Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 485
scène a faire" wordt 's Maandags in het feuilleton
, Tte Le lemps breed uitgemeten, en het maakwerk,
hetzij het komt uit de handen van een timmer
man of de lucht van een kruidenierswinkel
medebrengt, wordt geloofd en geprezen als het
getimmerte handig en met overleg in elkaar is
gezet. Op die verdienste valt niets af te dingen,
maar welke is de innerlijke, de blijvende waarde
der meeste fransche tooneelwerken?! Het is er
mede als met de meeste fransche romans; een
uitstekende vorm, een goed doordacht en uitge
werkt plan, maar het is en blijft fabriekswerk,
jacht op schandaal, zucht naar streeling der lagere
hartstochten. Worden vraagstukken opgeworpen,
een klinkend woord, tirades of een pistoolschot
moet'de oplossing brengen; maar de ontwikkeling
van een zielkundig proces wordt zelden
aangegetroffen. Het verschil tusschen de fransche lite
raire nijverheid en ware kunst is treffend waar
te nemen bij een vergelijking van: De Industrieel
van Pont-Avesnes van Ohnet en Majoor Frans
van Mevr. Bosboom-Toussaint. romans, waarvan
beider hoofdpersoon dankbare punten van
vergeIjjking aanbieden.
Kenteekenend voor de fransche romans en
tooneelwerken is het feit, dat de in zeker opzicht
huisbakken dichter Franc.ois Coppée en de arm
aan geest en vinding blijkende schrijver Ohnet,
zoo hoog staan aangeschreven. ' Zola blijve hier
buiten rekening. Hij neemt een eenige plaats in.
Voor een Fransch publiek, gewend aan romans en
drama's, beantwoordende aan het algemeene recept,
een tooneelwerk als Hamlet op te voeren is een
waagstuk. Gelijk in alle werken van Shakespeare
laat de indeeling der stof en de vorm veel te
wenschen over In de behandeling der deelen is
Taak iets onbeholpens en een groote geest en
uitmuntend verstand zijn noodig om Shakespeare's
werken geschikt te maken voor het hedeadaagsch
tooneel. Maar ondanks deze leemten hebben zijn
werken een innerlijke kracht, wier invloed nooit
verloren gaat. De handeling ontstaat niet door
middelen buiten af, maar spruit voort uit daden
en karakters die met elkander in strijd zijn. In
alle stukken volgt de eene handeling met
overbiddelijke en logische gestrengheid uit een voorafgaande.
Daar er steeds karakters aan het woord zijn, hetzij
handelende of lijdende, bestaat hun taal uit merg van
woorden. Brengt Shakespeare daarentegen zijn jonge
meisjes ten tooneele, dan is de taal zoet en mild,
gelyk een lenteadem. De grootste deugd van alles is
de waarheid 'en eenvoudigheid, die een eeuwige
jeugd en frischheid waarborgen. En het Fransche
publiek, dat voor weinige dagen in de Comédie
Fran$aise de vertooning van Hamlet bijwoonde,
is met de critici aan het hoofd onder den in
vloed dier jeugd en frischheid geraakt. Bekomen
van de bekoring hebben de critici niets dan ge
breken gezien, om te eindigen met de verklaring,
dat Hamlet voortaan een plaats op het repertoire
der Comédie Franchise zal blijven innemen en dat
de vertooning tot een der waardigste en schitte
rendste behoort van het huis van Molière." Aan
Mounet-Sully wordt groote lof toegebracht, zoowel
wat zijn spel als opvatting betreft, die hij ontleend
heeft aan Goethe's Wilhelm Meister's Lehrjahre.
Strenge critici zijn echter niet zoo onverdeeld met
zijn spel ingenomen, zij oordeelen het te wild en
minder in overeenstemming met de sombere per
soonlijkheid van Hamlet. Zijn onhoorbaar spreken
en druk gebarenspel hoe schoon ook op zich
zelf vindt mede afkeuring. In de eene helft
der rol, b.v. in de alleenspraak, Zijn of niet-zijn,
spreekt hij volgens veler oordeel de woorden
zoo zacht en voor zich zelf uit, dat zij niet te
verstaan zijn. Ook wordt aanmerking gemaakt op
het niet rolvast zijn. Felix Vogt, do Duitsche
kritikus, merkt bovendien nog op, dat hij, als hij
een melancholisch uiterlijk aanneemt, er uitziet
als een wilde kat.
De mare gaat, dat Mounet-Sully tien jaar de
rol van Hamlet" gestudeerd heeft.
Juffrouw Reichenberg vindt in veler oogen wei
nig genade. Haar was de schoone rol van Ophelia"
opgedragen. Zij schijnt die gespeeld te hebben
als een gewone Fransche ingénue, suikerzoet, zon
der eenig karakter, terwijl Ophelia" heel wat
anders zijn moet. Maar voor Fransche naturen
zijn echt Germaansche moeielijk te begrijpen.
Toch schijnt zij in alle opzichten beneden haar
taak te zijn gebleven. Louis Denayrouze schrijft
van haar:
Mais, dira-t-on, vous oublicz Ophélie. En bien!
non. Mais il m'est trop pénible d'insister sur
cette erreur d'une artisto de premier ordre. Que
Mlle Reichenberg craigne les louanges oxagérées
de ses partisans, ceux qui lui persuadent qu'elle
peut impunément jouer un röle en dehors de son
emploi sur cette scène dont elle est l'enfant gatée
lui font courir un réel danger".
Daarentegen stemmen alle critici overeen in
het toebrengen van onverdeelden lof aan Got voor
zijn Polonius. Coquelin als doodgraver verwerft
de goedkeuring der meesten, een enkele vindt
hem te komiek. Zijn verschijning moot zeer ka
rakteristiek zijn. Duflos als Lae'rtes werd mode
zeer geprezen, vooral om zijn goed en duidelijk
zeggen. Een enkele had hem liever dan
MounetSully als Hamlet gezien. Agar speelde do koningin.
Haar kracht blijkt gebroken, het eindelooze reizen
heeft haar stem geschaad; zij heeft te rusteloos
gearbeid.
De monteering is buitengewoon prachtig. Er
.zijn tien nieuwe decors geschilderd, die aan
schoonheid aller verbeelding te boven gaan. Aan
de costumes is geld noch zorg gespaard. De Ko
ning komt b.v. in hot begin op mot een mantel.
die 2500 gulden heeft gekost. En dat slechts eens
en zeer kort! De geheole monteering wordt ge
schat op 120 a 150 duizend francs. De dwaasheid
van zulk een geldverspilling gluurt door de cijfers.
Goed spel en bescheiden montecring vermogen
oneindig meer.
Het moeilijk vraagstuk van den geest is uitste
kend opgelost. Hij verschijnt in de kamer
deikoningin achter het plotseling doorschijnend ge
worden tapijt, dat een muur vormt; zoodat het
ongerijmde, dat Hamlet alleen don geest ziet en
zijn moeder niet, zoo goed als vervalt.
Het moeielijkstc vraagstuk: een goede, kern
achtige vertaling, is echter volstrekt niet opge
lost. En hierin had hot bestuur van do Comédio
Francaise het zwaartepunt moeten zoeken. Een
goede vertaling was een gebiedende voorwaarde,
al de pracht van costuum en decors slechts bijzaak.
Het gedeelte, waar Hamlet Ophelia aanraadt in
een klooster te gaan is gelijk al het andere proza
ook in vers gebracht en zoo glad mogelijk:
Ecoute: si tu veux-te marier pourtant
Je te donne pour dot eet avis attristant:
Sois froide comme glacéet blanche comme neige !
Eh bien! la calomnie avant un mois t'assiège.
Entre dans un couvent. Ou, si tu tiens, mafoi!
Beaucoup au mariage, pouse un fou, crois-moi.
Car un homme sensépourra voir tout de suite
Quel niais fait de lui sa femme. Au couvent, vite.
Hoeveel beter is de letterlijke prozatekst: Als
ge ooit huwt, geef ik u dezen vloek tot uitzet:
Wees zoo kuisch als ijs, zoo zuiver als sneeuw,
gij ontgaat toch den laster niet. Ga in een kloos
ter, ga, vaarwel! of als gij volstrekt wilt trouwen,
neem een zotskap, want verstandige mannen
weten maar al te goed, welke monsters gij van
hen maakt. Ga in een klooster, ga, en wel schie
lijk. Vaarwel."
De Figaro van 6 Oktober geeft de muziek van
Ambroise Thomas voor den zang van Ophelia.
L'amour sincère, a quels gages
Le reconnaitrai-je donc?
A-t-il sandales, bourdon,
Et chapeau de coquillages?
Mort en sa jeune saison,
On l'a mis au cimetière
A sa tête est une pierre
A ses pieds un vert gazon.
Son linceul blanc comme neige
Etait parseméde fleurs,
Qu'arrosaient avec des pleurs
Les vrais amants du cortège.
Voici Ie niatin de St. Valentin,
Et je viens mutine,
Vous dire bonjour
Pour tre en ce jour
Votre Valentine.
etc.
Dr. Burgersdijk dicht Shakespeare aldus na:
Hoe erken ik, dien gij mint
Als ik hem ontmoet ?
Aan zijn pelgrimsstaf en schoen,
En zijn schelpenhoed.
Jonkvrouw, hij ligt bleek en koud,
't Leven, ach, vlood heen ;
Aan het hoofd eene groene zoo,
Aan de voet' een steen.
Wit als bergsneeuw was zijn wa;
Groen er op gespreid,
Maar geen liefdetranen-vlocd
Werd aan 't graf geschreid.
Op morgen is het Sint-Valentijnsdag; l
Bij d'oersten morgenschijn j
Kom ik aan uw venster, verheugd j
Uw Valentiue te zijn. j
Dit behoort zeker, zooals blijkt, tot het beste i
deel der Fransche vertaling, maar wat te zeggen !
van de woorden van Hamlet als hij den geest
zijns vaders ziet:.
Le spectre de mon père en armes.... Doute, abime,
Est-ce que tout ceci cacherait quelque crime?
Men vergelijke hierbij Dr. Burgersdijk's woorden: j
Mijn's vaders geest in 't harnas! 't Is niets goeds.
'k Vermoed een euveldaad; o waar' 't reeds nacht! !
Tot zoo lang kalm mijn ziel! Wat snoods verricht,
En diep in de aard bestelpt zij, 't komt aan 't licht."
Het oordeel van Horatio over zijn vader luidt j
in het Fransch:
II o r a t i o.
Je l'ai connu ce princo, tune sérieuse et bonne,
II a m l e t.
Tu ne retrouveras, va, son ame a personne.
Een vergelijking bij Dr. Burgersdijk doet de
zwakheid inzien :
II o r a t i o.
Ik zag hem eens, hij was een waardig vorst.
II a m l e t.
Hij was een man, neem woord en daad, neem alles,
Mijn oog ziet nimmer zijns gelijke weer.
Een vergelijking met het Engclsch heeft het
Hollandsen niet te vreezen: ITe was a man,
t a k c h i m f o r al!, in all, I s h a 11
n o t look u p o n li i s l i k e a g a i n.
(Wordt vervolgd). J. H. Kósswo.
MUZIKAAL OVERZICHT.
Eotterdum, l October 1880.
De reeks der debuten werd Zaterdagavond
voortgezet met dat van Mej. von Tarnay de
soubrette, en van de hoeren Werthcim, Robe en j
Walldorf als lyrisch tenor ('2e debuut), bas-bufib
(3e optreden) en eerste baryton (Ie optreden) ;
ter opvoering was Der Fretschütz gekozen. Om- j
trent de geschiktheid van mcj. von Tarnay kan ;
na haar optreden als AetuicJicn geen twijfel, meer
bestaan ; als een allerlicht jong katje, aaiend en
dartel, beweegt zij zich op liet tooneel en bevindt
er zich blijkbaar reeds op thuis. De stem is friscli,
goed geschoold en van voldoenden omvang ; slechts
in de hoogste tonen wachte Mej. v. T. zich voor
te groote uitzetting. De heer Wertbeim beves
tigde do goede opinie, die ik na zijn eerste
optreden omtrent hem meende te mogen vormen:
alleen aan het slot van zijne groote aria schoot
hij in kracht te kort, waaraan men zien kan dat
hij nog niet geleerd heeft zich in 't begin te
sparen voor de hooge slotnoten, want overigens
was er op zijne voordracht van dit moeielijk stuk
muziek genoegzaam niets aau te merken. De heer
Robe is blijkbaar eveneens een goede aanwinst
voor onze opera, hij gebruikt het middelmatig
geluid, dat hem ten dienste staat, met smaak en
beschaving. Den heer Walldorf kan zijn optreden
als ttoliur niet als debuut aangerekend worden ;
zijn optreden als Hans Heiling zal hieronder
gelegenheid geven hem uitvoerig te bespreken.
De opvoering was overigens weder recht ver
dienstelijk ; den heer Behrens in de eerste plaats
een woord van hoogen lof voor zijne wedergave
van Gaspar; spel, grime en zang waren voortref
felijk. Mej. Bettaque trad als Agatha op en
vond als gewoonlijk warme waardeering. De heer
v. Shukowsky vervulde de kleine partij van den
Eremit zooals we van hem gewoon zijn. Koor
en orkest werkten zeer verdienstelijk, dit laatste
verdient een afzonderlijk pluimpje voor de gladde
uitvoering der Ouverture en de Wolfschluchtmusik;
de Heeren Prill en Oudshoorn toonden met de
begeleiding der beide aria's hunne instrumenten
(Cello en Alt) geheel in hun macht te hebben.
Hoeft de heer Walldorf zelf den Heiling voor
zijn debuut gekozen?
Zoo ja, dan is het een bewijs te meer voor de
uitspraak van dien intendant van een der duitsche
hoftheaters, die beweerde dat de artisten gewoon
lijk het zwakst zijn in werken, waarin zij zich het
sterkst gelooven. De heer Walldorf heeft onte
genzeggelijk een fraai orgaan, dat sedert zijn
vroeger verblijf te Rotterdam mog aan volume
gewonnen heeft; maar om de tragisch-demonische
figuur van Heiling tot haar recht te brengen is
gansch wat anders noodig. Daar behoort toe
kracht en weekheid, gloed en hartstocht, sober
heid en vuur; er behoort toe het volkomen in
zijn macht hebben van de partij, groote en niet
spoedig vermoeide stemmiddelen en last not
least in dit geval beduidende talenten als
acteur. In dit alles bleef de heer Walldorf bene
den wat men van hem mocht verwachten, indien
hij de keuze zelf gedaan heeft; en hoezeer ik
gaarne wil aannemen dat hij in andere partijen
uitnemend voldoen zal voor den Heiling is hij
naar mijn oordeel gewogen, maar te licht bevonden.
De Konrad van den heer Wertheim was weder
recht verdienstelijk ; hij wachte zich echter voor
al het keelachtige in zijn stem te veel te voor
schijn te doen komen; de heer Robe was een
vermakelijke Stephan en de heer Schmodter een
dito Niklas; eerstgenoemde zong zijn partijtje
bovendien recht goed.
Frl. Boner debuteerde als tweede alt in de
partij van Kouii/in der Erdgeister en schonk als
zoodanig bevrediging, ofschoon niets meer; de
stem heeft blijkbaar veel geleden en is in hot
lage en middo ?? register vaak geheel klankloos;
de hoogte heeft zich beter gehouden. Voor een
juist en rechtvaardig oordeel zal bij deze dame
eene nadere kennnismaking noodig zijn ; ik wensch
die af te wachten alvorens er meer over te zeggen.
Mej. Bettaque was als Anna geheel op hare
plaats en wist in spel en zang den juisten toon
te treffen; gelijke lof komt Mevr. Jaïde toe voor
haar G-crtnid. Het koor werkte goed, het orkest
had ik in do Ouverture na het voorspel wel wat
vuriger gewenscht, het scheen mij toe niet recht
te vlotten.
Mot gespannen belangstelling wordt
Tannliiiuser op aanstaanden Zaterdag tegemoetgezien. met
den heer Ucko in de titelrol; deze echt-duitsche
partij zal den doorslag moeten geven!
5 October 188G.
Een gevoel van teleurstelling moet zeker ieder
hebben gehad, die de imif/m'tser-opvoering heeft
bijgewoond; met don besten wil kan van den Heer
Ucko niet anders verklaard worden dan dat hij
vooral de beide eerste bedrijven vér onder wat
van een zanger in deze partij mag verwacht wor
den, bleef. Zijn zang was aanvankelijk dikwijls
onzuiver, en, zoolang de partituur geen aanleiding
tot krachtsontwikkoling gaf, klankloos; ook zijn
spel was minder dan na zijne beide vorige debuten
verwacht mocht worden. Kortom alles: grime,
costuum, tot aan den mantel faience de Delft bij
den Wedstrijd toe, was alles het tegendeel van
wat het moest zijn. Slechts het verhaal van zijn
tocht naar Rome werd zeer goed wedergegegeven
en deed mij tenminste niet geheel onvoldaan huis
waarts gaan. Het schijnt dat de heer Ucko zich
in fransche en italiaansche opera's beter thuis
gevoelt dan in duitsche, en dat heeft voor een
heldentenor aan eene duitsche Opera wel eene
bedenkelijke zijde; evenwel, waar thans nog een
boteren vandaan te halen?
De onvoldoende vertolking van de hoofdpartij
scheen op het overige personeel van ongimstigen
invloed te zijn; althans, met uitzondering van do
dames Bettaque (Veims) en Mielkc (ElisubetU),
en don heer Behrens (Lundgmf), welke partijen
uitmuntend vertolkt worden, was alles dof, ziel
loos en ook niet altijd zuiver. Het orkest daaren
tegen gaf de Ouverture prachtig.
Mej. Richter behaalde Zondagavond een beslist
en welverdiend succes als Fruit Flnth in
Nicolaï's Ijiixtlyen Wciber ron Windsor; hare geschikt
heid (als men zijne cischen voor de coloratunr
niet al te hoog stelt) schijnt mij buiten twijfel.
De heer Behrens was een voortreffelijke Falxtaff,
terwijl de overige bezetting slechts stof tot prij
zen gaf. V.
NAAR AANLEIDING VAX EEN MUZIEK
SCHOOL-PROGRAM.
11.
In het vorige nummer van dit blad beloofden
wij. aan de hand van het Antwerpscho
schoolfestival-programma'' te /uilen nagaan hoc do
Vlaamsche meester Bénoit bij zijne leerlingen
den (of het ?) mangel aan toepassing van
EthniM'hc en Ethische kunstbegrippen" tracht te ver
helpen.
Kenmerkend is. dat in de voorbereidende en
lagere afdneliugen van de verschillende leergan
gen" bet répertoire voor een zeer groot deel is
samengesteld uit de NoderlamlM'he volkswijzen",
bewerkt door Emiel (iohr, en de
Oud-Nederlandsche dauswijzeu", bewerkt door den heer Van
lüemsdijk. De booms blazen Van twee conincs
kinderen'', bazuin en tuba doen het loo/e
visschoHje" hofireu, de klarinet o-ooft ,,de verradenc
geliefde" ten beste, de hobo een Ste Anna Lie
dekeu", de Unit houdt de hoorn> gezelschap, de
baspijp (fagot) is nog niet genoeg gevorderd den
kelijk, nog op het internationale standpunt der
gamma's. De basviool (contrabas) voegt bij de
conincs kinderen" nog een volkswijze Aan de
nacht"; de vioolcellen" strijken allen te zamen
weer van de verradene geliefde", terwijl de vio
len een Och gedinc mijns" doen hooren en de
harpen een Uitwijkingslied" en een Kerstliedje".
In den leergang voor pianospelen Van
Riemsdijk's danswijzen eene groote rol, maar, nevens
de onvermijdelijke studiën van Czerny, Kohier
en Heller. Zal nu zoo vragen wij de
Ethnische en Ethische indruk, dien de Tromme
laar en eens Graven dochter" op de leerlinge
Blanche de Leeuw maakte, niet verzwakt worden,
als zij onmiddellijk de 4de studie Op. 47 van Stephen
Heller ten beste geeft? En zal het niet eene
duisternis in don geest van Carolina van den Eynde
bij brengen om nogmaals de woorden van den
heer Bonoit te gebruiken wanneer deze jonge
dame op Koppestok" de studie Op. 748 Xo. l
van Czerny laat volgen ?
In de middelbare en hoogere afdeelingen van
den zelfden Leergang" vinden wij telkens eene
rubriek voor Vlaamsch-Belgische en
Noord-Nederlandschc pianoforte-compositiën." Wanneer wij
nagaan, wat daarin voorkomt, moet ons de vraag
van de lippen: zou het niet beter zijn, hier te
spreken van compositicn van Noord- en
ZuidNederlanders?" Wat is er, om slechts enkele
voorbeelden te noemen, typisch Nederlandsch in
de Mdrehenbilder" van S. (Samuel) niet
Sebastiaan de Lange, in het Lenteknopje" van Anna
Ch. Verhulst, ja zelfs in een Nederlandsche
dwaal No. 60", nadat dit door den heer Bosiers
voor drie klavieren twaalfhandig is bewerkt, en
mirdbile dictu! door drie jonge dames ten
gehoore gebracht?
In de hoogere en hoogste afdeelingen werd,
volgens het programma, een vrij groot aantal
compositiën door een beperkt aantal leerlingen uit
gevoerd, en ook hier is de cthnische" rang
schikking stipt gevolgd. Tegen deze offerande op
het nationaliteitsaltaar hebben wij geenerlei be
zwaar, zoolang men maar niet beweert dat daar
door verwante zaken bij elkander worden gebracht.
Eene verwantschap zou veel beter zijn uitgekomen,
wanneer de chronologische volgorde in acht ware
genomen.
*
* *
De theorie, welke de heer Bénoit op een ge
lukkig zeer onvolledige wijze in praktijk brengt,
schijnt ons voor de kunst bedenkelijk toe. Boden
de drie hoofdgroepen, die de Vlaamsche meester
onderscheidt. om van tle onderafdeelingen niet
eens te spreken inderdaad principiecle ver
schillen aan, en vertegenwoordigden zij
uitecnloopcmle, ja zelfs strijdige richtingen op liet
gebied der kunst, dan zou de strenge afscheiding,
die nu op paedagogische gronden wordt aanbevo
len, inderdaad verdedigbaar zijn. Doch men gaat
te ver, veel te ver, wanneer men het karakter
van een kunstwerk uitsluitend z»ekt in de natio
naliteit van den kunstenaar. Eene veel grootere
rol spelen vooral de tijd, waarin die kunstenaar
leefde, in de tweede plaats de opleiding, die
hij ontving, eindelijk ook de omgeving, waarin
hij zich bewoog. Geen ernstig componist uit
onze dagen kan zich onttrekken aan den invloed
van een Bach en een Beethoven; niemand die
een concert voor piano schrijft, en daartoe be
voegd is, zal op het standpunt van Hummel blij
ven staan eu geen gebruik maken van de nieuwe
hulpmiddelen voor muzikale uitdrukking, die
Chopin en Liszt hebbon geschapen. Een Franschman
on een volbloed patriottisch Franschman zooals
Camille Saint-Saëns, die zijne kunst op ernstige
wijze beoefent, staat, bewust of onbewust, geheel
onder den invloed van dien Sakscr, dien
Rijnlandor, dien Pool en dien Hongaar. De kunst,
de Europeesche althans (ook de heer Bénoit zal
als hij over de noodzakelijkheid van de kennis
(dier toonkunsten spreekt, wol niet aan den
ga: melang denken) krijgt allengs meer een kosmo
politisch karakter, eu wij zouden het slechts kun
nen betreuren, als een bekrompen
nationalitoits' gevoel deze strooming zocht te koeren.
Onze vrijhandelaars zullen, hoewel
schoorvoe' tend, toegeven, dat do Vereenigde Staten zich,
tot op zekere hoogte, de weelde van oen
protectionnistischcn Chineeschen muur kunnen ver
oorloven, omdat het uitgestrekte grondgebied
deiUnie bijna alles oplevert, wat do bevolking noodig
i heeft. Zoo zou ook eene kunst zuiver nationaal
': kunnen zijn, wanneer zij alle hulpmiddelen bin
nen de grenzen van het lieve vaderland vond.
Dit is wij zeggen gelukkig nergens bet
ireval, zeker niet in Noord- en Zuid-Nederland.
Wij moeten nog leentjebuur spelen, en dus geen
protectionnistcu, maar vrijhandelaars zijn. En
dan is liet door den heer liéuoit veroordeelde
oclectisnie eene eerste voorwaarde, vooral op
piedau'oitisch gebied. De nationaliteits-liefhebberij
van bet programma der Antwerpsdie muziekschool
doet ons denken aan een hötelhouder, die zijn
' casten den oenen dag zonder lepels, vorken en
! iïla/en, den volgenden dag zouder messen, borden
en schotels laat eten, omdat hij
Christophlczi l verwerk en Baccarat-glas heeft, maar
\Vodg; wood-aardewerk en messen uit Sheiiield.
Men onderscheidt'. Aanmoediging van het stre
ven \an nationale, d. i. inboenische kunstenaars
is ontegenzeggelijk aanbevelenswaardig. Men geve
' aan hunne werken de voorkeur, wanneer zij beten