De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 7 november pagina 5

7 november 1886 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 489 DE AMSTERDAMMEK, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. zijn o. a. ingedeeld miliciens uit Friesland, Gro ningen. Drenthe, Overijssel, Noordholland en Zeeland; eveneens bij het 2e regiment Infanterie (te Maastricht en 's Bosch) miliciens uit Gelderland; bij het 3e regiment Infanterie (te Bergen op .Zoom, Middelburg on Vlissingeri) miliciens uit Zuidholland; bij het 5e regiment Infanterie (te Nijmegen, Grave en Utrecht) miliciens uit Friesland, Gro ningen, Drenthe en Overijssel; bij het 6e regiment Infanterie (te Breda en Geertruidenberg) miliciens uit Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Zuidholland; bij het 7e regiment Infanterie (te Amsterdam, Naarden en Hoorn) miliciens uit Friesland, Gro ningen en Utrecht; bij het 8e regiment Infanterie (te Arnhem, Doesburg en Deventer) miliciens uit Drenthe en Utrecht; bij het 2e regiment Huzaren veldeskadrons (te Venlo en 's Bosch) miliciens uit Gelderland; bij het .'ie regiment Huzaren (te 's Hoge en Amsterdam) miliciens uit Friesland en Drenthe; bij het Ie regiment Veldartillerie (te Utrecht en Amersfoort) miliciens uit Friesland, Gronin gen, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Noord holland; bij het 2e regiment Veldartillerie (te 's Hoge en Leiden) miliciens uit Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noordholland en Zeeland; bij het 3e regiment Veldartillerie (te Breda, Bergen op Zoom en Roermond) miliciens uit Overijssel, Noordholland, Zuidholland en Zeeland; bij het Ie regiment Vestingartillerie (te Utrecht en Zwolle) miliciens uit Friesland, Gelderland en Zeeland; bij het 2e regiment Vestingartillerie (te Amster dam en Naarden) miliciens uit Gelderland en Zuidholland; bij het 3e regiment Vestingartillerie (te Gorinchem) miliciens uit Zuidholland en Noordbrabant; terwijl de korpsen Pontonniers, Torpedisten en Genietroepen, respectievelijk te Dordrecht, Brielle en Utrecht in garnizoen, miliciens hebben uit alle provinciën des lauds. Het gevolg van deze wijze van formatie der korpsen is, dat, bij mobilisatie, tal van miliciens groote afstanden hebben af te leggen, om van uit hunne woonplaats de standplaats van het on derdeel, waarbij zij moeten opkomen, te bereiken; dat bovendien een groot aantal denzelfdcn weg moet nemen en dientengevolge bijzondere voor bereidende maatregelen moeten worden genomen, om het1'vervoer per spoorweg, tram of stoomboot zoo geregrfd mogelijk te kunnen doen plaats heb ben. Het K den lezers zeker bekend, dat ten op zichte vajl' die opkomst der militie met spoed" in de Idip^e jaren uitstekende bepalingen en voorsehriftfin gemaakt zijn door onzen Generalen Staf en a?Permanente Militaire Spoorwegcom missie, zoodat men moet erkennen, dat in de gegeven omstandigheden alles gedaan is, wat ge daan kon worden. Daarentegen valt het ook niet te loochenen, dat indien de geregelde gang van het kunstig in elkaar gezette raderwerk op de eeno of andere wijze wordt verstoord; deze storing een buitengewoon nadeeliger invloed op het gcheele leger zal uitoefenen; dat derhalve Di tscbland, indien dit onze vijand mocht wezen, in de allereerste plaats zal trachten die stoornis aan te brengen en alzoo zijne beschikbare cavalerie des noods gevolgd door infanterie en artillerie eveneens op wedersterkte zoo spoedig mogelijk de grenzen zal doen overtrekken, met last het vervoer van miliciens uit de aan de oostelijke grenzen gelegen provinciën Groningen, Drente, Overijssel en Limburg, alsmede gedeeltelijk Gel derland en Noordbrabant te beletten of te verhinderen. Slaat men een blik op de kaart van ons land, dan ziet men, dat van af Delfzijl over Groningen, Assen, Meppel, Zwolle, Zutfen, Arnhem, Nijmegen. Venloo en Roermond naar Maastricht een spoor lijn als het ware evenwijding aan de oostelijke grenzen loopt, welko zeer zeker bij cvontueele mobilisatie tot vervoer van miliciens zal moeten dienen, dus ook aan de vijandelijke cavalerie als eerste object zal worden aangewezen en daarvan wel in het bijzonder de spoorwcgknoopen te Gro ningen, Meppel, Zwolle, Zntfen, Arnhem, Nijme gen, Beugen, Venloo, Koermond an Maastricht, alwaar zich vanuit het Oosten bij Meppel uit het Noorden komende lijnen vcreenigen en van waar weder lijnen naar het binnenland gaan (met uitzondering evenwel van Maastricht). Gesteld, dat de vijandelijke cavalerie in den hiervoren aangegoven geost te werk ging en de genoemde punten kon bereiken, op welken weder stand zoude zij dan stuiten ? Het antwoord op deze vraag wordt gegeven, door te onderzoeken waar en hoeveel troepen in garnizoen liggen. Dit doende, vindt men: te Groningen: l bataljon infanterie, Zwolle: 2 compagniën vesting-artillerie, Zntphen: 2 eskadrons huzaren, Arnhem- (3 batalJons infanterie, " JlrnltiM- (2 batterijen rijdende artillerie. Nijmegen: 3 bataljons infanterie, Venlo: 3 eskadrons huzaren, Koermond: 2 batterijen Veldartillerie, Maastricht: 3 battaljons infanterie. terwijl verder nog aan de genoemde tijn garnizoen houden: te A^en: l compagnie infanterie, T, . (t bataljon infanterie, Derenter: \, 1,1 ' (öeskadrons hu/aren, Doesburg: l bataljon infanterie. Uit het bovenstaande nu blijkt, dat alleen het vak Derenter?Nijmegen door eene eenigszins aanzienlijke troepenmacht <S bataljons infan terie, 5 eskadrons huzaren en 2 batterijen rijdende 'artillerie wordt beschermd en dat dus do vijandelijke cavalerie, indien het haar gelukt ver rassend op te treden, zoowel ten noorden als ten Zuiden van genoemd vak in staat zal zijn van hare opdracht to voldoen en daarbij alleen te Maastricht, Venlo en Groningen op ecnigo weer stand zal stuiten. Die te Groningen, kan echter niet groot wezen, als men feitelijkcn toestand van meer nabij beschouwt. Volgens de opgaven, verstrekt bij de Memorie van Toelichting op de Begrooting van Oorlog voor 1887, waren op l Juni 1886 bij de geheele Infanterie : vrijwil ligers Onder de wapenen: 1428 waaronder; . . . alzoo geoefenden: 1428 d i. g-emiddeld per regiment, 1{^; . 159 of perba'aijori, 1j^: 32 enpercompagni erwsel. 9491 60 24 3167 77 19 1837 779 der lichting 1S>86. 1058, totaal 5953 man. 118 24, totaal 138 man. Het kader per compagnie (21 man) voltallig nemende en geen rekening houdende met gedetacheorden, zieken, met verlof afwezigen, is alzoo de gemiddelde maximum sterkte eener compagnie infanterie 54 onderofficieren en minderen en kan mitsdien te Groningen hoogstens over ecno macht van 4 X '"'4 21G man, d. i. ne compagnie op oorlogssterkte beschikt worden. Wordt nu het regiment Dragonders uit Oldenburg gevolgd door de 2 regimenten Infanterie ((5 bataljons) gelegerd to Oldenburg, Osnabrücl:, Emden en Aurich en de afdoeling Veldartillerie (4 batterijen) te Oldenbtirg in garnizoen, ligt dan niet de weg tot Leeuwarden voor deze troe penmacht open eu wat komt er alsdan terecht van onze miliciens uit Groningen, Drenthe en Friesland? Met opzet koos ik de sterkte op l Juni jl., omdat het goed is de zaak in haar ongunstigsten toestand te beschouwen, en om te doen uitkomen, dat de maand Mei voor ons de gevaarlijkste is, aangezien alsdan de oudere lichting grootendeels ten gevolge van het incompleet aan vrijwilligers met groot verlof is gegaan en de nieuwe lichting onder de wapenen komt, Het doel van mijn schrijven was verder om te wijzen op de noodzakelijkheid van de miliciens over de korpsen zoodanig to vordeelen, dat bij mobilisatie zoo min mogelijk vervoer per spoorweg of stoomboot behoeft plaals to hebben, hetgeen geschieden kan bij eene betere organisatie van het leger o. a. bij afscheiding der eeld- en bezetfi»wjtëtroopen en recruteering uit de provincie zelf, alsmede van de plaatsvervanging af te schatten, daar deze naar mijne overtuiging de oor zaak is van het groote incompleet aan vrijwilli gers, dat o]) l Juni jl. bij de Infanterie allesn reeds 4872 man bedroeg en thans wellicht nog grooter zal zijn door de buitengewone werving voor het Oost Indische Leger. Z. Schaakspel. No. 45. Van H. W. SHERRARD, Engeland. (Zeer mooi en niet gemakkelijk). ZWART. g a b c d e WIT. Wit spoelt voor en geeft in drie zetten mat. (Wit 7 en Zwart 5 stukken met K. eG). Oplossing van Schaakprobleem No. 43i/, van H. MENDES DA COSTA. l h5 g5, (14 e3, 2 D. c2, K. d-1; 3 D.?ei j. K. e3; Ingezonden oplossingen. Juist is opgelost door W. v. II. te Delft oindspel no. 43 en 43bis met no. 44 ; A. V. II. ten H. te Haarlem no. 44 met Kindstelling. C. T. v. II. to Amsterdam no. 43bis, 44, het Eindspel V. W. en D. alsmede bevestigt onze analyse van het schit terend eindspel 43. Een Loos Alarm. Wit K. c6, D. 1)5, Pd. c4 en h4. (4 Zwart K. a7, D. a2, I', f4 (3 met K. a7. Zwart Thooretikus Wit do Praktikus. Zwart die aan den zet is, zag het hachelijke zijner partij somber in! Intusschen, na eenigo overpeinzing, roept hij juichend eensklaps uit: 'k heb hot gevonden: Ik breng mijn Dam van a2 op aO schaak, en gij moet dan afruilen, dan is de partij remise, want met twee paarden dit weet gij uit de Theorie kan gij mij niet mat zetten'. Do Praktikus keek eventjes schalks, en ant woordde toen heel leuk wel boste vriend ! Dit is juist de zet waartoe ik u heb gedwongen, want nu geef ik u in elf zetten mat." Knde soo geschiede het! Onze schaaklieveiide lezers zal het wis behagen en de moeite loonen, indien zij de tranchante uitspraak van den Praktikus op de proei'mochten willen stellen. 2 (10 1)4, e3 f3; l Als boven, K. d5; 2 d6 1)4, d5 e4; l Als boven, K. Als hov. d5 e5 ; cl b3, e5 nt (10; df> ; De laatste variante is dubbel maar ook mooi! Na l Als boven; 2 dfi b5, c5 (15; 2 .... e5 e-i; Oplossing eindspel-voorgaaf partij. l h7 h8 j, g8 17 ; 2 f.3 g5 t, f 7 c7 ; 3 hl h7 t, e 7 d8; 4 g5 eO t, 5 h8 nt e8 mat. 3 c2 h2, fi-1 e3; 3 cH 15 't, ei?-e3; 3 c8 f5 mat. 3 g5 f'O, (10 (15; 3 (10 cl, (15?c>4: 3 g,"i «4!, (15 ei; 3 Als voren. (15?e5; 3 c.S f5 t, ei o3: 4 cl ft mat. 4 dO f7 mat. 4 h2 f4 mat. 4 f5 f'4 mat. 4 c8 eO mat. 4 c8 fó mat. 4 D. eO mat. 4 c8 15 mat. 4 15 14 mat. No. 45bis van den red. der Schaakrubriek in de 'J ijd. Wit K. dl, D. /2. T. c4, Pd. f7 en I>3. R, h5. P. a2 en rl> (8. Zwart K. (15. R. a5. Pd. bO, P. eO, f5, g4 en h.'i met K. d5 (7. Wit geeft in drie zetten mat. Briefwisseling. A. v. II. ten H. Minzaam dank. De 3zet word spoedig geplaatst. R. l'ERKEO GEÏNTERVIEWD. Kalm en waardig, zooals het oenen welopgevoeden reiziger past, wandelde ik door den kelder van het Heidelbergor slot en volgde met een aantal bezoekers den gids. Onwillekeurig bleef ik eenige schreden achter en liet mijn oog gaan over het reusachtig gevaarte: liet vat. Het is dertien passen lang. elf passen breed en werd in 1601 op bevel van den Keurvorst Karel Lodewijk gebouwd; zijn huidige vorm dankt het echter aan den Keurvorst Karel Philips, die bet in 1757, na de belegering van Heidelberg in 1088 en 1693. door den meester-kuiper .lob. Jacob Engler voor de som van 80,00(1 gulden geheel liet restaurecren. liehalve een groot gedeelte der werk tuigen en gereedschappen, waarmede het vat heet vervaardigd te zijn, vindt men in den kolder ook het standbeeld van den dwerg Perkeo. hofnar van Karel Philips, van wien het rijmpje zegt; lm Wuclise klein und wiuzig Am Dnrstc riesengrosz." i Volgens de overlevering zou hij dagelijks vijftien | nesschen praetcr proplef hebben uoodig gehad. Terwijl mijne medereizigers niet hunne .-tukken en vuisten op den buik van het rcuzenvat sloegen i om zich te overtuigen, dat het werkelijk hol en | ledig was, anderen de trap opgingen naar de j galerij, waar volgens het getuigenis van den gids ruimte was voor meerdere dansende paren. Meet' ik voor den bolwaugigen grappenmaker staan. die mij onder zijnen driekanten hoed zoo guitig aankeek en bet ledige glas met zulk eenen keimerxblik onder den neus hield, alsof wij hier bij elkander waren om ie samen wijn te proeven. De op cellen dreun uitgesproken uitleggingen van den gids klonken mij in het oor, alsof zij op een onmetclijken afstand werden geuit. Ik legde j mijne rechterhand op den aria van deu dwerg en sprak op medelijdenden toon : Alas, poor Yorick". Prosit Hamlet !'' antwoordde eene stem vlak bij mij. Ontsteld keek ik om. Geen der be/ockers kon het gezegd hebben. De laatste verdween juist door de kcldordeur en deze werd achter hem gesloten. Ik wilde hem naijlen. maar werd aan mijnen arm tegengehouden. Het was Perkeo. Prosit!" herhaalde hij en hield mij hot glas voor, dat met foiikelendeu wijn gevuld was. Ik aarzelde. Gij kunt hot gerust aannemen, Hamlet iu een zomerjasje! Ik heb hier iiij wees achter zich naar den muur ik heb hier nog een vat in reserve. Daar ga je!" Ik was te beleefd om tegenwerpingen te maken en nam het glas aan, ofschoon mij eene rilling door de leden voer. De wijn drong mij als vuur door de aderen en bracht mij in eene vroolijke stemming. Ik dronk hot tot den laatsten druppel ledig en een genoeglijk Ah!" sprak duidelijker uit hoe bet mij gesmaakt had, dan vele woorden hadden kunnen doen. Dat geloof ik wel." sprak Perkeo inot zelfvoldoening. liet is 1751er Auslese". Zoo iets drinkt ge niet iederen dag." Dus nog van de eerste vulling van het vat V" vroeg ik. Perkeo schaterde het uit en .zag mij medelijdend aau Ik was eenigszins beleedigd door zijne han delwijze eu vroeg waarmede ik mij zijn misnoegen had op den hals gebaald. ,,'lij staat dus ook op hetzelfde standpunt als al die anderen" ik meende, dat het tijd werd om mij bekend te maken en bood hem mijn visite kaartje aan. dat bij las en in don vergulden op slag van zijne moinv stak. terwijl hij. op het onder schrift van h et standbeeld wijzende, met eene beleerde buiging het woord Perkeo" uitsprak gij zweert dus ook bij aedeker'/ En is het dan nog nooit in u opgekomen, hoe wonderbaarlijk het is, dat zulk een onbeduidend geslacht als mijne tijdgemioteu waren, zulk eeucu rcusachtigen bouw hebben ondernomen'/ Ku zijn de geleerden nog nooit <vp het denkbeeld gokomen bet hout te onderzoeken, waarvan liet vat. is vervaardigd'/ Kunt gij spijkerschrit't lezen, mijnheer?" Niet goed," sprak ik huif tiissclien de tanden. Ik kende bet eigenlijk in bet geheel niet. Dan zal ik deze teekciis verklaren," ging hij voort, terwi.il hij met eenen bijtel een der boepels van het vat. op zijde schoof en op bet voor den dag komende V-vormiir gc-krabbel wees. Daar staat duidelijk: Anno 4278 voor Christus. N.!" .Namiddags'/" veroorloofde ik mij te vragen." .. Xu. pj zijt ook een oudheidkamer van den konden i:roud! Weet ^'ij niet, wie Noach was'/" Zeker." antwoordde ik, Noach was een oude beer met oenen langen, witten baard, waardoor hij zich onderscheidde van liacchns. die niet alleen baardeloos was. maar hem ook de uitvinding van den wijn betwistte. Noach," ging ik voort, toen ik zag dat dit antwoord mijnen examinator maar half bevredigde. Noach was tevens de vader van de wijnhandelaars; dit laatste wordt echter veel vuldig in twijfel getrokken, want terwijl laatst genoemden met den wijn beginnen en dan het water te hulp roepen, ving Noach met het water aan en ging eerst later tot den wijn over. Hij verwerkte daarbij zulke enorme hoeveeelheden water, dat het zonde was, van daar dat de naam Zondvloed" gerechtvaardigd schijnt. Noach," ging ik aangemoedigd voort, toen ik Perkeo zag lachen, was een man, die zich door grooten kastengeest onderscheidde." Juist, daar hebt gij 't !" riep hij eensklaps uit. En wat is er van deze groote kast" vulgo ark" geworden'/" Ik ben inderdaad te weinig oudheidkenner, om die vraag te beantwoorden," hernam ik be scheiden. Grootere geleerden dan gij hebbon daar nog nooit naar gevraagd. Ik onderzoek echter alle dingen. Ik vraag steeds: perchè. Van daar mijn naam Perkeo. Daar gij echter zoo vriendelijk zijt mij in mijne eenzaamheid gezelschap to houden, zult gij het weten en met uwe eigene oogcn zien. Draai n eens om, mijnheer," ging hij voort en wees met de hand uaar het vat, Daar staat de ark." Het Heidelberger vat?" Ja, wat de menschen in hunne gedachteloosheid gewoon zijn het Heidelberger vat te noemen." Hebt gij u do ark wellicht anders voorgesteld ? Misschien zooals die huisjes met dak en vensters in de speelgoedwinkels? Is een ton niet de een voudigste vorm, veel natuurlijker trouwens dan die zeszijdige kastjes? Kunt gij u Noach en zijne drie zonen niet voorstellen als een bijbelsche meester Martin met zijn helpers, of als eene rechtschapene, nijvere kuipersfamilie, die do ark als model vervaardigde voor de wijnvaten, die zij later maakten? Zie eens naar die galerij'/ Daar stond de oude heer met deu witten baard eu zijne familie achter zich naar den dichtbewolkten hemel te kijken." Van die plek liet hij zeker zijne duiven vliegen'/" voegde ik er bij. Natuurlijk", sprak mijn uitlegger op spotachtige toon. De duiven!" Begrijpt gij dat uiet, dat die geheele geschiedenis op eene vergissing berust van den vertaler, die duiven" iu plaats van duigen" schreef'/" Dat is nooit bij mij opgekomen". De aartsvader", ging hij voort geraakte bij zijnen eersten wijnoogst in verlegenheid". Hij had geen vaten genoeg, want er rustte groote zegen op zijnen wijngaard. Daar herinnerde hij zich eensklaps de ark, die sedert jaren, ongebruikt, met een oud touw aan den oever lag gemeerd. Hij gelastte onmiddellijk groote schoonmaak van de voorheen bewoonde ruimte on vulde haar ge heel met Ararat-berger, Zuidzijde" oen voortref felijk merk. Tweehonderd zes-en-dortig voeren! liij de groote schoonmaak had men echter eenen slapenden haan over het hoofd gezien, die be schutting had gezocht tegen de zon. Toen de wijn er nu werdt ingelaten, beet hij een cirkelvormig gat in den bodem, dat oumiddelijk met eeue kraan werd dichtgemaakt en sedert zit hij er boven en draait zich telkens om, wanneer er wijn uitloopt, ten einde eene poging te wagen om er weer bin nen te sluipen". Maar hoe kwam de ark. ..." Naar Heidelberg V" viel mij Perkeo iu de rede. De jonge Nimrod, zooals gij weet een achterkleiuzoou van Noach, kapte op zekeren dag onna denkend het touw door, om er eenen leeuw aan vast te leggen, dien hij gevangen had. De ark dreef weg en eenmaal een speelbal der golven op do groote wereldzee, kwam zij in eene westelijke strooming en bleef' hier, tegen den berg, liggen." En hoe," vroeg ik geheel onder don indruk van al deze openbaringen, kwam dit reuzenvat door dit nauwe keldergat ?" Gij zijt wel naïef, mijn vriend," sprak bij en klopte mij vertrouwelijk op den schouder. Mijn genadige beer, Karol Philips ontdekte bet onder den grond, toen hij eenen weg liet aanleggen van hier naar de stad. Hij bouwde den kelder om het vat heen. Sommigen beweren echter, op goede gronden, dat paltsgraaf' Rudolf de Kersté, die merkwaardige vondst reeds gedaan had en om dien kostbaren schat to beveiligen en in zijne nabijheid te houden, er het slot over been heeft doen bouwen." Maar de wijn. . ." Werd telkens opnieuw aangevuld. Maar dat Aziatische gewas is zoo koppig en geurig1, dat zelfs de stoutste drinker er niet tegen kan. Zelfs na tienmaal verdund te zijn, verliest het niets van zijne voortreffelijkheid. De laatste aanvulling ging zoowat geheel door mijn koel." liet geheele vat (lat vat ik niet." ,. I'iauo at s/mo !" sprak hij met een ondeugend lachje. Hebt gij wel eens een konijn zien opslokken door een slang'/ Iu hot eerste oogeublik meent men, dat bet onmogelijk is, maar langzaam ziet men bet venier gaan door bet dunne lichaam. Gij hebt gehoord, dat ik niet minder dan vijftien ilesschcn j er dag verorber. Hot Heiddbcrirorvat heeft eenen inhoud van tweehonderd zos-en-dertig(luizend iiesschcii, dus. . ." Hebt gij het in drie-en-veertig jaren, eene maand, zeven dagen Geledigd d. w. z. in tien dagen minder, want gij hebt de schrikkeljaren vergeten. Dit ge tal geet't ook juist mijn ouderdom aan. Toen liet vat ledig was, voelde ik, dat mijne roeping ver vuld was op dit ondermaansche. Aangezien er echter in mijne jeugd dagen zijn geveest, waarin het ipinnliini niet overeenkwam met liet pnisutu, heb ik mij hier voor die droge jaren schadeloos gesteld en met een glas daarvan bad ik zooeven de eer uwe kennis te maken." De eer en liet genoegen waren geheel aan mijnen kant." sprak ik en liet de hoop doorsche meren, dat. hij nog wat van zijne reserve zou laten aanrukken, maar anders moet het hier toch recht vervelend voor u zijn, mijnbeer Perkeo l' Ontzettend ! Ik boud mij echter nog al eens veel met hoogere wiskunde bezig." Ei!" Kunt ge u b. v. eeno juiste voorstelling maken

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl