Historisch Archief 1877-1940
N°. 492
DE AMSTERDAMMER
A°. 1886
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad A7o. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN H O L K E M A, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 28 November,
Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr. p. p. f 1.15.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20.
Reclames per regel 0.40.
De nommers met plaat,
versclieneu in Oct. Jl., zijn
uitverkochtINHOUD:
VÓÓK OF TEGEN HEEMSKERK ? FEUIL
LETON : Elsa's Ideaal. (Slot). Politieke Echo's.
VAN OVER DE GEENZEN, door E. D.
Pijzel. GEMEENTEZAKEN. UIT PARIJS,
door A. B. KUNST EN LETTEREN: Het
Tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Muziek
in de Hoofdstad, door H. C. P. D. Muziekaal
Overzicht, door V. Uit n Pen, door Justus
van Maurik Jr., beoordeeld door Alb. Th.
Holda, door Henriette v. d. M. VARIA.
MILITAIRE ZAKEN: Over de toelagen aan
Officieren, door X. SCHAAKSPEL.
OudAmsterdamsche Verscheidenheden. Bekwaam
voor den handel, door M. van der Hulst, AL
LERLEI. HANDEL. BEURSOVERZICHT,
door E. B. ADVERTENTIËN.
Vóór of tegen Heemskerk?
De vraag als opschrift boven dit artikel
gesteld klinkt de liberale partij in de Tweede
Kamer voortdurend in de ooren. De hou
ding, die zij bij het Voorloopig Verslag over
Hoofdstuk I der Staatsbegrooting aannam,
plaatst haar er rechtstreeks voor. Catego
risch werd daarbij toch aan de Regeering
de eisch gesteld, dat zij uiterlijk vóór den
aanvang der beraadslaging over de Staats
begrooting met haar kiesrecntartikel voor den
dag zou komen, terwijl het van den inhoud
daarvan zou afhangen, of men de Regeering
verder zou steunen, ja clan neen.
Wel hield Heemskerk in zijn antwoord
op dit Voorloopig Verslag zich, alsof hij de
portee dezer mededeeling niet begreep en
antwoordde hij, dat de afzonderlijke indiening
van de kiesrechtparagraaf door hem doelloos
geacht werd, wijl die zaak toch zou moeten
blijven rusten tot het geheele ontwerp van
Grondwetsherziening in staat van wijzen
was; maar het spreekt van zelf', dat de
liberale partij in de Kamer het daarbij niet
kan en mag laten.
Eene korte herinnering aan de gebeurte
nissen van dezen zomer volge hier. In para
graaf 4 van het adres van antwoord op de
Troonrede had de liberale partij te kennen
gegeven, dat de Grondwet bij de regeling van
Feuilleton.
Elsa's Ideaal.
(Slot.)
Thans trad hare liefde eene nieuwe phase
in. Zij kon het portret alleen in onbewaakte
oogenblikkeii bekijken en de koene gedachte
kwam in haar op, orn hem zijne
handteekete vragen. Honderd malen schrikte zij terug
voor deze vermetele daad, maar in een
slapeloozen nacht ontwaakte al de heldenmoed
van hare liefde. Zij zou het wagen en zij
waagde het. Zij schreef hem eenen langen
brief^ natuurlijk geen woord over hare liefde
alleen verrukking over zijnen Lohengrin.
Aan het slot verzocht zij, hem het portret te
mogen zenden, opdat hij het door zijne
hantlteekening zou «wijden." Zij ondertcekende:
<Elsa, poste restante." Wel durfde zij zelve
niet naar het postkantoor gaan, maar de
dienstmaagd harer tante, bij wie zij lo
geerde, werd gedeeltelijk in vertrouwen
gcnomen en den volgenden dag bracht deze haar
een couvert, waarin een groot-formaat visite
kaartje met Lohengrin's burgerlijken naam
en titels; hij was niet alleen hofopera-zanger
maar ook kamerzanger en bezat meer dan
eene ridderorde. Aan de achterzijde stond
met onduidelijke letters: «Lieve onbekende!
ontvang mijnen besten dank voor uwe vrien
delijke gezindheid; met genoegen wil ik aan
uw verzoek voldoen. Misschien wilt gij mij
in mijn spreekuur met een bezoek vereeren;
dat zou het eenvoudigste zijn. Uw u toege
negen, enz". Straat en huisnummer benevens
het spreekuur waren onderaan vermeld. Elsa
zag hare stoutste verwachtingen overtroffen;
zij meende te droomen. Wel benauwde haar
het denkbeeld om alleen, zonder hare moeder
naar zijne woning te gaan, maar waar het
het kiesrecht aan den gewonen wetgever eene
groote mate van vrijheid moest toekennen
en dat aan de gewijzigde Grondwet
voorloopige bepalingen moesten worden toege
voegd, strekkende om de kiesbevoegdheid
reeds dadelijk uit te breiden buiten den
kring, door de tegenwoordige Grondwet afge
bakend. Dat was een stelsel geheel afwij
kende van dat, hetwelk de Regeering tot
nog toe had aangekleefd. De liberale partij
wilde nu weten, wat de Regeering van plan
was: haar eigen stelsel te handhaven of met
dat der liberalen mede te gaan. Welke was
nu de houding van den Minister Heemskerk
tegenover paragraaf 4 ?
Eerst trachtte hij er zich af te maken
door te verklaren dat de Regeering zou af
wachten het voorloopig verslag over het door
haar op nieuw onveranderd ingediende
kiesrechtartikel, om dan te zeggen of zij kon
meegaan of niet. Maar de duimschroeven
werden hem aangelegd, eerst zacht door den
heer de Beaufort, daarna forscher door den
heer van Houten. In antwoord aan den
eerste heette het nu, dat het van de zijde
der Regeering bedenkelijk zou wezen zich
nu reeds precies uit te laten over de zaak,
die hier bedoeld werd. Aan den tweede werd
geantwoord, dat de Regeering geheel door
drongen was van den ernst vau het onder
werp dat behandeld werd, en zich nauwkeu
rig rekenschap gegeven had van de be
woordingen der 4e paragraaf en van de
punten, die daarin werden gereserveerd.
Daarop volgde een aanval van de heeren
Yiruly, Mees en Van Houten, die blijkbaar
doel trof. De Regeering deed een pas voor
uit. Het heette nu, dat er geen bezwaar
bestond om toe te geven en aannemelijk te
achten, dat de bepaling van het kicsrecL.,
zooals die door de Regeering laatstelijk was
voorgesteld, eeniyp/.ms e!isti"l--"r y,,-- '
gesteM, dat dus eene grootere mate van vrij
heid aan den wetgever toegekend werd. Ook
werden eenige voorloopige bepalingen tot
wijziging van het kiesrecht toegezegd, die
zouden moeten aansluiten aan het bestaande.
Dat was nog niet voldoende. De heer
Borgesius komt nu uit den hoek ; nog eenig
licht zeide hij was van de
Regecringstafel noodig. Hij maakte den Minister dui
delijk dat men niet een voorloopig
kiesreglement wilde acuislinti'nrlc aan lui bcxtaanile,
en dat men niet wilde dat in de Grondwet
eischen voor politieke geschiktheid der kie
zers werden opgenomen, maar dat de Grond
zulk eenen beroemden kunstenaar gold, zou
daar geen kwaad in steken. Hoe zou hij,
de edele, baar een dergelijk voorstel hebben
kunnen doen, indien het niet de onschuldigste
zaak ter wereld was? O, zij zon hem zien,
hem spreken .... welk een heerlijk oogen
blik! Zou zij hare gevoelens niet verraden?
Wat beteekende dat nog tegenover hem,
Lohengrin, tegenover eenen beroemden kun
stenaar! Zij was nog slechts een uur in liet
bezit van zijn briefje en reeds had zij zich
met de gedachte vereenzelvigd, dat hij alles
zou raden. Reeds stelde zij zich hel: tooneel
voor, dat dan volgen moest. Waarom zou
zij niet aan zijne voeten neerzinken, evenals
Elsa van Brabant ? Voelde zij niet hetzelfde
als Elsa? Was hij niet Lohengrin?
Reeds den volgenden dag, terwijl hare moe
der een middagslaapje deed, gelukte het haar
onopgemerkt het huis uit te sluipen. Het ge
wichtig oogenblik van het spreekuur was aan
gebroken. Niettegenstaande haar hart hevig
klopte, voelde zij zich sterk genoeg om dit
gewichtige uur te doorleven. Zij had den moed
der liefde. Al de heldenmoed van haar jonge
hart was ontwaakt. Hij, de door alle dames
aangebeden en vergodc man, had zeker eene
schoone, fiere bruid; maar hij zou toch zeker
een oogenblik vriendelijk op haar, Elsa, neer
zien en glimlachend het wierookolf'er van hare
liefde aannemen. Xu stond zij voor de deur
zijner woning; duidelijk stond daar zijn naam:
Adolf Becker. Een meisje, geen knecht in
liverei, zooals zij verwacht had, geleidde haar
naar het salon. Een salon, zooals vele andere
maar neen: een aantal verwelkte lauwer
kransen hingen langs de muren. En daar
finds zag zij een groot portret van een
beoorlijk jong meisje in kostuum en daar
onder den naam Elsa.
Zeker, dat moest zij zijn, dat moest zijne
bruid zijn!
De deur werd geopend. Zij verzamelde al
haren moed maar het was nog niet noodig;
want niet »hij" trad binnen, maar een oude
heer. Vermoedelijk zijn vader maar neen.
hij geleek niets op Lohengrin. Maar hoe? Hij
wet wel kon bepalen, dat deze eischen bij
de gewone wet zouden worden gesteld.
Xu kwam Heemskerk met zijn bekenden
uitval tegen het algemeen stemrecht, die als
brug moest dienen om nog meer tot het stel
sel der liberalen te naderen. »Welnu'' zoo
heette het thans wanneer gemeen over
leg wordt verlangd op den grondslag, dat er
meer ruimte aan den gewonen wetgever wordt
gelaten en dat men dadelijk een deel van
het volk in het genot wil stellen van uit
breiding van het kiesrecht, dat, wij erken
nen het allen zonder onderscheid, thans te
beperkt is, te regelen in de additioneele arti
kelen der Grondwet, dan herhalen wij de
verklaring reeds gisteren afgelegd, dat wij
op dien voet gemeen overleg aanvaarden."
Op hetgeen de heer Borgesius zeide, dat de
Grondwet zou kunnen bepalen dat de eischen
van geschiktheid door den gewonen wetgever
zouden worden gesteld, antwoordde de Mi
nister: «Zou dat een juiste formule zijn? Ik
zal daar niet bij stilstaan, maar eene redactie,
in dien zin kan worden overwogen en aan
gevuld." En aangevuld !" De/.e woorden
laten allerlei andere fornmlceringen toe, dan
de heer Borgesius bedoelde.
Blijkbaar had deze aan die woorden niet
de noodige aandacht geschonken, foen hij
zeide dat de verklaring van den Minister
inderdaad alles was wat de Commissie voor
het adres van antwoord op het oogenblik
kon verlangen.
Neen, door toevoeging van die ?'voorden
heeft de Minister zich den weg open gehouden
b. v. om in de Grondwet, eene bepaling op
te nemen, dat men om kiezer te zijn, in elk
geval in de directe belastingen moet bijdra
gen, en dat die bijvoeging in een van de
Higeering (e wachten Kiesrech'.artikel niet
onmogelijk is, blijkt ook uit de bekende
\vo('i-(I.n die de Minister van Binnenlandsehc
/aken in liet debat met dei' heer llcldt
gebruikte: tl/r tu.r-l/u/cr nnixl bc tlic liij'-ji/i>/<r.
De slotsom van dit alles is, dat de Minis
ter Heemskerk dezen zomer voetje voor
voetje tot de liberalen scheen te naderen, en
ten slotte toch i:og een Hinken slag om den
arm heeft gehouden.
Heemskerk die zijn volkje kent, is nu
inderdaad met zijn grondwetsartikel en voor
loopig kiesreglement gereed gekomen, en het ft
beiden bij de Kanier ingediend. Vóór de
begrooting behandeld wordt, zal de liberale
' noemde haar Elsa? Hij bedankte haar voor
j haren brief?
i liet was een vriendelijk, gemoedelijk oud
' man, met aanleg tot zwaarlijvigheid, met
kalen schedel, kleurloozen baard en knevel.
l Hij sprak niet een Weencr dialect.
AVaar komt gij vandaan, lieve kind?"
i vroeg hij.
i Van I'ilsen," stamelde zij.
j Dus Klsa von I'ilscn'' en hij voegde er de
j zout.elooze opmerking bij: Het kunnen ook
| niet allen Elsa's von Brabant zijn. Ja, de
Lohengrin! Een van mijn meest geliefkoosde
rollen! Zing haar zeer gaarne, heb er furore
mede gemaakt." Hij nam een
aanteekenboekje uit den zak en zocht even na :
Laatstleden Vrijdag, lieve dame, heb ik
haar voor de 117de maal gezongen. Bij de
lüsfe maal geef ik een klein feestje aan mijne
vrienden.''
Elsa zat, als uit steen gehouwen, naar hem
te luisteren. Dat was dus hij"? 7ij kon
het niet gelooven. I lij gejeek niets op den
zwanenridder en reeds 117 malen had hij
l Elsa von Brabant dien/elfden niajestueusen
i blik toegeworpen!
[ Hij scheen hare verbazing niet op te mer
ken en ging op den gemocdelijken toon voort:
i Ja, een prachtige opera, de Lohengrin!''
Xu vatte zij moed en bracht stotterend uil:
'Zooals u die rol opvat, mijnheer Becker,
verschaft /ij waar kunstgenot."
Hij maakte eene beleefde buiging, bijna
tot aan het voetlicht en ging voort : Ja, dat
moeten ze mij nog nadoen! Daar hebt ge
Eckeinann, b. v. geen zweem van de oude
echte zangkunst ; dramatisch gekrijsch, Lo
hengrin kan /'/,? alleen voorstellen. En nog
altijd brengt hij de jonge lianen in verruk
king!" Hij glimlachte vergenoegd en zag
het jonge meisje aan, dat onafgebroken op
Elsa's portret zat te staren. Mijne oudste
dochter, een bekoorlijk persoontje, nietwaar?
Elsa is hare meest geliefde rol. Geen krach
tige stem, maar kunst, louter kunst, zeg ik
u!'' Xu ontdekte hij de photographie van
Lohengrin, die Elsa in de hand had.
partij dus weten, hoe Heemskerks twcc-de
lezing van de kiesrecht-paragraaf luidt.
Is die lirct'ijc lezing onbevredigend, dan...
zal de liberale partij, getrouw aan hare ante
cedenten, een nieuwe verklaring aan minister
Heemskerk moeten ontlokken, die haar het
uitzicht opent op een derde lezing. Waarom
zou ze dat niet? Driemaal is immers
scheepsrecht. En wie heeft in zijn gedragingen meer
van een zeeschip dan onze premier ? Daar
is over de heeren de Beaufort, Borgesius,
Van Houten, Viruly. Mees en wie verder
lust mogen gevoelen den nioriaan te
wasschen, waarschijnlijk nog her1 wat te doen!
Vóór of tegen Heemskerk, zal het in de
Kamer heeten. Welnu, uit n mond zal
het antwoord luiden: Tegen Heemskerk!
Het is niet onmogelijk dat Heemskerk
zelf lust gevoelt heen te gaan. Zijn kabinet
is meer dan wormstekig. Ook moet hij weten
dat nu af te treden hem de kans opent
spoedig teruggeroepen te worden. Dit laatste
is ook der liberale partij volkomen bekend.
H V/ Heemskerk echter de zaak nog wat
voortzetten, en is het hem de moeite waard,
en die moeite is voor Z. Exc. niet groot
een splinternieuwe frase voor de gelegen
heid te bedenken, dun zal het op het Bin
nenhof zoo'n vaart niet loopcn. Men kan zoo
moeilijk buiten hem!
POLITIEKE ECHO'S.
De Tweede Kamer liceft ditmaal met eclit
vaderlandsche taaiheid gewikt en gewogen, vóór
/ij de wik- en weogloonen ten behoeve van de
vier Xoord-llollandsche kaas-steden toestond. Welk
eene vasthoudendheid van weerszijden, Zoodra het
er f i p aankomt, voor zijne parochie te prediken,
vertoont de Tweede Kamer het kleiiigoe^iyst beeld
van ons kleine land.
In elk geval dankte men aan die onverkwikke
lijke, eindelooze beraadslaging over voorgestelde
afwijking van de regels der Gemeentewet (.ui
trent plaatselijke belastingen", nu en dan een/eer
pikant oogeubiik, wanneer <le heeren lief onderling
te kwaad kregen, en ook eene enkele geestige
redevoering.
Zoo b.v. de verhandeling van den heer
Famromlic Sanders o\or den Maximiliaans-beker van
Veere, waarin dit geleerde en veelzijdig ontwik
kelde lid niet alleen een boeiend historisch over
zicht gaf, maar tevens de vergadering nu en dan
hartelijk wist te doen lachen, hetgeen de Kamer
bij hare langdradige grauwe discussicn zoo
nocdig heeft.
A, zoo. ja, dat zou ik bijna vergeten!
Maar het zou toch eene dwaasheid zijn, in
dien ik mijnen naam zette onder een gekocht
portret! Laat eens zien 't is niet eens
het beste kom, ik zal u een ander ge
ven werp dal prul maar weg."
Hij stond op, zocht in eene lade en haalde
eene photographie te voorschijn. >I)ut is
Eaust", sprak hij, -ook een lievclingsrol van
mij; natuurlijk die van Gounod die van
Boïto . ... (iod beware mij voor de nieuwere
school!" Hij toonde haar den Eaust. Het
was een jonge, zoetsappig lachende man in
een Spaansch kostuum, die met den ouden
heer, die voor haar zat, niet de minste over
eenkomst had. Zij stamelde een woord van
dank.
In de volgende week treed ik weer op
als Fausr, laat eens zien hij haalde zijn
aanteekenboekje voor den dag' voor de
Düiste maal, eene schoone, dankbare1 rol!
Zoo nu zal ik mijnen naam er op schrijven !
Och, waar is de inkt nu weer gebleven!
Vrouw!'' hij «i n g naar eene zijkamer
vrouw, de inktkoker is weer niet Ie vinden,
breng er eens een hier."
Kr kwam eene dikke, oudachtige dame
binnen, die van Kl>a niet de minste notitie
nam. Zij was waarschijnlijk aan dergelijke
bezoeken gewoon. Zij hield vol, dat <le inkt
koker in het salon moest zijn. Over die
quuestie ontstond een levendig debat. Einde
lijk stond de naam van Adolf Becker onder
het portret van Eausf. De oude dame was
verdwenen en Elsa s!oud op om heen te
gaan. Mijnheer Becker lachte min/aam en
nam nogmaals haren dank aan. In den
gang hoorde men een paar stoeiende, schreeu
wende jongens.
Wacht, bengels!'' dreigde Lohengrin, do
deur openende, ik heb al zoo dikwijls gezegd,
dat gij in mijn spreekuur geen leven nioogt
maken!"
Elsa was heengegaan.
?Veel genoegen in Weenen !" had mijnheer
Becker haar nog nageroepen. Geheel ont
goocheld kwam zij tehuis. Hare stoutste
ver