Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 489.
bfl zou willen zien, en dan ook zoo'n .... model.
't Ware te wenschen, dat van alle
figuurschil<ters gezegd kon worden wat een fransch kritikus
van den grooten Bouguereau zegt: M. Bougnereau
. ne eomprend pas l'art sans la grace; et il ne
comprend pas la grace sans la décence."
Mej. Loder, ouA-académicienne, levert een fraaye
studie: goed geteekend, goed gekompozeerd, goed
gedrapeerd, oordeelkundig verlicht: 't is een
levenggroote monnik in de kloostercel".
Vereerend voor de ten-toon-stelling is het, dat
H. K. H. de Princes Keuss, geb. Princes van
Saxen-Weimar, ons het portret van hare
DoorInchtige Moeder, van haar gemaal, en van den
Hoogleeraar-Direkteur Allebéte waardeeren geeft.
Men heeft hier waarlijk met eene kunstenares te
doen en de voorbeelden zijn niet talrijk van
vorstclijko personen, die zoo goed schilderen. Mis
schien is het portret van den Heer Allebéwel
een beetjen hard en misschien had 's mans ver
nuft wel wat duidelijker kunnen worden aan
schouwelijk gemaakt.
Bij de uitspraak der jury in do keus tnsschen
's Heeren Strackés modellen van Huyg de Groot
heb ik mij niet kunnen neerleggen: 't is mij zoo
veel te aangenamer hier met instemming do namen
te bewaren van de door de stad Amsterdam met
goud bekroonden. De jury bestond uit de Heereti:
Allebé, Cunseus, J. Maris, Greive, Bisschop, H. W.
Mesdag en Maschhaupt. De bekroonden zijn:
Gari Melchers (214), Segantini, voor uitmun
tende koeyen in een uitmuntend bewerkt
landschap Alla stanga". Josselin de Jong (170),
Levensgroote kinderportretten. Luyten (195). W.
Maris (201): te-reeht beklaagt zich de Lantaarn
dat de Heer W. Maris nu pas een onderscheiding
krjjgt. En de Heer Hubert Vos (371, 872. 424).
Met genoegen zag ik ook werk van 's Heeren
Vos' vriend en kontubernaal,den Heer B.Prins,vroeger
kweekeling der Rijks-Akademie: Het oude en
nieuwe Testament" is geestig gedacht en getoetst.
Dat wij hier noode de Heeren Roelofs en
Rochussen missen, wordt eenigszins goedgemaakt
door hunne heerlijke teekeningen in Art i: van
den eersten vooral: Een moeras", van den ande
ren: Winter op de Kralingsche Plas bij Rot
terdam".
Nog vermelden wij met veel voldoening de die
renstudies van den Heer Aug. Le Gras: een
Kameelkop in Arti en zijn meesterlijke ets van vier
kameelen, door hem uit Arlis naar /Egypten
terug-gevoerd. En wat helpt om onzen rnoed leven
dig te houden, dat zijn vooral ook de zinnebeel
den van den bloei: de bloomen van de Dames
van de Sande Bakhuysen, Booms, Breuer,
Haanen, Hendriks, van Hogendorp. van Hoorn, Ronner,
Rooseboom, Schouten, van der Voort en Zubli.
Ik zou mij wel wachten laatstgemelde kin
deren der kunst in andere dan alfabetische orde
te schrijven.
Ik kan van deze drie-jaarlijksche" ten-toon
stelling niet scheiden, zonder mij nog van een
dubbelen dankbaarheidsplicht te hebben gekweten.
Onvergetelijk zal mij blijven de heerlijke winter
van den Heer Louis Apol, met de roode zon,
schijnend door berijpte en besneeuwde takken,
en ik zal groote verwachtingen blijven koesteren
van het talent, dat onder No. 116 die vrouwelijke
in rouw gehulde figuur heeft ten-toon-gesteld.
Mij was tot dus-verre de Heer W. Hamel geheel
onbekend.
4 Nov. 86.
A. TH.
GERBRAND ADRIAENSZ. BREDERO.
In een vorig artikel uitte ik de meening, dat
er in de onlangs verschenen Beknopte geschiedenis
der Nederlandsche Letterkunde van Dr. W. J. A.
fonckbloet, uitgegeven door Dr. Georg Penon,
eene voorstelling van Breder o's leven en werken
voorkomt, die niet volkomen strookt met den
tegenwoordigen stand der wetenschap.
Het is mijn plicht die meening met afdoende
bewijzen te staven.
In de eerste plaats moet er over zijn leven ge
handeld worden, naar aanleiding van de volgende
regelen bij Jonckbloet-Penon (bl. 157):
(Bredero) lieeft verschillende mouwen ernstig
lief gehad, die zijn hartstocht niet beanttcoordden.
Hij trok zich dut zeer sterk aan, en zijn rerdriet,
schijnt hy in den zw/jmel run het zint/enot te
Itébben willen verstikken. Hij kwam daarvan
erenwel spoedig terug; maar eene ziekelijke zwaar
moedigheid had Item bevangen, welke hem alle genot
als zondig schuiven, den dood als eene bei/eerlijke
uitkomst verlangen deed, en hem eindelijk ook
ten grave sleepte."
Uit deze regelen blijkt:
lo. dat Bredero verschillende blauwtjes liep
een feit, dat niet valt te ontkennen;
2o. dat hij zijn verdriet door zingonot poogde
te verzetten een feit, dat evenmin twijfel
achtig is;
3o. dat hij evenwel spoedig van dit stelsel
afstand deed en tot zwaarmoedigheid verviel een
feit, dat meer in overeenstemming met den
historischen toestand zou zijn, indien voor spoedig
het woord eindelijk, of ten langen leste gelezen
werd;
4o. dat hij door ziekelijke zwaarmoedigheid
ten gravo daalde een feit, dat met de historie
n strijd is.
Over Bredero's leven en sterven is in 1885 vrij
?wat licht verspreid. Had de uitgever der Be
knopte Geschiedenis" gelezen wat door Mr. ('h.
M. Dozy, Dr. (T. Kal ff' en Dr. J. A. Worp inliet
Jircderoo-Album,Feefstnvmmer rnn Oiid-HoU/ind"
(1885) geschreven is, en daarbij vergeleken wat
in hot tijdschrift Nederland" (September 1885),
verscheen over De oorzaken ran Bredero's dood",
hij zou de aangehaalde volzinnen zeker gewijzigd
hebben.
In de eerste plaats is het niet juist, dat Bredero,
uit spijt over zijne teleurstellingen bij de dames
zijner dagen zich in de armen werpend van het
zingenot, spoedig daarvan terugkwam. Wij kennen
vijf vrouwen, die zijne liefde hebben versmaad:
eene frisse, suyvre Maacht", ons bekend als
Margriete N. N. ; een bruynoogd' Coninginne'',
niemand minder dan Tesselschade: een
deuchdrijcke, wyse vrou", do weduwe N. N.; een Meysjen
aardich", Annetta N. N., ten tooneele gebracht
als Angeniet; en eindelijk madamoiselle Madalena j
Stockmans" uit Dordrecht.
In het jaar 1612 blaakt hem reeds zijne tweede
vlam, de minnelijke TesselscUa.de, in zijn sterf
jaar, 1618, doet Madalena Stockmans hem treuren.
Van zijn 25ste tot zijn 33ste levensjaar valt hij
van de eene verliefdheid in de andere In welke
periode van zijn leven moet men nu het tijdvak
stellen, waarin hij zich door den zwijmel van
het zingenot" trachtte te troosten, schoon hij er
volgens de Beknopte Geschiedenis" SPOEDIG van
terug kwam?
Een dergelijk tijdvak is niet aan te wijzen.
Bredero is heel zijn leven een bohémien geweest,
zooals hij gulweg zelf bekent in zijn
SieckensKlaegh-Laydt"(?AendachtigLiedt-boeck" bl.61,62)
aan zijne
raaets
Met wicn (hy) plach te swerven
In grondeloos verderven,
Als woeste onverlaets."
Met des te minder reclit mag dus beweerd
worden, dat hij SPOEDIG terugkwam van zijne
uitspattingen. Eerst in Januari 1018, na een ongeval
hem op het ijs overkomen, na de bittere teleurstelling
hem door Madalena Stockmans en zijne eigene
brooddronkenhcid berokkend, wordt hij door een
ernstige ziekte tot staan gebracht, en wijdt hij
zich aan het werk zijner bekeering.
Hij heeft ons dit zelf te kennen gegeven door
de plaat, die zijn Aendachtigh Liedt-boeck" ver
siert. Deze platen waren vervaardigd soo als hy...
meerendeels in syn leren geordoneert hadde," zegt
zijn uitgever Van der Plasse (1622.) De plaat nu
voor het Aendachtigh-Liedt-Boeck stelt als
velen bekend is een atelier van een schilder
voor. Aan de wanden hangen studiën en mytho
logische voorstellingen. Op den in een hoek ge
schoven ezel staat eene scllilderij, voorstellende
ccne boetende Maria Magdalena, die den beker
der smart drinkt, met een doodshoofd links. In
het midden der plaat is Bredero zelf voorgesteld
met n knie rustend op een ter aarde geworpen
burgervaandel, vóór eene tafel, waarop een doods
hoofd en waaromheen de drie theologische deugden :
Geloof, met een kruis, Hoop, met een anker, en
Liefde, met eonigo kinderen, geschaard staan. De
dichter legt de hand nu-t eene pen tnsschen de
vingeren op hot anker der Hoop. Links is eene
deur geopend, waardoor Venus met Amor, beide
weemoedig omziende naar den dichter, wegvluch
ten. En onder deze voorstelling leest men de
bekende regelen:
Wanneer de mensch bedenkt syn ydelheid met leet,
Hij Venus oorlof geeft, en 's werelds prael rertreed.
En loont demoedig t'oor der Deugden heilige leering,
En offert danckbaar Gode het wieroock van be
keering."
De verklaring van deze plaat is niet moeilijk.
Het tafereel duidt op de laatste periode zijns
levens vermoedelijk omstreeks Juni?Juli?Augus
tus 1018. Dat hij Venus en Amor oorlof geeft,
kan op tweeërlei wijze opgevat worden. liet kan
doelen op eene eerlijke liefde, als men let op de
schilderij met Maria Magdalena toespeling op
Madalena Stockmans en op de teckening van
het ^«lor-figuurtjc, dat met weemoedigen blik
naar den dfPhter omziet, terwijl het met de lin
kerhand eene pijl omhooghoudt. Aldus opgevat
kan men de oorzaak van Bredero's bekoering
zoeken in zijne mistroostigheid over Madalena's
huwelijk met een gelukkig mededinger, nadat hij
zelf al vier blauwtjes had geloopen.
Er is nog eene andere opvatting mogelijk.
Venus en Amor kunnen symbolisch de gewone
neiging van den dichter voorstellen, daarbij ge
voegd, dat hij misschien in de laatste maanden
(Maart-April-Mei), om zijn leed te verzetten, zich
meer dan ooit in de willige armen van Venns
Pandemos had gestort, en dat hij zich nu voor
goed van deze zoowel als van zijne vroolijke
maats" uit het Schuttersvendel, welks vaandel
hij vertreedt", wil afwenden. In beide gevallen
staat zijne bekecring in verband met de gebeur
tenissen van het eerste halfjaar van 1618. in beide
gevallen mag de invloed van Madalena Stockman*'
j huwelijk niet onder stoelen en banken worden
weggemoffeld.
Wat blijft er nu over van de bewering, dat hij
door eene ziekelijke zwaarmoedigheid (werd)
licrangen, welke hem alle genot als zondig schiuren.
den dood als eene begeerlijke uitkomst rerlangen
deed, en hem eindelijk ook ten grure sleepte."
Mij dunkt dat er eigenlijk niets van overblijft.
en dat Bredero's dood op 33-jarigen leeftijd ver
klaard moet worden:
lo. Uit zijne ruwe, en woeste levenswijze in liet
tijdvak van 1605 tot 1618. Hij zegt liet zelf in
zijn Geestigh Lied t", aan 't slot van 't
Aendachtigh-Liedt-Boeck":
Een hooft vol windt en wijn.
Ken hart vol suchts en pijn,
l'jcn lichaem gants rol i/ualen
Heeft Venus, en de kroes
Of selfs die leyde droes,
Mij dikwijls doen behalen.''
2o. door eene gevaarlijke ziekte, hem overkomen
in Januari 1618, daar hij met eene narreslede
door hot ijs was gezakt;
,'io. door zijne diepe teleurstelling, over het
huwelijk der laatstelijk door hem met heftigheid
aangeboden vrouw, Ma.^^ena Stockmans.
Gcene ziekelijke zwaarmoedigheid" berokkende
Ikcm ilen dood. die door de drie genoemde oor
zaken volkomen verklaard wordt. Of men nu
j zeggen mag wellicht, dat llrcdcro aan een gebro
ken hart stierf V
Men vor^unnc mij hierop te antwoorden wat ik
in het vorige jaar (1S85 Xedirlnnd". De oor
zaken ran Bredero's dooit".l heb geantwoord:
Noen, wanneer daarmee de romantische voor
stelling gepaard wordt van een teergevoelig jonk
man, die gelijk sommige dmes incomprises" zich
eeno tering op het lijf zucht, als Xoralis, of een
geweldig eind aan zijn leven maakt, als Ifeinriclt
ron Kletst. Ja, wanneer men bedenkt, dat de
lichtzinnigste en opgeruimdste naturen tragische
oogcnblikken van mistroostigheid te doorworstelen heb
ben, die somtijds hun levenslust voor altijd
knakken. Bredero had meegeleefd met het tncrrij
old Amsterdam van zijne dagen; te veel meege
leefd, dapper op de bierbank der taveerne en
onverschrokken bij de roemers en fluiten ten
Doelenzaal en elders. Het ging hem, als
zijne geestverwanten in Engeland, als Greene, die
aan eene indigestie van Rhijnscheri wijn en haring
stierf na een leven van bandeloosheid; als
Marloive, die worstelende met een medeminnaar, in
zijn eigen dolk viel; als Massinger, die van gebrek
in een verwijderd dorp omkwam en goen ander
getuigenis in de dooden-rcgisters kreeg dan:
Philip Massinger, een vreemdeling."
Bredero stierf aan velerlei indigestiën in
den beginne van bieren, en wijnen, en nog meer,
ten slotte van hopelooze minnarijen en verdwenen
levenslust. Hij reikte op zijn doodbed de hand
over de eeuwen heen aan Wordsicorth en fluisterde:
We poets in our youth begin in gladness,
But thercof comes in the end despondency
and madness".
Thans is het noodig een vraagstuk aan te roeren
uit de lezing van Bredero's werken te voorschijn
gekomen, en in onmiddellijk verband met het
voorgaande te behandelen.
In de Beknopte Geschiedenis" leest men (blz. 183)
zes weken voor zijn dood voltooide hij zijn laatste
romantische drama: de Stomme Ridder.... On- j
twijfelbaar heeft Bredero zijn eigen zieleleed in j
den Stommen Ridder uitgegoten."
Dat men zijn leed uitgiet, klinkt even
wonderspreukig, als dat men zijne zonden opdrinkt voor
rijpon wijn", maar dat Bredero het eerste zou ge
daan hebben in den Stommen Ridder is geheel
bezijden de waarheid.
Wanneer do uitgever der Beknopte Geschie
denis" gelezen had, wat de heer C. H. den Hertog
in het Maartnummer van de(n) Gids" van 1885
geschreven heeft onder den titel: De Bronnen
fan Breeroos romantische spelen" en daarbij ver
geleken had, wat in de Inleiding van den onlangs
(1886) verschenen druk van den Stommen Ridder,
met aanteekening van Dr. G. Kalff, gezegd is,
zou hij niet beweerd hebben, dat Bredero in dit !
stuk van zijn eigen zieleleed wilde getuigen. \
Een nadere kennismaking met den roman van !
Palmerijn, Bredero's bron, toont, dat JonckbJoet's
oordeel op een misverstand berust. Bredero denkt
in het geheel niet aan do ontrouw eoncr geliefde
hij volgt alleen zijn voorbeeld de geschiedenis
van Palmerijn. In het 58 hoofdstuk van den
roman Palmerijn ran Olijven" wordt ver
haald, hoe Palmerijn eene jonkvrouw ontmoet,
die op de valkenjacht is, en hoe ze hem
uitnoodigt haar gezelschap te houden. Deze jonkvrouw
blaakt van liefde voor Palmerijn ; des avonds, zou
ze heur selven bycans in zijne armen gesmeten
hebben", maar schaamte hield hair terug. Zij i
schonk hem den volgenden morgen tot aanden
ken haar valk. Deze valk brengt Palmerijn geen
geluk aan. Hij was met zijn vriend Trinetis, en
de minnares van dezen, de infante Agriole gaan va
ren, en landde op een eiland, waar hij met zijn valk '
ging jagen. Hij werd medcsleept door de genoe- i
geus van de jacht, en vergat zijne vrienden, die
zonder hem vertrokken. Toen hij zag dat bet
schip verdwenen was, werd hij woedend,
vcrvlocckende soo wel de Jachte als oock de Jonckvronwe.
die hem ghescbonken hadde zijnen welgelceruen
Valck, dien hij van groote quaethcydt bij de voe
ten nam en de teghens oen boom meer als aan
thien stukken sloech."
Met dit toonoel begint Bredero zijn Stommen
Ridder", Er is hier volstrekt geen sprake van
ontrouw, noch minder, dat Bredero van eigen
zielelred'' zou gesproken hebben. Ptdmcryn is
woedend, omdat de valk hem tot jagen bracht,
omdat hij zijne vrienden verloren heeft, omdat
hij op het eiland moet achterblijven. Hij vloekt
ook de jonkvrouw, die bom den valk gaf. maar
van ontrouw is bier niets te bespeuren. Jonckbloet
die waarschijnlijk den Pulme-ryn niet las. en dus
dit verliand niet kende, wil in de klachten van
den ridder woede over de ontrouw eener jonkvrouw
ontdekken, waarvan hoegenaamd niets bestaat.
Zoo vervalt ook de stelling, dat de Stommen
J'idiler" in Bredero's laaNtc levensjaar zou ge- }
schreven zijn. Do lieer C. 11. den Hertog, die den
P/d/neryn nauwkeurig las, zegt in bet boven aan
gehaalde artikel: Ik ben van meening, dat, na
de kennismaking mot Breroos bron. de waarschijn- i
lijkheid van Ten Brink's meening (?Gert:. Ad J ir."1 '
1871) grootcr wordt en de Stomme Ridder inder
daad eene dramatische proeve is, die in porte
feuille bleef, toen het den dichter bleek, dat geen
likken baatte, om er het falende, lieve leven in
te brongen."
Itj;. JAS TEN Buixii.
ideographisch. Als men een Chineosch woord ziet.
kan men gemakkelijk begrijpen wat het zeggen
wil." Ly-Chao-Pee bewees dit met teekeningen
op een zwart bord. Dit teeken, waarop men de
lijnen ziet van haren, neus, wangen, oogen en
boenen, beteekent: zoon; dat kan ieder begrijpen.
Dit figuur van drie gebogen lijnen, die elkaar
snijden, beteekent: de vrouw. Plaats drie van die
figuren bijeen, dat beteekent blijkbaar: echtbreuk,
ontrouw. Hier hebt ge duidelijk een berg, daar
een man, plaats don man op den berg en ge
vindt: een kluizenaar."
Ly-Chao-Poo sprak vervolgens over de twee
klanken, de dialecten, ruim oen honderdtal in
China. en besloot: maar dat alles leert men ge
makkelijk, voel gemakkelijker dan hot Fransch,
dat voor ons een waar casse-tête chinois is."
Van het nieuwe halfmaandelijksch tijdschrift
Deutsche Dichtnng. redactie L. E. Franzos, is de
derde aflevering, pas verschenen, aan V on Schof
fel gewijd. Zij bevat twee facsimiles naar teeke
ningen van den dichter van Kkkehard, een land
schap uit de omstreken van Rome, en een
trompetter van Sackingen", vier portretten van
den dichter, vele autogrammen en eene studie
van Karl Emil Franzos. Ook bevat de aflevering
eenige onuitgegeven gedichten van Von Schoffel,
onder anderen een in het album van zekere
Clara, waarin voorkomt:
Sleep nooit een bundel zorgen,
Sleep slechts den sloop van 't kleed.
Wees als uw goede ouders,
Eenvoudig, trouw en waar;
Spreek weinig valsche woorden,
Draag weinig ook valsch haar!
Dezelfde talentvolle bewerker, die van
Flammarion's Wonderen des Hemels en Het Rijk der
Sterren eene wolgolukto Nederlandsen e uitgave
deed verschijnen, Dr. B. C. Goudsniit, heeft thans
do hand gelegd aan eene bewerking van De wereld
vóór de schepping ran den Menscli. Zij zal in
hetzelfde formaat als de beide vorige boeken, bij
den uitgever W. J. Thicmo & Co. te Zntfen ver
schijnen. Niemand heeft meer dan Flammarion
de gave, op de grondslagen der wetenschap ook
voor het minst voorbereide publiek eene grootsche,
overweldigende voorstelling te geven van de ge
heimen der voorwereld en do vonderen van het
heelal. Zijn de platen nu en dan tor wille der
duidelijkheid wel wat grof aangelegd, de schrijver
bereikt er zijn doel mode,, eenig denkbeeld te
geven van de ontzaggelijke verhoudingen
deieerste tijdperken onzer aarde. Do vertaling zal.
evenals die der vorige werken, wel tot het einde
onberispelijk en aantrekkelijk blijven.
V A U I A.
Deze week hield de mandarijn Ly-Uiao-Pee,
, hoofd der Uiineesche missie voor openbaar onder
wijs te Parijs, eene lozing over de Chineesche
taal. Hij begon met de woorden van Kenau aan
l te halen om er tegen te protestceren. In
L'o\ rii/ine dn limgagi'. zegt Kenau: .,Is niet de (
hineesche taal. met baar onvolledigen. ongeorgani
seerden bouw. liet beeld van den dorheid van geest
en hart. die dit ras kenmerkt? Voldoende voor
j de behoefte des levens, voor de techniek der am
bachten, voor een lichte litteratuur, voor eene
wijsbegeerte, die de wel eens scherpzinnige, maar
uöoit verhevene uitdrukking is van het practisch
gezond verslind. >'nit de Ciiincosehe taal alle
philosophio, allo wetenschap, allen godsdienst uit.
God hoeft er 'ceu naam. bovennatuurlijke dingen
i kunnen er alleen kums omwegen uitgedrukt wor
den en nog kennen wij de juiste beteekeuis niet.
die deze spreekwijzen voor den geest van den
Chinees vert'iouon."
De lieer I.y-C'nao-lVo kwam tegen dit alles op.
Hij verklaarde, met veel meer genoegen den
mar: kies d'Harvey do Saint-Denis over China te hebben
hooron spreken. Integendeel," zeido hij, juist
het woord atheïsme heeft in China geen equiva
lent, onze taal is de eenvoudigste en duidelijkste
van allen, liet Volapük zelfs heeft zijn regels
aan onze taal ontleend, wier dochter bet om zoo
! te zciïircn is. Ons schrift is hieroglypbisch en
l
Van Mr. C. Vosmaors belangrijk werk De kunst
in het daagtijksdi leren, is ecu tweede druk ver
schenen. Eigenlijk is hot boekje oorspronkelijk
naar hel Engelsch van Lewis Foreman Day be
werkt, maar de heer Vosmaer is in dezen tweeden
druk nog moer op zijn model gaan uburpeerou dan
in den eersten ; opstellen zijn er bijgevoegd, hoofd
stukken geheel omgewerkt, opmerkingen er aan
toegevoegd, zoodat de studie steeds moor Neder
landsen en oorspronkelijk is geworden. De heer
Vosmaer heeft zijn rechten gehandhaafd door
overal aan te geven, wat van hem zelven afkom
stig, wat door den Engolschman ontleend is.
Dat eene tweede uitgave zoo spoedig
noodzakewerd, bewijst evenzeer ten gunste van ons publiek
als van het werkje.
Militaire Zaken.
E FA' WOORD OVER DE VERDEDIGING DES
LVNDS BIJ EEN AANVAL VAN UIT
HET OOSTEN.
Mijnheer (h; Redacteur!
Vergun mij u te vrrzoeken eene kleine onnauw
keurigheid in het opstel: De mobilisatie der
Dnitsclie cavalerie", opgenomen in het Nr. van
:>1 October jl. te willen herstellen. Zij is ver
moedelijk het gevolg van mijn minder duidelijk
schrift, of te danken aan de mindere bekendheid
van den zetter on don corrector met Duitsche
militaire toestanden, daar anders niet zooals
thans te lozen zoude zijn geweest, dat het
regiment Kurassicrs te Munster tot het Xe
legerkin-ps behoort, terwijl hot deel uitmaakt van het
Vllélc"erkorps, waarvan het hoofdkwartier even
eens te Munster is gevestigd.
U zoudt mij tevens zeer verplichten, door ook
het onderstaande in uw blad op te nemen, dat
als een vervolg op het vorige artikel kan worden
aangemerkt.
Zooals bekend is, wordt door den Generalen
Staf in Dnitschland nauwkeurig nagegaan, wat in
do aangrenzende Staten op militair gebied wordt
L'edaan" en in 't bij/onder wat betreft do
organisatie, mobilisatie, oefening, uitrusting, be
wapening, aanvulling, enz. van het leger en de
vloot '. en oj) grond van de verkregen gege
vens opgemaakt op welke wijze bij een
eventueelen oorlog gehandeld zal moeton worden, om
de vijandelijke strijdkrachten zoo spoedig mogeh'jk
te kunnen vernietigen en de tegenpartij te
dwiu<;cn. zich aan de door de diplomatie gestelde
eischen te onderwerpen. Is uit het vorige artikel
reeds gebleken, welke groote prijs door bet Duitsche
legerbèstiiur wordt gesteld op eene snelle mobili
satie van bet leger, en van de cavalerie in t
bijzonder, om den vijandelijken aanval te kunnen
weren en zelfs den vijand dadelijk op zijn eigen
gebied te kunnen iiostrijden. mij dunkt het laatste
moet de basis zijn van bet opendieiiliin voor den
oorlogshandelingen tegen Nederland en wel op
grond van de organisatie van ons leger, dat bijna
geheel uit militie bestaat, en van de omstandig
heid, dat bijna alle korpsen hunne miliciens ook
uit andere provinciën ontvangen dan die. waarin
do onderdeden garnizoen honden.
Ten bewijze biervan diene bet volgende;
liij het regiment Grenadiers on Jagers (te'.s Ua</ei