Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 483.
Kunst en Letteren,
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
ERNST POSSART
f in het Grand Theatre."
IV.
Possart heeft, in Othello", den lago gespeeld.
Zoo als de groote akteur ons den verrader" gaf,
was de uitvoering bestemd eene omkeering te
?weeg te brengen in de begrippen van do meer
derheid der schouwburgbezoekers. De goedrond
heid der Nederlanders heeft ten gevolge, dat men
hier een hooger dan elders opgevoerden afkeer
heeft van verraders. Het gros der schouwburgbe
zoekers kent haast geen hooger genot dan een
verrader beschaamd en ontmaskerd te zien. Men
kent de anekdote, die beurtelings van allo
verradersrollen-spelende akteurs verhaald wordt, dat
zy, na de voorstelling, door de politie naar huis
.werden vergezeld, om hen te beveiligen tegen de
dreigende aanvallen van het nog opgewonden volk.
Zoo doende werden bij ons, in afwijking van
de toongevende fransche emplooi-benamingen, de
verraders tot een emplooi, dat met den naam van
marquéwerd en wordt aangeduid. In het Fransch
bestaat dit substantief niet. Men heeft les
emplois marqués"; maar men verstaat hierdoor de
emplooyen, waarin rollen van oude lieden opge
nomen zijn, wier gelaat geteekend, gemarkeerd
moet wezen met rimpels. De emplooyen, die hier
onder vallen, zijn, voor de vrouwen: lesduègnes,
caractères et mères nobles", voor de mannen:
les grimes, financiers, pères nobles, pères
dindons, ganaches, premiers róles marqués et comiques
marqués." Maar van de benaming van marqué, voor
een verrader, weet men elders niet.
Het afgrijzen en daarmee het behagen, dat het
publiek, bij het optreden van verraders on
dervond, heeft te-weeg-gebracht, dat de
tooneolspelers, die deze rollen vervulden, met een behaag
lijk now-look-at-me-sort-of-air, hunne verraderij
den toeschouwers onder den neus plachten te
wrijven; zich met hunne verraderij drapoerden
en daarmee pozeerden.
Het tegenovergestelde van deze theatraliteit
was bij Possart in den lago waar te nemen en
huiverend" te genieten. De gewone toon van
Othelloos valschen aneient, bij de uitdrukking van
zijn gelaat, was inderdaad schrik aanjagend. Een
jpersoon uit uw omgeving, maar met dat
oigen.aardig gemeene in zijn blik, zijn gebaar, zijn toon,
dat ge, in uw optimisme, aarzelt voor een teeken
ran valschheid te houden, treedt daar als lago
voor n op. Bij andere lagoos moest gij u steeds
Toor gewaarschuwd houden, dat zij hun schande
lijk bedrijf hadden aangevangen en, door alle
dramatische stadiën heen, zouden afspelen. Hier
waren telkens nieuwe ontdekkingen, dio gij deedt,
?en van het begin tot het einde boeide u dat stille
water, dat zulk een diepen grond had.
'tlsonbegrijplijk, dat, met zoo weinig blijkende middelen,
Possart er in geslaagd is zijn edel gelaat dien
.stempel van booze laagheid op te drukken. Van
zyn eerste gesprek met den dwazen Rodcrigo af,
tot zijn gevangen staan als getuige bij den zelf
moord van Othello, is Possart geen oogenblik
buiten de charakterlijnen getreden, die hij zich,
ter veraanschouwelijking van dezen helschen lago
getrokken had. De minachting, waarmee hij
over Cassio spreekt, en de haat, die hem ten
opzichte van Othello vervult, schijnt, in het eerste
Tooneel, door alles heen, en de schreeuw, waar
mee hij den zelfmoord van den venvenschten Moor
begroet, besluit waardig en vol verschrikking zijn
geheele houding in het laatste.
Othello" komt mij vóór tot de
allervoortreflijkste van Shakespeares dramatische scheppingen
te behooren: het klimmen van de beleidvol hem
ingestorte jaloezie, bij den goeden Moorschon
held, de trouw, de teêrheid en onderdanigheid
van Desdemona, verheerlijkt en toegelicht door
het treffend verhaal van wat haar den Moor, dien zij
fear'd to look on" had doen beminnen en hem
haar, en het overal verschijnen van lago, cool"
in zijn malignity, silent in his resentment,
subtle in his designs and studious at once of his
interest and his vengeance". ??dat alles bevat
dramatische effekten, die diep roerend zijn.
De medespelers hebben zich naar vermogen ge
kweten. De Heer L'Haméheeft, voor mij, altijd
te veel .père-MoWc-elemen ten in zich, om in rollen
van hartstocht of jeugdig-teêre gevoelsschakeering,
geheel te kunnen voldoen. Toch heeft hij de
laatste tooneelen er vrij goed afgebracht. Mej.
Ziegler was eene goedhartige duitsche Dcsdemona.
Frau Pfund (Emilia) heeft vooral hot laatste
tooneel met meer warmte gezegd en gespeeld dan
zij gewoon is. De Heer Krall heeft den dwazen
Roderigo met de vercischte onnoozelheid ton
tooneele gebracht. Cassio heeft, het heelo stuk door,
witte gZaee'-handschoenen no. 8 aangehad.
Men vreesde, dat nu Possart niet als Othello
optrad, het publiek niet komen zou; maar het
publiek is wijs genoeg geweest om de wondere
schepping van lago te willen zien.
Het fraaye, over 't algemeen uitmuntend geba
lanceerde tooneelspel van den Heer Rosier Faassen,
Anne-Mie" wordt, met groote voldoening van het
publiek, thands door het gezelschap Van Lier
gespeeld.
.Be Rotterdamsche troep heeft, met dit stuk
wan een harer verdienstelijkste leden, in Londen
een groot succes behaald. Men moet erkennen.
dat de vertooning in de Amstelstraat dit antece
dent geenszins onwaardig is.
Ziehier de rolverdeeling: de oude Dirkten
(K. Vos, onverbeterlijk, maar te sterke grime);
Anne-Mie (Mej. Jeanne de Groot: haddc de
boerin iets meer op den voorgrond, de melodrama
dame iets meer op den achtergrond kunnen treden,
't ware een winst geweest): Valkwaard (Verhagen);
Eijnhof (Moor, in toon, als doorgaands, wat the
atraal) ; Neeltje (Jufv. Meeuwissen, goed);
Rocnraad (Malherbe, te prijzen); Nikker (André,
uitnemend); Kwak (Isouard van Lier, best); Lise
(Jufv. Roos, zeer goed; wat er didaktiesch was
in hare oordeelvellingen ligt aan den auteur). Ik
onderstel, dat het zingend boerinnetjen Jufv. Van
Gelder was; 't liet niets te wenschen.
Het oogenblik, dat Jufv. de Groot de eerste
opening aan Lise doet, dat zij haar moeder is,
was zeer treffend, en de boerentooneelen waren
in het echte koloriet. Het stuk is lang, maar geen
oogenblik te lang.
28 Okt. '86. ALB. TH.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Met een enkel woord werd in een vorig artikel
de aandacht gevestigd op het Hollandsch of la
ten we liever zeggen het Nederlandseh operage
zelschap, dat aan het lofwaardig initiatief van
den Heer de Groot zijne samenstelling te danken
heeft, en door de opvoering van Faust een succes
behaalde, dat ons de beste verwachtingen voor
de toekomst geeft. Wie het goed meenen met
de nationale kunst en in den Jaatsten tijd
schijnt het noodig dit te herhalen, zullen nu
ongetwijfeld de krachtige pogingen van de direc
tie van den Parkschouwburg willen steunen, 't Is
immers volstrekt niet onmogelijk, dat binnen kor
ten tijd de gelegenheid ontstaat eene oorspronke
lijk Xederlandsche Opera te zien opvoeren. Mocht
dit resultaat verkregen worden, dan rust op onze
componisten de plicht, voor zich zelven later eene
goede plaats op het repertorium te verwerven.
Wij spraken hierboven van het Nederlandsche
operagezelschap, omdat het Vlaamsche element
ook in de samenstelling niet werd vergeten. En
terecht. Aan enkele eigenaardigheden in de uit
spraak went men spoedig; de breede vokalcn
onzer zuidelijke stamgenooten zijn in den zang
weinig hinderlijk on hot recruteeren van geschikte
artisten wordt door het engageeren der Vlaamsche
kunstenaars ten zeerste vergemakkelijkt.
De vertaling der libretto's dient aan geoefende
hand te worden toevertrouwd. Met de wetten van
maat en rijm en de beginselen der elementaire
spraaklecr moet men het niet al te 'lichtvaardig
opnemen, vooral niet wanneer de oorspronkelijke
tekst aan den .eisch voldoet.
Mocht een oorspronkelijk Nederlandseh tekst
boek geleverd worden, dan hebben wij in dat op
zicht minder te duchten. Onze componisten zijn
dan mede verantwoordelijk voor eene geschikte
keuze.
Aan den heer de la Fuonte willen we gaarne
een woord van lof brengen voor hot talent en
den ijver, bij de opvoering van Faust aan den
dag gelegd. Vooral de koren hebben onder zijne
leiding in vele opzichten recht verdienstelijk ge
zongen. Nu en dan klonken ze zoo frisch, dat
ze het verre wonnen van die der Duitsche opera.
Dat het bekende Soldatenkoor" gebisseerd werd
is volkomen te verklaren ; ofschoon wij in begin
sel tegen dergelijke hehalingen gekant zijnt.
Uit het oogpunt van den zang werd de rol van
Valentiji) het best vervuld. Do heer Orelio be
schikt over goede stemmiddelen en weet er ook
met smaak gebruik van te maken. De rol van
Margarette in den aanvang door mej. Kiehl ver
vuld eischt heel wat talent, studie en andere
gaven bovendien, wier vereeniging niet licht te
treffen valt. Deze Margaretha is wat te forsch
gebeiteld om het eenvoudige Gretchen voor te
stellen, dat dichter en componist voor den geest
moet hebben gestaan. Maar in zang en spel viel
toch te prijzen en ook Mephisto, Faust en isiebel
verwierven nu en dan toejuiching. Enkele doelen
der mise on scène geven den heer de Groot op
welverdiende waardeering aanspraak.
Wij hebben niet de gewoonte te dezer plaatse
van alle uitvoeringen onzer liedertafels melding
te maken. Er wordt in de hoofdstad zooveel
vocale en instrumentale muziek gemaakt, waarvan
de belangrijkheid alleen voor de executanten,
vrienden en kennissen boven twijfel verheven is,
dat het de moeite niet zou loonen telkens reken
schap te geven van wat in verschillende wijken
wordt ten gohoore gebracht. Over enkele onzer
beste mannenzangvereenigingen kunnen wij echter
niet altijd het stilzwijgen bewaren, vooral ook
omdat de beoefening van den zang ons als mid
del tot vorming van den smaak van het hoogste !
gewicht schijnt en in vele vereenigingen ook de
werken der Nederlandsche toonkunstenaren regel
matig op het programma voorkomen.
Amicitiae bracht verleden Zaterdag onder de
leiding van den heer W. R, van de Vliet en met
welwillende medewerking van den den heer II.
C. do Maan':, violoncellist bij de orkcstverecniging,
een vrij uitvoerig programma ten gehoore, waarop
o. a. eene compositie van den hoer Franke voor
kwam. Het ontbrak den componist, die zelf de
uitvoering zijner ballade gedicht van S. 11.
Mosenthal leidde, niet aan toejuichingen. De
muzikale bewerking is van ecnvondigen bouw, en
van gezochte harmonieën vrij te pleiten. De me
thodische vorm is cenigszins populair; hier en daar
wordt do tekst door beschrijvende bedoelingen
geïllustreerd. Niet altijd is met liet gedicht zelve
volkomen rekenschap gehouden. Tekst en muziek
loopen niet steeds paralel. Zoo wordt in het vierde
couplet op forschen toon gezongen:
Komm' hcrab vom hohen Stcine,
Kolder Jüngling, komm' herab!
terwijl later het karakter van het lied door de
woorden wordt aangegeven:
Lcise tont mein Lied Dir zu!
Wij dienen de zangers van Amicitiae en ook
hun bekwamen directeur er opmerkzaam op te
maken, dat met nauwlettende zorg op de
kl/inkschooiilieid men vergiinnc ons deze samen
stelling (Hout gelet te worden. Wanneer eeno
zangvereeniging in staat is de stukken uittevoeren,
d. i. de tonen te treffen, want zóó wordt het ei
genlijk opgevat, is nog 'niets verkregen. Dan volgt
de interpretatie, de voordracht, liet mechanische
deel van den zang is onontbeerlijk, wij erkennen
het gaarne, doch het artistieke deel is van het
hoogste gewicht. En nu scheen het ons toe dat
in Amicitiae wel eens wat wij hot treffen"
noemden, als einddoel werd gesteld. En daartegen
dient gewaakt.
Do lieer de Maaréis een verdienstelijk violon
cellist, die in welwillcnden kring als solist kan
optreden. Zijn techniek is echter nog onvolkomen
en eischt voel studie. De leden van Amicitiae
juichten hem intusschen bij herhaling toe.
Aan de beleefdheid van een der leden van de
Wagner-Vereeniging directeur de Heer H.
Viotta hebben wij de toezending van het pro
gramma der uitvoering in den Stadsschouwburg
te danken, die op Vrijdag 23 October heeft plaats
gehad.
Het programma, geheel gewijd aan de nage
dachtenis van Franz Liszt, bevatte de volgende
werken:
1. Les Préludes, Symphonische Dichtung. 2. Kla
vierconcert in Es-dur. 'Aa. Das Rosenwunder. b. Die
Kreuzrittcr. c. Elisabeth's Tod und Chor der Engel
aus der Legende von der heiligen Elisabeth.
4. Episode aus Lenau's Faust (Der Tanz in der
Dorfsschenke). 5. Dio Lorcley für Sopran. (5. Psalm
XIII, Tenor Solo, Chor und Orchester.
Als solisten traden op: Frau M
ller-Ronneburgcr uit Berlijn, sopraan; mej. Anna Kluyt, piano;
J. J. Rogmans, tenor en Paul Ilaase, baryton.
Wij meenen aan de wenschen van het lid
der Wagncr-verecniging voldaan to hebben door
onze lezers mot liet programma bekend te maken.
Van ecnig oordeel hebben wij ons te onthouden.
Op de Wagner-veroeniging is volkomen van toe
passing hot bekende: La vie privée doit tre !
murée." II. C. P. D. '
MUZIEKAAL OVERZICHT.
ROTTERDAM, 28 Oct. 1886.
De opvoering van Du Zauberflöte gaf Zaterdag
gelegenheid Mej. Richter als Königin der JVac/ti
te hooren; ofschoon thans bleek dat hare colo- \
ratuur niet op den hoogsten trap van ontwikke
ling staat, bewees zij toch voor hot emplooi veel
geschiktheid te hebben en kan haar engagement
als een aanwinst beschouwd worden. Voor het
overige bood deze opvoering weinig stof tot be
spreking; de l'amina van Mej. Bettaque en de j
Tamino van den heer Grüning zijn goede beken- '
den; Behrens was als altijd een prachtige Sara- ;
stro, de heer Walldorf een goede ofschoon wat
logge J'apageno, Mej. von Tarnay eene aanvallige,
doch nog wat onhandige Papagena. De heer, die
Monostatos voorstelde, is blijkbaar voor Moor in
do wieg gelogd; zijn uiterlijk was onverbeterlijk,
over zijn zang kan ik niets zeggen daar die on
hoorbaar was. Het Isiskoor werd door het
hecrcnkoor voortreffelijk gezongen; een oprecht bravo!
Mot beklemd hart en vol bange voorgevoelens
ging ik Woensdagavond Lohengrin hooren, met
den herstelden hoer Ucko in do titelpartij; ik ,
durt wel te zeggen dat do verwachtingen bij die- !
genen, die hem als TannJumser gehoord hebben,
genoegzaam nihil waren, en vermoedelijk lag het
veel daaraan, dat er van teleurstelling bij het
publiek geen sprake was: het viel mee. Slechts !
in het midden van liet eerste bedrijf zong de heer l
Ucko onzuiver, voor het overige daarentegen goed '
in toon ; on da r de ligging dor partij van Lohen- l
grin veel en vaak gelegenheid geeft om met hooge
'tonen to schitteren, en do heer Ucko daarin nog
heel wat beschikbaar heeft, liep het geheel nog
zoo kwaad niet af. i
Ook was thans het costuum schitterend, de
grime goed. Maar nu is ook alles gezegd wat er j
goeds van to zeggen viel; was dat spel V was dat
oen houding V was er iets te bespeuren dat kon
doen denken aan den forschen, frisschen
praalridder, bloeiende van jeugd en kracht, ten strijde i
gezonden voor belaagde onschuld V Die gebogen
houding, die weifelende gang, die blik waarmede !
bijna verontschuldiging verzocht word voor de !
ongevraagde inmenging in de intieme
aangelehenden der familio Telruimind en ron Jirabant.
deden meer denken aan een gcmocdel ijken ouden
bloedverwant, dan aan den man, die eer en glans
on heerlijkheid heeft opgeofferd aan zijne liefde.
Hoewel dus Ucko's Lolieiigrin voel beter was dan
zijn 'J'anit/iauser moet hij toch als Duilseh hel
dentenor ongeschikt geacht worden.
De overige bezetting was schier vlekkeloos;
Behrons' echt vorstelijke Kittüij, Mielke's heerlijke
Klsa, v. Bongardt's fbrsche, ridderlijke 'f e/ra in und
on last not least Mevr. Jaïde's Ortntd, bij
deze opvoering zoo schoon als ooit, en
Shnkowsky's Heerrufer, vormden een ensemble, dat slechts
een Ijihengrin van gelijke kracht behoefde om
elk theater tot eer te verstrekken liet orkest
werkte verdienstelijk.
V.
PIETER HARME WITKAMP.
18KS?1886.
Onder de Amsterdammers, die het meest (ot do
kennis en verheerlijking van hun vaderland
in deze Eeuw hebben bijgedragen, behoort on
tegenzeggelijk de uitmuntend toegeruste geleerde,
wiens naam, ter gelegenheid van zijn
zovcntigsteu verjaardag, boven deze regelen geschreven
staat.
Van der jeugd af. had I'ietcr \Vifkamp mot
zijn vriend Jan ter (Jouw ecnc allerlevendigste
belangstelling gewijd aan alles wat met de ge
schiedenis des vaderlands in verband stond: maar
het is mociclijk zich twee personen te denken,
die voor het overige, wat karakter en stemming
betreft, verder uit elkaar loopen.
Bij al zijn kennis, is Witkamp steeds de beschei
den, vriendelijke man gebleven, wiens wijs van
zijn het vergeeflijk maakte, dat bij zoo veel
meer wist dan anderen. Wat bizonder in onzen
jubilaris te prijzen valt, is de grondigheid van
zijn wetenschap. Mot deze woorden te gebruiken,
loopen wij gevaar verkeerd verstaan te worden en
juist liet tegenovergestelde te doen aannemen van
hetgeen, wij bedoelen. Door de wetenschap ver
staat men doorgaans de samenvatting van hetgeen
over bet een of ander in boeken staaf, en de leer
do thecrrio, die daaruit getrokken wordt. Niet zoo
zeer wat r/i'schrci'cii (gedrukt) in, op het gebied
van historie on geographie, maar wat /.?>?, heeft
Witkamp nagegaan en in zich opgenomen.
Hij heelt alle berichten gewantrouwd. Als een
andere Aug. Schleicher, is bij op datgene, wat
hem belang inboezemde, zelf ingegaan: hoeft
documenten willen zien, voelen, ja ruiken; heeft
monumenten bezocht en onderzocht: heeft
tallooze voetreizen gedaan, om zelf de terreinen te
bewandelen, waarvan hij een beschrijving onder
nam. Daar is, in ons land, geen heirweg, geen
rivier, geen laan, wat zeg ik, bijna geen sloot,
geen pad, of hij heeft met zijn eigen oogen zich
willen vergewissen, dat het er aldus, en niet
anders, mee geschapen stond.
Er is zeker niemand, die de XVII Nederlanden"
beter kent dan Witkamp, en in 't bizondor hooft
hij zijn werk gemaakt van Luxemburg en van
Vianden, als bakermat van ons Vorstenhuis. Wat
is het jammer, dat Prins Hendrik dit jubileum
niet beleefd heeft. Hoe gaarne zou bij er als
Ecre-Voorzitter bij zijn opgetreden.
Als Witkamp den kop had, hom ontbrak
ook de pluimhocd niet; hij was een verdienste
lijk dichter.
Ziet hier zijne voornaamste werken : liet nati
onaal her inner in gsf'e est in 1863. Gedenkboek ran
Neérlands 50-jarig grondwettig rolksbestaan onder
liet Huis ran Oranje. Wandelingen op de ten
toonstelling ran tuinbouw in J8G:">. Landen en
rolkcn. Zeden, gewoonten, godsdiensten, kleeder
drachten ran alle rolken der aarde. Geschiedenis
der XVII Nederlanden. Amsterdam in Schetsen
wet teekeningen vau Jïekkhiy. Hoe Nederland
ran een Republiek een Koningrijk werd. Aard
rijkskundig teoordenboek van Nederland, Am
sterdams zesde Eeuwfeest. Natura artis magistra
in schetsen, behalve oen groot getal leerboeken,
kaarten, enz.
Do kundige en ijverige auteur dezer werken
lijdt aan gezichtsvcrzwakking. Moge deze kwaal
kunnen worden gestuit en do Heer Witkamp nog
een reeks van vruchtbare jaren aan zijne
studiezucht kunnen wijden. M.
OVERLEVERING EN KRITIEK."
[Rode, gehouden bij het overdragen van het
rectoraat der Vrije Universiteit, don
20en October 1886, door J. WOLTJER,
l'hil. theor. et litter. hum. doctor.]
De Amstcrdamsche hooglecraren A. Pierson en
S. A. Naber hebben zich oen uitstapje op theo
logisch gebied veroorloofd. (1) Niets is gezonder"
zegt de Loidsehe hooglccraar Kuenen in zijne
aankondiging van hun geschrift (2) dan dat
do gildcbroeders nu en dan eens wakker worden
geschud, en zich herinneren, dat hun kring do
wereld niet is. Niemand ontbeert straffeloos den
prikkel der mededinging. Zoo mogen dan ook de
theologen dankbaar zijn en zich verblijden, dat
van tijd tot tijd oen classiek philokiog op hun
terrein komt jagen." Deze dankbaarheid en blijd
schap zijn echter bij prof. Kneuen, na de lectuur
der Verisimiliii, in verbazing en bevreemding
verkeerd, en wie do humane, maar afdoende kri
tiek van den Leidschen hooglccraar over het werk
zijner amhtgenooten leest, zal daarover zeker niet
verbaasd of bevreemd zijn. Van den anderen kant
komt een classiek philoloog den beidon stroopers
op theologisch gebied de les lezen, en bij hem
heeft de verbazing plaats gemaakt voor onverliolcn
ergernis, die hem de Verisimilia voor onjuist,
oppervlakkig en onwetenschappelijk" doet verkla
ren. Do hoeren Pierson en Naber bobben dus den
vrijzinnigen boogleeraar in de godgeleerdheid en
don orthodoxen hoogleeraar in de klassieke let
terkunde togen zich in het harnas gejaagd.
liet is hier do plaats niet, om de \'erini»iili<i
te bcspekcn. De wijze, waarop de beide schrij
vers den gehavendcn toestand van liet Nieuwe
Testament'' en vooral den lappendekcnachtigen"
toestand der Paulinische brieven door eene stout
moedige eonjecturaal-kritik hebben trachten aan
te toonon, kan slechts in vaktijdshrifton behoor
lijk aan de eischon dor wetenschap worden ge
toetst, Den belangstellenden lezer verwijzen wij
bier voor allereerst naar de kritische aankondi
ging van Prof Kuenen, maar ook naar de bij
lage" van Prof Woltjor's oratie. Doch het komt
ons niet onbelangrijk voor, den lezers van het
Weekblad met een enkel woord mede te doelen,
welke overwegingen van algeineenen aard het
geschrift der boeren Pierson en Naber den hoog
leeraar der Vrije Universiteit in de pen gaf.
Prof. Woltjer is hot eens mot de waarschuwing
van Cobet .,Ciislignbitur lemeritas eorum,
quiillotis munibns htiec sacra attrectanf'. ?<) Do bijbel
is voor hem het Woord Gods, een heilig boek,
wat echter niet wegneemt, dat hot door
menscben kan worden geschonden, vervalscht. bedor
ven". Hij is niet afkeerig van philologische
j kritiek, toegepast op het N. T." Maar hij is
overtuigd dat do schriftelijke overlevering, wel
} verre van onbetrouwbaar en wankel te zijn, inte
gendeel tegenover ons met gezag optreedt, dat
zij recht heeft op onzen eerbied en ons vertrou
wen", hij meent dat bet de plicht van den
phiI loloog is, om zich eerst geheel aan de overlevering
over te geven, en door die overlevering haar te
verstaan, tot haren eigenlijken zin en bedoelingen
door te dringen, dat bet hem dus niet past aan
zijne subjectieve opvatting den teugel te vieren,
i aan zijne vindingrijkheid en vernuft vrij spel te
laten, maar dat bij alleen op zeer vaste, ja on
wrikbare gronden van haar mag afwijken."
i Wat is overleving? Prof. Woltjer onderscheidt
terecht (qui bene dixtingitit, bene ilocrt.'): alles
j wat op de eene of andere wijze als uiting van
! den menscheüjken geest uit vroeger tijdperk tot
! ons is gekomen", en den overgang vau het
over| geleverde uit vroogeron tijd in den onzen".
Ter! wijl do laatste van hem aangehaalde zinsnede
over de plichten van den philoloog klaarblijkelijk
i op het overgeleverde" betrekking hoeft, tracht
j hij in zijne oratie vooral aan te toonon , dat de
j wijze, waarop de oude codices in afschrift tot ons
gekomen zijn. aan de betrouwbaarheid dezer ko
pieën, voor zoover zij de gewijde schriften be
treffen, geen afbreuk doet,
i Do spil van het gansche betoog is dus de betrouw
baarheid der afschrijvers. De onderstelling, die
! men zoo dikwijls aantreft, dat men in de
over; levering de sporen van het werk van bedriegers,
't zij domme, 't zij golepoue. beeft te zien.
! strijdt niet alleen tegen de overlevering zelf', maar
doodt ook alle philologie, daar zij haar den \astou
grond, waarop zij bonwen moet, ontneemt".
Die stelling komt ons zeer gewaagd voor. Do
i heer Woltjer beroept zich op den kerkvader
Irenaeus. die schrijft: Ik bezweer U. die dit
boek zult overschrijven, bij onzen lleere Jezus
; Christus en bij zijne wederkomst in heerlijkheid,
wanneer Ilij komt om te oordeelen do levenden en
de doodcn, dat gij vergelijkt vult gij
overgeschrc