Historisch Archief 1877-1940
No. 491
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
hertrouwd is en dat zijn oude dag verhelderd
wordt door den voorspoed der zijnen. Nog eens,
dat alles is zeer onderhoudend verteld, maar of
de levensstrijd van dokter Holma nu den indruk
achterlaat, dien de' schrijver wellicht gemeend
heeft te weeg te brengen? Ik geloof het niet.
Men begrijpt bij de lezing reeds dadelijk dat de
jonge geneesheer in een stadje als Wemeldinge
volstrekt misplaatst is. In een kleine plaats zijn
brood te moeten verdienen en daarbij dan toch
juist in zijne betrekking geheel afhankelijk van
de inwoners van het stadje, gaat niet als men er
afkeerig van is om moeite te doen, ten einde de
menschen voor zich te winnen. En als een ge
neesheer dat beneden zich acht, moet hij niet
naar een dergelijke plaats gaan. De onaange
naamheden, welke dokter Holma ondervindt, zijn
dezelfde die iedere geneesheer in zijn praktijk
ontmoet. Dokter Holma moge een flink karakter
zijn, sympathiek wordt hij den lezer niet en in
geenen deele kan hem een wel eenigszins overdreven l
besef van eigenwaarde ontzegd worden. Als kapi
tein Rruyne, van een der voornaamste families '
van Wemeldinge sprekende, hem op zijn joviale
manier toevoegt, dat hij met genoegen gehoord
heeft, dat dat gezin Holma tot dokter genomen
heeft, antwoordt deze: Zij hebben mij ten minste
gevraagd hun medicus te willen zijn." Dat een
man, die zoo licht geraakt is, op een kleine plaats
telkens het hoofd zal stooten spreekt van zelve.
Daarenboven kunnen wij een man als Holma niet
begrijpen, dat hij trouwen gaat zonder de zeker
heid dat hij een gezin zal kunnen onderhouden.
Dokter Holma zelf treedt in het verhaal weinig
op den voorgrond: Is het zijn drukke praktijk
want hij heeft veel te doen, al brengt het hem
niet veel op of zijn weinige spraakzaamheid, j
dat wij den dokter zelven zoo weinig te spreken
krijgen? In elk geval, Holma's levensomstandig
heden zijn, hoe treurig voor den man zelven,
niet van dien aard, dat zij voldoende stof leveren
tot een belangwekkend verhaal. Of ik dus Levens
schets geen aanbevelend boek vind? De lezer, die
uit deze regels die slotsom opmaakt, heeft mij
verkeerd begrepen. Ik herhaal wat ik in den
aanvang zeide, als schetsen uit het kleinsteedsche
leven, acht ik Mario's laatste penncvrucht uit
nemend geslaagd Do schrijver, die trouwens voor
de meeste lezers wel geen nieuweling zal zijn,
heeft een uitstekenden stijl en de gesprekken,
welke hij de dramatis personae laat houden,
zijn zoo ongedwongen, als of men ze werkelijk
hoorde voeren. Jammer slechts, dat het geheel
niet meer uitgewerkt is; onder de personen, met
wie wij in dat verhaal kennis maken, zijn er ver
scheidenen, die als type goed geslaagd zijn. Een
eigenaardige persoonlijkheid is Piet Verdorp, of
schoon wel wat overdreven. In den stroom van
lectuur, welke ons in deze dagen overstelpt, maakt
Mario's Levensstrijd een goed figuur.
K.
VARIA.
Te Wcimar is de merkwaardige verzameling
reliquiën uit Weimar's klassieken tijd", door Dr.
Robert Keil bijeengebracht, verkocht. Het letter
kundig deel van den schat, handschriften van
Göthe, Schiller, Wicland. enz. door Dr. Keil groo
tendeels reeds gebruikt in zijn talrijke uitgaven,
zijn door de Groothertogin aangekocht voor 4500
mark. Dr. Keil houdt ze levenslang onder zijn
beheer; zij worden echter nu reeds gebruikt voor
de Göthe-uitgave, die de Groothertogin onder
neemt, en later zullen zij als Keilsche
Sammlung" in het Göthe-archief opgenomen worden.
De Duitsche schrijfster Margaretha Halm, is in
een krankzinnigengesticht opgesloten. In den |
laatsten tijd hield zij spiritistische seances, waar
de hoofdpersoon de geest van haar overleden zoon
was. Voor dezen werd ook steeds do tafel gedekt,
en onlangs beproefde Margaretha haren ouden
vader uit de bovenste verdieping te werpen, om
dat de geest van haar zoon haar gewaarschuwd
had, dat er eene aardbeving op handen was.
De oude man wist zich nog te verweren tot er
hulp opdaagde; het uitblijven der aardbeving bracht
Margaretha wel in verwarring, maar genas haar
niet.
Een advocaat uit Rovigo, Dr. Baldini, maakte
onlangs op eene reis kennis met Vcrdi, die den
klank zijner stem opmerkte, en hem verzocht iets
te zingen. Vcrdi zeide daarna: Leg gerust uw
wetboeken ter zijde, en leer zingen, gij hebt een
kolossale stern". Baldini gehoorzaamde, bestu
deerde cenige rollen en debuteerde de vorige
week. De geheele balie was in de zaal, maar
ook zag men op de galerij vele boevengezichten,
die Baldini indertijd als cliënten gezien had. lu
de dords acte werd den advocaat na zijn eerste
hooge C een reusachtige krans toegcreikt, met
deze woorden op de linten: Van een dankbaren
vrijgesprokene".
De Wurtembergsche kanselier von Rümelin hield
bij de uitreiking der prijsmedailles te Tübingen
een rede, die als reactie kan beschouwd worden
(egon de thans in Xoord-Duitschland zoo ver
spreide mode, den haat tegen bastaardwoorden.
Von Riïmolin kwam vooreerst tegen de bewering
op. als ware de nationale eer gemoeid met het
gebruik van vreemde woorden. Er zijn een 5000
werkelijk vreemde woorden, buiten de techni
sche termen, die een beschaafd Duitschcr niet
missen kan, omdat ze door geen Duitsch woord
geheel gedekt worden. Men kan den taalschat
van Duitschland op 215,000 woorden rekenen, het
Fransch heeft volgens Littréslechts half zooveel
woorden. Maar bij nadere beschouwing zit die
rijkdom alleen in de gemakkclijkheid aan samen
stelling, van Land" geeft Grimm 730 composita,
van Krieg" 650. Rekent men deze er af, en eene
Romaansche taal kan doorvoorzetsels al (leze begrip
pen even juist of juister weergeven, dan is het
Duitsch arm; het heeft slechts 3000
wortelwoorden, het Fransch 4500 en het Engelsch oneindig
meer. Men moet dus vaak in het Duitsch een
eenvoudige zaak, die een buitenlander met een
eenvoudig woord noemt, door een samenstelling
te kennen geven. Is het te verwonderen, dat men
dan het vreemde woord kiest? Temeer omdat
die lange composita in het gebruik niet gemak
kelijk zijn en geen verdere woordvorming toelaten.
Waarom zou het minder nationaal" ziju, vreemde
woorden te gebruiken, dan Arabische koffie of
Chineesche thee? Reeds het veelvuldig voorko
men der e in Duitsche woorden is een nadeel;
wie angstvallig vreemde woorden vermijdt, wordt
reeds daardoor eentonig en vervelend. Waar het
Duitsche woord en het vreemde volkomen syno
niem zijn, past het een Duitscher het Duitsche
te kiezen, maar waar het vreemde het juister
begrensde is, zal hij. voor het recht begrip, wel
doen, dit te gebruiken.
Dr. Schliemann is, naar het AtJienaeiim mede
deelt, van zijne helaas vergeefsche reis naar Cret.
weer te Athene teruggekeerd. Te Constantinopel
was hem door den Turksche autoriteiten mede
gedeeld, dat hij moest zien, met de eilanders
afzonderlijk eene overeenkomst te sluiten, daar er
in Turkije geen onteigeningswet bestaat; daaren
boven moest hij duizend pond sterling
doponeeren als waarborg, dat hij niets van de op te graven
schatten zou medcnemen. Tot de vroeger voor
Troas aangegane afspraak, dat hij alle duplicaten
zou ontvangen, wilde men niet meer besluiten,
daar er geen eigenlijk duplicaat voorkwam en
iedere vondst afwijkingen vertoonde.
De nationale vergadering in Creta had
intusschen beloofd, dat zij een onteigeningswet zou
uitvaardigen, liij zijn aankomst op bot eiland
bevond Schliemann echter, dat op die belofte niet
te rekenen viel. Do eigenaars van de grond waar
hij graven wilde, exploiteerden zijn nieuwsgierig
heid en vroegen 4000 pond. Het is waar, dat er
tweeduizend olijfboomen op de bezitting stonden,
maar toch was de eisch belachelijk, want hij had er
slechts een zeer klein gedeelte van noodig. Het
door hem bedoelde land is een kunstmatige heuvel,
midden in het oude Gnossus; er zijn oudheden ont
dekt, die door den geleerde tot het Mycenisch
tijdperk teruggebracht worden. Uit den grond
rijzen gedeelten van een groot gebouw, Schliemann
kan echter niet zeggen, of het een Megaron (een
deel van een paleis) dan wel een tempel is; hij
is nu vertrokken zonder de spade in den grond
gestoken te hebben.
Onder de autographcn, die in het begin van
December bij de antiquaar-firma Liepmann
te Frankfort zullen verkocht worden, behoort
ook een nog onuitgegeven gedicht van liichard
Wagncr. liet is geschreven te Parijs in 1840 en
luidt als volgt:
Nun ist es aus das schone Lied,
Das Lied von meiner Jugond,
Die ich gcliebt, ist nun mein Weib,
Ein Weib voll Gilt' und Tugend.
Ein gutes tugendhaftes Weib
Ist eino gute Gabe;
Sic ist mir mehr als Zeitvertreib,
Sie ist all meinc Habe.
Ich wünsche jedem gleichcs Glück;
Ich gab' es selbst nicht weiter.
Doch denke ich zehn Jahr züruck,
So macht' ich's doch geschcidter.
Hot gedicht, hoe opmerkelijk ook, zal noch tot
Richard Wagner's roem als dichter, noch als bij
drage tot de waardeering van zijn zieleleven veel
goed doen.
Van het Duitsche prachtwerk Der Oriënt" is
in 1884 bij de Uitgevers Xijgh en van Ditmar te
Rotterdam, eene Ilollandsche uitgave verschenen,
onder den titel: Het Oosten, geschetst door
Amaiid, Vrijheer v. Schweiger-Lerchenfeld. Het is
met 215 platen en illustraties en 12 plattegron
den versierd. Het oorspronkelijke is bij velen be
kend; bij de Xcderlandschc bewerking zijn de
platen, onder welke een groot aantal afzonderlijke.
die de geheele bladzijde innemen, even frisch en
flink genuanceerd gebleven als in de Duitsche
uitgave.
Do tekst is levendig geschreven ; de reiziger
vult zijne indrukken aan met ceno veelzijdige
kennis, uit de beste bronnen geput, zoodat bet
toch ook als een werk vol nuttige en aangename
wetenschap aanbeveling verdient. liet geheele
tafereel van liet schilderachtig Oosten. Grieken
land, Turkije, Armenië. Syrië. Egypte. Abyssini
met hun oude en nieuwe kunst, bun weelderige
natuur en zonderlinge volken, hun tallooze mo
numenten en beroemde historische plaatsen, trekt
den beschouwer voorbij; v. Schweigcr-Lorchenfeld
voltooit niet de pen. wat zijn overvloed van af
beeldingen nog onvolledig geschetst mocht laten.
Het boek is thans in eigendom der firma Holle over
gegaan, die het ter gelegenheid der
Docemberfeesten als geschenk aanbeveelt, en het tegen
een derde van den oorspronkelijken prijs verkrijg
baar stelt.
Van De oude van den berg" die reeds door
twee vroegere bundels humor en satire
('Flonkcrstippen der historiën- en Klakkeloiien), de aandacht
op zich vestigde, is bij den uitgever W. Huisdier
te Deventer een nieuwe bundel verschenen.
Ili-n/eelto'x, waaruit blijkt, dat de satinYus alle
shvio;;u'iigcn des tjjds, in politiek, letterkunde en kunst
volgt, en zij bij hem ecu min of meer geestigen
echo" wekken. Aardiger dan de eerste, lang zoo
aardig niet als de tweede bundel, bevat toch ook
dit boekje cenige goede" stekeligbeden. a! zijn er
dan ook vele vergezocht en pijnlijk gevonden: vaak
denkt men al te veel aan s<> (?'itiiiiiiilJrr ponr «'
faire nre. Van des ouden" verschillende stem
mingen" vindt men voorbeelden in: Hij ecu zogen
de zeng", De hondenbelasting", Bloei van het
pacdagogisch naturalisme", en Mijne muze."
In Weenen is men zoo actueel als ergens.
Onder den titel Generaal Kaulbars komt!" werd
aan do directie van den schouwburg in de
Josephstadt reeds de vorige veek een kluchtspol in drie
bedrijven aangeboden. De tegenwoordige
Bulgaarsche ministers en generaal Kaulbars spelen er
de hoofdrollen in. De directie van den schouw
burg vond het stuk voortreffelijk", maar zoo
gevaarlijk", dat zij bet manuscript niet eens dooi
de censuur wilde voorleggen. De schrijver beeft
nu het stuk met het oog op een anderen schouw
burg omgewerkt en zal het zoo aan eene andere
directie aanbieden.
Rij H. C. A. Thieme te Nijmegen verscheen
Wonosari, van P. H. Tan der Hoog, twee deelen
in romanformaat. De schrijver verzekert vooraf
dat hij meer een kijkje op de Europeesche
maatschappij in de binnenlanden van Java" dan
een roman met spannende avonturen heeft wil
len geven. De avonturen zou men dan ook, om
de belangstelling gedurende 600 bladzijden leven
dig te houden, gaarne wat spannender hebben,
maar het boek vloeit over van aardige kleine
tooneeltjes die van opmerkingsgave en een ge
lukkigen aanleg tot het weergeven van indruk
ken getuigen. Of nu al die personen wel de
moeite waard waren, er den lezer mede bezig
te honden, is een andere vraag, er zijn er al
zeer vulgaire onder; maar het boek laat zich
aangenaam lezen en omtrent de Indische maat
schappij vooral in de binnenlanden kunnen wij,
ondanks de velen die haar in do laatste jaren
beschreven hebbon, altoos nog heel wat leeren.
Een der der laatste indrukken voor ons was gewoon
lijk en Wonosari geeft dien indruk vooral niet
minder dan andere boeken, dat men aan die
lieden hun tropische natuur, hun palmen en
waringins en vulkanen en bcrgstroomen niet gunt,
en hen liever op een stukje Drentsche heide zou
zetten, waar zij zich allicht evengoed zouden
t'huis gevoelen.
Te Zutfen bij W. J. Thieme is verschenen:
Geschiedenis der Nieuwere Besdwciny door W.
F. H. Wunderlich. De schrijver wil, in zeer
beknopten vorm, eene schets geven van de ontwik
keling van don mensch, ten opzichte van den
godsdienst, de wijsbegeerte, wetenschap en kunst
Hij doet dat aan de hand van Buckle, Draper,
Lecky en anderen, maar met de noodige zelf
standigheid. Bedenkt men, dat het doel om eene
geschiedenis der nieuwere beschaving in 381 blad
zijden oct. te ontworpen, alleen kan bereikt worden
door uit den overvloed van stof een keus te doen, dan
spreekt het wel van zelf, dat ieder die dit boekskc
leest de vraag za! opperen, waarom nu juist dit
vermeld is en dat met stilzwijgen voorbijgegaan.
Dit neemt niet weg, dat de ontwikkelde lezer
in deze bladzijden aan een reeks van personen,
feiten en meeningen wordt herinnerd, die er toe
kunnen bijdragen, dat hij zich eenig denkbeeld
over den loop der nieuwere beschaving kan vormen.
De reeks voordrachten in de winters van ISfiO,
'61 en "(is! door Busken Huot te Haarlem, Amster
dam en Utrecht gehouden, en waaraan hij zelf
den titel beeft gegeven van Bijdragen tot de
geschiedenis der Xederlandsche letterkunde van
den jongsten tijd," zullen met l Januari in het
tijdschrift Nederland verschijnen.
HET DUBBELLAXDSCHAP.
A in e r i k H ti n s c U e h H in ore s k f
naar
FRANK R. STOCKTOX.
Men zou het mij allicht niet aanzien, dat ik
tot de brandweer behoor.' Jk ben van middelbaren
leeftijd, een weinig gezet, en gevoel mij, vooral
op sommige tijden van het jaar, wat stijf in de
gewrichten; ook verraad ik. als rustig man van
zaken, noch in mijn kleeding, noch in mijn overig
voorkomen iets van de vurige rockelooze energie,
die men tegenwoordig van een brandweerman ver
wacht.
Onze vcreeniging bestaat uit vrijwilligers, en
neemt tot leden aan alle lichamelijk en geestelijk
weerbare lieden van het laudstadje, waarin ik
woon. Ik behoor tot de geestelijk weerbaren, die
zeer op prijs gesteld worden, daar de vereeniging
niet alleen ten doel heeft in brandende huizen
bet vuur te blusschcn, maar ook in de anderen
de fakkel des geestes te ontsteken.
In ons societeitsgebouw, n verdieping hosg,
staat beneden ons geheele toestel, haken, ladders,
emmers, brandspuiten, slangen: de groote zaal
daarboven, vroeger voorraadzolder, is later tot
conversatie- en leeszaal ingericht geworden. Wij
hebben die zaal boel netjes ingericht, maar urn
baar goed tegen regen en wind te beschutten was
nog heel wat mctselwerk noodig; de zaal die in
den zomer zoo aangenaam geweest was, bleek in
den winter tochtig ca ongezellig. Als voorzitter
was ik daarvoor verantwoordelijk en wenschte de
noodzakelijke werkzaamheden terstond bij de band
te nemen.
Xu waren echter onze geldmiddelen geheel uit
geput en wij hadden de leden in den laatsten tijd
zoo dikwijls ter inteokeniug op lijsten geprest, dat
(biarvati niet veel moer te hopen was. Het geval
speelde mij steeds door het hoofd; doch, op een
morgen, naar mijn zaak gaande, kreeg ik een idee.
Ik stond juist voor een groot winkolraam, waar
achter een menigte splinternieuwe blinkende schil
derijen i» olieverf te zien waren, en toen kwam
de gedachte bij mij op. of het niet te doen was.
een schilderij legen matigen prijs te knopen en
liet te doen verloten: op die wijze krijgt men de
lieden er nog wel eens toe liet geld uit te geven.
dat zij anders in den zak /ouden houden.
Toen ik den winkel binnentrad i::u naar de
prijzen te vragen, trad mij de eigenaar zelf. een
lang lieer in het zwart, tegemoet, ilij bad een
breed gezicht, donkon; oogen en baren, en zijne
wijduitstaande ooren wezen naar de uitspraak
van een geleerde. op een sterke neiging tot
gc'dverdioneii. Toen ik hem naai' een mooi schil
derij tegen matigen prijs vroeg, zette hij een hooge
borst, wees op de wanden in 't rond en riep:
Hier. mijnhoer, vindt ge schilderijen in iederen
stijl en van iedere klasse, die ieder voorwerp naar
verkiezing voorstellen, en tot ongehoord lage prij
zen! Zeg alstjeblieft maar wat ge wenscht, en ik
kan u dienen!"
Ik antwoordde dat ik wel eens wilde zien wat
hij had, en begon met onderzoekenden blik de
schilderstukken aan den wand te bekijken, terwijl
ik mij van tijd tot tijd een enkel woord van beoor
deeling liet ontvallen.
Plotseling wendde de eigenaar zich tot mij:
Gij zijt een kunstkenner, mijnheer," zeide hij,
en naar allen schijn een persoon van invloed. Gjj
kunt er veel toe bijdragen om mij te steunen in
mijn streven, de kunst te populariseeren, haar
onder het volk te verspreiden en zoo de artistieke
bekwaamheid ook van den armsten burger te ont
wikkelen."
Ik antwoordde, dat naar mijne meening de
chromolithographic reeds voldoende tot dit doel
bijdroeg.
O neen," antwoordde hij haastig, de
chromolithographie noch de olcographie kunnen dat doel
vervullen; vooreerst is het te duur en dan is druk
werk geen schilderwerk, geen product van het
penseel, geen eigenlijk kunstwerk. Alle schilderijen
die gij hier ziet zijn copieën van kostbare stuk
ken, zelfs uit de beroemdste galerijen van Europa.
Ik verkoop geen oorspronkelijke stukken; eerlijk
heid is mijn grondbeginsel; ik maak niemand wijs,
gelijk zoo vele kunsthandelaars doen, dat ik schil
derijen van tien of twintig dollars tegen spotprij
zen aflever. Al wat ik heb zijn copiën, maar
nauwkeurig naar do origincelen. Het zou mij
genoegen doen, zulk een invloedrijk man, als u
zijt, mijn geheele etablissement te laten zien; gij
zoudt dan kunnen zien hoe ik mijn stelsel van
artistieke opvoeding op groote schaal doorzet.
Wij zullen met hot souterra'n beginnen!
Ziet ge, mijnheer," zoo praat hij onder het afgaan
van de trap voort, evenals bij het fabriceeren
van uurwerken de exploitatie reusachtig geworden
is sedert machine en stoom in plaats van den
langzamen handenarbeid gekomen zijn, streef ik
er naar, met gelijke middelen een dergelijk succes
ook voor de kunst te verkrijgen. Maar alles moet
echt zijn, alles ware kunst, geen kleurendruk, alles
met bet penscel gedaan!"
*
* *
De werklieden in deze zaal," vervolgde hij,
terwijl wij eene groote kamer binnen traden,
maken de ramen waarop het linnen gespannen
wordt; ik krijg de lijsten gezaagd en geschaafd
bij wagenladingen uit een stoomzageiij in
Vermout. Die menschen daar boven verknippen ge
heele balen linnen, die dagelijks verbruikt wor
den, en spannen ze op. Daar achter hebt ge de
molens voor het. malen en mengen van de verf.
Volg mij nu, als ge wilt, naar de bovenverdie
pingen, waar het eigenlijk kunstwerk gedaan
wordt!"
Hier", vervolgde hij, terwijl wij de
zalendoorliepen, is de afdecling voor landschappen on
zeestukken. Hier schilderen de lieden hemels en
niets anders; op de plank vóór hen staan de
emmers met verf voor alle verlichtingen, vroolijk
azmir, storm, zonsondergang, morgennevels en
vele anderen. Dan kóimn de schilders voor dert
achter- en middc'grond aan de beurt, die hun
potten met matte ve.-vcn bij do hand hebben,
nu volgt de voorgrond, en de figunrschilders zet
ten ten slofte do nnn>cheu en beosten erin. Die
man daar boven hoeft sedert l Augustus voort
durend die koe op den voorgrond geschilderd.
Hij kau baar nu in vijftien minuten drie en een
half maal gereed maken, en tegen het eind der
maand zal hij het wol tot zestien koeien in het
uur gebracht hebben. Deze msisjcs schilderen
enkel de witte schuimkoppen der golven; zee
stukken met storm zijn thans nog al gezocht.
De kamer hiernaast is voor portretten op be
stelling. Die oude dame met den bril in de hand
wordt veel gekocht, wij zetten er den kop op
zoodra wij de photographie ontvangen. Xaakte
kinderen, die thans zoo in den smaak vallen,
leveren wij zeer spoedig, een meisje schildert al
de kuiltjes, zij schildert ze allerliefst en dikwijls
met een enkelen penseelstreek. Door lange oefe
ning in een bepaald vak draagt ieder tot het succes
van het etablissement bij. In de volgende
afdeeling vindt n veldslagen : groote gevechten en
kleine tooneeltjes, naar men verkiest.
Onze wijze van schilderen biedt boven alle an
dere voordeden ook een grooten waarborg tegen
vervalscbingen, daar ieder arbeider slechts zijn
deel kan maken, geen enkel oen geheel schilderij.
Daar de schilderijen van do Münchener
schilderschool tegenwoordig zoo in den smaak vallen, heb
ik leerlingen van daar laten komen, Aio tóijne^
werklieden aanwijzingen geven, zoodat nu alles
naar Müncheiior systeem gemaakt wordt. Ik ben
nu aan het denken over een groot gebouw, waar
de schilderijen door michineriën en
stoomvermogen zullen gemaakt worden. Evenals bet pti/iier
j min* /in, van de dagbla-dpersen wordt, dan ook bet
linnen op reusachtige cylinders opgerold; machi
nes brengen dan de penseeleii in beweging,
snijden bet afgewerkte! schilderstuk af en rollen
het linnen uit voor een nieuw, spannen het op
en trekken bet door het vloeibaar vernis. Maar
dat alles is nog slechts in de toekomst! Voor
alsnog komt het daarop aan, en daarbij ro
ken ik op uw hulp, dat het publiek verneemt,
welke voordeden ik bet kan aanbieden; ook voor
| de knnstenaar.s is dat van belang, opdat zij lnui
l eenzamen en moeitcvollon arbeid opgeven, die
i hen toch nooit tot eer. rijkdom en geluk kan
! brengen!
Kn kom nu in mijne galerij terug mijnbeer,
ik weet nu precies, wat gij noodig hebt!"
Hier." zeide bij, en liet eeu schilderstuk, drie
voet lang en twee voet hoog, op het goede licht
voor mij plaatsen, dit is als voor u geschapen!
liet is eene copie van het eeniire stuk in dit
genre, dat de wereld bezit! Wij noemen liet
liet dubbdlamUchap," daar bet evengoed voor twee
schilderijen kan dienen. Zooals gij liet thans ziet,
is het een landschap in morgenverlicliting. in het
midden hoornen, huizen en menschen, die in bet
donkere nver daar beneden teruggekaatst worden
en daarboven een heldere hemel. Keert gij het
om, dan wordt bet een avondlandschap, de don
kere lucht is er Jioven, het heldere water beneden,
en de morgenster, die op bet andere stuk in
matten glans scheen, weerspiegelt zich thans als
avondster!"