De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 24 oktober pagina 1

24 oktober 1886 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 487 DE AMSTEKDAMMER A°, 1886 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 24 October, Abonnement per 3 maanden ? 1.?. fr. p. p. f 1.15. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10. Adverteutiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . ,, 0.20. Reclames per regel , . 0.40. Bij ieder Nummer behoort eene plaat. Bijdragen en Brieven voor de Redactie bestemd, gelieve men te adresseeren aan Mr. M. G. Tu. TAST liOGHEM, Secretaris der Redactie, Keizersgracht 436. INHOUD: GROOTE STEDEN." FEUILLETON: Mie tje en Matje, Novelle naar Julius Stinde, (Slot). VAN OVER DE GRENZEN, door E. D. Pijzel. GEMEENTEZAKEN, II, door H. ROTTERDAMSCHE BRIEVEN, I, door Jan Hoekkruis. KUNST EN LETTEREN: Het Tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Hamlet, (slot), door J. H. Rössing. Muziek in de Hoofdstad, door H. C. P. D. Muzikaal Overzicht, door V. Kunst-ten-toon-stelling, IV, door Alb. Th. Een nieuw werk van Renan, door Scaramouche. Het laatste deel van Huet's Litterarisch Fantasien, door Bijvanck. Possart, door D. van den IJsel. VARIA. MILITAIRE ZAKEN: De voe ding onzer Cavalerie- en Officierspaarden, door W. Een roos, naar het Duitsch van Max Kretzer. SCHAAKSPEL. ALLERLEI. HANDEL. BEURSOVERZICHT, door E. B. TE HUUR. ADVERTENTIEN. Groote steden." Vooral de groote steden gevoelen den druk der tijden en lijden onder de gevolgen van een al te snellen aanwas der bevolking. Al ware in de laatste tien of twintig jaar de stijging van liet aantal inwoners normaal gebleven, de brandpunten vau verkeer, van handel, scheepvaart en nijverheid, zouden nog het meest worden aangedaan door de luste loosheid, die zich op elk gebied openbaart. Hoeveel te meer'moet dit het geval zijn nu de bevolking zelfs in de jaren van voor spoed buiten verhouding tot de tijdelijk heerschende welvaart is toegenomen? Feuilleton. Mietje en Matje. 5) Novelle NAAR JULIUS STINDE. (Slot.) »Ik zal u niet met de bijzonderheden lastig vallen," vervolgde de kapitein, met kracht zijn ontroering onderdrukkend. »Wij trokken in het veld, wij overwonnen, Duitschland's zonen streden voor hun beleedigd en bedreigd vaderland. Op den dag van Sedan meenden wij, dat de oorlog voorbij was, en het bloed vergieten gedaan. Wij konden niet voorzien dat een verblind regentschap Frankrij k's hoofd stad aan het uiterste zou blootstellen. En toch geschiedde dit ongehoorde; opdat een aantal woelzuchtige politici konden onder drukt worden, moesten honderdduizende on schuldigen al het lijden vau het beleg onder vinden. En onder deze bevond zich mijn aanstaande, het eenige wezen op de wijde wereld, dat ik beminde, dat mij beminde. Wij schreven elkaar totdat het brievenverkecr was gestaakt, en hoopten. Zelfs in haar laatsten brief, waarin zij mij vertelde, dat hare tante ziek geworden was, en zij daarom alle denkbeeld aan. cpnc vlucht voor het gevaar verwierp, scheen zij aan het ernstige van den toestand niet te gelooven. Schertsend schreef' zij: Niet waar, men zal Parijs beschieten? En gij zult de kanonnen juist op het huis richten, waarin tante woont en de Angorakat en ik? Gij kent toch het huis zoo goed. Maar ik ben zeker dat op den kogel een groet van u geschreven staat en het woord: ik heb u lief, en dat er een krans Van rozen en viooltjes omheen gewonden is, opdat ik zie, dat gij barbaar toch nog van mij houdt. Toen Is wam er geen brief meer. Vergeefs trachtte mijn oppasser in de stad te komen; meer dan eens waagde hij zijn leven om mij bericht van haar te brengen, maar vergeefs. Bij het bombardement was juist dat deel van de stad, waar zij woonde, het doelwit van onze stukken. Ik zelf voerde het kommando. Toen Parijs zich had overgeHet heeft destijds niet aan waarschuwende stemmen ontbroken. De statistiek leerde jtl spoedig, dat de uitbreiding der stad, met haar bouwwoede en den daarmee gepaard gaanden speculatiegeest, een heirleger ai'beiders uit de provinciën lokte, waarmede de vermeerdering van het gemeenschappelijk inkomen der burgerij geen gelijken tred hield. Men weet het, in de provinciën was de lust om zich naar de centra te verplaatse.v ontwaakt, doch nog veel meer onder de arbeidende dan onder de vermogende klasse]). Zij, die hun vak goed verstonden, stelden zich gouden bergen voor van hetgeen zij in de groote stad zouden kunnen verdienen, en de brekebeenen bij de gebrekkige oplei ding, die de arbeiders ten onzent genieten, zoo overtalrijk waanden zich voor goed geborgen, als zij maar aan den stedebouw mochten medewerken, of in een bloeiend centrum hun bedrijf konden uitoefenen. De een sleepte den ander mede. Helaas, duizenden weten nu maar al te goed hoe zij zich zelf bedrogen hebben. Bij het wijken van de abnormale behoefte aan werkvolk, die zich een tijdlang kad doen gevoelen, bleek de markt weldra in elk op zicht overvoerd te zijn. Kort duurde het, of zelfs in het beste deel van het werksaizoen, liep een groot aantal arbeiders leeg, en of schoon men, zooals b. v. in het bouwvak, thans nog volstrekt niet van stilstand kun spreken, valt het zeer velen moeilijk om be hoorlijk aan den kost te komen. Voor de groote steden en voor Amstevda' in de eerste plaats, bleven de nadeelen aan deze ongezonde toestanden verbonden niet verborgen. De gemeente moest zich voor een veel talrijker bevolking dan voorheen inrich ten. De nieuwe eischen van handel, scheep vaart en verkeer, de uitbreiding der bebouwde kom, de behoefte aan scholen voor een onver geven, ijlde ik naar de zoo goed bekende plek. Ik vond een puinhoop; mijn geliefde was dood." «Sedert dien tijd ben ik weder eenzaam ge weest. Den dood, die mij op het ziekbed be dreigde, weerde Zörbig's trouwe verpleging af: anders was hij mijn verlosser uit lijden en wanhoop geweest. Deze werden mijn levens gezellen en niemand was er, die ze verdreef, Heb dank. mevrouw, dat gij mij wel hebt willen aanhooren, tegenover u heb ik moeten en mogen uitspreken. Gij zeidet, dat gij mij medelijden boodt. Nu gij mijn geheim kent. zult gij mij begrijpen en verontschuldigen." »Üwe smart kan ik verstaan", zeide de geheimraadsweduwe zacht, »want ook ik heb geleden en lijd nog, iedercn dag en ieder uur. Twee zonen in den bloei des levens ontnam rnij de oorlog...." De kapitein sprong op en zag haar met verwonderde blikken aan. »De smart wierp mijn echtgenoot op het ziekbed, waarvan hij niet meer verrees..." »En kunt gij dat dragen ?" vroeg do kapitein. »Ik moet het wel dragen," antwoordde de geheimraadsweduwe. »Ik moest mij wel dwin gen tot gelatenheid, want er was mij eeuc dochter overgebleven, een teeder, gevoelig kind, dat zonneschijn noodig had, liefde en vriendelijkheid en blijnioedigheid." »Gij zijt een heldin." De geheimraadsweduwe schudde liet hoofd. >God gaf mij kracht," sprak zij zacht. »Ik had niemand om lief te hebben," zeide de kapitein na een poos zwijgens. «Niemand ?" vroeg do geheimraadsweduwe. »0ok niet het vaderland, waaraan gij uwe krachten kondt ^\?ijden ? Heeft dat niet al de geestkracht noodig van degenen die het lief hebben, om groot en sterk te worden, opdat de offers niet te vergeefs gebracht zijn, welke de wreede worsteling om zijn bestaan ischte ?" De kapitein zweeg. ??>Waarom leerde ik u niet vroeger kennen ?" zeidc hij, als voor haar betoog \yijkend, ->IIct zou een zegen voor mij geweest zijn." De geheimraadsweduwe glimlachte. »De aanleiding daartoe ontijrak nog-, de kat was toen nog niet in huis gekomen. Maar nu weet ik liet wel wij worden goede vrienden." «Vrienden!" antwoordde de kapitieu. »Uw helder, licht gelaat, zal mij aan de duisternis onttrekken, dat gevoel ik. Gij zult mij liet geduld loeren, dat ik in trotsche teruggetrok kenheid niet vond.'1 De geheimraadsweduwe stond op, om haren mogende burgerij, vorderden niillioenen gul dens, terwijl tegelijkertijd, iets wat bij het sluiten van geldleeuingen ter voorz:ening in noodzakelijke uitgave zoo gemakkelijk gaat, ook luxe-uitgaven veel vlotter dan te voren werden toegestaan. Een onevenredig groot getal arme inwo ners, een buitensporig toegenomen gemeente lijke schuldenlast, ziedaar twee kwalen waar mede de groote steden, zoo wel hier te lande als elders, een tijdperk van stoffelijken achter uitgang zijn ingetreden. Het gevolg van een periode van bloei is, dat bij afnemende in komsten steeds hooger belastingen moeten wor den opgebracht. De draagkracht vermindert en het belasti ngcijfer stijgt. En deze moeielijkheid wordt nog verergerd, wijl de uitne mende middelen van verkeer, waarmede de groote steden met het platte land en de kleinere steden in de nabuurschap verbonden zijn, velen in staat stelt den zwaren belasting druk te ontloopen. Terwijl de arbeidersbevolking zeer snel aangroeide, de bemiddelde burgerij percentsgewijs slechts matig talrijker geworden is,' ziet juist deze laatste zich do gelegenheid geopend buiten de grenzen der gemeente zich te vestigen, zoo dat zij kan blijven ge nieten van de voordeden der groote stad, zonder in de uitgaven daarvoor gevorderd bij te dragen. Men noemt Haarlem wel eens de voorstad van Amsterdam, Nieuwer-Amstel ia dat zeker. liussum, Hilversum, Baan?. z;J7i d fit vooral tó zomers i>;j;i;i, in ---oi-jko mate. Hondenle:: bij honderden min of meer bemiddelde han delaars en n ij veren wonen buiten deze ge meente, om toch binnen haar gebied hun zaken uit te oefenen. Voorzeker vestigen deze personen zich in den regel niet buiten de handelsstad alleen of hoofdzakelijk om van de hoogere belastingen vrij te komen. gast in het huis te geleiden, en Eleonore be richt te geven, dat het proces was bijgelegd. Had zij echter een flauw vermoeden er van gehad, wat er intusscheii binnen gebeurd was, dan zou zij het onderhoud met den kapitein wel wat afgekort hebben. Doru, die niet anders meende, dan dat rle gevreesde kapitein het haar mevrouw zeer lastig zou maken, was naar juffrouw Koderieh gesneld, om den advokaat Hubcr tot verdedi ging der dames te roepen. Philippine wierp zij een blik van woede toe, walken dezen zich niet kon verklaren, en die haar terstond onder water zette. Mijnheer Huber maakte zich terstond op weg en gevoelde zich sterk genoeg, om het tegen tien kapiteins op te nemen. Hij vond Eleonore in de huiskamer in gezelschap van Pussy en Mietje en Matje, die zich als ge woonlijk op de Ikarische spelen toelegden. 4k vrees, dat er van het proces niets komt," zeide Eleonore. "Mama is in staat om toe te geven." »Dat zou niet raadzaam zijn," meende do jongman. »lk had er mij veel genoegen van voorge steld. Het was toch zoo prettig als u 's avonds kwaamt en ons van de paragrafen vertelde!. Dat zal nu toch gedaan zijn. En u zult Mietje en Matje ook zeker missen." De jonge man prevelde iets zeer onver staanbaar». Toen zeide hij, dat hij van het proces een goeden uilslag verwacht luid, en begon zijne luchtkasteelen op te bouwen, die alleen op de onzekere fuudecring van het proces gegrondvest waren, maar zich des te prachtiger voordellen, hoe hooger hij ze op richtte en hoe meer hij ze versierde. Daarbij werden Mietje en Matje geheel vergeten. Die twee speelden voor afwisseling >wil(!e jacht" en renden in woeste vaart over stoelen en sofa's. I)c jonge man sprak verder en Eleonore luisterde naar hem. Het moeten wel woorden van wonderlijken klank geweest zijn, die haar oor indronk, die een bekoorlijk rood op hare wangen tooverdcn, en hare oogon ontsluierden, zoodat zij niet zagen, hoe Mietje en Matje zich op de sofa op verboden terrein waagden en hunne klauwen bogeerig naar de dorre pluimen van den Makart-bouquet uitstrcklen. De jonge man vertelde haar, dat hij haar beminde, en vroeg, of zij hem wederliefde schonk. En zij zeide ja en hij omhelsde haar en kuste haar. Toen gingen zij zamcn een wandeling maken Allerlei redenen nopen of verlokken tot een verhuizen naar elders. Doch de gevolgen voor de gemeente-schatkist zijn daar niet minder ernstig om. De onbillijkheid, welke er uit voortspruit, blijft even voelbaar. Im mers zoo kan het niet anders of tal van kostbare inrichtingen, door de gemeente voor de burgerij gesticht, werpen voor vele personen groote baten af, zonder dat zij iets vergoeden uit de winsten en voortleelen, die meii zonder die middelen te bezigen, niet zou kunnen behalen. Zeer verklaarbaar is het mitsdien, dat reeds 17 Oct. 1885 het Dagelijksch Bestuur van Amsterdam Ged. Staten van Noord-Holland met nadruk op de wenscliekjkJieid gewezen heeft, »dat personen, die, elders woonachtig, hunne dagelijksche zaken in eene groote gemeente drijven, aldaar ook voor het inko men, uit die zaken getrokken, in de inkom stenbelasting kunnen aangeslagen worden." Niet minder verklaarbaar echter is het o. i., dat B. en W. op die mededeeling laten volgen : «Sedert hebben Burgemeester en Wethouders van deze aangelegenheid niets meer vernomen." Wij althans begrijpen volkomen, dat Ged. Staten voorloopig evenmin als het Dag. Bestuur van Amsterdam zelf er raad op zul len weten, hoe in deze de groote gemeenten van de ;i/<?/-groote of minder groote te onder scheiden. Waarschijnlijk zal ieder inzien, dat bij de tegenwoordige regeling der gemeentelijke belastingen een aantal plaatsen bijzonder uevoorreclu en een andere reek» van gemeenten merkbaar benadeeld wordt, nu het inwonen in de gemeente eerst bclastingschuldig maakt. Doch het spreekt wel van zelf, dat er eene geheele reorganisatie der gemeentelijke be lastingheffing zou noodig zijn, als men deze basis wegnam. in dien rozentuin die zijne poorten slechts eenmaal voor den menscti opent, en de aarde was voor hen verdwenen. Maar in het gezellig vertrek waren nog twee gelukkigen, Mietje en Matje, die naar hartelust verstoppertje speelden tusschen de gedroogde rietpluimen, en in het dorre bloem stuk onherstelbare verwoestingen aanrichtten. Zoete Pussy lag den slaap der rechtvaardi gen te slapen. De geheimraadsweduwe en de kapitein tra den binnen: »Eleonore," riep de geheimraadsweduwe, »<le katten !" Verschrikt staarde Eleonore op het onheil, maar in plaats van de misdadigers te .grijpen en weg te brengen, ijlde zij op hare moeder toe, omarmde haar heftig en barstte in een stroom van tranen uit. Lange verklaringen waren niet noodig. De door Mietje en Matje vernielde ruiker sprak duidelijk. 'Gij zijt nog te jong, kinderen," bracht de geheimraadsweduwe in het midden; ;>gij hadt moeten wachten, tot gij den ernst van het leven kent." Er was chter niets J aan te doen, en zoo werden Eleonore en de jonge advokaat verloofd. # * * Nog moet vernield worden, wat er verder gebeurde. De kapitein ging weder in staats dienst en gebruikte de in zijne eenzaamheid verworven kundigheden tot heil des vader lands; hij nam den jeugdigen advokaat onder zijn bescherming, hield hem vau avontuurlijke kattenprocessen af, en zorgde inderdaad va derlijk voor hem. Mijnheer Huber is goed op weg om een positie te krijgen en het niyrtenboompje, door Eleonore gekweekt, zal spoedig zijn groene takken voor den brvüuskvans moeten offeren. Zörbig en Uora hebben vrede gesloten. Hij moest zweren de kat niets in den weg te leg gen, en toen zij buiden trouwden, ging Matje niet hen mee naar huis. Mietje is huisgenoot van juffrouw Rodcrich geworden en wordt door LMiilippine buitengewoon lief verzorgd; als het de kul goed smaakt, vergiet zij tranen van aandoening. liet best heeft het, Pussy. Somtijds brengt zij zelfs den kapitein eene visite, die haar clan streelt; zij herinnert hem aan een Angora van gelijke kleur. Hij kan zonder bitterheid aan het verleden denken, sedert hij bemerkt heeft dat de zorg voor het geluk van anderen eigene smarten verzacht, want deze zorg is do weerschijn van eeuwige liefde in het hart der meiischen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl