De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 31 oktober pagina 1

31 oktober 1886 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

?ïF'y'-i F" ^488 DE AMSTERDAMMER A°. 1886 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ieder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN H O L KEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 31 October. Abonnement per 3 maanden ? 1.?. fr. p. p. f 1.15. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20. Reclames per regel 0.40. ?' ->-; Bijdragen en Brieren voor de Redactie bestemd, gelieve men te adresseeren aan Mr. M. G. L<. VABf I.OOHEM, Secretaris der Redactie, Keizersgracht 436. INHOUD: OPRUIING, door B. VAN OVER DE GREN ZEN, door E. D. Pijzel. FEUILLETON: Klokketonen, naar het Italiaansch van G. Dannunzio, door G. Waalner. GEMEENTEZAKEN, door H. UIT HET HAAGJE, door Pasquino. UIT DE BISSCHOPSTAD, door Heis. UIT PARIJS, door A. B. KUNST EN LETTEREN: Het Tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Muziek in de Hoofdstad, door H. C. P. D. Muzikaal Overzicht, door V. Pieter Hanne Witkamp, door M. Overlevering en Kritiek, door E. D. P. Gustav Freytag's Autobiographie. VARIA. MILITAIRE ZAKEN: De mobilisatie der Duitsche cavalerie, door Z. SCHAAKSPEL. ALLERLEI. INGEZONDEN. HANDEL. BEÜRSOVERZICHT, door E. B. TE HUUR. ADVERTENTIËN. Opruiïng. Het socialistenwetje, in den vorm eener wijziging en aanvulling der wet van 22 April 1855, voor zoover deze regelt en beperkt de uitoefening van het recht van vergadering, door Mr. Heemskerk aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal voorgesteld, ziet zijne kansen op aanneming met den dag vermin deren. Voor zoover wij weten, hebben slechts het Centrum en de Zaanlandsche Courant het ongelukkige ding openlijk in bescher ming genomen, terwijl het Dagblad van Zuid-HoUand en 's-Gravenhage zijne sympathie niet onverholen schijnt uit te durven spre ken en zich dus bepaald heeft tot eeiiige zijdelingsche hatelijkheden aan het adres der vrijzinnige kritiek, in zijn niet bepaald on partijdig gehouden Pers-Overzicht. Zelfs de Tijd, die 't langst gezwegen had, is thans uit zijne tente getreden, en heeft zich ge schaard aan de zijde der velen die tegen de treurige poging tot vermindering onzer iiidividueele vrijheid protest aanteekenden. Het socialistenwetje is onherroepelijk geoordeeld. Toch kan het geen kwaad, nog een oogenblik stil te staan bij de beruchte bepaling van het ontworpen art. 22 bis: »Hij die in eene vergadering of bij een optocht, enz.... %y het ook zijdelings, voorwaardelijk of in algemeene termen, opruit tot een strafbaar feit, wordt, behoudens de gevallen waarin Feuilleton. Klokketonen. Naar het Italiaansch VA-N G. D'ANNUNZIO. Het voorjaar had het hem gedaan, had hem verliefd gemaakt arme Biasce! Al twee of drie nachten had hij geen oog kunnen sluiten; hij gevoelde over zijn gansche lichaam een gloeien en prikkelen en steken, alsof een dui zendtal wilde rozenknoppen met alle geweld zijn huid wilden doorbreken. Tot op zijn stroozak drong er van waar was hem een won der een vreemde geur door, een versche, scherpe geur van gistende plantensappen, groenende doornstruiken en bloeiende amandelboomen.... Bij zijn beschermvrouw, de heilige Barbara ! de laatste maal dat hij haar gezien had, stond Zolfina juist tegen een amandelboom te leunen en te staren naar de zeilen van twee visscherspinken in volle zee, twee blanke vleugels, en boven haar hoofd was er een zonnig geschitter van zoetgeurende blanke bloemen en om haar heen deinde met blauwe golven het bloeiend vlas en in haar oogen had hij twee open violen gezien en er moesten ook wel bloemen bloeien in haar jong hart! Op zijn stroozak lag Biasce te denken aan door eenige wet op het feit eene zwaardere straf is gesteld, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden." Het toeval wil, dat, bijna tegelijk met dit voorstel tot strafbaarstelling van eene opruiing, die, als niet rechtstreeks op een strafbaar feit ge richt, niet valt in de termen van het een voudig, juist en scherp geformuleerde art. 131 des Wetboeks van Strafrecht, door den Belgischen minister van Justitie bij de Bel gische kamer van afgevaardigden een ont werp van wet is ingediend, dat eveneens het misdrijf van opruiing betreft. Eene ver gelijking van dit ontwerp met dat van mr. Heemskerk's vinding kan de moeite waard zijn. Belgiëleeft tot op dezen oogenblik onder eene wetgeving op het stuk van opruiïng, die in hoofdzaak overeenstemt met dat, wat bij ons wet was tot l September 1.1., vóór de invoering van onze nieuwe, geheel vaderlandsche strafwetgeving. Art. 66 van den Belgischen Code Pénal van 1867 bevat in zijne laatste alinea eeue algemeene bepaling, krachtens welke »seront punis comme auteurs d'un crime ou d'un délit: ceux qui, soit par des discours tenus dans des réunions ou dans des lieux publiés, soit par des placards affiches, soit par des crits imprimés ou non, et vendus ou distribués, auront provoquédireetement a Ie commettre/' en straft dus eene opruiïng met gevolg, niet als een bijzonder misdrijf, maar als mede daderschap van het gevolgde misdrijf, waartoe rechtstreeks was opgeruid. Daarnaast staan speciale strafbepalingen, die als oen dei~.-:u ... sui generis straffen de opruiing zonder gevolg, o. a. de in art. 208 van 1867 herleefde verouderde artt. 202 en 203 C. P. tegen het «misbruik van den kansel'", en vooral het op art. 3 van onze wet van l Juni 1880 (onzaliger gedachtenisse!) gemodelleerde art. 2 van het decreet van 20 Juli 1831: »Quicouque aura méchammcnt et jtubliquoncnt aUai/u la foree obligatoire des loin, ou provoqu directement a y désobéir, sera puni d'un emprisonnement de 6 mois l 3 ans." Deze bepaling gelijkt het meest op de in art. 110 van het Duitsche Rfichm<trafgeset,~.bnrli zoo algemeen geformuleerde staf baarstelling van »Aufforderung zum Ungehorsam". Nu stelt de Belgische Minister van Jus titie voor: de afschaffing van dit art. 2 Deer. 20 Juillet 1831 en zijne vervanging door eene nieuwe strafbepaling. Hij doet dit on der den levencligen indruk van de socialistische al dat licht en aan al die weelderige open baringen van krachtig lenteleyen terwij ginds in de verte de Adriatische zee al: schuchter begon te blozen voor de eerste blik ken van den dageraad. Toen stond hij op en beklom de houten trap tot aan de nesten deizwaluwen in den top van den toren. Vreemde, onduidelijke geluiden zweefden door de lucht, als 't ware een hijgen, een ademen der bladeren, een geknetter van levend hout, een gesuis van vleugelen, de huizen lagen verscholen en sliepen nog, de vlakte sluimerde onder een sluier van lichte nevelen, en hier en daar werd een boom door de koelte heen en weer bewogen boven dat onmetelijk stilstaand meer. Óp den achtergrond smolt het violet der heuvelen, eerst wegvloeiend in zeer lijnen tusschentoon, met den aschklcurigen horizon samen; vóór schitterde de zee als een stalen schild, waarop de schaduwvlaktc van een zeil een donkere plek vormde, en boven dat alles in volle helderheid een frisschc en doorschijnende hemel, waaraan de sterren n voor n verbleekten. De drie bronzen, met arabesken versierde klokken hingen onbewegelijk te wachten tot de arm yaii Biasce haar met luid gejuich deed zwieren in de morgenluclit. En Biasce greep de touwen. Bij den eersten slag ging er een rilling diep door de grootste klok, de Wolyin; het was of haar mond zich opende, dan zich sloot, dan weer zich opende; een golving van metaalklank, vergezeld als van een dreunend gehuil, daalde neer op de daken, vloog met den wind verder over heel de vlakte, langs heel het strand, En de slagen volgden elkaar, sneller, sneller: het j brons scheen bezield, scheen een monster dol i agitatie, die in den jongsten tijd in Bclgie's groote steden en fabrieksdistricten aller aan dacht heeft getrokken. Het af te schaffen artikel vond sedert tal van jaren bijna geen toepassing, omdat de meest gezaghebbende juristen (Haus, Schuermaiis, Simons e. a.) er, te recht of ten onrechte, eene uitlegging aan gaven, die het bijna illusoir maakte, en omdat de jury's zich gaarne naar die uit legging gedroegen. De Minister, wil nu een nieuw artikel wet zien worden, welks beteekenis en kracht boven alle bedenking ver heven zij. Wat zien wij nu gebeuren ? Gaat de Minisi ter bij hen te rade, die door eene bespottelijke l vrees'voor demagogische woelingen bevangen zijn ? Zoekt hij naar eene elastische formule, die het mogelijk maakt, elke minder gewenschte meeningsuiting te bestraffen ? Vraagt hij van zijne clericale Kamer, wat mr. Heemskerk van eene liberale meerder heid verlangen durft ? Komt hij met eeue strafbepaling tegen ieder, die »:y liet ook zijdelings, voorwaardelijk of in alyfmeeitc ter men" schijnt op te ruien ? Niets van dit al ! Juist het tegendeel is waar ! Art. l van wetsontwerp luidt: »Quiconquc, soit par des discours tonus dans des réunions ou lieux publiés, soit par des placards affiches, soit par des crits imprimés ou non, des dessins, des emblêmes aura dircctcmoit ]>ruroqu(' <l commcttre dc.i ; faits qualif/és crimes ou di'lits par In loi, saus ie cette provocation ait tésuivio d'eff'et, ?u. puni d'un emprisoiinement de 8 jours a 3 ans, et d'une amende (ïe 50 i 3000 francs." Deze ontworpen bepaling is niet geheel onberispelijk; zij geldt o. a. niet voor op ruiing tot strafbare feiten, die noch mis daad noch wanbedrijf zijn (overtredingen), en geeft den heer Albéric Rolin, den be kenden hoogleeraar der Gentsche universi teit, aanleiding tot het maken van nog meer aanmerkingen (zie zijne bezadigde, opbou wende kritiek van het ontwerp, pag. 305 328 van den loopenden jaargang der Revue dr, ilroil intf cnationnl el dr légixlation coniparre). Maar, overigens en wat de hoofd zaak betreft, is zij eene uitstekende ver vanging van het af te schaften artikel uit 1831: al wat hierin vaag en onbe stemd was, komt te vervallen. In plaats van wat de Duitschers eincu Kantschukpamgnijili noemen, biedt de Min ister een scherp geformuleerde begripsbepaling van het te van toorn of van liefde, slingerde schrikver wekkend, zich nu rechts dan links naar een opening wendende, en bracht twee diepe, breedo tonen voort, door een voortdurend gebom aan elkaar verbonden; dan verbrak zij opeens den rhythmus, versnelde haar be weging om eindelijk over te gaan tot een welluidende, kristalheldere trilling die plech tig in de verte wegstierf. De velden be neden ontwaakten, onder de bruisende gol ven van het geluid, onderde wassende golven van het licht; de nevels stegen als rookwolkjes omhoog; werden eerst rozig getint en gingen dan allengs verloren iu de helderheid van den ochtend; de heuvels namen de kleur aan van donker koper ... En hoor een andere toon: het geklep van de Heks, kort, scherp, schel als een woedend geblaf tegen liet gehuil van een roofdier; hoor het vlug getjingel van de Zangster, een vroolijk, levendig helder gctokkel als van hagelkorrels op een glazen koepcldak; cii dan nog het verwijderde gelui van verre klokketorens : de toren van San Rocco, wiens rood dak haast wegduikt tusschen de eiken ; de toren van Santa Teresa, dat reusachtig opengewerkt suikerbrood; de toren van San Franco, de kloostertoren . ., tien, vijftien metalen monden, die het meest afwisselende, vreugdevolle, leven brengende loflied zingen boven de vlakte, nu schitterend van licht. straften misdrijf. Evenals de laatste alinea van art. 66 C. P. (opruiïng met gevolg), waar nevens de nieuwe strafbepaling bedoeld wordt in werking te treden, houdt deze zich streng aan het eenig goede beginsel, dat door alle criminalisten gehuldigd, en dat ook in art. 131 van ons nationaal Strafwetboek ge vonden wordt: alleen reclitstreeksche opruiïng tot een strafbaar feit behoort gestraft worden. De Belgische Minister van Justitie ver dient den lof, dat hij zich niet door vrees heeft laten verleiden tot het begaan van een legislatieveii blunder. Wat echter verdient onze Minister van Binnenlandsche Zaken, wat bovenal onze Minister van Justitie, die zoo gaarne poseert als de voorvechter van de beginselen onzer nationale strafwet geving? B. Van over de Grenzen. De opening van de Bulgaarsche Sobranja, die op Woensdag 27 October was vastgesteld, zal nu eerst op Zondag 31 October plaats hebben. Het uitstel, voor de leus gemotiveerd door de onvoldoende opkomst der afgevaar digden, is natuurlijk geschied op hoop van zegen, dat is, in de verwachting, dat het mo gelijk zou zijn, nog vóór aanstaanden Zondag tot eene betere verstandhouding met Rusland te komen. De kans, dat deze hoop wordt verwezenlijkt, is uiterst gering. Er gaat geen dag voorbij, waarop generaal Kauïbars niet herhaalt, dat Rusland de verkiezingen, en dus ook alle besluiten der groote Sobranja voor onwettig houdt; geen dag zonder dat deze generaal of een der talrijke Russische consuls en viceconsuls zich tot de Bulgaarsche regeering wendt met uit de lucht gegrepen beschuldi gingen en beleedigende bedreigingen; geen dag bijna, zonder dat het eene of andere com plot aan het licht komt, door de handlangers der Russische autoriteiten en niet zelden door die autoriteiten zelven tegen de ministers of de regenten gesmeed. In alle Europeesche bladen de Russische niet uitgezonderd kan men uitvoerige berichten lezen over de verrega ande willekeur. Maar het schijnt, dat Europa een oog heeft dichtgcdrukt en liever niet zien wil, wat er in dien Zuicl-Oostelijken uithoek gebeurt. * * Naar alle waarschijnlijkheid zullen wij weder de oude fabel van den wolf en het lam zien opvoeren. Niet dat de Bulgaren juist lammeren zijn, maar tegenover den Russisehen wolf kan men op hen de leer toepassen : La raison du plus fort est toujours la meilleure. Als de wolf in Lafontaine's fabel, zoo tracht ook generaal Kauïbars in zijne nota's te be wijzen, dat het goed recht aan de zijde van Rusland is, wanneer het Bulgarije met huid Datgedruiseh bedwelmde Biasce. Men moest hem zien, dien beenigcn en gespierden opge schoten jongen met dat groot rood litteeken op het voorhoofd, zooals hij hijgende de armen bewoog en zich als een aap aan de touwen vastklemde, nu eens zich door de overweldi gende kracht der Wolvin liet optrekken, dan weer omhoog klauterde om nog een paar slagen te doen met de Zangster, onder het diepe gedreun van de twee getemde monsters. Daarboven was hij koning. De opnieuw uitloopeude klimop verhief zich met jeugdigen overmoed tegen den brokkcligen muur; kronkel de zich om de balken van het overstekend dak als om levende stammen, bedekte de roode mnursteenen niet een gordijn van kleine_, lederachtigo, glanzige bladeren, op geëmailleerde metalen plaatjes gelijkende, hing door de breede openingen omlaag in trossen van kron kelende fijne ranken, besloop de pannen, waaronder het krioelde van zwaluwnesten, overjarige en nieuwe nesten, vol gesjilp van verliefde zwaluwen. Sommigen noemden Biasce gek; maar daar boven was hij koning en dichter. Als de heldere hemel zich welfde boven de bloei ende vlakte, als de Adria zich verzadigde aan zonnegloed en bedekt werd met kleurige zeilen, als de wegen ruiscliten van de drukte des arbeids dan stond hij daar rustig bo ven in de klokkentoren, een groote wilde vogel, het oor gevlijd tegen de zijde van de Wolvin, van de woeste schoone, die hem eens ! des nachts het voorhoofd had gewond; nu en dan tikte hij tegen haar met zijn knokke_ls i en luisterde naar de lange verrukkelijke tril lingen. Naast haar schitterde de Zangster dat het een lust was, met hooge cijfers en j arabesken en het beeld van den heiligen Aiij tonius en relief'. Meer naar achteren hing | de oude Heks met een scheur over de ganI sche lengte en beschadigden rand. Wat een speling der verbeelding, wat een mengelmoes van vreemde droomen bij die

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl