Historisch Archief 1877-1940
N°. 486
DE AMSTERDAMMER
A°. 1886
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN H O L K E M A, te Amsterdam,
Kantoor: Rokin 74.
Zondag 17 October,
Abonnement per 3 maanden ? 1.?. fr. p. p. f 1.15.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . O.H).
Adverlentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20.
Reclames per regel 0.40.
Bij dit Nummer behoort een Bijvoegsel.
INHOUD:
EEN GEJAAGD HERVORMER. FEUILLE
TON: Mietje on Matje, Novelle naar Julins Stindc,
IV. _ VAN OVER DE GRENZEN, door E. D.
Pijzel. OPRUIING. UIT DE BISSCHOP
STAD, door Polydegmon. UIT PARIJS, door
A. B. KUNST EN LETTEREN: Ernst Possart,
II, door A. Th. Hamlet, II. Muziek in de
Hoofdstad, door H. C. P. D.
Kunst-ten-toonstelling, IH, door Alb. Th. Pieter Corneliszoon
Hooft, door Dr. Jan ten Brink. VARIA.
MILITAIRE Z^'KEN: De voorziening in de be
hoefte aan verduurzaamde levensmiddelen voor
het leger, (slot). SCHAAKSPEL. A. B. C.
voor Vrouwen, door Prof. Celibatarius.
OudAmsterdamsche Verscheidenbedcn. ALLERLEI.
HANDEL. BEURSOVERZICHT, door E.
E. TE HUUR. ADVERTENTIEN.
Een gejaagd hervormer.
De Tweede Kamer heeft in de afgeloopeii
week met buitengewone haast gewerkt, en
zag haar werklust beloond met een reces
van ruim drie weken.
Eerst den 4en Nov. zal zij weder op het
Binnenhof terugkeeren; dan, naar men mag
vermoeden, om met de begrooting zich bezig
te houden. De »bek\vame" spoed van den
heer Heemskerk zal zich in dien
tusschentijd openbaren in het verzamelen van
gegevftns, waarop de nieuwe kieswet en het
voorloopig kiesreglement moeten worden gebouwd.
In 1887 krijgen wij dus ganseh buitenge
wone dingen, misschien wel gaiisch buiten
gewone daden te zien.
? De Kamer kon daarom vrij wel een ar
beiders-enquête aandurven, aangemoedigd
als zij werd door Mr. Heemskerk zelf. Heel
een winter mogen de leden der reeds benoem
de Commissie aan het vragen tijgen om ant
woorden in te zamelen. Men heeft haar bij
voorbaat willen afschrikken door te
herin
Feuilleton.
Mietje en Matje.
4) Novelle
NAAK
JULIUS STINDE.
Toen Dora de deur opende en den gevreesden
Kapitein in het oog kreeg, raakte zij zoo van
streek, dat het haar, zoo vertelde zij
lateidikwijls en gaarne, »als een letterlijk aambeeld
op de borst gelegen had", en zij nauwelijks
in staat was, tot bezinning te komen. Daar
om had zij ook den kapitein niet eerst bij
Mevrouw de geheimraadsweduwe aangediend,
en gezegd dat hij haar wegens een ernstige
zaak wenschte te spreken, neen, zij had hem
maar terstond naar den tuin gewezen, waar
de geheimraadsweduwe onder de zonnetent
zat te haken of te breien, zij kon niet precies
zeggen welk van -de twee, misschien zat zij
OOK te naaien.
Mevrouw de geheimraadsweduwe was na
tuurlijk ook ^zeer verrast geweest, maar had
toch den kapitein met deftige beleefdheid
uitgenoodigd, plaats te nemen, en de kapitein
was zoo vrecslijk voornaam gaan zitten, dat
men zijn Schepper danken moest, als men
met de geheele geschiedenis niets te doen had.
»Want", voegde Dora er bij, >als de deftige
lui elkander niet kunnen uitstaan, zijn zij
kwaadaardig beleefd tegen elkander".
De eerste begroeting was inderdaad zeer
vormelijk, en het kon ook wel niet anders
zijn, want ieder meende in den ander een
proceszoekenden tegenstander te zien. Toen
echter de kapitein de geheimraadsweduwe om
vergiffenis vroeg voor Zörbig, en hoopte dat
zij het geval wel zou willen vergeten, zeide
de dame verwonderd:
»Ik meende, dat u mij wildet aanklagen!"
«Pardon," antwoordde dekapitein, -juist de
verzekering, dat u, mevrouw, mij voor de
balie zoudt doen dagvaarden, deed mij om de
gunst van een onderhoud verzoeken."
neren, dat de spoorweg-enquête 13000 vragen
had vereischt! Edoch zij liet zich niet uit
het veld slaan. Zij stond gereed en wilde
niet langer wachten. Voorwaarts sprak zij
bij monde van den heer Borgesius en
wie haar wilde tegenhouden verrichtte vruch
teloos werk. Dat het haar wel bekome, de
arbeid der commissie voorspoedig zij !
Of zij dan inderdaad met zoo groote in
genomenheid, overtuigd van een nuttig werk
te verrichten, het enquête-voorstel heeft goed
gekeurd '?
Wij zouden het niet durven beweren. Men
zou het verslag der afdeelingen over het
enquête-voorstel niet gelezen moeten hebben,
om te kunnen meenen, dat de verwachting
van een groot deel der
Yolksvertegcnwoordimng hoog gespannen is. Het instellen eener
o ooi
parlementaire enquête, wordt niet slechts door
den politieken toestand van het oogenblik,
maar ook door de wetsbepalingen, die zulk
ecne enquête beheersehen, dermate gedrukt,
dat slechts zeer enkelen in den lande veel
heil van dezen arbeid kunnen te geinoet zien.
De wordingsgeschiedenis van het voorstel
verklaart veel. Het was na de
Amsterdamsche troebelen, die men aan het drijven der
socialisten toeschreef, dat de Kamer plot
seling meende het bewijs te moeten leveren,
hoezeer de belangen der arbeidende klasse
haar ter harte gingen. Onder den invloed
van hetgeen aanschouwd was, kwam men
tot hot besluit iets ten nutte van dat deel
des volks te doen, om welks welzijn mon zich
zoo weinig bekommerd had. De ecne staat
kundige partij had hier der andere niets te
verwijten, en zoo zag men clericalen en
auticlericalen zich vcreenigcn om gemeen
schappelijk op te treden.
Men bedoelde het ongetwijfeld goed. De,
toejuiching was dan ook algemeen. Doch
toen men tot nadenken kwam, ook buiten
de Kamer, rezen de bezwaren tegen eene
parlementaire enquête over een onderwerp als
»Het is goed dat wij elkander spreken,"
zeide de geheimraadsweduwe, <>indien ik reeds
vroeger het genoegen had gehad, met u ken
nis te maken, dan zou het misverstand voor
komen zijn, dat ons licht tot groote onaan
genaamheden had kunnen brengen."
>U verwijt mij een onbeleefdheid," zeide
de kapitein na een poos. >IIet wa.s /oker mijn
plicht geweest, u ecne visite te brengen, na
dat ik hier was komen wonen. Maar daar ik
geen omgang heb, en geen conversatie wensch,
zult u het mij vergeven, dat ik ten uwen op
zichte geene uitzondering gemaakt heb."
»Tot heden althans," viel de geheimraads
weduwe hem glimlachend in de rede, want
nu, nu het ijs gebroken is, hoop ik, dat wij
zeer goede vrienden zullen worden. Uw een
zaam leven heeft mij dikwijls treurig gestemd,
'k gevoelde medelijden met u, zonder u Ie
kunnen helpen, zelfs niet, met een hartelijk
woord. Hier is mijne hand. Sla toe en de
partijen zijn verzoend."
Met ridderlijke galanterie greep de kapi
tein de aangeboden hand en bracht haar aan
zijn lippen. De geheimraadsweduwe merkte
bij deze gelegenheid een ring op, dien de
kapitein droeg, en (instelde. Het was een ring
van zeldzaam voorkómenden vorm met een
ovaal medaillon, dat op een gouden grond met
groenen rand een zwarte siihouette vertoonde.
->lk ken dezen ring," riep de geheimraads
weduwe uit, >'hij was eenmaal in het bezit
mijner liefste vriendin. Zij stierf, nadat haar
zoon geboren was."
»Mijne moeder," antwoordde dekapitein
zacht. »Noolt heb ik baar gezien, nooit den
klank harer stem gehoord."
»Zoo dicht in mijn buurt dus was de
zoon mijner lieve Amalia", zcidc de geheim
raadsweduwe, ->was het wel goed van hem,
zich zoo afgesloten te houden ?"
_?»Gij vraagt bet mij," antwoordde de kapi
tein, »u mag ik het zeggen, wil ik het zeggen,
waarom ik degene werd, die ik ben; het is
als sprak ik tot de vrouw, wier dierbaren
naam gij daareven noemdet. IJ et verleden
heeft mij alles ontnomen en mij slechts de
bitterheid gelaten; deze is de gezellin mijner
eenzaamheid."
"Alles ontnomen?" vroeg de geheim
raadsweduwe.
-Ja, het leven bleef mij, het bestaan, het
het onderhavige, al spoedig op. De Hoeren
Sehaepman, Loliman, Sanders waren de tol
ken van een zeer groot deel der natie, en
waarschijnlijk spraken zij ook uit, wat de
meerderheid der Kamer zelve dacht. Ken
parlementaire enquête, dat is een onder
zoek naar arbciderstoestanden en
arbeidersei-chen door parlementsleden, die, bijna
zonder uitzondering, allen geheel bui
ten de arbeidersbeweging en de
arbeiderswjveld staan, is, wél beschouwd, een on
ding. Hoe toch kan zulk een onderzoek
onpartijdig zijn?
Het gaat reeds uit van de mecning, in
het voorloopig Verslag in ronde woorden
vooropgesteld, dat het »de ongegrondheid zal
bewijzen van tal van voorstellingen, waardoor
de arbeiders tot ontevredenheid met hun lot
eu lot het doen van onredelijke eisclien ge
bracht worden." En vooruitloopeiule op de
uLkomst.cn van het onderzoek, streelt men
zich met de verwachting, »dat een dergelijk
onderzoek aan de arbeiders zal toonen, dat
de Vertegenwoordiging niet schroomt maat
schappelijke toestanden, waarbij hunne be
langen betrokken zijn, te onderzoeken en het
licht der openbaarheid (c doen schijnen over
misb"tiiken, die zich bij den arbeid mochten
voordoen." Zeer schoone resultaten, die
men zich belooft. Maar zullen zij ver
kregen worden door een panemrnlitii'e
('tiii/iitixti/f ? Zou juist, om den arbeider,
zoowel van liet een a's van het ander te
o" :' 'gen, niet in stede» van een
piirlriiiru:i>,," commissie, eeue staatscommissie
ino.'.1ten benoemd zijn ? Eene Commissie wel
ker leden zich naar goedvinden zouden kun
nen verplaatsen en waarin aan personen
niet het fabriekswezen vertrouwd, eene nieuwe
plaats kon worden toegekend." Zulk eene
commissie, o t' kamers van arbeid, door de
werklieden zelven te verkiezen, zonde meer
vertrouwen bij de arbeiders genieten en
beter in staat zijn de veelomvattende laak
te helpen vervullen, die thans uitsluitend
recht om mijn dagen te tellen tot het einde,
dus nog heel wat!" voegde hij er bitter bij.
-'Wilf: gij dan de eenige zijn, dien hel lot
voor verliezen bewaarde?'1
-liet lot ontroofde nnj mijn levensgeluk!"
--En gij, een man, kun! dat. verlies niet
overwinnen; gij mokt legen liet lot en be
graaft u levend ?''
De kapitein was bleek geworden. -Zelfs gij
spot met mij?" zeide hij ruw. -Zoo ziet ge
immers zelf in, hoe ik gelijk heb door mij
terug te trekken en eenzaam te leven?" Ilij
wilde opslaan en zich verwijderen. De ge
heimraadsweduwe legde de hand op zijn arm.
-Ik wilde u niet kwetsen," zeide zij, en
dat te minder, omdat ook ik weet, wat de
j slagen van het noodlot zijn. Maar oprecht
gesproken... ik begrijp u niet."
-Sinds mijne jeugd >tond ik alleen," begon
de kapitein. 'Mijne ouders stierven, eer ik
nog oud genoeg was, om de herinnering aan
hen te behouden; mijne bloedverwanten had
den niet veel liefde voor mij over, want als
ik er niet geweest was, zou hun de aanzien
lijke erfenis niet ontgaan zijn. Ik wist niet,
hoc het een incn.-chenkind te moede is, dat
beminnen mag en bemind wordt. Eene
troostelooze jeugd, mevrouw.
Maar verder: Ik werd soldaat, hol samen
zijn met de kameraden deed mij goed; het
was een soort vergoeding voor hel benijde
geluk, dat anderen door familie en bloedver
wantschap genoten. Wellicht zou mijn leven
minder dof geweest zijn, als ik de mcnschen
| gemakkelijker had kunnen naderen eu mij
beter had kunnen aansluiten, maar ik bezat
geen innemend uiterlijk. Men voelde zich niet
op hef, eerste gezicht lot mij aangetrokken, zelfs
boezemden mijn roode haren aan velen
voorroordeel in. Gekrenkt vertrouwen, onbillijke
afstooting maken bitter en schuw. Zooals de
kiemen van vele planten, die inliet donker
voorttelen zonder te sterven, giftige stollen
opI zamelen, welke de in hot licht groeiende plant
| niet kent, zoo ontwikkelen zich ook in het
gemoed van den misdeelde en miskende wan
trouwen, nijd en haat, wanneer hem de zon
neschijn der liefde wordt onthouden. Mij al
thans ging het zoo. En toch kwam er een
tijd, die mij veeldui/e.'idinaleii beloofde weer
ie geven, wat nnj tot dusver aan aardsch ge
luk was onthouden...''
aan Kamerleden wordt opgedragen.
Men verheugt zich algemeen in de
neigingder Kamer om zich de belangen der arbei
dende klasse aan te trekken, maar dit neemt
niet weg, dat weinigen ecnig praktisch resul
taat van deze enquête zich voorstellen. En
zij, die te dien opzichte sceptisch zijn, be
treuren ten zeerste de zonderlinge overijling
waarmede dit enquête-voorstel in behandeling
werd gebracht. Ter nauwernood was het ver
slag der afdeelingen in druk verschenen,
of het werd door een mcmoriclje van ant
woord gevolgd, en vóór dat de publieke
opinie over verslag en antwoord zich had
kunnen uilspreken, was hel lot van het voor
stel reeds beslist. Het is of de Voorzitter
en de Heer Borgesius beiden niet al te gerust
waren op den loop, dien de zaak zou nemen,
als er voor wrijving van gedachten de noodige
tijd gelaten werd. Toch, zoo heel ongerust
behoefde men niet te zijn. Bijna niemand
der Kamerleden had den moed zijne overtuiging
getrouw te zijn, nu eene parlementaire enquête
was voorgesteld. Men vreesde, zooals de heer
Willink duidelijk te kennen gaf, dat het pu
bliek aan een afkeurende stem eene verkeerde
uitlegging zou geven. En voor zoo iets
onschuldigs als een parlementaire enquête
over arbeiderstoestanden wilde men dat ge
vaar niet loopcn.
Het verwondert ons echter dat de Heer
Borgesius een gunstig oogenblik om voor de
arbeidende klasse iets goeds te verwerven,
z ;O onbedachtzaam heeft laten voorbijgaan.
]'.v.,e parlementaire ej<r!'.i<'.tv zit hoogst
waarschijnlijk onze sociale wetgeving we
der een paar jaar in den weg. Ze zal
eeniire bouwstoffen opleveren, maar langs den
oinslachtiu'sten en minst zekeren weg. Had
hij den stoot- gegeven tot de oprichting van
kamers van arbeid, hij zou, zij 't dan,
ook met meer moeite en niet zoo ver
vaarlijk snel, een succes hebben be
haald, waarvoor (Je arbeiders hem blijvend
dankbaar konden zijn. Want noch de
1100
l)e kapitein zweeg, als in zijn herinne
ring verzonken.
-(iij vondt liefde?" zeide de geheimraads
weduwe zacht.
-- >Ik vond haar," zeide de kapitein aan
gedaan, ^zaligende liefde."
Ma eene pauze ging hij voort: >-Wat ons
tezamon bracht was het gelijke lot, de verla
tenheid, de eenzaamheid midden in het ge
woel van het leven. Zij eene vreemde, ecne
dochter van Frankrijk, was door den nood
gedrongen, aan de onvriendelijke kinderen
eener onvriendelijke familie de taal van haar
land te onderwijzen. Wij begrepen elkander
spoedig. Toen begon de feestdag van mijn
leven aan te breken, gloeide het. als morgen
rood in mijne borst; ik wilde, ik kon het niet
gelooven dal ik bemind werd, bemind om
mijn zelfswil, ik vreesde te verzinken, voor
de werkelijkheid van zulk een geluk. In dat
oogonblik van den eersten kus, van het eerste
innige ik heb u lief" genoot ik bovcnaardsch
geluk: de vloek was van mij weggenomen,
de vloek van het onbemind zijn, die mij tot
op dat uur vervolgd had. De wereld lag voor
mij als in morgenrood, ik kende geen jaloezie
meer, want ik was de rijkste onder de rijken;
verdwenen waren haat en wantrouwen. He
laas dat geluk mocht niet duren.
-Miet duren?" vroeg do
gcheimraadsweduwen deelnemend.
Mijn verloofde keerde naar Frankrijk
terug; hoc gaarne ik haar ook in mijne nabij
heid had gezien, de gedachte aan haar ver
blijf in dat onvriendelijke huis was mij ondra
gelijk. Ik vergezelde haar naar Parijs, naar
hare tame. Zij was ecne wees, evenals ik.
(iij kent de enge huizen van den kleine
burgervtand te Parijs. In zulk een hokje, vele
trappen hoog, huisde de tante met haar
Angorakat : er was nauwelijks plaats meer
voor mijn blanke duif'. Zij echter was tevre
den, want zij was gelukkig. Na eenige maan
den wilde ik haar naar huis halen; ik had
alleen nog den haard inlerichtcn, waar zij
zou hcerschen als mijne vrouw. Toen brak
de oorlog mi. ''
De gchciinraadswi.'duwo maakt eene bewe
ging, als wilde zij ecne vreesclijke gedachte
afweren.
(Slüt l'olj/!.)