd gesloten, werd een dergelijke toon aangeslagen. Jammer maar, dat het bij woorden blijft, en dat noch de Oostenrijksche, noch de Engelsche zaak gelastigde te Sofia een enkel woord van pro test hebben doen hooren tegen de onduldbare j onbeschaamdheid, waarmede generaal Kaul- j bars te Sofia optrad, of iets hebben gedaan, i om de zoo heftig aangevallen voorloopige ' regeering te steunen. Generaal Kaulbars toont j neutralen namelijk, was eenparig van meening dat er nooit twee zulke bekoorlijke jonge katjes op de wereld waren geweest, als deze twee, en dat Zörbig het onmogelijk over zich zou kunnen verkrijgen, hun het vel af te stroopen en _als warmende bedekking tegen zijn rheumatiek te bewaren. Eleonore ging in haren overmoed zelfs zoover, de diertjes de namen Rheumatus en Rheumitus te geven, opdat zij telkens aan den doodvijand harer lievelingen zou herinnerd worden, en tevens o/m dezen te tarten. Weldra werden echter deze namen verkort tot Mietje en Matje; het bleek dat Mietje teerder was en fijner gebomyd, en meer ideaal van aanleg dan Matje, wier kop dikker scheen en die eten en drinken verkoos boven het dartele spel, waaraan Mietje zich met grooten ijver wijdde. Ook had, naar Eleonore's bewering, Mietje een meer zielvollen oogopslag dan Matje. Hoe aangenaam, net en fatsoenlijk had hot leven in zulk een huis kunnen zijn, als alle bewoners gelijk gestemde zielen geweest waren ; maar het schijnt alsof de vrede een van die goederen is, die tegelijk met het paradijs ver loren gegaan zijn; noch de volken kunnen met elkaar vrede houden, noch de partijen in een enkel huis, als de ware kat maar tusschen beiden komt. En overal zijn er katten, nijdkatten, strijdkatten, twistkatten, roemzuchten eerzuchtkatten, voor wier klauwen de een dracht vlucht. Om des lieven vrcdcs wille kreeg thans do kapitein in 't geheel geen visch meer; welk ander uiterste aan Veit Zörbig aanleiding gaf, om juffrouw Roderich te interpclleeren, of | thans de satansdieren van katten al de visschen alleen »opvrateii". Juffrouw Roderich had zich veel laten welgevallen, maar thans ein delijk was haar geduld op. Zij verwaardigde Zörbig met geen antwoord en stelde een brief vol bezwaren aan den kapitein op, waarin zij de gansene katten- en visschengeschiedenis uitvoerig behandelde, en den kapitein in over weging gaf, dat de door het noodlot zoo her haaldelijk beproefde geheimraadsweduwe niets anders meer op aarde bezat, dan hare dochter,. en dat deze dochter zooveel pleizier had in duidelijk, "dat hij in Oostenrijk een gedwongen bondgenoot ziet, dien hij niet behoeft te ont zien, en in Engeland een besluiteloozen vijand, dien hij niet behoeft te vreezen. Den Engelschen consul generaal LascelleSj den oudsten in jaren van het corps diplomatiqw, heeft hij niet eens een bezoek gebracht. Onder die omstandigheden zal het niet te verwonderen zijn, als het regentschap en het ministerie zich onder de zware hand van den czar bukken, en toegeven, eerst op het punt van den staat van beleg, dan door de ver kiezingen uit te stellen en eindelijk door alle vervolging van de samenzweerders en muiters van 21 Augustus te staken. Is dit doel be reikt, dan is Bulgarije werkelijk rijp voor de Russische dictatuur, en dan zullen alle schijn baar onafhankelijke en zelfstandige besluiten van _ de regeering en de Sobranja louter comediespel zijn. ? * * * Op de vraag van de Hpngaarsche interpellanten naar de verhouding van de Oosten rij ksch-Hoiigaarsche monarchie tot Duitschland werd door den heer Tisza geantwoord, dat daarin geenerlei verandering gekomen was. De openbare meening, vooral in het eerste der beide landen, denkt er geheel anders over. »Het is niets dan theorie", schrijft de Neue Freie Prcsse «wanneer de Duitsche officieuse pers beweert, dat de alliantie met Oos tenrijk de vaste en onveranderlijke pool is, die aan de Oostenrijksche monarchie vastheid en steun geeft in den storm der Oostersche crisis. Wij bevinden ons, God zij geklaagd, inderdaad in den storm van zulk eene crisis, en wanneer men in Duitschland voortgaat, Oostenrijk met zulke leeringen den mond te stoppen, dan. begint het bondgenootschap aandoenlijk te gelijken op de bevordering, die Frederik de Groote eens aan een officier toestond: «kapitein, ge zijt majoor, maar ge moogt het aan niemand zeggen!" De organen van den Duitschen rijkskanselier voegen aan deze wijze lessen nog de noodige grofheden toe. Een van deze bladen verzekerde dezer dagen, dat, indien Duitsch land met zijn knuppel een hongerigeii moest wegjagen van de rijk bezette tafel van het Balkanschiereiland, omdat de heereii te Pest in Bosniëen de Herzegowina, na hun maag te hebben bedorven, het jonge en krachtige Duitsche rijk zich tweemaal bedenken zou, eer hot zich nauwer nog dan tot nu toe met het lot van Oostenrijk-Hongarije verbond. De knuppel is hier waarlijk het symbool der methode van argumenteeren. Maar de stemming in de beide landen wordt er niet beter op. * * De heer de Freycinet heeft te Toulouse zijne lang beloofde rede gehouden. Keurig en correct, als alles wat van den Fransehen mi nister-president komt, was ook deze sierlijke toespraak, een ware bloemhof van fraai ingckleede gemeenplaatsen, waar de bijen en de hommels, maar ook de wespen hun gading kunnen vinden. Het succes der Republiek, <]' eenheid onder de republikeinen, de. ver mijding van noodeloos ophitsende vraagstuk ken, de invoering; van door allen als dringend erkende hervormingen, de grootheid en de vredelievendheid van Frankrijk, het nut der koloniën, waarvan men nu juist genoeg had, de voordeden cener juiste verbinding van vrijheid en gezag, ziedaar de ingrediënten eener redevoering, waarin niets onbetamelijks maar ook niets treffends voorkwam. Zal men zich er over beklagen ? Wellicht is het zóó beter dan anders. De balanceerstok, waarme de de heer de Freycinet zich staande houdt, doet tenminste niemand kwaad, en heeft hem reeds over menige gevaarlijke plek h een ge holpen. E. D. PIJZEL. Gemeentezaken. In n middag wel is waar een lange, maar we schrijven ook eerst September in n middag de voordracht in zake de tram-concessiën afgehandeld: ziedaar het saldo van de balans dezer week. Waar blijft onze grondigheid ? waar de gulden dagen (en avonden), toen we in lange vergaderingen een vierdaagschen veldslag over de gasthui zen leverden; toen we ons met taaie volhar ding door den Licrnur-berg heenworstelden; om van de oude Tramconcessie zelve, of van de periodiek weclcrkeerende Beurs-epidemie niet te spreken ? De beweegkraclit, die ons Raadslichaam deze min of meer huiveringwekkende snel heid deed aannemen, was eene Commissie, welker titel den lezer beter bespaard blijft. Eene Commissie, samengesteld gelijk andere Commissiën, maar toeh eene eigenaardigheid vertoonende in het bezit van twee minder heden: een vooruitsnellende minderheid, be lichaamd in den heer Sillem, en een rem mende minderheid, als hoedanig de heer Pijnappel zich onthulde. Twee minderheden op vijf leden: ne minderheid meer, en de Commissie ware om geweest! Deze commissie had over de aangevraagde tramconcessiën een rapport uitgebracht. Eigen lijk ware dit de taak van B. en W. geweest, doch we hadden nu, tengevolge van een raadsbesluit, een commissie «doende wat des Dagelijkschen Bestuurs is", benevens een uitvoerig en scherpzinnig rapport, dat in de Raadszitting door den heer Pijnappel als fungeerend burgemeester, en de heer van Nierop als waarnemend wethouder, verdedigd werd, terwijl het werkelijk Dagelijksch Be stuur met ongeveinsde belangstelling zijn dubbelgangers toeluistcrde. Inderdaad was het rapport een volkomen voldoende motor om stoom achter de beraad slaging te zetten. Het bezag de aangevraagde concessiën uit allerlei oogpunten: uit een technisch oogpunt, uit een finantieel oogpunt, uit een juridisch oogpunt, ja zelfs uit een moreel oogpunt; getuige de aanprijzing van «consequentie van beginselen.» (pag. 457.) Maar bovenal uit een juridisch oogpunt. De rechtsverhouding is daardoor het mees-t op den voorgrond getreden. Niet om de vraag, of de concessie van de lijii-Sanders binnen de stad eerst nog aan de zoogenaamde Amsterdamsche Otiniibiismaatschappij moest worden aangeboden. Te recht werd aangevoerd, dat de concessie aan de A. O. M. van later dagfeekening is dan de verklaring dier maatschappij, dat zij van de exploitatie der bedoelde lijn' afzag. Trou wens is sedert dien de aanvrage van de heeren Sanders c. s. gewijzigd. Toch klinkt het eenigszins vreemd, te lezen wat bijv. het Dag. Bestuur in zijn Rapport van 18 Dec. 1880 (Gemeenteblad 1880 Afd. I p. 1277) vermeldt. »De A. O. M. toch verklaarde ons reeds thans, dat, indien de aanneming onzer voor dracht'' (betreffende de haar te verleenen concessie) >de aanleg van het door den heer Sanders verlangde net aan haar werd aan geboden, zij dien aanleg niet zou wenschen op zich te nemen. De Gemeenteraad blijft Pussy, zoowel als in Mietje en Matje, en of de kapitein bloedende harten kon zien? En bloeden zouden de harten, als zeker iemand de lieve diertjes het vel afstroopte. Dit kon de kapitein niet willen, en als hij het toch wilde, dan zou er aanklacht en proces komen. Philippinc was opgelost in tranen, toen juffrouw Roderich haar den brief met van aandoening trillende stem voorlas. »Als op den preekstoel," zeide zij, en voegde er snikkend bij: »och, wij menschcn zijn allen zondaars." De kapitein scheen echter anders over den brief te denken, want zijn antwoord bestond daarin dat Zörbig eerst met een buldog aan een touw, bij juffrouw Roderich een couycrt hondenvoer bestelde, en opmerkte, dat Box de grootste kat wel met n hap kon doodbij ten, zoodra zij zich maar vertoonde. Hielden andere lieden kattenmenageriën er op na, dan had iemand ook wel bet recht, zich een hond aan te schaffen, die daarvoor moest zorgen, dat de gedierten iemand 's nachts niet aan vielen. Zoo was door onvriendelijkheid en eigen zinnigheid de ontplofbare stof'zoo hoog moge lijk opgehoopt, en het duurde niet lang of'zij barstte los. Midden in den stillen nacht ge schiedde het lang verwachte conflict tusschen Box en Pussy. Pussy, die inzag, dat het tijd werd om muizen voor de jongen te vangen, opdat zij iian het levend voorwerp hunne talenten konden volmaken, was bij eene expeditie naar de bovenste verdieping op Box gestooten, die voor de deur van den kapitein sliep. Zörbig had hem met duivclsch overleg daar neergelegd, daar hij uit onmiskenbare sporen de lucht gekregen had van Pussy's nachtelijke zwerftochten. Een hevig gevecht ontstond. Daar Pussy echter in den donker beter kon zien dan Box. was deze ondanks zijn kracht spoedig' in de nederlaag, te meer omdat Pussy op zijn rug gesprongen was, en hem daar met hare klauwen zoo den kop toetakelde dat hem in werkclijken zin hooren en zien verging. en hij ten slofte in wilde vaart en met oor'vorscheurend geblaf de trap afrende. Het tumult deed het geheele buis uit den slaap ontwaken. Deuren werden geopend, blakers verschenen, die menschelijke gedaan ten in ongewone toiletten verlichtten, en stemmen deden zich hooren. Die van den kapitein klonk heftig en dreigend. Zörbig riep naar den hond, de studenten lachten en riepen: «Pak ze!" en gooiden hun groote laarzen op goed geluk van boven af naai de strijdende partijen, Philippine kiïjschte wanhopig om hulp. Het geheele huis was in razend oproer. Bijna even snel als het ontstaan was, be daarde het tumult. Huilend en jankend sloop Box naar zijn baas, die hem met een schop ontving. Pussy sloop als een schim door de kier van de deur, waarachter Dora haar lok kend stond te roepen, en toen de strijders uit de arena verdwenen waren, verdween ook bet publiek, behalve Philippine, op wie de taak berustte de laarzen der studenten weer naar boven te brengen. Schuchter en bevend ging zij met een kaars de trap op, toen plotseling de huisdeur ge opend werd, en de schoenmaker, die ook wak ker was geworden, voor haar stond. AYat gebeurt hier?" snauwde hij haar in zijn qualiteit als conciërge toe. "Wat zoek je hier om dezen tijd van den nacht?" "De laarzen " stotterde Philippine. -Gekheid! Als jij nachtwandelingen, wilt houden, ga dan alstjeblieft maar ergens an ders heen ; in een fatsoenlijk huis komen dergelijke spektakels niet te pas, hoor je? Wat moeten de buren van jou ^gedrag den ken ? Foei, je moest je schamen!'' Een dof gekerm was al wat Philippine kon uitbrengen. Slechts met moeite gelukte het juffrouw Roderich, haar tot kalmte te brengen, toen zij aan deze haar leed klaagde. ~Er moet iets gedaan worden," zeide juf frouw Roderich. "Zoo kan het niet langer. Zörbig is de schuld van alles. Als er nog eene 'eeuwige gerechtigheid bestaat, _ zal _ hij zijn loon wel ontvangen. Troost u, Philippine, je' onschuld heeft het hard te verantwoorden. 'Gaat het de kat niet precies zoo als jou?" (Wordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl