Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 487.
ons niet over zijn schuld doen oordeelcn,
in een bijgevoegd vaersjen wordt gezegd
pjtó'htj vader noch moeder heeft; dat hij het kind
'"" , te ellande"; deze bizonderheid maakt de
itng Verdreven van huis wel wat
onduideVoor het overige neemt de Heer G. met dit
. een goede plaats onder onze figuurschilders in.
rijk was ons No. 106, Martyrerin
getien een- werk van den Dusseldorper Adolf
Deze kunstenaar heeft eene goede school
'^floorloopen. Leerling te Rome van Friedrich
jftrerbeck-zelf, kwam hij, naar Dusseldorp
te-ruggekeerd, onder de leiding van Ed. Bendemann:
1 net ernstige en bevallige element heeft dus in
zgne opvoeding niet ontbroken, 't Verdient on
tegenzeglijk hoogen lof, wanneer een jong kunste
naar zich met de borst op het historieele vak
blijft toeleggen: want de finantieele vooruitzich
ten zyn, in die sfeer, ook in Duitschland, weinig
aanmoedigend. Ik spreek niet van
waereldberoemde" kunstenaars.
Wanneer men de verdiensten van kompozltie,
teekening en ook van kleur dezer Martelares
voorstelling (onthoofd, ligt zij grootendeels met een
laken bedekt) in aanmerking neemt, zal men
net jammer vinden, dat de Heer Grass ons geen
minder akelig onderwerp ter bewondering heeft
-gegeven. Z\jne insgelijks onlangs voltooide schil
derij Das Begrabniss in den Katacomben", thands
- te BerUjn ten-toon-gesteld, is ook droevig, maar
aandoenlijker en daardoor aantrekkelijker.
Een der fraaiste doeken van de Ten-toon-stelling,
al hangt het niet in de eerezaal, is de schilderij
van A. V. Maasdijk: Charles Lebrun, die door
Maearin aan Louis XIV wordt voorgesteld. Het
" feit heeft plaats in tiesalle d'Apoïlon, in den Louvre.
't Is met een groot meesterschap afgebeeld. Het
meharakter van de drie hoofdpersonen is even
kennelyk aangeduid, als de schaar der hovelingen
met de lichtelijk geschakeerde stemming over
goten is, die ze moet bezield hebben. Louis XIV
is hier wel wat oud voorgesteld; de geschiedenis
toch leidt Lebrun bij den Koning in vóór zijn
20e jaar: want hij werd belast met de dekoraties
van 's Konings huwelijk. Voor 't overige is de
algemeene toon brillant, en de geest van de tijd
volkomen uitgedrukt. Wij mogen er trotsch op
zgn een schilder te bezitten, die, met zoo voel
elgantie en korrektheid, de historie, verlevendigd
door het ^ewre-element, vertegenwoordigt.
Een andere schilderij, die het bezoek dor
Tentoon-stelling waard zou wezen, is het meesterlijk
behandelde, levensgroote tafereel van den Heer
J. Gari Melchers te Parijs de Preek. Ik ver
neem uit een Holl. dagblad, dat het een gezicht
is in de kerk te Katwijk. Ik weet zeker, dat het
hollandsche boerenmenschen zijn in een dorpskerk
gezeten, en verlicht bij rechtstreeksche afstraling
en reflektie door dien lichtblaauwen
kladschilderstoon, die in zoo menige dorpskerk op te merken
valt. De boerinnen zitten, vier diep, voor elkaar;
een jonge meid is in den slaap der onschuldigen
gevallen, en wordt met groote verontwaardiging
gadegeslagen door een bejaarde buurvrouw. Do
opmerking is gemaakt, dat dit onderwerp even
goed op een kleiner schaal had kunnen behandeld
worden: volkomen juist. Het zelfde verwijt is
aan vele andere schilderijen op deze ten-toon
stelling te doen.
En daarom waardeer ik des te meer No. 2(51
van den Heer David Oyens : Het gedicht. Met de
weinige schoonheid, die aan schrijfsters past, maar
met meer gesoigneerde handen dan sommige harer
onderscheiden, beeldt de kunstenaar ons hier een
poëtesse af in hare inspiratie. Dit taferecltjen is
nu flink getoetst, helder van kleur, aangenaam
? van harmonie, in den .modernen geest; maar niet
te ruw, niet te weinig omgetrokken, niet te
impressionistiesch.
20 Oct. '86. ALB. TH.
EEN NIEUW WERK VAN RENAN.
De Fransche pers is vol van het nieuwste werk
van Renan, L'abbesse de Jouarre. Fiyaro bevat
een gedeelte der voorrede en een geïieele scène
van het drama, de andere bladen hebben beschou
wingen, waarin de bewondering moestal m&t eene
pointe de malice gemengd is. De plaats die het
werk in Renan's loopbaan inneemt, wordt geestig
in de Frankfurter weergegeven door Kar! Vogt:
Wanneer men don duivel een vinger geeft, dan
neemt hij spoedig de ganscho hand in beslag.
Men kan dit ook aan den philosoof Renan zien.
Tien jaren geleden gaf hij den duivel der poëzie
zijn pink, door in do dialogues philosojiJiignesvan
de stelselmatig wetenschappelijke methode af te
wijken. Twee jaar later liet hij zich een tweedon
vinger conftskeeren toen hij het wijsgeerig drama
Caliban schreef.
De derde vinger was hot vervolg op Caliban,
L'eau de Jouvence, dat in 1881 verscheen. Ver
leden jaar volgde Le prêtre de Némi, eveneens
wijsgeerig drama betiteld, maar met voel moer
handeling dan zijne voorgangers; het was de vierde
vinger. Voor den vijfden nam de duivel do gedaante
aan van den sympathioken administrateur dor
Comédie Franchise, Jules Claretie, en verzocht van
Renan een golegenheidsgedicht op Victor Hugo's
gedenkdag, 26 Februari. Rerian noemde het ge
dicht slechts 1802, maar hot was een tooneolstuk
en kwam voor het voetlicht. Thans heeft do duivel
de geheele hand gegrepen: onder den titol staat
drame, niet eens meer drame philosopliique, on de
inhoud rechtvaardigt geheel deze benaming."
L'abbesse de Jouarre is do ontwikkeling van oen
belangrijk psychologisch vraagstuk, behandeld op
een wijze, die don schrijver van La rie de Jésus
nog meer met de rcchtzinnigon brouiüeeren zal,
dan reeds het geval was. Na dit werk wil Renan
echter, om bij Vogt's beeld to blijven, terstond
de geheele hand weer uit den greep van den
poëtischen duivel terugtrekken, want in de voor
rede verklaart hij, nog de kracht in zich to ge
voelen om een groot werk van godsdienstgeschie
denis te schrijven, en zich geen divertissement
meer te zullen veroorloven voor hij dit voltooid
heeft.
De voorrede is niet het minst belangrijke deel
van het drama. Renan schrijft dat hij uit zijn
venster in het College de Franco de muren van
het oude college du Plessis ziet afbreken, het
welk in 1793 en 1794 tot gevangenis diende.
Men sloot er de verdachten" op, die meest allen
reeds vooruit veroordeeld waren en de gevangenis
alleen verlieten om naar de rechtbank der revo
lutie of naar de guillotine gebracht te worden.
Deze muren, gangen en zalen beschouwende, dacht
hij aan de gesprekken die daar in de laatste uren
vóór het oproepen mochten gehouden zijn, en hij
stelde zich een reeks Dialogues de la dernière
nuit voor. Een van deze dialogen legde den
grond tot het drama. Het uur dos doods is innig
philosophisch. In dien stond spreekt ieder goed,
want men staat tegenover het oneindige en is
niet geneigd om phrasen te maken. De voorwaarde
voor een dialoog is de oprechtheid der personen.
Het uur des doods nu is vooral dan het oprechtste
van allen, wanneer men den dood nadert in den
zuiversten toestand, dat wil zeggen in het volle
leven, gezond van lichaam en geest, zonder voor
afgaande verzwakking."
Hetgeen zich in dat stervensuur vooral oprecht
zal uiten, is de liefde. Als do menschheid wist,
dat binnen weinige dagen do wereld ten eindo
zou zijn, zou de liefde als cono razernij van alle
kanten uitbarsten; want wat haar weerhoudt, zijn
alleen de noodzakelijke grenzen, die het moreel
instandhouden der menscholijke maatschappij haar
heeft voorgeschreven.
Dit is de toestand, waarin. Renan zijne helden
plaatst. De abdis de Jouarre is ccne jongo vrouw
van vierentwintig jaar, die zonder eerdge roeping
sedert haar 16e jaar in het klooster vertoeft,
waarin men haar geplaatst heeft om het privilegie
van abdis in de familie te behouden. Een gevan
gene, de ridder d'Arcy, in het College du l'Iessis
opgesloten, herkent in haar, terwijl zij er wordt
binnengeleid, de markiezin Julie do Saint-Florent,
die hij bemind heeft vóór zij do gelofte aflegde.
Ook zij herkent hem en roept: Welk een spel
van het noodlot, mijn vriend... . Neon, het uur
is te plechtig, het zou ontwijding zijn. Zie mij
niet, herken mij niet! Wij willen beiden han
delen alsof wij beiden reeds gestorven waren;
binnen twaalf uren zal het zoo wezen." d'Arcy
vertelt aan zijn vriend, hoe Julie over de Kerk
denkt; zij is vrijdenkster, maar zij heeft vaak
gezegd, dat ceno rationeelo hervorming der Kerk
alleen door middel van dio personen kon geschie
den, die haar bleven toebohooron on zich streng
aan hare vormen hielden. Zoo is zij zolvo rein
on onderworpen gebleven zonder kcrkgoloof.
In de tweede acte, de meest dramatische en
merkwaardigste, is d'Arcy in Julie's col doorge
drongen, en tracht haar te bewegen aan zijne
liefde gehoor te geven. Julie bemint hem. Hij
wondt al zijn welsprekendheid aan, Gij wcot,"
zegt hij, hoeveel achting ik steeds had voor do
eischen dor maatschappij, zelfs voor hare
convenances. Maar welk recht hebben in dit
oogenblik do menschcn op ons ? De vrucht onzer liefde
zal met ons vergaan, een wezen van weinige uren,
verloren in den schoot van don eeuwigen nacht."
Julie verdedigt zich door haar trots. Wilt gij
dan, dat ik, in oigen oogcn vernederd, don dood
tegemoet ga ?'' D'Arcy werkt op hare liefde on
haar medelijden. Gij kondt do laatste uren
van uwen eonigcn vriend verzoeten on voor hem
den doodstrijd gelijk maken aan oeno eenwigo
belooning, on gij wilt niet. Uwe houding ais
abdis zal onberispelijk zijn, maar de ware groot
heid der vrouw zal u ontbroken. Do wan; Gorl
zal u zijn toorn niet sparen, al is ook do God
der monniken ontevreden."
Julie geeft eindelijk too. Ik heb geen redenen,
goed genoeg, om hem dien ik bemin, niet too to
staan wat ik afkeur." Hij kust haar, en de acte
sluit met Julie's woorden: Dit oogenblik is voor
mij hot begin der eeuwigheid."
De derde acte, Julie's straf, spoelt nog
in de gevangenis. Men komt do namen aflezen.
d'Arcy wordt opgeroepen en neemt mot eon blik
van liefde afscheid. Do abdis wacht hare beurt,
men sluit do lijst zonder haar naam to hebben
afgelezen. Zij verneemt dat een jong officier, van
groote familie maar in hot leger der Republiek
strijdend, door hare schoonheid getroffen, genade
voor haar gevraagd on verkregen hoeft. Zij is
wanhopig; zij begrijpt dat zij niet mag blijven
leven, zij tracht zich zelf to doodon, maar wordt j
wodcr bijgebracht on (eon zooi- indrukwekkende j
scène) eon oud eenvoudig priester, evon als /ij
gevangen, hoort hare biecht. Zij bekent hom hare |
zonde, zonder toe te geve», dat het eon zonde is. \
Do priester spreekt: Gij hebt u boven het voor- j
schrift dor wet verheven, on het voorschrift hoeft j
zich gewroken. Geloof mij, 'hot is niet goed, do j
letter dor wet to verachten. Nu log ik n als
booto op, te loven, u to vernederen, e u <U'U mis
stap dor abdis uittowisschcn door arbeid on toe
wijding in hot dagolijksch leven."
Do twee laatste bedrijven zijn minder interes
sant, moer gewoon. Julio zorgt voor haar kind, on
do oflicior die haar bot leven gered hooft, be
schouwt haar, na hare zondo vernomen te hebben,
als weduwe on trouwt haar. Het Concordaat is
juist van pas gesloten, om ook eene burgerlijke
sanctie van het huwelijk dor gewezen abdis toe
te staan.
Dat hot uitwerken van dit gewaagd gegeven,
ofschoon door Renan's schitterende behandeling
boven vulgair terrein verheven, nog velerlei pen
nen in beweging zal brongen, is niet to ver
wonderen, maar geen beoordeelaar zal strenger
de abdis richten dan de oude priester baar reeds
veroordeelt, en geen zal haar welsprekender ver
dedigen, dan zij zich zelve verdedigt. Van Renan's
betoogtrant wcigcre men ons niet eon kleine aan
haling als voorbeeld. Do abdis in de col. door
d'Arcy aangezocht, valt op do knieën naast hare
legerstede:
o (iod dor eenvoudige zielen, waarom heb ik
u verlaten! Hot kost veel, in do zedelijke wereld
ceno wet voor zich alloen to maken! Als ik
gotrouw was gebleven aan don algomoonon regel,
zou ik nu aandeel hebben aan die
verdoovingsmiddelen der laatste uren, welke onheilige ge
dachten en bittoro herinneringen op oen afstand
houden, en ons hot oogonblik dor vallende duis
ternis doen bereiken, als bedwelmd door dien
myrrhodrank, waarmede eertijds de vrouwen van
Jeruzalem tle laatste oogenblikken der
gemartclden verzachtten. Gewijde plechtigheden die don
loop der uren ongevoelig maakt, geheimzinnige
zalvingen die wel terecht onbegrijpelijk zijt, daar
gij op het onbekende doolt, gij zijt mij ont
houden! Gedoemd om de minuten elkander met
onverbiddelijke helderheid te zien opvolgen, heb
ik in mij de onbewustheid gedood. Daareven was
ik op het punt om in te slapen, waarom hebt
gij mij gewekt, d'Arcy?"
En d'Arcy antwoordt: De tijd, aan de sluime
ring gegeven, is voor het leven verloren. Gij
wilt, door overpeinzing, tot kinderlijken eenvoud
terugkeeren. Kinderspel inderdaad! Als onze
verstandelijke en zedelijke toestand die was van
zoovele zielen, die voor devotie spotzucht in de
plaats gesteld hebben, voor een diep gevoel des
"levens lichtzinnigheid,zou uwe redeneering juist zijn.
De dood is een oogenblik, wolks ernst men niet
ontwijken kan. Op dat oogenblik moet de ijdclo
monsch of tot het lage volk terugkoeren, of trach
ten zich to verdooven. Maar dat is niet met ons
het geval, geliefde. Wij hebben, door do verheven
beginselen, dio ons loven geleid hebbon, het recht
verkregen, geen berouw to gevoelen en geen
vordooving te zoeken. De dood, dien wij binnen eenige
uren zullen ondergaan, vindt ons gelaten. Wij
verbeelden ons niet, boven de noodlottige spelingen
van het toeval verheven to zijn .... Maar
waarom zoudon wij ons dan verheven achten
boven zijn vriendelijke avonturen? Eon zonderlinge
droom is deze korte doortocht door de werkelijk
heid ! Boetedoening of vervolmaking voor de oenen,
akelige klucht voor anderen, is zij voor ons hot
hoogste resultaat van het leven dos heelals! Wij
hebbon de zinsbegoocholingen van den asceet niet
gedeeld, wij hebben ook niet don schijnglimlach
van den losbandige om onze lippen doen dwalen,
waarom zouden wij zijn inkeer en zijn zielsangst
doelen?"
De wijze waarop in deze dialoog het vraagstuk
behandeld is, geeft aan het drama eon geheel
andere tint, dan eon eenvoudig overzicht zou
doen vermoeden, en waarop ook Figaro zijne
lozers schijnt te willen voorbereiden, als hij spreekt
van conception liiquante en primeur de haut gout.
SCARAMOÜCIIIÏ.
HET LAATSTE DEEL VAN IIUET'S
LITTERARISCHE FANTASIËN. 1)
Dit is het tweo on twintigste doel dor verza
meling ; laat mij or dadelijk bijvoegen, flat hot
voor geen zijnor voorgangers onderdoet. Ik ken
geen boek als dit, dat den lezer zoo dadelijk op
zijn gemak zet; men gaat er te gast bij een
meerdere, maar die u nooit zijn meerderheid doet
gevoelen in hot gesprok, dat hij geheel voor zijn
rekening noemt. Do gastheer heeft zijn luim en
zijn eigenheden; doch hoe weet hij de aandacht
gespannen te houden, hoe weet hij zich zelf to
geven, zouder zich op to dringen. Het is waarlijk
alsof hij u bedankt, dat gij hem de gelegenheid
hebt verschaft u te onderhouden. Hij bezit den
slag, om met menschen om te gaan, hij kan be
koren. Andere jaarlijkscho diners worden op den
duur ecu karwei, wie kan zeggen, dat hij zich in
deze twintig jaar, waarover de uitgave der
Letterariscbe Fantasiën verspreid is, ooit bij iliiet
verveeld beeft. Integendeel, hoe meer hij zijn
publiek gaat behcerschcn, hoe joliger on boe
eenvoudiger bij wordt; waar zijn stijl wat, al to
puntig geslopen is geweest, daar wordt, hij broeder
en krachtiger; was hij wel eens ondeugend tot
geniepigheid toe, nu heeft hij loeren lachen:
vroeger een knoop, thans een klap, en raak.
Ik haal een paar woorden uit dozen bundel
aan, om hot gezegde over don stijl te staven ; do
rest vindt zich straks.
Van Potgieter sprekend, laat. Huet zich ter
loops ontvallen : hij schreef, alsof zijn lezers even
veel belang in het onderwerp stelden, als hij zelf.
Over Fruin oordeelt hij treffend: zijn gematigd
heid ligt niet aan de wijsbegeerte die hij uit do
gebeurtenissen der geschiedenis trekt, maar aan
de wijsbegeerte, waarmee hij ze nadert. Van de
menschen en de dingen in het algemeen, denkt
hij het zijne." Maar de parel schuilt, in het opstel
over Multatuli, waar hij den fatsoenlijken Neder
lander schetst, die er zich zoo graag op beroemt.
dat zijn geboortegrond het land dor gou/en beet
on van niets zoo vies is als van geuzerij in de
werkelijkheid.
Do/e laatste vondst is oen historisch woord.
dat een gansche zijde, van ons volksleven niet zijn
namaakpoëzic en zijn proza in 't, licht stelt; doch
na de beide andere zinsneden ook niet voorbij.
zij leekenen mot een enkelen baal het karakter
der personen als type, en tegelijkertijd komt het
mij voor dat zij. ik weet niet op welke subtiele
wijs, de betrekking aanduiden tusscheu den por
tretschilder en zijn figuren.
Hier heeft hij in Potgieter den man voor zich
die aan zijn ideaal tegen den stroom van den
tijd in getrouw blijft en door aanhouden hoopt
te winnen. Voor H net echter heeft een
be| ginsel geen waarde: op dat punt duldt hij geen
tegenspraak. Hij heeft ervaren, wat het gehalte
was der meest belovende en edelmoedigst u
theorió'n : hij weet ook dat het een onbegonnen werk
is, den menschen iets bij te brengen waar ze
geen smaak voor bezitten ; wees onderhoudend,
plaag hen, kittel hen, amuseer hen tot eiken prijs.
bekoor: maai' in 's Hemels naam toon u niet hun
meerdere, tracht niet ben iets (e loeren.
En daar komt in Fruin een model voor hem
zitten dat mot een eigen philosophic gewapend
de vooroordeelen en kloingeostighedon der
menschcn voor hun rekening laat, om zelf den blik
op do dingen in 't algemeen gericht, to kunnen
houden. Maar llnet is overtuigd, dat wie do
vooroordeelen uit de wereld wegneemt, in
waarbeid niets meer overlaat of ten minste bet
koddigstc. tintelondste, levendigste doel der
mcnsehheid rooft'. En wanneer gij over do dingen in 't
algemeen gaat spreken dan vertelt hij wat Jules
Janin ten antwoord kreeg, toen bij aan den va
gebond vroeg : Comment comprenez vous lo
bonlieur en général V" en deze zich verontschuldigde
mot te zeggen'. Comme il n'y a pas de vagabond
en général, je ne puls vous répondre.''
Toch neemt Huet do beide mannen met een
voorliefde die aan vercering grenst in zijn galerij
op, hij veegt bet dolfe waas van banale bewon
dering van bun trekken af en toont u eerst, hoe
echt on krachtig ze zijn. Die tegenspraak behoort
tot het intiemste wezen van zijn karakter, 't is
alsof hij noodig heeft te weten, dat er ergens
iets voor iemand vast en verzekerd staat, voor
dat hij de algeheele vrijheid van bewegingen voor
zich zelf vindt: om zijn sprongen te kunucn doen,
moet hij toezien dat zijn rug gedekt is. En dan
om de zelfstandigheid van zijn geest, waar hij
alles voor over heeft to bewaren, onderstreept hij
de betuiging van zijn eerbied met den denkbaar
lichtsten zweem van ironie ; en hij doelt even op
de belangstelling van een gehoor niet in even
redigheid met do moeite die de spreker zich geeft
en op do gematigdstheid als don hoogsten trap van
Hollandsche deugd.
Gematigd is Iluot niet; ja ik meen, dat bot
juist het gevoel voor maat was, do innerlijke tucht,
die Huet ontbrak om een volbloed artist te zijn.
Hij heeft alles: verstand, hart en hartstocht; al
leen dat niet. Met al zijn eigenschappen is hij
een onvolledige natuur, on gelijk hot bij dezen gaat.
ligt de schuld moor aan zijn omgeving dan aan
hom-zelf. De toestanden in wier midden bij ge
boren en groot geworden is, boden hom slechts
do caricatuur aan van wat hij behoefde: bekrom
penheid in stedo van harmonie. Minder krachtig
van aard, zou zijn geest op den duur zich tevre
den hebbon gosteld met het voedsel dat hem
word geschonken, nu verzette hij zich. Er ge
beurde met Iluot wat er met een stad geschiedt,
in wier muur een bres is geslagen; evenals daar
allo macht der bezetting zich voreonigt om de
opening te houden, zoo stroomden zijn talenten
bij die leemte in zijn genie zaam en woerden den
vijand af. Hij heeft good loeren haten, voorzoover
eon kunstenaar en een man van de wereld haat.
met oen bootje verachting, vcol ironie, een flinkon
schamperen lach; 011 hoe moor uit alle vermom
ming van politieke, theologische en maatschappe
lijke partijen dio vijand hom tegemoet trad als
een enkele tegenstander onder honderd vormen.
hoe meer zijn moed wies, ofschoon de strijd wan
hopig was; want hij kampte tegen hot
kleinstecdsche ploortendom van zijn natie.
In die oorlogsstcmming ligt misschien de een
heid van zijn werk; hij kon dat gevoel onder
drukken en deed het dikwijls, maar dan was het
altijd als die Romeinsche keizer, die den wolf' bij
de ooren hield, gelijk hij zeide,, om iets aan te
duiden, dat men net even in bedwang houdt. In
dezen laatsten bundel is de wolf ontsnapt. Men
leze do kritiek van Jonckbloet's Geschiedenis der
Nederlanclschc Letterkunde; het bock wordt voor
treffelijk on in oen omzien ontleed, wat er van
te /eggen valt wordt gezegd, bet is oen definitief
oordeel; merkt ge onderwijl boe daar een glimp
van boosaardige vreugde over Huct's gelaat
komt? Niot langer in te houden is zijn scha
terlach: daar hebt go nu een onmogelijke stof,
waarvan uw geestigste geloerde niet anders dan
oen onmogelijk boek kon maken, en ge zijt ver
oordeeld, o Nederland, hot in to nemen, gij zult
hot slikken, uw studenten moeiten het uit hun
hoofd loeren, uw docenten zullen het in uittrek
sels en afgietsels aan hun discipelen meededen
en op de volksschool zal het als ecu lauw. on
noembaar vocht den kinderen worden ingegoten.
Joliger en bitterder vervloeking kan men zich
moeilijk voorstellen.
Als tegenhanger dient Iluet's artikel over Vreode's
Levensschets. Hoe weet hij de gansche wereld,
waarin de man loefde, met haar aanmatiging en
haar twisten, haar zelfvoldaanheid en haar be
moeizucht, plotseling in een JJlliputiaansch land
schap te herscheppen, waar opgeblazen poppetjes.
bijna natuurlijk, in rondwandelen en groot doen!
Heel komiek, maar er is een bezwaar. Tbackeray
is wel eens uit zonuwachtigen schrik voor de stiobx
zelf tot siiobism vervallen. Huet in zijn strijd
tcgoii het provinciale eu dorpeiiijke van ons
vollesbestaan, noemt ongemerkt bot acliterhoekscbc van
zijn tegenstander over. Een voorbeeld uit het
bovengenoemde artikel. Hij verhaalt hoc Vroede,
toen eens in den Utrcohtscb.cn schouwburg een
gevecht had plaats gegrepen tusschcn burgers en
studenten over bet bezetten van een paar rijen
banken, aan de jongelieden de vraag deed, krach
tens welk recht zij die plaatsen hadden ingeno
men. Een hunner antwoordde: volgens het recht
van de sterksten. waarop de professor hernam:
Dan hoop ik dat gij de sterksten zult zijn." liet
is bijna ongeloofelijlc, dat een scherpzinnig man
de strekking van dit gezegde on do puntige waar
schuwing, die er in ligt opgesloten, geheel mist:
maar zoo is het. lluet is zoo overtuigd van de
dwaasheid on kleingeestigheid dier menschen, dat
hij zich niet do moeite geeft te luisteren en in
oi'^en vooroordeel bevangen blijft. Dit is een
kleinigheid, maar let eens op hoc gedwongen do
aardigheid wordt, wanneer bij, naar aanleiding
van Klikspaans Studententypen, do begoochelin
gen van het vrije jeugdige leven wil wegnemen.
Of erger nog, zie eens hoc kort van stof hij is,
wanneer bij in zijn vluchtige studie over Multa
tuli de tijdgcnooton gaat schilderen, met wie xijn
held is opgegroeid. Hij heeft iets over ben te
ze^üon. over hun idealen en bun bestemming,
maar het komt er niet goed uit; het past niet
recht in zijn kraam.
Ik zal mij wel hoeden nog langer bij deze, scha
duwzijden to verwijlen; bet mocht eens den schijn
krijgen alsof in de gansche vortooning van het
kleinstecdscli ploertendom. dio men bij Huet vindt,
iets onoprechts en gemaakts lag. Juist is er
niemand als hij, die den indruk geeft van voort
durend in aanraking to staan mot de werkelijk
heid. Dat is het voorrecht van de karakters, dio
zich niet hebben kunnen afronden, of liever die
zich met geen surrogaat van harmonie hebben
stil gesust dat is bet privilegie van de onvol
ledige naturen, dat /.ij blijven leven on trillen bij
don eersten schok. Het staat mij nog duidelijk
voor den geest hoc een paar jaar geleden het
nationale eergevoel geheel verbijsterd was, (oen
onze llollandscho steden zich bont van vlaggen
en joelende mcnschemnassa's vertoonden bij do
ontvangst der Transvaalscho afgevaardigden, terwijl
op hetzelfde oogenblik de gariscbo Staat schip
breuk leed op den onwil van oen Atjinceschen
roovcrhoofdman en in dubbelen zin door Engeland
moest worden tcrechtgezct. Ik weot wel dat hier
en daar onze schande diep beseft is, maar ik
herinner mij geen enkel woord dat aan de vurige
geuzerij der Transvaalsche geestdrift in dio
omstandigheden een krachtig halt heeft
toege