De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 10 oktober pagina 4

10 oktober 1886 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 485 scène a faire" wordt 's Maandags in het feuilleton , Tte Le lemps breed uitgemeten, en het maakwerk, hetzij het komt uit de handen van een timmer man of de lucht van een kruidenierswinkel medebrengt, wordt geloofd en geprezen als het getimmerte handig en met overleg in elkaar is gezet. Op die verdienste valt niets af te dingen, maar welke is de innerlijke, de blijvende waarde der meeste fransche tooneelwerken?! Het is er mede als met de meeste fransche romans; een uitstekende vorm, een goed doordacht en uitge werkt plan, maar het is en blijft fabriekswerk, jacht op schandaal, zucht naar streeling der lagere hartstochten. Worden vraagstukken opgeworpen, een klinkend woord, tirades of een pistoolschot moet'de oplossing brengen; maar de ontwikkeling van een zielkundig proces wordt zelden aangegetroffen. Het verschil tusschen de fransche lite raire nijverheid en ware kunst is treffend waar te nemen bij een vergelijking van: De Industrieel van Pont-Avesnes van Ohnet en Majoor Frans van Mevr. Bosboom-Toussaint. romans, waarvan beider hoofdpersoon dankbare punten van vergeIjjking aanbieden. Kenteekenend voor de fransche romans en tooneelwerken is het feit, dat de in zeker opzicht huisbakken dichter Franc.ois Coppée en de arm aan geest en vinding blijkende schrijver Ohnet, zoo hoog staan aangeschreven. ' Zola blijve hier buiten rekening. Hij neemt een eenige plaats in. Voor een Fransch publiek, gewend aan romans en drama's, beantwoordende aan het algemeene recept, een tooneelwerk als Hamlet op te voeren is een waagstuk. Gelijk in alle werken van Shakespeare laat de indeeling der stof en de vorm veel te wenschen over In de behandeling der deelen is Taak iets onbeholpens en een groote geest en uitmuntend verstand zijn noodig om Shakespeare's werken geschikt te maken voor het hedeadaagsch tooneel. Maar ondanks deze leemten hebben zijn werken een innerlijke kracht, wier invloed nooit verloren gaat. De handeling ontstaat niet door middelen buiten af, maar spruit voort uit daden en karakters die met elkander in strijd zijn. In alle stukken volgt de eene handeling met overbiddelijke en logische gestrengheid uit een voorafgaande. Daar er steeds karakters aan het woord zijn, hetzij handelende of lijdende, bestaat hun taal uit merg van woorden. Brengt Shakespeare daarentegen zijn jonge meisjes ten tooneele, dan is de taal zoet en mild, gelyk een lenteadem. De grootste deugd van alles is de waarheid 'en eenvoudigheid, die een eeuwige jeugd en frischheid waarborgen. En het Fransche publiek, dat voor weinige dagen in de Comédie Fran$aise de vertooning van Hamlet bijwoonde, is met de critici aan het hoofd onder den in vloed dier jeugd en frischheid geraakt. Bekomen van de bekoring hebben de critici niets dan ge breken gezien, om te eindigen met de verklaring, dat Hamlet voortaan een plaats op het repertoire der Comédie Franchise zal blijven innemen en dat de vertooning tot een der waardigste en schitte rendste behoort van het huis van Molière." Aan Mounet-Sully wordt groote lof toegebracht, zoowel wat zijn spel als opvatting betreft, die hij ontleend heeft aan Goethe's Wilhelm Meister's Lehrjahre. Strenge critici zijn echter niet zoo onverdeeld met zijn spel ingenomen, zij oordeelen het te wild en minder in overeenstemming met de sombere per soonlijkheid van Hamlet. Zijn onhoorbaar spreken en druk gebarenspel hoe schoon ook op zich zelf vindt mede afkeuring. In de eene helft der rol, b.v. in de alleenspraak, Zijn of niet-zijn, spreekt hij volgens veler oordeel de woorden zoo zacht en voor zich zelf uit, dat zij niet te verstaan zijn. Ook wordt aanmerking gemaakt op het niet rolvast zijn. Felix Vogt, do Duitsche kritikus, merkt bovendien nog op, dat hij, als hij een melancholisch uiterlijk aanneemt, er uitziet als een wilde kat. De mare gaat, dat Mounet-Sully tien jaar de rol van Hamlet" gestudeerd heeft. Juffrouw Reichenberg vindt in veler oogen wei nig genade. Haar was de schoone rol van Ophelia" opgedragen. Zij schijnt die gespeeld te hebben als een gewone Fransche ingénue, suikerzoet, zon der eenig karakter, terwijl Ophelia" heel wat anders zijn moet. Maar voor Fransche naturen zijn echt Germaansche moeielijk te begrijpen. Toch schijnt zij in alle opzichten beneden haar taak te zijn gebleven. Louis Denayrouze schrijft van haar: Mais, dira-t-on, vous oublicz Ophélie. En bien! non. Mais il m'est trop pénible d'insister sur cette erreur d'une artisto de premier ordre. Que Mlle Reichenberg craigne les louanges oxagérées de ses partisans, ceux qui lui persuadent qu'elle peut impunément jouer un röle en dehors de son emploi sur cette scène dont elle est l'enfant gatée lui font courir un réel danger". Daarentegen stemmen alle critici overeen in het toebrengen van onverdeelden lof aan Got voor zijn Polonius. Coquelin als doodgraver verwerft de goedkeuring der meesten, een enkele vindt hem te komiek. Zijn verschijning moot zeer ka rakteristiek zijn. Duflos als Lae'rtes werd mode zeer geprezen, vooral om zijn goed en duidelijk zeggen. Een enkele had hem liever dan MounetSully als Hamlet gezien. Agar speelde do koningin. Haar kracht blijkt gebroken, het eindelooze reizen heeft haar stem geschaad; zij heeft te rusteloos gearbeid. De monteering is buitengewoon prachtig. Er .zijn tien nieuwe decors geschilderd, die aan schoonheid aller verbeelding te boven gaan. Aan de costumes is geld noch zorg gespaard. De Ko ning komt b.v. in hot begin op mot een mantel. die 2500 gulden heeft gekost. En dat slechts eens en zeer kort! De geheole monteering wordt ge schat op 120 a 150 duizend francs. De dwaasheid van zulk een geldverspilling gluurt door de cijfers. Goed spel en bescheiden montecring vermogen oneindig meer. Het moeilijk vraagstuk van den geest is uitste kend opgelost. Hij verschijnt in de kamer deikoningin achter het plotseling doorschijnend ge worden tapijt, dat een muur vormt; zoodat het ongerijmde, dat Hamlet alleen don geest ziet en zijn moeder niet, zoo goed als vervalt. Het moeielijkstc vraagstuk: een goede, kern achtige vertaling, is echter volstrekt niet opge lost. En hierin had hot bestuur van do Comédio Francaise het zwaartepunt moeten zoeken. Een goede vertaling was een gebiedende voorwaarde, al de pracht van costuum en decors slechts bijzaak. Het gedeelte, waar Hamlet Ophelia aanraadt in een klooster te gaan is gelijk al het andere proza ook in vers gebracht en zoo glad mogelijk: Ecoute: si tu veux-te marier pourtant Je te donne pour dot eet avis attristant: Sois froide comme glacéet blanche comme neige ! Eh bien! la calomnie avant un mois t'assiège. Entre dans un couvent. Ou, si tu tiens, mafoi! Beaucoup au mariage, pouse un fou, crois-moi. Car un homme sensépourra voir tout de suite Quel niais fait de lui sa femme. Au couvent, vite. Hoeveel beter is de letterlijke prozatekst: Als ge ooit huwt, geef ik u dezen vloek tot uitzet: Wees zoo kuisch als ijs, zoo zuiver als sneeuw, gij ontgaat toch den laster niet. Ga in een kloos ter, ga, vaarwel! of als gij volstrekt wilt trouwen, neem een zotskap, want verstandige mannen weten maar al te goed, welke monsters gij van hen maakt. Ga in een klooster, ga, en wel schie lijk. Vaarwel." De Figaro van 6 Oktober geeft de muziek van Ambroise Thomas voor den zang van Ophelia. L'amour sincère, a quels gages Le reconnaitrai-je donc? A-t-il sandales, bourdon, Et chapeau de coquillages? Mort en sa jeune saison, On l'a mis au cimetière A sa tête est une pierre A ses pieds un vert gazon. Son linceul blanc comme neige Etait parseméde fleurs, Qu'arrosaient avec des pleurs Les vrais amants du cortège. Voici Ie niatin de St. Valentin, Et je viens mutine, Vous dire bonjour Pour tre en ce jour Votre Valentine. etc. Dr. Burgersdijk dicht Shakespeare aldus na: Hoe erken ik, dien gij mint Als ik hem ontmoet ? Aan zijn pelgrimsstaf en schoen, En zijn schelpenhoed. Jonkvrouw, hij ligt bleek en koud, 't Leven, ach, vlood heen ; Aan het hoofd eene groene zoo, Aan de voet' een steen. Wit als bergsneeuw was zijn wa; Groen er op gespreid, Maar geen liefdetranen-vlocd Werd aan 't graf geschreid. Op morgen is het Sint-Valentijnsdag; l Bij d'oersten morgenschijn j Kom ik aan uw venster, verheugd j Uw Valentiue te zijn. j Dit behoort zeker, zooals blijkt, tot het beste i deel der Fransche vertaling, maar wat te zeggen ! van de woorden van Hamlet als hij den geest zijns vaders ziet:. Le spectre de mon père en armes.... Doute, abime, Est-ce que tout ceci cacherait quelque crime? Men vergelijke hierbij Dr. Burgersdijk's woorden: j Mijn's vaders geest in 't harnas! 't Is niets goeds. 'k Vermoed een euveldaad; o waar' 't reeds nacht! ! Tot zoo lang kalm mijn ziel! Wat snoods verricht, En diep in de aard bestelpt zij, 't komt aan 't licht." Het oordeel van Horatio over zijn vader luidt j in het Fransch: II o r a t i o. Je l'ai connu ce princo, tune sérieuse et bonne, II a m l e t. Tu ne retrouveras, va, son ame a personne. Een vergelijking bij Dr. Burgersdijk doet de zwakheid inzien : II o r a t i o. Ik zag hem eens, hij was een waardig vorst. II a m l e t. Hij was een man, neem woord en daad, neem alles, Mijn oog ziet nimmer zijns gelijke weer. Een vergelijking met het Engclsch heeft het Hollandsen niet te vreezen: ITe was a man, t a k c h i m f o r al!, in all, I s h a 11 n o t look u p o n li i s l i k e a g a i n. (Wordt vervolgd). J. H. Kósswo. MUZIKAAL OVERZICHT. Eotterdum, l October 1880. De reeks der debuten werd Zaterdagavond voortgezet met dat van Mej. von Tarnay de soubrette, en van de hoeren Werthcim, Robe en j Walldorf als lyrisch tenor ('2e debuut), bas-bufib (3e optreden) en eerste baryton (Ie optreden) ; ter opvoering was Der Fretschütz gekozen. Om- j trent de geschiktheid van mcj. von Tarnay kan ; na haar optreden als AetuicJicn geen twijfel, meer bestaan ; als een allerlicht jong katje, aaiend en dartel, beweegt zij zich op liet tooneel en bevindt er zich blijkbaar reeds op thuis. De stem is friscli, goed geschoold en van voldoenden omvang ; slechts in de hoogste tonen wachte Mej. v. T. zich voor te groote uitzetting. De heer Wertbeim beves tigde do goede opinie, die ik na zijn eerste optreden omtrent hem meende te mogen vormen: alleen aan het slot van zijne groote aria schoot hij in kracht te kort, waaraan men zien kan dat hij nog niet geleerd heeft zich in 't begin te sparen voor de hooge slotnoten, want overigens was er op zijne voordracht van dit moeielijk stuk muziek genoegzaam niets aau te merken. De heer Robe is blijkbaar eveneens een goede aanwinst voor onze opera, hij gebruikt het middelmatig geluid, dat hem ten dienste staat, met smaak en beschaving. Den heer Walldorf kan zijn optreden als ttoliur niet als debuut aangerekend worden ; zijn optreden als Hans Heiling zal hieronder gelegenheid geven hem uitvoerig te bespreken. De opvoering was overigens weder recht ver dienstelijk ; den heer Behrens in de eerste plaats een woord van hoogen lof voor zijne wedergave van Gaspar; spel, grime en zang waren voortref felijk. Mej. Bettaque trad als Agatha op en vond als gewoonlijk warme waardeering. De heer v. Shukowsky vervulde de kleine partij van den Eremit zooals we van hem gewoon zijn. Koor en orkest werkten zeer verdienstelijk, dit laatste verdient een afzonderlijk pluimpje voor de gladde uitvoering der Ouverture en de Wolfschluchtmusik; de Heeren Prill en Oudshoorn toonden met de begeleiding der beide aria's hunne instrumenten (Cello en Alt) geheel in hun macht te hebben. Hoeft de heer Walldorf zelf den Heiling voor zijn debuut gekozen? Zoo ja, dan is het een bewijs te meer voor de uitspraak van dien intendant van een der duitsche hoftheaters, die beweerde dat de artisten gewoon lijk het zwakst zijn in werken, waarin zij zich het sterkst gelooven. De heer Walldorf heeft onte genzeggelijk een fraai orgaan, dat sedert zijn vroeger verblijf te Rotterdam mog aan volume gewonnen heeft; maar om de tragisch-demonische figuur van Heiling tot haar recht te brengen is gansch wat anders noodig. Daar behoort toe kracht en weekheid, gloed en hartstocht, sober heid en vuur; er behoort toe het volkomen in zijn macht hebben van de partij, groote en niet spoedig vermoeide stemmiddelen en last not least in dit geval beduidende talenten als acteur. In dit alles bleef de heer Walldorf bene den wat men van hem mocht verwachten, indien hij de keuze zelf gedaan heeft; en hoezeer ik gaarne wil aannemen dat hij in andere partijen uitnemend voldoen zal voor den Heiling is hij naar mijn oordeel gewogen, maar te licht bevonden. De Konrad van den heer Wertheim was weder recht verdienstelijk ; hij wachte zich echter voor al het keelachtige in zijn stem te veel te voor schijn te doen komen; de heer Robe was een vermakelijke Stephan en de heer Schmodter een dito Niklas; eerstgenoemde zong zijn partijtje bovendien recht goed. Frl. Boner debuteerde als tweede alt in de partij van Kouii/in der Erdgeister en schonk als zoodanig bevrediging, ofschoon niets meer; de stem heeft blijkbaar veel geleden en is in hot lage en middo ?? register vaak geheel klankloos; de hoogte heeft zich beter gehouden. Voor een juist en rechtvaardig oordeel zal bij deze dame eene nadere kennnismaking noodig zijn ; ik wensch die af te wachten alvorens er meer over te zeggen. Mej. Bettaque was als Anna geheel op hare plaats en wist in spel en zang den juisten toon te treffen; gelijke lof komt Mevr. Jaïde toe voor haar G-crtnid. Het koor werkte goed, het orkest had ik in do Ouverture na het voorspel wel wat vuriger gewenscht, het scheen mij toe niet recht te vlotten. Mot gespannen belangstelling wordt Tannliiiuser op aanstaanden Zaterdag tegemoetgezien. met den heer Ucko in de titelrol; deze echt-duitsche partij zal den doorslag moeten geven! 5 October 188G. Een gevoel van teleurstelling moet zeker ieder hebben gehad, die de imif/m'tser-opvoering heeft bijgewoond; met don besten wil kan van den Heer Ucko niet anders verklaard worden dan dat hij vooral de beide eerste bedrijven vér onder wat van een zanger in deze partij mag verwacht wor den, bleef. Zijn zang was aanvankelijk dikwijls onzuiver, en, zoolang de partituur geen aanleiding tot krachtsontwikkoling gaf, klankloos; ook zijn spel was minder dan na zijne beide vorige debuten verwacht mocht worden. Kortom alles: grime, costuum, tot aan den mantel faience de Delft bij den Wedstrijd toe, was alles het tegendeel van wat het moest zijn. Slechts het verhaal van zijn tocht naar Rome werd zeer goed wedergegegeven en deed mij tenminste niet geheel onvoldaan huis waarts gaan. Het schijnt dat de heer Ucko zich in fransche en italiaansche opera's beter thuis gevoelt dan in duitsche, en dat heeft voor een heldentenor aan eene duitsche Opera wel eene bedenkelijke zijde; evenwel, waar thans nog een boteren vandaan te halen? De onvoldoende vertolking van de hoofdpartij scheen op het overige personeel van ongimstigen invloed te zijn; althans, met uitzondering van do dames Bettaque (Veims) en Mielkc (ElisubetU), en don heer Behrens (Lundgmf), welke partijen uitmuntend vertolkt worden, was alles dof, ziel loos en ook niet altijd zuiver. Het orkest daaren tegen gaf de Ouverture prachtig. Mej. Richter behaalde Zondagavond een beslist en welverdiend succes als Fruit Flnth in Nicolaï's Ijiixtlyen Wciber ron Windsor; hare geschikt heid (als men zijne cischen voor de coloratunr niet al te hoog stelt) schijnt mij buiten twijfel. De heer Behrens was een voortreffelijke Falxtaff, terwijl de overige bezetting slechts stof tot prij zen gaf. V. NAAR AANLEIDING VAX EEN MUZIEK SCHOOL-PROGRAM. 11. In het vorige nummer van dit blad beloofden wij. aan de hand van het Antwerpscho schoolfestival-programma'' te /uilen nagaan hoc do Vlaamsche meester Bénoit bij zijne leerlingen den (of het ?) mangel aan toepassing van EthniM'hc en Ethische kunstbegrippen" tracht te ver helpen. Kenmerkend is. dat in de voorbereidende en lagere afdneliugen van de verschillende leergan gen" bet répertoire voor een zeer groot deel is samengesteld uit de NoderlamlM'he volkswijzen", bewerkt door Emiel (iohr, en de Oud-Nederlandsche dauswijzeu", bewerkt door den heer Van lüemsdijk. De booms blazen Van twee conincs kinderen'', bazuin en tuba doen het loo/e visschoHje" hofireu, de klarinet o-ooft ,,de verradenc geliefde" ten beste, de hobo een Ste Anna Lie dekeu", de Unit houdt de hoorn> gezelschap, de baspijp (fagot) is nog niet genoeg gevorderd den kelijk, nog op het internationale standpunt der gamma's. De basviool (contrabas) voegt bij de conincs kinderen" nog een volkswijze Aan de nacht"; de vioolcellen" strijken allen te zamen weer van de verradene geliefde", terwijl de vio len een Och gedinc mijns" doen hooren en de harpen een Uitwijkingslied" en een Kerstliedje". In den leergang voor pianospelen Van Riemsdijk's danswijzen eene groote rol, maar, nevens de onvermijdelijke studiën van Czerny, Kohier en Heller. Zal nu zoo vragen wij de Ethnische en Ethische indruk, dien de Tromme laar en eens Graven dochter" op de leerlinge Blanche de Leeuw maakte, niet verzwakt worden, als zij onmiddellijk de 4de studie Op. 47 van Stephen Heller ten beste geeft? En zal het niet eene duisternis in don geest van Carolina van den Eynde bij brengen om nogmaals de woorden van den heer Bonoit te gebruiken wanneer deze jonge dame op Koppestok" de studie Op. 748 Xo. l van Czerny laat volgen ? In de middelbare en hoogere afdeelingen van den zelfden Leergang" vinden wij telkens eene rubriek voor Vlaamsch-Belgische en Noord-Nederlandschc pianoforte-compositiën." Wanneer wij nagaan, wat daarin voorkomt, moet ons de vraag van de lippen: zou het niet beter zijn, hier te spreken van compositicn van Noord- en ZuidNederlanders?" Wat is er, om slechts enkele voorbeelden te noemen, typisch Nederlandsch in de Mdrehenbilder" van S. (Samuel) niet Sebastiaan de Lange, in het Lenteknopje" van Anna Ch. Verhulst, ja zelfs in een Nederlandsche dwaal No. 60", nadat dit door den heer Bosiers voor drie klavieren twaalfhandig is bewerkt, en mirdbile dictu! door drie jonge dames ten gehoore gebracht? In de hoogere en hoogste afdeelingen werd, volgens het programma, een vrij groot aantal compositiën door een beperkt aantal leerlingen uit gevoerd, en ook hier is de cthnische" rang schikking stipt gevolgd. Tegen deze offerande op het nationaliteitsaltaar hebben wij geenerlei be zwaar, zoolang men maar niet beweert dat daar door verwante zaken bij elkander worden gebracht. Eene verwantschap zou veel beter zijn uitgekomen, wanneer de chronologische volgorde in acht ware genomen. * * * De theorie, welke de heer Bénoit op een ge lukkig zeer onvolledige wijze in praktijk brengt, schijnt ons voor de kunst bedenkelijk toe. Boden de drie hoofdgroepen, die de Vlaamsche meester onderscheidt. om van tle onderafdeelingen niet eens te spreken inderdaad principiecle ver schillen aan, en vertegenwoordigden zij uitecnloopcmle, ja zelfs strijdige richtingen op liet gebied der kunst, dan zou de strenge afscheiding, die nu op paedagogische gronden wordt aanbevo len, inderdaad verdedigbaar zijn. Doch men gaat te ver, veel te ver, wanneer men het karakter van een kunstwerk uitsluitend z»ekt in de natio naliteit van den kunstenaar. Eene veel grootere rol spelen vooral de tijd, waarin die kunstenaar leefde, in de tweede plaats de opleiding, die hij ontving, eindelijk ook de omgeving, waarin hij zich bewoog. Geen ernstig componist uit onze dagen kan zich onttrekken aan den invloed van een Bach en een Beethoven; niemand die een concert voor piano schrijft, en daartoe be voegd is, zal op het standpunt van Hummel blij ven staan eu geen gebruik maken van de nieuwe hulpmiddelen voor muzikale uitdrukking, die Chopin en Liszt hebbon geschapen. Een Franschman on een volbloed patriottisch Franschman zooals Camille Saint-Saëns, die zijne kunst op ernstige wijze beoefent, staat, bewust of onbewust, geheel onder den invloed van dien Sakscr, dien Rijnlandor, dien Pool en dien Hongaar. De kunst, de Europeesche althans (ook de heer Bénoit zal als hij over de noodzakelijkheid van de kennis (dier toonkunsten spreekt, wol niet aan den ga: melang denken) krijgt allengs meer een kosmo politisch karakter, eu wij zouden het slechts kun nen betreuren, als een bekrompen nationalitoits' gevoel deze strooming zocht te koeren. Onze vrijhandelaars zullen, hoewel schoorvoe' tend, toegeven, dat do Vereenigde Staten zich, tot op zekere hoogte, de weelde van oen protectionnistischcn Chineeschen muur kunnen ver oorloven, omdat het uitgestrekte grondgebied deiUnie bijna alles oplevert, wat do bevolking noodig i heeft. Zoo zou ook eene kunst zuiver nationaal ': kunnen zijn, wanneer zij alle hulpmiddelen bin nen de grenzen van het lieve vaderland vond. Dit is wij zeggen gelukkig nergens bet ireval, zeker niet in Noord- en Zuid-Nederland. Wij moeten nog leentjebuur spelen, en dus geen protectionnistcu, maar vrijhandelaars zijn. En dan is liet door den heer liéuoit veroordeelde oclectisnie eene eerste voorwaarde, vooral op piedau'oitisch gebied. De nationaliteits-liefhebberij van bet programma der Antwerpsdie muziekschool doet ons denken aan een hötelhouder, die zijn ' casten den oenen dag zonder lepels, vorken en ! iïla/en, den volgenden dag zouder messen, borden en schotels laat eten, omdat hij Christophlczi l verwerk en Baccarat-glas heeft, maar \Vodg; wood-aardewerk en messen uit Sheiiield. Men onderscheidt'. Aanmoediging van het stre ven \an nationale, d. i. inboenische kunstenaars is ontegenzeggelijk aanbevelenswaardig. Men geve ' aan hunne werken de voorkeur, wanneer zij beten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl