Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
de
l gemaakte modellen in. Althands
~~ dat'ik het genoegen had in
werkplaats te zien, en dat
het voortrefljjk charakter en
__8* geestesrichting van De Groot.
' «enigszins martiaal; als de man, die
^pp hun voorstel om den Staten ontslag
?7 te vragen, ten andwoord gaf, dat hij
want dat hy zou schijnen zich
te erkennen. Dat andwoordde
Se zeer aan zijn vaderland gehecht
een bejaard en bemind ouderenpaar
en die volstrekt niet wist,
In, den vreemde boven het hoofd
martiale was ook daarom goed gekozen,
iJ-ÜBt de uitdrukking was, die De Groot paste
de laffe houding der stad, wier bevolen
wen hém op het vonnis der levenslange
_ _ was te staan gekomen. Zoo wist
^Seer Strackéde charakterhoedanigheden van
LJI&"jGroot uit te drukken en begreep, dat eene
voorstelling van den geheelen man
beteekende, dan, door het aanbrengen van
schrijfpen en een boek, de domme menigte
J prenten, dat men hier met een geleerde te
had.
dékommissie van beoordeeling was eene
meening toegedaan en koos het model,
8 Hüyg de Groot met een slechts
gedeelf'fraai gedrapeerden tabbaart te zien geeft,
"- *-at uitdrukt: O zoo, zegt de
kommenol dat? Welnu, laten w\j het dan
eens naslaan!" En met de hand, wier pols
> i» opgedragen te zorgen, dat de tabbaart
^?"'""angt, wier vingers een pen onbeholpen
, terwijl ze een boek gaan openslaan, staat
wijsgeer, de staatsman, de geleerde, de
het charakter Hugo de Groot, met
huisbafckenheid van een Mijnheer van
op de groote markt van Delft te pronk.
mooi orakel" die twijfelaar, die u zoo
£ goedhartig toeroept: O meneer, we zullen het
'iep Mag reis naslaan." Neen, als men dan een
ttan met een boek wil afbeelden, dan ga men
- aar Worms, en zie hoe Luther door Rietschei
r gemodeleerd is: dat is andere knap; en de Jury
f beeft den talentrijken kunstenaar Strackéeen
Vofttzettenden ondienst gedaan, met niet zyn beste,
maar zyn zwakste ontwerp te bekroonen.
Heg ontmoedigender dan deze misgreep, is het
choor van toejuiching, waarmee men dit
pseuiloDe Groot-beeld omringt. Trouwens, wat zal men
van die geheele feestviering zeggen? Wij leven
altijd neg in het land der letterknechterij, en niet
der vereering van het volle leven. Men heeft De
Groot gehuldigd als een rechtsgeleerde dat is
braaf, en, ik wil gelooven, verdiend; maar den
Christen, den Dichter, den Man heeft men in zijn
toosten vergeten. Gelukkig, dat de jonge
vaderlandertjens allemaal weten, dat er een Hugo de
Groot is geweest, die, door de zorg van zijn vrouw
en zy'n meid, als een levende Pierlala, uit zijn
gevangenis gedragen is!
't Is temeer jammer, dat dit beeld zoo ... onvol
doende is uitgevallen, om dat er hier te lande zoo
- .weinig aan xle beeldhouwkunst gedaan wordt. Waar
zijnde beschermers", die zorgen, dat bij v. onze
voortreflp» Prof. F. Strackéhanden vol werk heeft ?
fa dat de Regeering, door een loflijk initiatief, ge
tracht heeft een jong beeldhouwer gelegenheid te
geven zich in het buitenland tot een groot
kun- stenaar te gaan vormen, komt het Fatum en slaat
den armen, knappen jongen man met een ziekte
van al te langen duur. Neen, de beeldhouwkunst*
is bij ons wel de Asschepoester onder de zusters.
Toch zal de in het Rijks-museum" geopende
driejaarlijksche Ten-toon-stelling" ons gelegenheid
geven over eenige goede voorteekens aan den
hemel der beeldhouwerij te spreken.
29 Sept. '86.
A. TH.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
't Is waarlijk geen geringe taak, de figuur van
Eléazar in La Juive" naar dramatischen eisch
voor te stellen en tegelijkertijd door den zang
goeden indruk te maken. In onze herinnering
althans staan enkele fortténors aangeteekend, die
met de geschreven muziek van don componist
allerlei vrijheden namen en zich gerechtigd achtten
door hartstochtelijk spel en voordracht alleen aan
de eischen der rol te voldoen. De verklaring van
dat feit, ongetwijfeld door velen onzer lezers op
gemerkt, is niet ver te zoeken. Kunstenaars, wien
het aan zeggingskracht ontbreekt of aan liet ta
lent om de schakeeringen te juister tijd aan te
brengen, nemen gewoonlijk middelen te baat, die
op een gedeelte van het publiek het gewenschte
effect uitoefenen. Door overdrijving der intentiën
van den componist trachtten zij toejuichingen te
Terwerven, die van eenigszins verdacht allooi zijn.
Het z\j ter eere van den Heer Lestellier gezegd,
'dat luj aan dat euvel, wat spel en dictie betreft,
niet mank gaat. Daartoe is hij te veel zanger.
.Maar luj loopt soms gevaar op eene andere klip
te stranden, s'écoute chanter" en dat niet
zonder welbehagen!
Wanneer hij de gelegenheid vindt om een toon
te fileeren, zal hij niet altijd genoeg
zelfbeheersching aan den dag leggen, onverschillig of de
componist het wil of niet. Daardoor krijgt zijn
zang iets behaagzieks, dat de besten onder zijn
toehoorders hem moeilijk kunnen vergeven. Sober
heid is ingehouden kracht, we dienen het weer
eens te herhalen.. . niet het minst nu we ook
over den heer Jonssaume het een en ander heb
ben te zeggen. Verleden jaar werd het emplooi,
thans aan Joussaume opgedragen, door een bas
?vervuld, die in het hooge register een volume en
kracht wist te ontwikkelen, waarvan de wanden
van den Parkschouwburg de herinnering moeten
behouden hebben. Het stemvolume zou, in
teekeuing gebracht, veel overeenkomst vertoond heb
ben met eene pyramide op breed grondvlak, die
"'t onderst boven gekeerd was. De heer Joussaume
behoudt gemakkehjker het evenwicht dan zijn
voorganger, ofschoon ook hij zijn stem in het hooge
register te veel uitzet en in de lage tonen maar
even het gewenschte volume bezit. Hij speelt met
overtuiging en geeft den indruk alsof hij gelooft,
dat alles werkelijk gebeurd is. Daarin ligt zelfs
zyn gebrek; kunst is geen natuur, al is de studie der
werkelijkheid ook voor den artist de beste leerschool.
In de rol van den Kardinaal-Brogni ontbrak het
hem ook aan waardigheid. De heer Villefranck zou
hem wat het acteeren betreft goede lessen kun
nen geven. Dat de Heer Moizard door de
Haagsche. juryleden niet zou worden aangenomen, lag
voor de hand. Over hem valt dus niets mede te
deelen. De mortuis enz. Wij hopen van harte, dat
de directie er in moge slagen een m'tstekend op
volger te vinden. Het operagezelschap heeft enkele
zwakke leden en met een goeden fortténor alleen
is het gevaarlijk het seizoen in te gaan. De op
racomique stelt ook hare eischen.
Met Don. Juan trad het Hoogduitsch Gezelschap
uit Rotterdam voor het eerst in de hoofdstad op.
De dirigent Schoppe is, naar het ons voorkomt,
op recht verdienstelijke wijze vervangen door den
heer C. Sehroeder. vroeger aan het Hoftheater te
Sondershausen. Fraulein Richter kon hot talent
van hare voorgangster Mej. von Dötscher
voorloopig nog niet doen vergeten. De coloratuur
scheen ons heel wat minder toe. Als Donna Anna
nam met onbetwistbaar gezag Frau Mielke weder
de eerste plaats in. Niet dat wij het talent van
Fraulein Bettaque gering schatten; ze blijft eene
bevallige soubrette, die als Zerline moeilijk te
overtreffen valt. Den afstand tusschen Zerline en
Donna Anna dient men echter niet uit het oog
te verliezen.
Wij hebben reeds vroeger de opmerking ge
maakt, dat de heer Robe, naar onze meening,
er verkeerd aan doet door onnoozelheid en plompe
beweging aan de rol van Masetto relief te geven.
Hoe komt in 's Hemels naam Zerline aan een brui
degom als Masetto wanneer deze het zelf er op
toelegt zijne verbintenis met het schalksche deerntje
onwaarschijnlijk te maken. Wij mogen den heer
Behrens, over wiens goede eigenschappen onze
lezers, zoo dikwerf ingelicht werden, ook wel eens
eene aanmerking maken die men ons ten goede
zal houden. Als Leporello durft hij zich allerlei
smakelooze gebaren veroorlooven; nu en dan
spreekt hij een woord met zoodanige accentuatie
uit, dat men zou meenen Berla in de eene of
andere Posse voor zich te zien. Met een meester
werk als Don Juan zijn dergelijke misplaatste
vrijpostigheden verboden. Wat hebben we dan
van het ellendig applaudisseeren van zulk gemis
aan goeden smaak te denken ? Het oordeel worde
overgelaten aan wie den eerbied voor een mees
terwerk als Don Juan niet verloren hebben.
De heeren Von Bongardt en Grüning brachten
het niet veel verder dan tot een succes d'estime,
de laatste voornamelijk omdat hij dikwerf onzui
ver zong, de eerste, omdat zijn trant van zingen
met de muziek van Mozart niet te vereenigen valt.
De zaal was goed bezet en het is te voorzien,
dat de voorstellingen van het Hoogduitsche opera
gezelschap uit Rotterdam door een talrijk publiek
zullen bezocht worden.
H. C. P. D.
NAAR AANLEIDING VAN EEN MUZIEK
SCHOOL-PROGRAM.
I.
Een Kroatisch geleerde, Prof. Dr. Kuhacz, heeft
in eene daar te lande verschijnende Revue een
artikel geplaatst om te betoogen, dat Haydn een
Kroaat is. Hij wijst er op, dat in Haydn's werken
vele Kroatische reminiscenzen voorkomen, en dat
in verschillende plaatsen van Neder-Oostenrijk,
óók in Haydn's geboorteplaats Rohrau en in het
Hongaarsche Eisenstadt, waar de meester gedu
rende 29 jaren vorst Esterhazy's kapel dirigeerde,
talrijke Kroaten woonden, zoodat de gelegenheid
om Kroatische volksliederen te verzamelen of zich
daaraan te inspireeren,voor Haydn voor de hand lag.
De belangrijkste van alle melodieën,welke Haydn
aan de Bosnische Kroaten ontleende", zegt
prof. Kuhacz zijn die van do Duitsche mis:
Hier liegt vor Deincr Majestat" en die van de
Ostenrijksche volkshymne Goterhalte Franz
den Kaiser". De laatste is de melodie van het
Kroatische Volkslied: V jutro vano ja
stanem", d. i. Des morgens vroeg sta ik op". Ilaydn
heeft de eerste maten van dit lied onveranderd
overgenomen, doch van het Allegro een Tempo
Maestoso gemaakt. De tweede helft der melodie
van Gott erhalte" is Haydn's eigen werk.
Prof. Kuhacz gaat nog vorder Menige trek in
Haydn's muziek, waarin men tot nu toe de origi
naliteit van den toondichtcr bewonderde, is zuiver
Kroatisch, en dit is niet te verwonderen, want
Haydn zelf was van vaders- en van moederszijde
Kroaat van afkomst. Onder zijne stamgenooten
vindt men nog de namen Hajdik, Hajdin,
Ilajdenak en Hajdenovic, en deze geslachten zijn uit
eene plaats Hajdini in de nabijheid van Fiume
afkomstig,
Het zij in het voorbijgaan opgemerkt, dat de
melodie Hier liegt vor Deiner Majestat" niet
van Joseph, maar van Michael Haydon is, en dat
men het motief der tweede periode van het
Oostenrijksch volkslied in verschillende
compositiën van vroegeren datum terug vindt. (Verg.
Wilh. Tappert, MusikaliseJie Studiën, in het
zeer belangrijke hoofdstuk Wandernde Melodien".
Overigens kan, wat ons betreft, prof. Kuhacz ge
lijk hebben en Haydn een volbloed Kroaat zijn.
Het karakter der compositiëh van den grooten
toondichter verandert er voor ons in het minst
niet door. Doch het zou niet onmogelijk wezen,
dat de ontdekkingen van Prof. Kuhacz den
talentvollen bestuurder der Vlaamsche Muziekschool te
Antwerpen, Peter Benoit, in groote verlegenheid
brachten.
*
* *
Vóór ons ligt het verslag van, den 19den Jaar
gang dezer Vlaamsche stichting, en het programma
van de in Juli en Augustus 11. gehouden openbare
oefeningen, of zooals het door Benoit gestelde
voorwoord" van dit verslag zegt, het
Schoolfestival-programma." Dit voorwoord verdient bij
zonder de aandacht, omdat daarin door den heer
Benoit eenige nadere verklaringen worden gegeven
over cfe wijze waarop (z\jn) onderwijsstelsel is
opgevat, en van lieverlede, in de school en bij de
programma's der jaarlijksche oefeningen, zal ver
wezenlijkt wo.rden."
De schrijver stelt op den voorgrond, dat het
een onontbeerlijke zaak is, bij alle kunstontwik
keling en bij elke pogipg tot het instandhouden
eener eigene kunst, de eigene volksoverleveringen
en andere kunstdocumenten tot in den wortel
huns bestaans na te vorschen en voortdurend te
raadplegen, en dat de kennis van het ontstaan,
niet alleen onze moderne Vlaamsche toonkunst,
maar ook aller (sic!) bestaande toonkunsten eene
wezenlijke noodzakelijkheid is. Aan ons eigen
genesis zullen wij de genesis van anderen toetsen,
ze dieper loeren kennen, en daardoor ons streven
verrechtvaardigen.''
Hoe zal dit geschieden?
Wij houden er aan, in alles zoo methodisch
(doch niet pedantisch) te werk te gaan, opdat
den leerling niet alles door een geward worden
aangeleerd. Pierre qui roule n'amasse pas mousse.
't Geen toegepast op wat wij hier bedoelen, zeggen
wil: dat de leerling niet naar willekeur nu eene
compositie van eenen Germaanschen, dan een
werk van een Slavischen of een Latynschen com
ponist mag beoefenen. Zulks zou eene donker
heid in den geest des leerlings bijbrengen, welke
hem later zou beletten, zich op grondige wijze
rekenschap te geven van den algemeencn karak
tertrek, waardoor bijv. de gezamenlijke
bestanddeelen van een-en-denzelfden kunstgroep, als eene
gelijkslachtige synthetische figuur, als een logisch
samengesteld wezen voorkomen; ja zelfs, hoe zich
soms elk bestanddeel van zijne gelijkslachtige
bestanddeelcn door zekere karakteristieke schakee
ringen onderscheidt".
De hoer Benoït meent, dat het bovenstaande
óók op ander kunstgebied toepasselijk is. Indien
men de reden van het verval van vele
kunstinstitnten wilde nagaan, zou men gewis do volgende
verklaring als waarheid kunnen aannemen: Man
gel aan toepassing van Ethnischo en Ethische
kunstbegrippen."
Du sprichst oin groszes Wort gelassen aus!
zou men don Belgischen toondichter hier kunnen
toeroepen. Wij zullen hom bier niet in doze hooge
vlucht volgen, doch ons alloen bepalen tot de toe
passing zijner stelling op muzikaal gebied. Zie
hier wat, volgens hem, op de kunstscholen in
Nederlandrnoctgcschicden,willenzij hunne moderne
zending verwezenlijken.
Bij de notcnleer en de meer uitgebreide aan
vankelijke muziekleer, zoowel als bij de leergangen,
van compositie" en de voorbereidende
compositieleergangen, blijven onze leerlingen zich uitsluitend
op het Nederlandscli en ietwat" algemeen
Germaansch" zielkundig gebied bewegen. Bij de eerste,
om den grondsteen zooveel te vaster te leggen;
bij de tweede, om alle vormmcnging (éclocüsm)
ZOOVEEL MOGELIJK te vermijden. Niet dat wij
beweren willen of zouden, dat onze componisten
vreemd aan de algemoene" kunstkennis mogen
worden; zij moeten ze in ruime mate aanleeren.
Wij dooien hier enkel op de werkzaamheden van
bovengemelde leergangen, bij dewelke het Neder
landsen ideaal uitsliütelijk heerschend blijft: Het
is echter bij alle eigenaardige componisten eene
kwestie van to be or not to be, zich bij hunne
scheppingen, in het diepste der eigenaardigheid
hunner kunst af te zonderen.
Anders is hot gelegen met onze Vlaamsche ver
tolkers. Deze moeten benevens hun eigen (sub
jectief) kunstbegrip, een meer algemeen (objectief)
kunstbegrip in zich verwekken; daar zij geroepen
zijn, niet alleen hunne eigenaardige kunstvoort
brengselen, maar ook die van andere volken op
degelijke wijze te vertolken. Daarom doorloopen
onze leerlingen," dirigenten," zangers,"
spceltuigbeoefenaars," en tooneelisten," eenen cyclus
van studiën betreffende de verschillige nationale
toon- en tooneolkunsten, welke cyclus
volgonderwijze is bepaald:
Germaansche kunstgroep:
Vlaamsch-Bclgië, Noord-Nederland, Engeland,
Scandinavië, Duitschland.
Slavische kunstgroep:
Rusland, Polen, Bohcmen; de Ilongaarsche
grocponderverdeeling: Zuid Hongarije en
IiotMagyaarsch in Hongarije.
Latijnsche kunstgroep:
Waalsch-België, Italië, Frankrijk, Spanje, Por
tugal."
Zooals onze lezers bemerken, zou, na de ont
dekking van prof. Kuhacz, Haydn van de eerste
groep naar do tweede moeten verhuizen. Van
Mozart en Beethoven moet hij worden gescheiden
om bij Chopin, List en Rubinstein to worden
geplaatst.
In het slot van dit artikel zullen wij, aan do
hand van het schoolfcstival-programma" nagaan,
op welke wijze do bestuurder" der Vlaamsche
muziekschool te Antwerpen zijne denkbeelden al
paedagoog in praktijk brengt, E. D. P.
EEN GEWENSCHT BOEK.
AgatMs vertellingen uit den bybe
met veertig platen naar-Gustave Dor
Uitgave van Tj. van Holkema te Am
sterdam.
Voor allen, die kinderen op te voeden hebben, is
de quaestie van het bijbelonderricht eene telkens
nieuwe en bezwarende vraag. Het meerendeel
dergenen, die thans tot de beschaafde en
deniende kern der natie willen gerekend worden,
en voor hunne kinderen ook eene plaats in dien
<ring verlangen, zijn uit eene min of meer ortho
dox-kerkelijke school voortgekomen. Zij achten
eenige bijbelkennis niet ondienstig als voorbe
reiding tot latere meer zelfstandige beschouwingen,
n toch zijn zij huiverig om hunne kinderen
den cursus van teksten, wonderverhalen en
onjchoorlijke geheimzinnigheden te laten
doorwericn, 'waarvan ieder detail, als in strijd met de
ontwikkeling van het kind in andere opzichten,
;ot allerlei twijfelingen, bezwaren en vragen
aan.eiding geeft. De kennis van de bijbelverhalen
geheel te laten ontbreken, terwijl onze geheele natio
nale litteratuur met bijbelsche toespelingen doorwe
ven is, en zelfs zonder de kennis der Joodsche geschie
denis grootendeels onverstaanbaar wordt, gaat ook
niet aan. Men wil toch ook den kinderen zoovele
Fraaie en aandoenlijke geschiedenissen niet geheel
onthouden. Maar ook weder zelf aan de kinde
ren zooveel te vertellen, als men dienstig acht
en niet meer en niet minder-en zonder voelbare
lacunes is eene taak, waartegen niet iedereen
opgewassen is.
Aan deze behoefte voldoet het fraaie boek.
waarvan de uitgever Tj. van Holkema de bewerking
aan de bekende schrijfster Agatlia toevertrouwde.
Wanneer men had moeten rondzien naar de
aan?ewezen personen in Nederland voor dit kicsche
werk, had misschien moeielijk 'do keus beter
kunnen uitvallen. Uit menig vroeger geschrift
lilcek, dat de vraagstukken die niet het werk
vullen, maar toch het werk behcerschen zouden,
liaar gemeenzaam waren. Aan de voormalige redac
trice van Ons Streven waren de quaesties van
opvoeding en onderwijs niet vreemd; aan de schrijf
ster van Eca Strooveld, De Genius ran liet kransje
n zooveel andere boeken voor de jeugd, was de
naam van aantrekkelijkheid, frischheid en
kieschheid verzekerd.
Agatha heeft, naar een keus van platen uit
Doré's bijbel werkend, bare taak met talent ver
vuld. Het boek is aantrekkelijk en boeiend, en
geeft veel. Don kritischen beschouwer treft het
allicht, dat vaak meer gezegd is, dan een Chris
ten, dio niet geheel orthodox is, zou kunnen ver
antwoorden, maar tenzij men, met bot scheppings
verhaal beginnend, drie vierde van het boek
schrapte, ware het niet wel mogelijk, anders of
beter te zeggen. Een zin b.v. als in hot hoofdstuk
over bet Paradijs: Ook Jahwe, hun god, kwam
menigmaal een bezoek brengen, en gat' hun raad
over wat zij moesten doen", zal weinigen eigenlijk
bevredigen, maar een ander er voor in de plaats
te stellen, is nog moeielijker. In haar element
was do schrijfster toon zij do bekoorlijke idylle
van Ruth, de verhalen van Jozef en zijne broe
ders, van Salomo's eerste rocht, van Mozos en de
koningsdochter, van Esther, van Daniël in den
leeuwenkuil, de gelijkenis van den verloren Zoon, en
zoovele andere kon vertellen, waarbij Doré's platen
do rijke Oosterscbe illustratie geven, maar die ook
zonder deze platen boeiend en treffend zouden zijn.
Hare beschouwing van het Christendom legt
de schrijfster eenvoudig en zeer bevattelijk neder
in de inleiding van Het leven van Jezus". Zij
schrijft:
Voor negentien eeuwen werd te Nazaret in
Galilea een kindje geboren, dat door zijn ouders
Jezus werd genaamd, een naam welke ons nu
zeer buitengewoon in de ooren klinkt, maar die
toen even dikwijls gebruikt werd als die van
David, Jozua en anderen.
Wij zullen dien naam tbans niet dan met
groote vereering op do lippen nemen, en terecht:
Jezus is toch de stichter geworden van don waren
godsdienst.
Meenden de menschcn toch vóór zijn komst,
dat de godsdienst bestond in allerlei, dikwijls
zeer omslachtige uiterlijke vormen, in hot aan
bieden van offers en dergelijke, Jezus verkondigde
kortaf: Hebt God lief boven alles en uwe naasten
als u zelven. Daarin ligt de goheclo Wet en do
Profeten.
Die eenvoudige taal was voor ieder te begrijpen,
en in al die eeuwen na Jezus heeft nog niemand
iets kunnen bedenken, dat zoo duidelijk en juist
aan oudere en jongere menschen een leiddraad
door het leven gaf."
Het boek schijnt ons geroepen om in een groot
gedeelte der Protestantsche maatschappij zeer gun
stig ontvangen te worden; do leden der Vrije
Gemeente, zoo wel als de volgers der moderne en
niet al te orthodoxe predikanten en ook velen
dergenen die voor zich zelf met de kerk afgedaan
hebben, zullen het met genoegen aan hunne kin
deren in handen geven.
VARIA.
Ernesto Rossi zet zijne pogingen, om het
Italiaanscho publiek met Shakespeare bekend te maken,
ijverig voort. Onder zijne leiding en medewerking