Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 488
en haar opslokt. Het tractaat van Berlijn
en de Bulgaarsche constitutie beiden schrijven
den Bulgaarschen regenten uitdrukkelijk
voor de groote Sobranja bijeen te roepen.
Het tractaat is door Rusland onderteekend,
de grondwet door Rusland gegeven. Ten
overvloede wenden zich de Bulgaren tot
Rusland, met het verzoek, om een
candidaat aan te wijzen voor den vakanten
troon. En uit St. Petersburg komt het
antwoord, dat de Sobranja onwettig is
en dat men geen candidaat zal aanwijzen.
Rusland is natuurlijk de beschermer van de
maatschappelijke en wettelijke orde, de
advokaat van het volkenrecht, de verdediger der
vrijheid. In die qualiteit stookt het oproer,
maakt het internationale tractaten tot
scheurpapier, en zendt het, als voorproefje van
'hetgeen later zou kunnen volgen, een paar
kruisers naar Varna. Alles klaarblijkelijk in
de hoop, dat het slot der historie zal wezen:
Le loup Temporte et puis^le mange
Sans autre forme de proces.
*
* *
Lord Randolph Churchill is van zijn ge
heimzinnige zwerftochten door Europa, terug
gekeerd. Sommige Engelsche bladen hebben
beweerd, dat hij bij zijn vertrek weinig of
niets in zijn mars had, en dus geen zaken
kon doen. Zeker is het, dat hij met ledige
handen is tehuis gekomen. In zijne te
Bradford voor een conservatief auditorium gehou
den redevoering wist hij overdebuiteulandsche
staatkunde niets anders mede te deelen, dan
dat de tijden en de omstandigheden sedert
Lord Beaconsfield's premierschap waren ver
anderd, en dat Lord Salisbury op 9 November
aan het diner van den Lord Mayor in de
Guildhall, het noodige licht zou verspreiden
over de buitenlandsche staatkunde der regee
ring. Op dienzelfden negenden November
hebben de Londensche sociaal-democraten
een reusachtige demonstratie van
werkeloozen aangekondigd. De uitgehongerdeii
zouden de processie der op
gemeentekosten feestvierende aldermen op den voet vol
gen; de in lompen gehulden zouden het
slotnommer vormen van den in middeleeuwsche
pracht schitterenden stoet. Het hoofd van
de politie der city, kolonel Fraser, heeft de
demonstratie der sociaal-democraten verboden.
Met welk recht? hebben dezen gevraagd, en
men is hun het antwoord tot nu toe schuldig
gebleven. Waarschijnlijk zullen zij, niette
genstaande het verbod, bij hun voornemen
volharden, en dan kan de negende November
in meer dan n opzicht een dag van verras
singen worden.
*
* *
Engeland dit heeft men ten minste van
Lord Randolph vernomen blijft in de
Opstersche quaestie op den achtergrond. Er
zijn andere mogendheden, die bij deze zaak
wel meer belang hebben. De heer Von
Bismarck houdt zich nog getrouw aan zijne lijf
spreuk over de botten van den Pornmerschen
grenadier. Frankrijk ontziet Rusland, in de
hoop van een bondgenootschap met dien staat,
dat, al naar gelang van zaken, tegen
Duitsehland of tegen Engeland kan gericht zijn. Al
leen in Oostenrijk steekt men de ontevreden
heid niet onder stoelen en banken, en de
Hongaarsche officieuse pers bedreigt Rusland
zelfs met eene alliantie tusschen de
Habsburgsche monarchie en het vooruitstrevende Italië.
Die nieuwe coalitie zal te St. Petersburg wel
niet bijzonder ernstig worden opgenomen.
Maar toch hebben de Chauvinisten en
Panslavisten klaarblijkelijk eene kleine in
blazing gekregen. Hunne bladen beginnen
thans te betoogen, dat Rusland, als het
Bulgarije wil bezetten, tegelijkertijd een
leger van anderhalf millioen onder de
wapenen moet roepen, om zich tegen
Duitschland, Oostenrijk, Engeland en wie weet,
wien nog meer te verdedigen. In het licht
van deze verklaring beschouwd, zouden de
beide naar Varna gezonden kruisers hoogstens
kunnen dienen, om den Bulgaren schrik aan
te jagen. Maar de uitingen der Russische pers
zijn een slechte maatstaf voor de beoordeeling
van de plannen der Russische regeering.
drie klokken! welke liederen vol hartstocht
en verlangen! Hoe lief en schoon verhief zich
Zplfina's beeld in den vollen middaggloed
uit die zee van golvend geluid; of hoe zacht
smolt het weg bij het vesper-luien als de
Wolvin dien toon van vermoeidheid en wee
moed aannam en haar trillingen langzaam
en kwijnend verminderden tot stervens toe.
*
* *
Op een namiddag in April ontmoetten zij
elkander in het lage weiland vol van made
lieven, ginds achter de noteboomen van
Monna, toen de hemel boven hen zoo
melkblauw was en in het westen gespikkeld
violet. Zij sneed, al neuriënde, gras voor de
drachtige koe; de lentegeuren stegen haar
naar het hoofd en maakten haar duizelig,
evenals de reuk van versche wijn in Octobcr.
Eens, terwijl zij bukte, streek haar jurk over
haar bloote huid, zoo zacht of het een lief
kozend gestreel ware: zij sloot de oogen half
toe van genot.
Toen kwam Biasce aangedrenteld, met de
rnuts achter op het hoofd en een ruiker se
ringen eraan gehecht. Hij was volstrekt niet
leelijk, hij had groote zwarte oogen, waar
mede hij ieder zoo schuw en treurig aanzag
of hij aan heimwee leed, oogen die deden
denken aan van hun vrijheid beroofde wilde
dieren. Dan had hij iets aantrekkelijks in
zijn stem, iets dieps dat niet gewoon
menschelijk was: een ongewone zachtheid en vreemde
buiging; daar omhoog, tusschen zijn klokken,
in die vrije lucht, in dat weidsche licht, in
die verheven eenzaamheid had hij een wel
luidende taal geleerd, vol metaalklank, met
onverwachte heldere tonen en diepe keelge
luiden.
De Fransche miiiister-crisis is gelukkig
achter den rug, en bijna weder vergeten. De
nieuwe wet op het lager onderwijs, die het
clericaal element uit de staatsscholen voor
goed verbant en overal onderwijs doorleeken
voorschrijft, is met groote meerderheid aan
genomen. De discussiën over de begroeting
schijnen geen aanleiding tot eene nieuwe
crisis te zullen geven. In veel hooger mate
trekken de buitenlandsche verhoudingen de
aandacht. Een deel der Fransche pers «gaat
rond als een brieschende leeuw, zoekende
wien hij verslinden zal." Heden worden er
Engelschen opgedischt, en morgen zal het
maal uit Duitschers bestaan. Desnoods kan
de volgorde ook worden omgekeerd. Nu eens
weegt de exodus der Franschen uit het
Nijldal het zwaarst, dan weder zijn aller blikken ge
richt op de trpitcedcft fo.sYyc.s-. Indiende
heerHerbette de nieuw benoemde Fransche gezant
te Berlijn uiterst vriendelijk wordt ontvangen
en met den keizer eenige liciix coinmnns
wisselt o ver gemeenschappelijke belangen, dan
denkt men in Frankrijk aan eene samenwer
king mot Duitschland, om de Engelschen uit
Egypte te verjagen. Indien de lieer
\Vaddington te Londen geen onaangenaamheden heeft
over de Egyptische quaestie, dan speculeert
men op de heimelijke of openlijke medewer
king van Engeland en Rusland, als het
oogenblik gekomen is om zich over de vernederin
gen van de jaren 1870 en '71 te wreken. De
Franschman is, volgens de chauvinistische
pers althans, weder een fondrc de- guerrc ge
worden, maar men weet nog niet, waar het
zal inslaan. De heer Boulanger heeft zijn
leger best in orde, maar hij weet nog niet,
wien hij daarmede zal te gronde richten.
Gelukkig zijn noch de heer de Freycinet,
noch de heer Grévy, noch zelfs de meerder
heid der Franschen zoo heet gebakerd, en
heeft de heer Deroulède nog niet het hoogste
woord in zijn vaderland.
E. D. PlJZEL.
Gemeentezaken.
Minder dan ooit Gemeenteraad; meer dan
ooit Parlement, 't Is niet de eerste keer dat
men dit van de vertegenwoordiging der bur
gerij zeggen kan. Maar welk een gelegenheid
biedt dan ook bij uitstek de begrooting tot
toepassing van een parlementair stelsel. Niet
alsof wij niet .s^m/s parlementair waren, en opdit
stuk zelfs een vergelijking met de residentie
glansrijk zouden kunnen doorstaan. Maar be
denk dat de begrooting wordt ingezonden, bege
leid door een uit voerigeMemorievanToelichtiug;
dat daarop volgt een Afdeelings-verslag ;dat dit
wederom een Memorie van Antwoord uitlokt,
die door de bank te vergeefs poogt, het
interrogatief karakter van het afdeelingsverslag
recht te doen wedervaren. Bedenk, dat wij
zelfs dit jaar, als lieten de lauweren van het
Binnenhof ons Raadhuisplein niet rusten, ee.
afzonderlijke nota zagen ingediend !
IntusscLen, eere wien eere toekomt: de heei
Gosschalk toont een ijver, die zelfs niet te
rugdeinst voor het ontwerpen van een
beerwagen; hij vergast zijn medeleden op beschou
wingen over de toekomstige groenten- en fruit
markt, voert ons als een nieuwe en veilige
gids »langs het schilderachtige Amstelboord",
en werpt de Entrepót-lijii van den Rijnspoor
weg als een gevaarlijk projectiel in het debat.
Ziedaar een volharding, die zelfs door de
slaapdrank-achtige uitwerking van het woord:
«overwegen'' niet wordt afgeschrikt. Men kan
in 't midden laten, of in 't algemeen de post
van Wethouder van Publieke Werken be
nijdenswaardig is; zeker is het dat een gewoon
hoofd van ai dat overwegen zou gaan dui
zelen. Volgens de toezeggingen gedurende
de debatten, wordt er onder meer overwogen
of de terreinen achter het Museum bebouwd
zullen worden, of beschikbaar zullen blijven
voor lichaamsoefeningen en tentoonstellingen;
of voor de bestratingen niet minder slechte
oude keien gebruikt kunnen worden; of het
Y over de geheele uitgestrektheid op grootere
diepte zal worden gebracht; op welke wijze
Wat doe je, Zolfina?
Ik snij gras voor de bonte van oom
Michiel antwoordde het blondje niet klop
pende boezem, terwijl zij gebukt bleef liggen
om het afgesnedene bijeen te zamelen.
O Zolfina, ruik je wel dien geur? . . .
ik was boven op den toren en stond naar
dekzeilen te kijken, die de oostenwind in zee
drijft,_ en toen zij t gij beneden langs gegaan
en gij hebt gezongen . . . gezongen ...
Hij hield op: het was hem of zijn keel werd
dichtgeknepen ; zij bleven nu beiden zwijgen
en hoorden het krachtig ruischen der note
boomen en de branding ia de verte.
_?Wil ik je helpen? vroeg eindelijk
Biasce, _ die al bleeker en bleoker werd. Hij
zette zich ook in het gras en zocht tusschen
dat weelderige; groen naar de handen van
Zolfina, die gloeiend rood geworden was. Twee
mooie, verliefde hagedissen kruisten snel de
weide en verborgen zich tusschen het struik
gewas der heg.
Biasce greep haar bij een arm.
Laat mij los! smeekte de arme blonde
met haast onhoorbare stem. Laat mij los,
Biasce! Dan bleef zij tegen hem leunen
en liet zich kussen, en beantwoordde zijn
kussen en riep: Neen, neen!... en stak hem
de lippen toe, die lippen zoo rood en frisch
of 't kersen waren.
En hun liefde groeide met, het gras, en bet
golvende gras werd hooger en hooger: en te
midden van die zee van groen prijkte Zoltina,
met den rooden doek om het hoofd, als een
vurig bloeiende klaproos. Wat zong zij
lustige liedjes onder de lage lanen van appel
en moerbeiboomen, langs de dichte hagen
van mispels en kamperfoelie, in de gele kool
velden, terwijl de Zangster daar van
Sant'Antonio zulk een vroolijk getjingel ten beste
gaf als ware zij een ekster die naar't gaaiken
verlangt?
Doch eens op een morgen wachtte Biasce
met een mooien ruiker pas geplukte veel
kleurige violen te vergeefs op Zoltina. Zij
kwam niet, zij lag te bed, zwaar ziek van
de pokken.
Arme Biasce! toen hij het hoorde voelde
hij zijn bloed kil worden, en hij wankelde
nog erger dan dien nacht, toen de Wolvin
hem voor het voorhoofd had geslagen. Toch
moest hij op den toren klimmen en zijn armen
pijnigen met het trekken aan de touwen, de
wanhoop in het hart, te midden van het
gedruisch van den Palmzondag, te midden van
een voor hem schok ken de feestelijkheid, waartoe
zonnegloed, olijftakken, feestkleederen, wie
rookwolken, liederen en gebeden medewerkten
terwijl zijn arm blondje?Heilige Maagd,
! wie weet! ligt te stuiptrekken ! r
' Het waren vreeselijke dagen. Zoodra het
i duister inviel, zwierf hij om het huis van de
zieke als een jakhals om een kerkhof; nu en
dan stond hij stil onder het gesloten venster
dat van binnen verlicht was, met gezwollen
oogen zag hij schaduwen langs de ruiten zwe
ven ; en luisterde angstig en niet de hand stijf
tegen de borst gedrukt om het snikken te
beletten; dan liep hij weer in't rond als buiten
zichzelven of vluchtte, hoog op den toren. Daar
lag hij gedurende de lange nachtelijke uren
bij zijn klokken, neergeveld door de
ontzet; tende smart, wit als een lijk: geen levend
schepsel daar beneden op den weg vol maan
licht en stilte; op een afstand de treurige
leeke zee, met eentonig geruisen brekend op
men tot het maken van een golfbreker, die
aan alle vereischten voldoet om de Handels
kade geheel bruikbaar te doen zijn, zal
kunnen geraken ; hoe men het zal aanleggen,
om de Hoogesluis beter te verlichten; en
eindelijk, om van de rest te zwijgen doch te
vermelden wat het overwegen niet gemakke
lijker maakt, hoe de, overwegen op de Entre
pót-lijn zullen worden ingericht.
De heer Gosschalk had wil van zijne moeite,
om te vermijden dat het nieuwe
Muiderkwartier door een ijzeren cirkel zou worden
afgesloten. Minder gelukkig was hij^met zijn j
voorstel in zake de brug over den Zwanen- j
burgwal. Het verdient aanbeveling hier te i
vermelden, dat het .reinig helpt of enkele i
posten der begrootirig verminderd worden: >
men verhoogt dan de onvoorziene uitgaven ]
met een gelijk bedrag, en liet resultaat is
voor de belastingbetalende.!! gelijk nihil.
Behalve het debat over de politie, trok voor»
namelijk de post bestrating de aandacht; de
groote vraag was, of men liet gebruik van
asphalt zal uitbreiden. Daarover werd een dis
cussie gevoerd, die geheel op de hoogte of'
liever op de laagte?van het onderwerp was;
en er was blijkbaar zooveel studie gemaakt
van het beslag van paarden, dat het te hopen
is dat de zaak der bestrating zelve eindelijk
ook haar beslag krijge.
Wat werd er al zoo tegen de asphalt aan
gevoerd? Dat die bestrating minder geschikt
is voor paarden. De vraag is, of het belang
der paarden hier het meeste gewicht in de
schaal moet leggen. Men spreekt steeds van
de rijtuigverhuurders, en de eigenaars van
vrachtkarren. Intusschen is met de verlaging
der bruggen reeds zooveel voor hen geschied,
dat zij wel met een flinke uitbreiding der
asphaït-bestrating genoegen mogen nemen.
Het verkeer te land is in de eerste plaats
voor voetgangers. En terecht wees de heer
v. Nierop op het voorbeeld van Berlijn
(hij had er o. a. Londen bij kunnen voe
gen) waar zeker niet lichter vracht
wagens van 't asphalt geregeld gebruik ma
ken. Dat zich bij zware regens nvaschkommen"
vormen is enkel het geval wanneer de asphalt
niet goed gelegd is; en heeft buitendien niet
veel bezwaar, omdat het water spoedig af
vloeit. Daartegenover staat het veel grootcr
voordeel, dat na sneeuwval juist de straten
die van asphalt zijn voorzien, het spoedigst
en het best zijn schoon te maken.
De tram behoeft volstrekt geen hin
derpaal te zijn, omdat men desnoods het
gedeelte der straat tusschen de rails met ge
wone keien kan bestralen, zooals in enkele
buitenlandsche steden is geschied.
Men rekene nu daarbij, dat de
usphaltbestrating f 0.5u, die met faucovaal-keien f 5.51)
per vierkante meter kost, en dat de eerste dus
op den duur zonder twijfel goedkooper uit
komt.
Intusschen, de meerderheid van den Raad
schijnt van een ander gevoelen te zijn.
Voorloopig werd althans het amendement-Muysken
>iii de Doelenstraat van asphalt te voorzien,
,'erworpen; en er bestaat niet veel kans op
dat onze stadgenooten spoedig voor een Hink
deel der stad verlust zullen worden van de
kwaal om over onoogelijke en onmogelijke
keien te hotsen, die jaarlijks groote sommen
aan onderhoud kosten en de onderdanen on
tevreden maken iets, wat het Dagelijksch
Bestuur toch voorkomen moest.
Te meer gewicht moet aan die verwerping
gehecht worden, omdat niets onbeproefd was
gelaten om het asphalt in het gunstigste licht
te stellen. De heer Willeumier was met de
brandweer komen aanrijden, die niet tegen
asphalt was; waarop de heer Delprat gram
storig antwoordde, dat de brandweer over
alles''heenrijdt, welk >alles'' toch zeker met
e:'iiig voorbehoud is aan te nemen. De heer Van
Nierop kwam in een aapje aansnellen, en ver
telde ons dat de paarden der Rijtuigverceniging
op asphalt niet veel minder dan verlekkerd zijn,
het mocht niet baten. De heer Witste
hield zijn maidenspeeeh van uit een equipage,
en verzekerde plechtig dat de houders van
eigen rijtuigen gaarne asphalt zouden zien :
-~ het was te vergeefs. De waarnemende
wethouder van P. W. had tu.ssclicJi middag
en avondzitting de Doelenstraat bezocht: en
het resultaat zijner overwegingen in het som
ber schemeruur is, dat de asphaltbestrating
voor de bewoners tot de vrome wenschen
blijft behooreii. H.
Uit het Haagje.
't Is lang na middernacht, hoe lang woei ik
niet, want ik heb geen rekening met de klok
gehouden. en evenals een dief', die zich van
een valschen sleutel gaat bedienen om geheim
zinnig een huis binnen te sluipen dat liet zijne
niet is, kijk ik om me hoen of ik ook gezien
word; maar 't is doodstil in de straat en donker
om me heen, want de naaste lantaarn is, waarom
weet ik niet, uitgedoofd, .Misschien is ze
uitgewaaid. Des te beter. Minder kans om gezien te
worden. Ik ben toch niet van plan te stelen. O
neen! Ik sta voor mijn eigen huis, ik bedoel
het huisje waarvoor ik om de drie maanden t'1^5
aan mijn liuisheer betaal, tegen het recht om het
te bewonen en zoodanig te onderhouden dat
gezcgdo linisheer er nooit iets aan behoeft te
laten doen, geen cent aan behoeft te besteden,
zelfs niet voor een kwastje verf. M u, ik sta voor
mijn tijdelijk eigen woning, met mijn tijdelijk
eigen sleutel in de hand om hem in mijn tijdelijk
eigen deurslot te steken. En wat heb ik dan
schuw om me heen te kijken V Waarom ben ik
bang gezien to worden, mijn eigen huis binnen
tredende V Doodeenvoudig omdat mijn geweten
niet in orde is. en ge weet misschien bij onder
vinding ik hoop intusschen van niet dat als
die waarschuweiKb klok in ons binnenste klept,
wc een gevoel hebben als stond er iemand achter
ons, die we wel is waar nooit te zien krijgen,
maar die met merkwaardige hardnekkigheid ons
vervolgt en voortjaagt als zo dat eenmaal wil
ge weet wel, juffrouw Xemesis. Niemand ziet me,
behalve zij, en ik steek haastig den sleutel in de
deur. Krak, zegt het slot: ik ben binnen en zij
is... buiten. Gelukkig, liet huis is .-,tii als
een graf Boven aan de trap brandt een gang
lamp, een lieve attentie van onze gedienstige geest,
waarvoor ik baar niet erkentelijk beboet te zijn.
want ze vergeet geregeld d:, licht uit te dooven
als dit gewichtig'werk een enkelen keer aan haar
is toevertrouwd." En dit is thans "t geval, want ik
ben onbestorven weduwnaar en dito papa. Hot
huis behoort mij alleen; ik ben er baas. behou
dens de rekenschap later aan mijn vrouw bij baar
thuiskomst te geven. Ze is met de meisjes ^uit
logeeren bij een heel rijke familie, de lieve ziel.
Ik gun baar van ganscber harte de pret en ik
hoop dat ze er maar lang van zal proiiteeren: du
kosten zijn nu toch gemaakt, en 't is zoo kalm
in huis. Ik geloof zelfs, neen, ik weet zeker, dat
onze juffrouw" me veel prompter bedient, veel
kalmer en geregelder haar werk doet, minder
uitloopt en minder met den bakker, den slager en
de buur-juffrouwen praat dan gewoonlijk, l och
zal mijn getuigenis van vlijt en goed gedrag haar
bij mevronw's thuiskomst niet voor een zondvloed
van aanmerkingc-n en ontcvredenbeids-betniiniig<'n
behoeden. ,Ia, ik geloof zelfs, dat juist mijn lof
dien zondvloed over Kaatje's hoofd /al brengen
en dat ik. in haar belang zoowel als 't mijne,
politiek zon handelen door over slechte bediening,
uitloopen enz. te klagen; dan. ik ben er zeker
van, zou Mevrouw mo bet verwijt niet sparen,
dat ik een heel lastig humeur heb, en /e zou
Kaatje's partij trekken, en me aantoonon dat ze
het huishouden perfect in orde heeft teruggevon
den. zooals inderdaad 't geval zal- zijn. -Maar
ziet u. ik kan niet veinzen, veel minder een
arme meid valscb beschuldigen, al wist ik ook
dat ik haar er een dienst door bewees. Xu. de
executie ligt nog in een ecnigszins verwijderd
verschiet en we zullen maar geen zorg vóór den
tijd maken. Ik kan toch aan mijn vrouw zeggen
dat Kaafje uit vergeetachtigheid de lamp lieett
laten branden, niet om me voor hals- of
beenenbreken te behoeden. Dan spreek ik de waarheid
en ik werp een dam op tegen den zondvloed.
-Maar dan moet ik ook zoggen dat ik 's nachts
om .... vier uur ben thuis gekomen. .Ia. waar
achtig, de koekoek in do gang roept bet me bru
taal toe op 't oogenblik dat ik den voet op do
bovenste trede zet. Vier uren! ]s er (''én man
oj) de wereld, behalve Ponato, die zijn vrouw /on
het verlaten strand; daarboven het
meedoogenlooze blauw.
En daar beneden, daar onder het nauwlijks
van hier zichtbare dak lag Zoltina op haar
bed uitgestrekt, sprakeloos; met zwurtuchtig
aangezicht, afschuwelijk misvormd .... Spra
keloos, terwijl het lamplicht verbleekte voor
de eerste ochtendschemering en het murmelen
der gebeden nu en dan verbroken werd door
een uitbarsting van snikken. Zij lichtte het
i blonde kopje twee of driemaal met moeite op,
. alsof zij iets zeggen wilde, doch de woorden
; stokten haar in de keel, doch de lucht week
van haar weg het licht week van haar
i weg uit haar mond klonk een gerente! als
van een lam dat geslacht wordt....
* *
' Biasce ging' haar nog eens zien, zijn arme
? doode. Verstomd staarde hij met glazige dogen
l op de kist geheel bedekt met geurige bloemen,
waartussclien dat jonge lichaam uitgestrekt
lag en reeds teekenen van ontbinding ver
toonde, op dat blanke lijnwaad waaronder het
bederf der vochten reeds merkbaar werd. Hij
stond daar een oogenblik als verdwaald tus
schen de omstanders te staren; dan ging hij
heen, zocht zijn schuilhoek op, beklom lot
halve hoogte de houten trap, nam het touw
van de Zangster, maakte een schuivende lis,
stak (laar zijn hoofd door en liet zich in het
ijle slingeren.
! ' Door'(Ie stuiptrekkingen van den gehangene
i deed de Zangster eensklaps op dien rusiigeii
j Goeden Vrijdag vijf of zes heldere, zilveren
i slagen hooren en schitterde zoo hel, dat een
vlucht zwaluwen verschrikt van het torenduk
wegvloog.
j G. \\AALNER.