De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 10 oktober pagina 5

10 oktober 1886 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 485 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. -desnoods wanneer zij even goed zijn, als dergelijke ?voortbrengselen van vreemden bodem. Maar men spreke niet al te boud van eene nationale kunst, wanneer die in werkelijkheid niet bestaat. Am?bros, de groote muziek-historicus, heeft gesproken van een Zeitalter der Niederldnder", en aange toond hoe toen uit Nederland de meesters voort kwamen, die allerwegen school vormden. Toen is onze nationale kunst, dank zij hare eigene voor treffelijkheid, kosmopolitisch geworden. Indien den heer Bénoit het voorrecht ten deel valt, in zijne school genieën te kweeken, die wederom Noord- en Zuid-Nederland tot de wieg en baker mat der toonkunst maken, zullen wij hem daar voor van ganscher harte dankbaar zijn. Zoolang dit niet het geval is, achten wij de toepassing van Napoleontische nationaliteits-theorieën op het ge bied der kunst gevaarlijk, en zullen wij ons ver heugen, dat althans aan de Ncderlandsche con servatoria en muziekscholen de leerlingen zich niet uitsluitend op het Nederlandsen en ietwat" algemeen Germaansch" zielkundig gebied be wegen. E. D. P. KUNST-TEN-TOON-STELLING. n. Zes-en-twintig beeldwerken, meest in marmer, -zouden zeker een belangrijke verzameling kunnen uitmaken en de Plastiek, zoo als de Duitschers het noemen, op waardige wijs kunnen vertegen woordigen: maar men moet niet denken, dat men hier met schijn of schaduw van een buitenlandschen salon te doen heeft. Die 20 werken van levende meesters" bestaan uit 17 borstbeelden en 9 statuëtten of groepjens van 2 figuren, die hun waarde hebben; maar, als zij moeten te kennen geven, wat er sedert 3 jaar al van kunstrijk beeld houwwerk aan het licht is gekomen, een deerniswaardig tooneel opleveren. Ik vraag niet, dat heel Europa zich op zal maken om ons, Amsterdam mers, in natura te laten zien, welke voortreffelijke werken in de laatste 3 jaren vervaardigd zijn: maar ik verg wel, dat de Nedcrlandsche beeld houwers (en er zijn er meer dan uit dezen kataloog valt af te leiden) eens om de 3 jaar de handen in elkaar zullen slaan, om door het bij-eenbrengen van schetsen, modellen of andere afgiet sels een tafereel te leveren van wat in ons land op dat gebied gedaan wordt. De Heer L. Junger heeft een fraayen groep van een paard en paardentemmer, op kleine schaal, de Heer Teixeira de Mattos Vechtende gladiatoren en een beeldtjen De Zondvloed", Mej. Georgine Schwartze een figuur uit Bulwers Last days bijgedragen; maar waarom niet de schetsen ten-toon-gesteld van de edele groepen bijv. door den Heer Bart van Hove vervaardigd? Waarom heeft de oudere generatie der Strackées het geheel aan F. L. Jr. overgelaten om de beeldhouwkunst te vertegenwoordigen? Deze kunstenaar heeft een paar aardige groepen: Amor met een leeuw", Bacchus met een panther" en een gevoelig gemodeleerd standbeeldtjen van de poëetische Koningin van Roemanië; maar een driejaarlijksche ten toonstelling? Wat heeft onze hoofdstad ge daan, dat er zoo slecht aan hare roepstem gehoor gegeven is? Aardig zijn de lachende kinderkopjens van de Andwerpenaars Jan Best en T. Joris; belangrijk is het staaltjen der verciering van het hek du square du petit Sablon" te Brussel, een faiseur de chaises et coiffeur" van J. Courroit; uitmuntend is Van Hoves marmeren borstbeeld van den Wel-Ed.Gestr. Heer W. J. Hofdijk", korrekt en bevallig de triangelspeelster van Ruga te Milaan, geestig en vol charakter L'oiseleur" van J. Willems te Mechelen: maar waar blijven de monu menten ? Moeten wij ons vergasten aan die borstbeelden met spiraalvormig uitgeboorde oogen? Moet die teringachtige Shakespeare of die kroesharige Milton ons in verrukking brengen? Dan laten wij liever onze oogen rusten op het innig gevoelde kopjen van Ed. Jacobs, leerling van Van der Stappen, te Brussel, dat hij Innocentia" intituleert. 't Is jammer, dat de in der tijd in dit blad geprezen buuste van Dr. Mczger, door Mej. Henriette Montalba, door verschillende bijomstandigheden zich hier minder gunstig voordoet dan in het Amstelhötel. Een marmeren vrouwenborstbeeld, waarvan vooral de vorderende rozen op do borst. tegenstelling met den fraai gemodelccrden hals, haar effekt doen, is van Antonio Tempra te Milaan: maar wat hebben we niet al fraayor dingen uit Noord-Italiëhier gehad. Neen, zoo onze beeldhouwers wat stationair schijnen, zoo onze liefhebbers (koopors) zicli schuilhouden, onze reputatie als beeldhouw werk-waardeerend publiek schijnt in den vreemde ook niet to klimmen. De goedo tcekens, waar wij, in ons eerste artikel van spraken, zijn schaarsch. G Okt. '86. A. T n. PIEK RE LOTI. Toen in 1881 Lc roman d'nn spahi en in 1882 Fleur* (Tcnnni, beide van Pierre Loti, uitkwa men, was de naam van den schrijver buiten Frank rijk nog bijna niet bekend, en zelfs in Frankrijk hadden de vorige werken van don marine-officier Jean Viaud nog alleen de aandacht vau cenige kenners getrokken. De vorm van zijne beide vorige werken, Ariyudc, brieven van een Engelsch marine-officier" (187!)^) en Le iiitiriaye de Loti (1880). was te weinig traditioneel, de inhoud was te ongewoon, don een te dichterlijk, clcu ander to realistisch, dan dat zij in den kring der gewone romanlozers als courante lectuur zouden zijn opge nomen. X'a de twee werken van 1881 en 82 en den opgang dien zij maakten, nam men echter do beide vroegere producten nog eens op, on vond er dezelfde eigenschappen iu als in ilo latei-e: dichterlijke, levendige indrukken, bekoorlijke non chalance, gevoel, elegant pessimisme, het openen van verre horizons met een enkel woord, en het verbreken der betoovering door eene uitdrukking, die men liever niet had willen lezen. De titel Fleurs d'ennui scheen wel de beste kenschetsing voor deze bloemrijke levensmoeheid, die aan Alfred de Musset en Byron doet denken, maar bonter van kleur dan de een en minder trotsch dan de ander. Sedert verscheen Mon frère Yves, en dit jaar Pêcheur d'Islande, dat in weinige weken dertig editiën beleefde. Jean Viaud, van eene protestantsche familie in Bretagne afkomstig, is eerst 37 jaar. Na eene zeer strenge opvoeding werd hij in de Fransche marine geplaatst; zijn aanleg voor muziek en teekenen, die zeer opmerkelijk moet geweest zy'n, bleef bijzaak, en alleen met de pen gaf hij aan zijn verbeeldingskracht en de veelsoortige indrukken, die het zwervend leven in hem op wekte, lucht. Hij maakte de gewone reizen, maar mengde zich overal in het leven der inboorlingen, leerde hunne taal, en verwerkte, als een bij, het beetje poëzie en psychologie dat hij uit hun natuurleven kon garen. In 1879 verscheen Ariyadé, eene Turksche ge schiedenis, die te Constantinopel speelt. Loti zelf vertelt daarin zijn amourette met de schoone Ariyadé, een der vrouwen van een voornamen Turk; de Turkin overleeft echter de scheiding niet, en als Loti eenige jaren later naar Con stantinopel terugkeert om, van andere verplich tingen ontslagen, in het Turksche leger dienst te nemen, verneemt hij haren dood. Le mariage de Loti schildert een liefdesgeval in eene andere omgeving. Loti komt daarin op het eiland Tahiti aan, en neemt daar, op verlangen van de goede oude koningin PomaréV, en ook uit eigen aan drift, eene schoone inboorlinge, Rarahu, tot vrouw. In het kleine paradijs Tahiti is men, gelijk van ouds en ondanks de invoering van het Christen dom, zeer los van zeden; daar ieder, zonder te arbeiden, voedsel vindt, zijn er bijna geen familie banden. In het paleis der koningin zelve verleenen de hofdames aan de Europeesche officieren de meest onbeperkte gastvrijheid. Loti schildert de weelderige natuur en daarin zijne bekoorlijke gezellin Rarahu, met welke hij zeer gelukkig zou leven, indien niet hare jaloezie en zijne lichtzin nigheid, in deze athmosf'eer van verliefdheid, vaak den vrede verstoorden. Le roman d'un Spahi speelt weer in het gloe iend Zuiden; de Soedan-negerin Fatougaye is niet minder hartstochtelijk dan hare Turksche en Tahitische zusters. De held van het verhaal, een pessimist op Loti's wijze, is een boerenzoon uit de Cévennes, die als spahi naar Senegal wordt gezon den en daar kennis maakt met de betoovcrende, schoon dan ook leugenachtige en diefachtige nege rin. Fatougaye doodt, als hij in den strijd gevallen is, eerst haar kind en dan zich zelve. Fleurs d'Ennui in 1882 was eene reeks van losaaneengeregen herinneringen en fantaziën, droomerig, tragisch, dichterlijk, geblaseerd, van alles dooreen, aantrekkelijk on ontmoedigend. De held is altoos weer Loti, maar, zooals Paul Bourdc in den Temps zeide: Avec cette histoire vulgaire, qui est toujours la méme aussi, Pierre Loti est un des crivains les plus troublants et les plus distingués du temps; les sensations qii'd donne sont d'un ordre rare, et je ne sais, pour ma part, personae qiii les donne aussi intenses." Er zijn in het werk verrukkelijke episodes, als de novelle Les trois dames de la kasbah, Suleyma, Pasquala Iwonoicitch. De eerste bev.at de avonturen van drie Bretagners en drie Basken, alle zes matrozen, gedurende een nacht in Algiers. De drie Basken laten zich door drie Arabische vrouwen, eene moeder en twee dochters, die in de oude wijk Kasbah een deftig maar verwaarloosd huis bewonen, verleiden, terwijl de drie Bretagners een halfdood gesleepten ongelukkigen hond bevrijden, en daarvoor diens moordenaar op de kar laden en buiten de stad op een hoop steenen werpen. De Bretagners worden tot loon voor hun dronkemansgoedhartigheid in do boeien gesloten ; de Basken komen in het hospitaal te recht met eene ongeneeslijke kwaal, waarmee zij later hun dorp besmetten. In 1883 verschoon Mon frère Ycex, weer op de vorige gelijkend, maar waarvan do vriendschap in plaats van de liefde den inhoud vormt. Yves is een Bretonsch matroos, dapper, hartelijk, edel moedig, zoolang hij nuchter is, maar onder den invloed van den drank aan een wild dier gelijk. Zijn officier, Loti, wien hij het loven gered heeft, onderneemt de taak, hem te redden on krijgt hem in zijn eigen dorp gelukkig getrouwd, na vele avon turen. Do Académie bekroonde Mon frère Yres, dat in de Recue des deux Monde» verscheen, en evenals dit met Ludovic Halévy en zijn Abb Constantin het geval was, langs denzelfden weg wel den schrijver tot de Académie had kunnen leiden, als Viaud niet kort daarop oen grooto onvoorzichtigheid begaan had. In don Tonkin-oorlog namelijk ging hij met de Atalante naar Ann?m, on nam er aan verschillende gevechten deel. Een drietal brieven hierover, in Figaro verschonen, waren wat al te bloedig rood gekleurd. Met epische kwast schilderde Loti de bergen van lijken, hot vervolgen van weerlooze Annamitcn. hot bloedbad door do Fransche ma trozen aangericht, zoo, dat erin debuitenlandsche pers een kroot van afgrijzen opging. Do minister van marine ontbood Yiand naar Parijs, waar intusschen do pers het bijna eenparig voor don schrijver had opgenomen. In Figaro zelf schroot' Albcrt Dclpit: Men verbrijzelt zijn degen, omdat hij zijn pen niet hoeft willen vevbrij/oloii. De minister weet zeker niet. dat de heer Viaud op weg is ocu «lor beroemden in Frankrijk te wor den." Eu in de Justice, geheel liet (egonnvorgosteldc kamj), las men: .,/al men den schrijver, wiens gedachte, hot passende woord gevonden boeit. den kunstenaar, die de werkelijkheid in een volzin weet to boetseeren. die. als hij wil, mensclidom en natuur in de bladzijde van een boek kan sa menvatten, zal men hem helettcn te zien wat hij onder de oogen heeft, on lieui dwingen met de lovende woorden die hij to! zijn hoM'liikking hooft, slechts deinde concr-ptiëu van zijn verbeel ding te versieren '.'" De minister zelf gaf aan Viand woldra een eer volle betrekking terug, aan het inarine-arr-enaal te Rochofbrt. Hij trouwde met eene jonge d,"?me van goeden huize. Jihuiebo Franc de Forrières. dus geen jtarahn ot' FaUnigave en deed in zijn bruidstijd zijn laatsten roman tot heden ver schijnen, Pêcheur d'Islande. Hier is de natuur eene geheel andere, maar niet minder indrukwekkende dan die der eerste romans; de helden zijn Bretonsche visschers. Het zou eigenaardig zyn, dit boek naast Richepin's La Mer en zijn roman La Glu te leggen en eene vergelijking te maken tusschen beider visschersvolk. Loti's held is Yann Gaos, een Bretonsche reus, visscher op IJsland. Men wil hem een rijk meisje aanpraten, Gaud Mével, een nichtje van zijn jongen kameraad Sylvestre Moan; Yann is echter even pessimist als Loti's andere helden, hij acht de vrouwen niet en zegt dat hij alleen met de zee trouwen zal. Sylvestre valt intusschen in de loting en gaat naar Tonkin. Het tooneel waarin zijn oude groot moeder het bericht van zijn dood ontvangt, is onbeschrijfelijk treffend. Na Sylvestre's dood ont moet Yann het meisje weder, dat intusschen arm geworden is; hij trouwt haar thans, maar de wraakzuchtige zee, wie hij ontrouw is geworden, doet hem bij do eerste reis naar IJsland vergaan. Eene zeer eenvoudige geschiedenis, maar weder zoo oorspronkelijk en persoonlijk Loti's eigendom, dat men er niet aan denkt hoe oud zij is. De smart der weduwe is geteekend, alsof men iets ongekends en onontdekte voor oogen had. Alleen het ver rassend avontuurlijke, het humoristische en fan tastische, dat in Fleurs d'ennui te midden van droefgeestigheid en ontmoediging zoo aantrok, is in Pêcheur d'Islande minder vertegenwoordigd. Het zou jammer zijn, indien deze zijde van Loti's talent in volgende romans meer ging ontbreken. SCARAMOUCHE. Brieven, door LOUISE STKATBNUS. Gouda G. B. van Goor Zonen. Niet zoo zeer de naturalisten-zelven, als wel hunne bewonderaars, gedragen zich, als of de praktici in dat genre oene nieuwe ontdekking gedaan hebben en dat vroegere geslachten niet gedroomd hebben van de naauwKeurige natuur waarneming en de naieve uitdrukking, die de jongere school wel eens onder de verdenking valt bij alle kunstwerken in de zelfde mate aange wend te willen zien en waarvan mon de verwon derlijkste gevolgen zou mogen verwachten ; waar het onbeschrijflijkst kunstgenot uit voort zou komen. Men zou mecnen, dat een weinig onder zoek en een weinig nadenken deze leer met machteloosheid moesten slaan. Zon men werkelijk gelooven, dat men in de naturalistische kunstbeoefening (om alleen van de literatuur en van de laatste drie eeuwen te spre ken), veel verder zou mogen gaan dan Shake speare, Rabclais, Montaigne, Breêroó, Molière, Lawrence Sternc en de schrijvers dor zoogenaamde physiologies" van voor 40 jaar geleden, in de verschillende landen ? Laat de deftige Van Alphen zijn kleine Hieronymusjens, spijt hun pruikstaartjens, niet al zeggen: Schryven moet men, zegt Fapaatjen, Even zo als of men praat; Daarom zal ik, lieve Kaatjen, U vertellen hoe 't my gaat"? De man had blijkbaar over de zaak nagedacht. Reeds hij ondervond en voorzag, in 1781, de ver afgoding, waarvan de l e e r, ten koste van den inhoud, het voorwerp was en nog erger wor den zou, en daarom legt hij zijn broekemannetjen de gehuichelde verklaring in den mond : Myn spelen is loeren, myn leeren is spelen, En waarom zou my dan het leeren vervelen?" Hij had er al een duister besef van, dat leeren j niet is kundigheden opplakken; maar geest en j hart openen om indrukken te ontvangen en die, met het genoegen, dat men bij een behoorlijk bereid en behoorlijk voorbereid middagmaal smaakt, te assimilceren met nns innigste wezen. Schrijven, vooral briefschrijven, moet niet zijn cone pijnlijke hersenoefening, maar het opondraayen van eon kraantjon onzer geestrijke per soonlijkheid. Ik geef echter toe, dat niet alle vaatjens even j good gevuld zijn. Daar zijn menschon, dio niet clan met do uiterste inspanning een brief kunnen j schrijven. Mon zou, naast de talrijke voorstellen [ tot verdeeling van het mcnschdom in twee helften, j ook dezo verdeeling kunnen aannemen: menschon, i die brieven kunnen schrijven en monschen, die hot niet kunnen. Wij zijn Freule Stratenns dank schuldig, dat zij do eerste helft tracht to doen aangroeycn. i Weinige letterkundigen zijn trouwens zoo bevoegd daartoe eon poging to doen. Zij verstaat bij uit| ncmendhoid do kunst van brievenschrijven. Xaj tnurlijk verloochent zich, ook in bare korrespondentie, haar aard on richting niet, die altijd blijken dragon van de vereering, die zij aan het ideale gewijd heeft; maar deze; is niet zoo eenzijdig, dat do les van Van Alphen er door weersproken wordt. Do verzameling Brieven", die zij bij Van Goor tor perse gelegd heeft, kunnen werkelijk als voorj treiiijko voorbeelden dienen, hoe men behoort te l schrijven: terwijl deze praktijk wig door kleine ! theoretische inleidingen wordt toegelicht. Men vindt hier allerlei brieven, en ofschoon zij oen algemeen charakter hebben, hoeft de schrijf ster zich weten te hoeden voor het stijve en koele, dat met het algemeene, zoo licht gepaard gaat. /ij voegt aan hot boekjen eon lijsfjeii van titu! latiu'on toe, dat nog wel \oor eenige koiiip'etooring ? vatbaar is. Do titels van Vorsten. Ministers. Kommissarissen ! des Koniiigs. Leden \an (ioroclitshovon. Doktoren. (ieo.-tolijkon. zijn aehter-wogo gebleven. Ook srhrijit men niel alleen i;i zijne belrekkhig" l!'<Vj'vi'<v ijt-^l.rt'i^ic llcfïaan oen ad\okant. Ai.n. TM. wone vergadering te verdagen. Verder heeft het bestuur besloten, het aantal bestuursleden, in verband met de steeds vermeerderende werkzaam heden, van tien op elf te brengen. Dientenge volge moet aanstaanden Donderdag (des avonds te 8 uur in het Odeon) worden voorzien in v\jf vacatures, voor welke door het bestuur de vol gende dubbeltallen zijn gesteld. Vacature W. Cnoop Koopmans de Heeren J. J. K. Leyds en Dr. J. C. C. Loman. Vacature J. A. Royer de Heeren J. L. Gunning en S. E. Ypey. Vacature D. H. Joosten de Heeren B. Tiefenthal en A. J. Heineken Jr. Vacature F. T N. Bianchi de Heeren Frans Coenen en Simon van Hoorn. Nieuwe bestuursplaats de Heeren Dr. E. D. Pijzel en Mr. M. F. de Monchy. De bovenvermelde voorstellers van wijzigingen in het reglement hebben tevens ook candidaten aanbevolen voor het lidmaatschap van het be stuur, die, voor zoover zij niet reeds op de ge stelde dubbeltallen voorkomen, daaraan volgens art. 12, al. 2 worden toegevoegd. De aldus aanbevolenen zijn de Heeren F. T. N. Bianchi, Frans Coenen, Prof. W. M. Gunning en Dr. E. D. Pijzel. De Heeren Coenen en Pijzel staan reeds op dub beltallen van het bestuur; in overleg met de voor stellers wordt de Heer Prof. W. M, Gunning bij het eerste en de Heer F. T. N. Bianchi bij het derde dubbeltal gevoegd. EXCELSIOR. De zang-vereeniging Excelsior heeft eene cir culaire verzonden, waarvan wij het volgende ontleenen. Met voldoening zien wij terug op het schitte rend tijdperk van Excelsior'"s bloei en brengen onzen afgetreden Directeur, den Heer JuUus Röntgen en het vorig bestuur onze welgemeende hulde voor hunne onvermoeide pogingen, waar door zulke schitterende resultaten zijn verkregen. Toch valt het niet te ontkennen dat de rich ting, die in den laatsten tijd gevolgd werd, eenigszins het eigenlijk doel der Vereeniging: de vere deling van het volk door den invloed van de ge wijde muziek voorbijstreefde. Wij vertrouwen geheel in uwen geest te hande len, wanneer wij ons de bereiking van dit doel tot een der eerste plichten stellen. Met voldoening kunnen wij U mededeelen dat onze Eere-Directeur, de Heer G. A. Heinze daartoe met algemeene stemmen aangezocht, zich bereid hoeft verklaard, de leiding onzer zangoefenin gen en uitvoeringen vooralsnog op zich te nemen. Wij twijfelen niet, of deze kennisgeving zal door U met volkomen sympathie worden ontvangen. In overleg met den Heer Heinze zal het tevens ons streven zijn, Xederlandschen toonkunstenaren do gelegenheid aan te bieden, hunne talenten, zoowol op vocaal als instrumentaal gebied in onze Vereeniging geldend te maken." Onze beste wenschen volgen de Vereeniging op den nieuwen weg, dien zij heeft ingeslagen. V A R I A. De heer Chronegk, die te Amsterdam ook vrien den hoeft, herdacht den 4-n dezer den dag waarop hij voor dertig jaar zijn tooneelloopbaan begon. Hij is thans hoofdregisseur van het Meininger hoftheater, dat onder hom tot znlk een hoogen bloei geraakt is. Hij trad het eerst op in Kroll's Thea ter te Berlijn, in jonge komische rollen. Sedert 1866 is hij te Mciningen, eerst nog als acteur ; in 187.'! werd hij regisseur, 1876 oppcrrcgisseur, 1877 directeur, 1879 plaatsvervangend intendant, 1880 intendant, 1884 hertogelijk Meiningsch hofraad. Dit schijnt wel de tóton de mrtréchal to zijn, tenzij mon hem nog gehcimhofraad mocht willen maken. DE AMSTERDAMSe!!!-; AFDKELIXG VAX TnoXKFXsT". Het iH'Miiur der iifdeoling heeft aan de leden medegedeeld, dal het van een aantal leden voor stellen tot woKlierzioning hoet't nnuangon. doch in overleg mot de voorsteller- beginton boeit, de behandeling daarvan tut eene volgende liuiteng:1Eon dor ijverigste on scherpzinnigste Shakespcarc-c.ommentatorcn, de heer Clement Mansfield Ingleby, is overleden. Hij dood in 1852 eon dik bock verschijnen: The Shiikespcare fabrication, in 18(11 een standaardwerk: A complete riew of the ftluikespeure co»troi:crsy. In 1881 gaf hij Sliakespcitre. the m«u <md the book, en bezorgde ver scheiden uitgaven dor New Shakcspoare Society. De bekende concert-zangeres, Mevrouw Amalie Joachim, hooft, op dringend verzoek van den kapel meester Levy to Miinchen, de rol van Orphcus in (ilncks bekende opera op zich genomen, on die eenige dagen geleden mot voel succes vervuld. Mevrouw Joachim was, voor haar huwelijk, aan bot ballet verbonden, en zal zich dus tusschen de coulissen nog wol good te huis hebben gevoeld. Er is weder eene nieuwe symphonio van Richard Wagner ontdekt. Voor eenige jaren kwamen do orkcstpartijen van eene verloren symphonio door een toeval weder te Dresden te voorschijn. Xn is in bot Wahnfriod-airhief te Bayrcutb cone tweede symphonio gevonden, althans do schots er van. liet werk dateert uit IS.'M; Wagner was destijds muziekdirecteur aan den schouwburg te MaagdenAdoüna Patti is geëngageerd voor twee concer ten. te .Manchester en te Liverpool op 2-1 on ,"(» Octiibei- te geven. Zij ontvangt por avond eon honorarium van vijfhonderd pond sterling. De dooi' de l.ondonsclio lirma Virtnos uitgege ven ..Art Anniial lor 1SS6" /al gewijd zijn aan liet leven en de werken van Alma Tadoma. Do levensbeschrijving zal van do hand zijn van Mejuf frouw Helen /'jminern. /o-. groote plaion /uilen reprodndiën zijn van des meesters werken ..Sappho". ..Srilie lievelingen", .. Eeno voorlezing uit Homerus". .. I-Vedegondo". l'amlora" on -.-Wio is liet V", terwijl een veertigtal bouwlieden dcu tekst /.uilen opluisteren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl