Historisch Archief 1877-1940
No. 485
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
-desnoods wanneer zij even goed zijn, als dergelijke
?voortbrengselen van vreemden bodem. Maar men
spreke niet al te boud van eene nationale kunst,
wanneer die in werkelijkheid niet bestaat.
Am?bros, de groote muziek-historicus, heeft gesproken
van een Zeitalter der Niederldnder", en aange
toond hoe toen uit Nederland de meesters voort
kwamen, die allerwegen school vormden. Toen
is onze nationale kunst, dank zij hare eigene voor
treffelijkheid, kosmopolitisch geworden. Indien
den heer Bénoit het voorrecht ten deel valt, in
zijne school genieën te kweeken, die wederom
Noord- en Zuid-Nederland tot de wieg en baker
mat der toonkunst maken, zullen wij hem daar
voor van ganscher harte dankbaar zijn. Zoolang
dit niet het geval is, achten wij de toepassing van
Napoleontische nationaliteits-theorieën op het ge
bied der kunst gevaarlijk, en zullen wij ons ver
heugen, dat althans aan de Ncderlandsche con
servatoria en muziekscholen de leerlingen zich
niet uitsluitend op het Nederlandsen en ietwat"
algemeen Germaansch" zielkundig gebied be
wegen.
E. D. P.
KUNST-TEN-TOON-STELLING.
n.
Zes-en-twintig beeldwerken, meest in marmer,
-zouden zeker een belangrijke verzameling kunnen
uitmaken en de Plastiek, zoo als de Duitschers
het noemen, op waardige wijs kunnen vertegen
woordigen: maar men moet niet denken, dat men
hier met schijn of schaduw van een
buitenlandschen salon te doen heeft. Die 20 werken van
levende meesters" bestaan uit 17 borstbeelden en
9 statuëtten of groepjens van 2 figuren, die hun
waarde hebben; maar, als zij moeten te kennen
geven, wat er sedert 3 jaar al van kunstrijk beeld
houwwerk aan het licht is gekomen, een
deerniswaardig tooneel opleveren. Ik vraag niet, dat heel
Europa zich op zal maken om ons, Amsterdam
mers, in natura te laten zien, welke voortreffelijke
werken in de laatste 3 jaren vervaardigd zijn:
maar ik verg wel, dat de Nedcrlandsche beeld
houwers (en er zijn er meer dan uit dezen
kataloog valt af te leiden) eens om de 3 jaar de
handen in elkaar zullen slaan, om door het
bij-eenbrengen van schetsen, modellen of andere afgiet
sels een tafereel te leveren van wat in ons land
op dat gebied gedaan wordt.
De Heer L. Junger heeft een fraayen groep
van een paard en paardentemmer, op kleine
schaal, de Heer Teixeira de Mattos Vechtende
gladiatoren en een beeldtjen De Zondvloed", Mej.
Georgine Schwartze een figuur uit Bulwers Last
days bijgedragen; maar waarom niet de schetsen
ten-toon-gesteld van de edele groepen bijv. door
den Heer Bart van Hove vervaardigd? Waarom
heeft de oudere generatie der Strackées het geheel
aan F. L. Jr. overgelaten om de beeldhouwkunst
te vertegenwoordigen? Deze kunstenaar heeft
een paar aardige groepen: Amor met een leeuw",
Bacchus met een panther" en een gevoelig
gemodeleerd standbeeldtjen van de poëetische Koningin
van Roemanië; maar een driejaarlijksche ten
toonstelling? Wat heeft onze hoofdstad ge
daan, dat er zoo slecht aan hare roepstem gehoor
gegeven is?
Aardig zijn de lachende kinderkopjens van de
Andwerpenaars Jan Best en T. Joris; belangrijk
is het staaltjen der verciering van het hek du
square du petit Sablon" te Brussel, een faiseur de
chaises et coiffeur" van J. Courroit; uitmuntend
is Van Hoves marmeren borstbeeld van den
Wel-Ed.Gestr. Heer W. J. Hofdijk", korrekt en
bevallig de triangelspeelster van Ruga te Milaan,
geestig en vol charakter L'oiseleur" van J.
Willems te Mechelen: maar waar blijven de monu
menten ?
Moeten wij ons vergasten aan die borstbeelden
met spiraalvormig uitgeboorde oogen? Moet die
teringachtige Shakespeare of die kroesharige Milton
ons in verrukking brengen? Dan laten wij liever
onze oogen rusten op het innig gevoelde kopjen
van Ed. Jacobs, leerling van Van der Stappen,
te Brussel, dat hij Innocentia" intituleert.
't Is jammer, dat de in der tijd in dit blad
geprezen buuste van Dr. Mczger, door Mej.
Henriette Montalba, door verschillende
bijomstandigheden zich hier minder gunstig voordoet dan in
het Amstelhötel. Een marmeren vrouwenborstbeeld,
waarvan vooral de vorderende rozen op do borst.
tegenstelling met den fraai gemodelccrden hals, haar
effekt doen, is van Antonio Tempra te Milaan:
maar wat hebben we niet al fraayor dingen uit
Noord-Italiëhier gehad.
Neen, zoo onze beeldhouwers wat stationair
schijnen, zoo onze liefhebbers (koopors) zicli
schuilhouden, onze reputatie als beeldhouw
werk-waardeerend publiek schijnt in den vreemde
ook niet to klimmen. De goedo tcekens, waar
wij, in ons eerste artikel van spraken, zijn schaarsch.
G Okt. '86. A. T n.
PIEK RE LOTI.
Toen in 1881 Lc roman d'nn spahi en in 1882
Fleur* (Tcnnni, beide van Pierre Loti, uitkwa
men, was de naam van den schrijver buiten Frank
rijk nog bijna niet bekend, en zelfs in Frankrijk
hadden de vorige werken van don marine-officier
Jean Viaud nog alleen de aandacht vau cenige
kenners getrokken. De vorm van zijne beide vorige
werken, Ariyudc, brieven van een Engelsch
marine-officier" (187!)^) en Le iiitiriaye de Loti
(1880). was te weinig traditioneel, de inhoud was
te ongewoon, don een te dichterlijk, clcu ander to
realistisch, dan dat zij in den kring der gewone
romanlozers als courante lectuur zouden zijn opge
nomen. X'a de twee werken van 1881 en 82 en
den opgang dien zij maakten, nam men echter do
beide vroegere producten nog eens op, on vond
er dezelfde eigenschappen iu als in ilo latei-e:
dichterlijke, levendige indrukken, bekoorlijke non
chalance, gevoel, elegant pessimisme, het openen
van verre horizons met een enkel woord, en het
verbreken der betoovering door eene uitdrukking,
die men liever niet had willen lezen. De titel Fleurs
d'ennui scheen wel de beste kenschetsing voor
deze bloemrijke levensmoeheid, die aan Alfred de
Musset en Byron doet denken, maar bonter van
kleur dan de een en minder trotsch dan de ander.
Sedert verscheen Mon frère Yves, en dit jaar
Pêcheur d'Islande, dat in weinige weken dertig
editiën beleefde.
Jean Viaud, van eene protestantsche familie in
Bretagne afkomstig, is eerst 37 jaar. Na eene
zeer strenge opvoeding werd hij in de Fransche
marine geplaatst; zijn aanleg voor muziek en
teekenen, die zeer opmerkelijk moet geweest
zy'n, bleef bijzaak, en alleen met de pen gaf hij
aan zijn verbeeldingskracht en de veelsoortige
indrukken, die het zwervend leven in hem op
wekte, lucht. Hij maakte de gewone reizen, maar
mengde zich overal in het leven der inboorlingen,
leerde hunne taal, en verwerkte, als een bij, het
beetje poëzie en psychologie dat hij uit hun
natuurleven kon garen.
In 1879 verscheen Ariyadé, eene Turksche ge
schiedenis, die te Constantinopel speelt. Loti
zelf vertelt daarin zijn amourette met de schoone
Ariyadé, een der vrouwen van een voornamen
Turk; de Turkin overleeft echter de scheiding
niet, en als Loti eenige jaren later naar Con
stantinopel terugkeert om, van andere verplich
tingen ontslagen, in het Turksche leger dienst
te nemen, verneemt hij haren dood. Le mariage
de Loti schildert een liefdesgeval in eene andere
omgeving. Loti komt daarin op het eiland Tahiti
aan, en neemt daar, op verlangen van de goede
oude koningin PomaréV, en ook uit eigen aan
drift, eene schoone inboorlinge, Rarahu, tot vrouw.
In het kleine paradijs Tahiti is men, gelijk van
ouds en ondanks de invoering van het Christen
dom, zeer los van zeden; daar ieder, zonder te
arbeiden, voedsel vindt, zijn er bijna geen familie
banden. In het paleis der koningin zelve verleenen
de hofdames aan de Europeesche officieren de
meest onbeperkte gastvrijheid. Loti schildert de
weelderige natuur en daarin zijne bekoorlijke
gezellin Rarahu, met welke hij zeer gelukkig zou
leven, indien niet hare jaloezie en zijne lichtzin
nigheid, in deze athmosf'eer van verliefdheid, vaak
den vrede verstoorden.
Le roman d'un Spahi speelt weer in het gloe
iend Zuiden; de Soedan-negerin Fatougaye is niet
minder hartstochtelijk dan hare Turksche en
Tahitische zusters. De held van het verhaal, een
pessimist op Loti's wijze, is een boerenzoon uit de
Cévennes, die als spahi naar Senegal wordt gezon
den en daar kennis maakt met de betoovcrende,
schoon dan ook leugenachtige en diefachtige nege
rin. Fatougaye doodt, als hij in den strijd gevallen
is, eerst haar kind en dan zich zelve. Fleurs
d'Ennui in 1882 was eene reeks van
losaaneengeregen herinneringen en fantaziën, droomerig,
tragisch, dichterlijk, geblaseerd, van alles dooreen,
aantrekkelijk on ontmoedigend. De held is altoos
weer Loti, maar, zooals Paul Bourdc in den Temps
zeide: Avec cette histoire vulgaire, qui est
toujours la méme aussi, Pierre Loti est un des
crivains les plus troublants et les plus distingués
du temps; les sensations qii'd donne sont d'un
ordre rare, et je ne sais, pour ma part, personae
qiii les donne aussi intenses." Er zijn in het werk
verrukkelijke episodes, als de novelle Les trois
dames de la kasbah, Suleyma, Pasquala Iwonoicitch.
De eerste bev.at de avonturen van drie Bretagners
en drie Basken, alle zes matrozen, gedurende een
nacht in Algiers. De drie Basken laten zich door
drie Arabische vrouwen, eene moeder en twee
dochters, die in de oude wijk Kasbah een deftig
maar verwaarloosd huis bewonen, verleiden, terwijl
de drie Bretagners een halfdood gesleepten
ongelukkigen hond bevrijden, en daarvoor diens moordenaar
op de kar laden en buiten de stad op een hoop
steenen werpen. De Bretagners worden tot loon
voor hun dronkemansgoedhartigheid in do boeien
gesloten ; de Basken komen in het hospitaal te
recht met eene ongeneeslijke kwaal, waarmee zij
later hun dorp besmetten.
In 1883 verschoon Mon frère Ycex, weer op
de vorige gelijkend, maar waarvan do vriendschap
in plaats van de liefde den inhoud vormt. Yves
is een Bretonsch matroos, dapper, hartelijk, edel
moedig, zoolang hij nuchter is, maar onder den
invloed van den drank aan een wild dier gelijk.
Zijn officier, Loti, wien hij het loven gered heeft,
onderneemt de taak, hem te redden on krijgt hem in
zijn eigen dorp gelukkig getrouwd, na vele avon
turen. Do Académie bekroonde Mon frère Yres,
dat in de Recue des deux Monde» verscheen, en
evenals dit met Ludovic Halévy en zijn Abb
Constantin het geval was, langs denzelfden weg
wel den schrijver tot de Académie had kunnen
leiden, als Viaud niet kort daarop oen grooto
onvoorzichtigheid begaan had.
In don Tonkin-oorlog namelijk ging hij met de
Atalante naar Ann?m, on nam er aan verschillende
gevechten deel. Een drietal brieven hierover, in
Figaro verschonen, waren wat al te bloedig rood
gekleurd. Met epische kwast schilderde Loti de
bergen van lijken, hot vervolgen van weerlooze
Annamitcn. hot bloedbad door do Fransche ma
trozen aangericht, zoo, dat erin debuitenlandsche
pers een kroot van afgrijzen opging. Do minister
van marine ontbood Yiand naar Parijs, waar
intusschen do pers het bijna eenparig voor don
schrijver had opgenomen. In Figaro zelf schroot'
Albcrt Dclpit: Men verbrijzelt zijn degen, omdat
hij zijn pen niet hoeft willen vevbrij/oloii. De
minister weet zeker niet. dat de heer Viaud op
weg is ocu «lor beroemden in Frankrijk te wor
den." Eu in de Justice, geheel liet
(egonnvorgosteldc kamj), las men: .,/al men den schrijver,
wiens gedachte, hot passende woord gevonden boeit.
den kunstenaar, die de werkelijkheid in een volzin
weet to boetseeren. die. als hij wil, mensclidom
en natuur in de bladzijde van een boek kan sa
menvatten, zal men hem helettcn te zien wat hij
onder de oogen heeft, on lieui dwingen met de
lovende woorden die hij to! zijn hoM'liikking
hooft, slechts deinde concr-ptiëu van zijn verbeel
ding te versieren '.'"
De minister zelf gaf aan Viand woldra een eer
volle betrekking terug, aan het inarine-arr-enaal
te Rochofbrt. Hij trouwde met eene jonge d,"?me
van goeden huize. Jihuiebo Franc de Forrières.
dus geen jtarahn ot' FaUnigave en deed in
zijn bruidstijd zijn laatsten roman tot heden ver
schijnen, Pêcheur d'Islande.
Hier is de natuur eene geheel andere, maar
niet minder indrukwekkende dan die der eerste
romans; de helden zijn Bretonsche visschers. Het
zou eigenaardig zyn, dit boek naast Richepin's
La Mer en zijn roman La Glu te leggen en eene
vergelijking te maken tusschen beider
visschersvolk. Loti's held is Yann Gaos, een Bretonsche
reus, visscher op IJsland. Men wil hem een rijk
meisje aanpraten, Gaud Mével, een nichtje van
zijn jongen kameraad Sylvestre Moan; Yann is
echter even pessimist als Loti's andere helden,
hij acht de vrouwen niet en zegt dat hij alleen
met de zee trouwen zal.
Sylvestre valt intusschen in de loting en gaat
naar Tonkin. Het tooneel waarin zijn oude groot
moeder het bericht van zijn dood ontvangt, is
onbeschrijfelijk treffend. Na Sylvestre's dood ont
moet Yann het meisje weder, dat intusschen arm
geworden is; hij trouwt haar thans, maar de
wraakzuchtige zee, wie hij ontrouw is geworden,
doet hem bij do eerste reis naar IJsland vergaan.
Eene zeer eenvoudige geschiedenis, maar weder zoo
oorspronkelijk en persoonlijk Loti's eigendom, dat
men er niet aan denkt hoe oud zij is. De smart
der weduwe is geteekend, alsof men iets ongekends
en onontdekte voor oogen had. Alleen het ver
rassend avontuurlijke, het humoristische en fan
tastische, dat in Fleurs d'ennui te midden van
droefgeestigheid en ontmoediging zoo aantrok, is
in Pêcheur d'Islande minder vertegenwoordigd.
Het zou jammer zijn, indien deze zijde van Loti's
talent in volgende romans meer ging ontbreken.
SCARAMOUCHE.
Brieven, door LOUISE STKATBNUS. Gouda
G. B. van Goor Zonen.
Niet zoo zeer de naturalisten-zelven, als wel
hunne bewonderaars, gedragen zich, als of de
praktici in dat genre oene nieuwe ontdekking
gedaan hebben en dat vroegere geslachten niet
gedroomd hebben van de naauwKeurige natuur
waarneming en de naieve uitdrukking, die de
jongere school wel eens onder de verdenking valt
bij alle kunstwerken in de zelfde mate aange
wend te willen zien en waarvan mon de verwon
derlijkste gevolgen zou mogen verwachten ; waar
het onbeschrijflijkst kunstgenot uit voort zou
komen. Men zou mecnen, dat een weinig onder
zoek en een weinig nadenken deze leer met
machteloosheid moesten slaan.
Zon men werkelijk gelooven, dat men in de
naturalistische kunstbeoefening (om alleen van de
literatuur en van de laatste drie eeuwen te spre
ken), veel verder zou mogen gaan dan Shake
speare, Rabclais, Montaigne, Breêroó, Molière,
Lawrence Sternc en de schrijvers dor zoogenaamde
physiologies" van voor 40 jaar geleden, in de
verschillende landen ?
Laat de deftige Van Alphen zijn kleine
Hieronymusjens, spijt hun pruikstaartjens, niet al
zeggen:
Schryven moet men, zegt Fapaatjen,
Even zo als of men praat;
Daarom zal ik, lieve Kaatjen,
U vertellen hoe 't my gaat"?
De man had blijkbaar over de zaak nagedacht.
Reeds hij ondervond en voorzag, in 1781, de ver
afgoding, waarvan de l e e r, ten koste van den
inhoud, het voorwerp was en nog erger wor
den zou, en daarom legt hij zijn
broekemannetjen de gehuichelde verklaring in den mond :
Myn spelen is loeren, myn leeren is spelen,
En waarom zou my dan het leeren vervelen?"
Hij had er al een duister besef van, dat leeren
j niet is kundigheden opplakken; maar geest en
j hart openen om indrukken te ontvangen en die,
met het genoegen, dat men bij een behoorlijk
bereid en behoorlijk voorbereid middagmaal smaakt,
te assimilceren met nns innigste wezen.
Schrijven, vooral briefschrijven, moet niet zijn
cone pijnlijke hersenoefening, maar het
opondraayen van eon kraantjon onzer geestrijke per
soonlijkheid.
Ik geef echter toe, dat niet alle vaatjens even
j good gevuld zijn. Daar zijn menschon, dio niet
clan met do uiterste inspanning een brief kunnen
j schrijven. Mon zou, naast de talrijke voorstellen
[ tot verdeeling van het mcnschdom in twee helften,
j ook dezo verdeeling kunnen aannemen: menschon,
i die brieven kunnen schrijven en monschen, die
hot niet kunnen.
Wij zijn Freule Stratenns dank schuldig, dat
zij do eerste helft tracht to doen aangroeycn.
i Weinige letterkundigen zijn trouwens zoo bevoegd
daartoe eon poging to doen. Zij verstaat bij
uit| ncmendhoid do kunst van brievenschrijven.
Xaj tnurlijk verloochent zich, ook in bare
korrespondentie, haar aard on richting niet, die altijd blijken
dragon van de vereering, die zij aan het ideale
gewijd heeft; maar deze; is niet zoo eenzijdig, dat
do les van Van Alphen er door weersproken wordt.
Do verzameling Brieven", die zij bij Van Goor
tor perse gelegd heeft, kunnen werkelijk als
voorj treiiijko voorbeelden dienen, hoe men behoort te
l schrijven: terwijl deze praktijk wig door kleine
! theoretische inleidingen wordt toegelicht.
Men vindt hier allerlei brieven, en ofschoon zij
oen algemeen charakter hebben, hoeft de schrijf
ster zich weten te hoeden voor het stijve en koele,
dat met het algemeene, zoo licht gepaard gaat.
/ij voegt aan hot boekjen eon lijsfjeii van
titu! latiu'on toe, dat nog wel \oor eenige koiiip'etooring
? vatbaar is.
Do titels van Vorsten. Ministers. Kommissarissen
! des Koniiigs. Leden \an (ioroclitshovon. Doktoren.
(ieo.-tolijkon. zijn aehter-wogo gebleven. Ook srhrijit
men niel alleen i;i zijne belrekkhig" l!'<Vj'vi'<v
ijt-^l.rt'i^ic llcfïaan oen ad\okant. Ai.n. TM.
wone vergadering te verdagen. Verder heeft het
bestuur besloten, het aantal bestuursleden, in
verband met de steeds vermeerderende werkzaam
heden, van tien op elf te brengen. Dientenge
volge moet aanstaanden Donderdag (des avonds
te 8 uur in het Odeon) worden voorzien in v\jf
vacatures, voor welke door het bestuur de vol
gende dubbeltallen zijn gesteld.
Vacature W. Cnoop Koopmans
de Heeren J. J. K. Leyds en Dr. J. C. C. Loman.
Vacature J. A. Royer
de Heeren J. L. Gunning en S. E. Ypey.
Vacature D. H. Joosten
de Heeren B. Tiefenthal en A. J. Heineken Jr.
Vacature F. T N. Bianchi
de Heeren Frans Coenen en Simon van Hoorn.
Nieuwe bestuursplaats de Heeren Dr. E. D. Pijzel
en Mr. M. F. de Monchy.
De bovenvermelde voorstellers van wijzigingen
in het reglement hebben tevens ook candidaten
aanbevolen voor het lidmaatschap van het be
stuur, die, voor zoover zij niet reeds op de ge
stelde dubbeltallen voorkomen, daaraan volgens
art. 12, al. 2 worden toegevoegd. De aldus
aanbevolenen zijn de Heeren F. T. N. Bianchi, Frans
Coenen, Prof. W. M. Gunning en Dr. E. D. Pijzel.
De Heeren Coenen en Pijzel staan reeds op dub
beltallen van het bestuur; in overleg met de voor
stellers wordt de Heer Prof. W. M, Gunning bij
het eerste en de Heer F. T. N. Bianchi bij het
derde dubbeltal gevoegd.
EXCELSIOR.
De zang-vereeniging Excelsior heeft eene cir
culaire verzonden, waarvan wij het volgende
ontleenen.
Met voldoening zien wij terug op het schitte
rend tijdperk van Excelsior'"s bloei en brengen
onzen afgetreden Directeur, den Heer JuUus
Röntgen en het vorig bestuur onze welgemeende
hulde voor hunne onvermoeide pogingen, waar
door zulke schitterende resultaten zijn verkregen.
Toch valt het niet te ontkennen dat de rich
ting, die in den laatsten tijd gevolgd werd,
eenigszins het eigenlijk doel der Vereeniging: de vere
deling van het volk door den invloed van de ge
wijde muziek voorbijstreefde.
Wij vertrouwen geheel in uwen geest te hande
len, wanneer wij ons de bereiking van dit doel
tot een der eerste plichten stellen.
Met voldoening kunnen wij U mededeelen dat
onze Eere-Directeur, de Heer G. A. Heinze daartoe
met algemeene stemmen aangezocht, zich bereid
hoeft verklaard, de leiding onzer zangoefenin
gen en uitvoeringen vooralsnog op zich te nemen.
Wij twijfelen niet, of deze kennisgeving zal door
U met volkomen sympathie worden ontvangen.
In overleg met den Heer Heinze zal het tevens
ons streven zijn, Xederlandschen toonkunstenaren
do gelegenheid aan te bieden, hunne talenten,
zoowol op vocaal als instrumentaal gebied in onze
Vereeniging geldend te maken."
Onze beste wenschen volgen de Vereeniging op
den nieuwen weg, dien zij heeft ingeslagen.
V A R I A.
De heer Chronegk, die te Amsterdam ook vrien
den hoeft, herdacht den 4-n dezer den dag waarop
hij voor dertig jaar zijn tooneelloopbaan begon.
Hij is thans hoofdregisseur van het Meininger
hoftheater, dat onder hom tot znlk een hoogen bloei
geraakt is. Hij trad het eerst op in Kroll's Thea
ter te Berlijn, in jonge komische rollen. Sedert
1866 is hij te Mciningen, eerst nog als acteur ;
in 187.'! werd hij regisseur, 1876 oppcrrcgisseur,
1877 directeur, 1879 plaatsvervangend intendant,
1880 intendant, 1884 hertogelijk Meiningsch
hofraad. Dit schijnt wel de tóton de mrtréchal to
zijn, tenzij mon hem nog gehcimhofraad mocht
willen maken.
DE AMSTERDAMSe!!!-; AFDKELIXG VAX
TnoXKFXsT".
Het iH'Miiur der iifdeoling heeft aan de leden
medegedeeld, dal het van een aantal leden voor
stellen tot woKlierzioning hoet't nnuangon. doch
in overleg mot de voorsteller- beginton boeit, de
behandeling daarvan tut eene volgende
liuiteng:1Eon dor ijverigste on scherpzinnigste
Shakespcarc-c.ommentatorcn, de heer Clement Mansfield
Ingleby, is overleden. Hij dood in 1852 eon dik
bock verschijnen: The Shiikespcare fabrication, in
18(11 een standaardwerk: A complete riew of the
ftluikespeure co»troi:crsy. In 1881 gaf hij
Sliakespcitre. the m«u <md the book, en bezorgde ver
scheiden uitgaven dor New Shakcspoare Society.
De bekende concert-zangeres, Mevrouw Amalie
Joachim, hooft, op dringend verzoek van den kapel
meester Levy to Miinchen, de rol van Orphcus
in (ilncks bekende opera op zich genomen, on die
eenige dagen geleden mot voel succes vervuld.
Mevrouw Joachim was, voor haar huwelijk, aan
bot ballet verbonden, en zal zich dus tusschen de
coulissen nog wol good te huis hebben gevoeld.
Er is weder eene nieuwe symphonio van Richard
Wagner ontdekt. Voor eenige jaren kwamen do
orkcstpartijen van eene verloren symphonio door
een toeval weder te Dresden te voorschijn. Xn is
in bot Wahnfriod-airhief te Bayrcutb cone tweede
symphonio gevonden, althans do schots er van.
liet werk dateert uit IS.'M; Wagner was destijds
muziekdirecteur aan den schouwburg te
MaagdenAdoüna Patti is geëngageerd voor twee concer
ten. te .Manchester en te Liverpool op 2-1 on ,"(»
Octiibei- te geven. Zij ontvangt por avond eon
honorarium van vijfhonderd pond sterling.
De dooi' de l.ondonsclio lirma Virtnos uitgege
ven ..Art Anniial lor 1SS6" /al gewijd zijn aan
liet leven en de werken van Alma Tadoma. Do
levensbeschrijving zal van do hand zijn van Mejuf
frouw Helen /'jminern. /o-. groote plaion /uilen
reprodndiën zijn van des meesters werken
..Sappho". ..Srilie lievelingen", .. Eeno voorlezing
uit Homerus". .. I-Vedegondo". l'amlora" on -.-Wio
is liet V", terwijl een veertigtal bouwlieden dcu
tekst /.uilen opluisteren.