De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 28 november pagina 2

28 november 1886 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 492. Is het debuut van Mr. Farncombe Sanders in alle opzichten gunstig geweest, ook de maidenspeech van Mr. Smeenge voldeed bijzonder. Vlug, welbespraakt en helder was zijn aanval op de vereeniging van Limburgsche gemeenten. De de butant bracht het althans zóó ver, dat de stem men staakten, en men a. s. Maandag op nieuw zal te beslissen hebben of vereeniging, naar het oordeel der Westersche wijzen, het beste is. Was het bij den heer De Vos van Steenwijk ernst of kortswijl, toen hij sprekende over de wiken weegloonen van Alkmaar, beweerde dat een boer in den regel wanneer de druk niet al te zwaar is, een geduldig en gewillig schepsel is om te betalen hetgeen de overheid van hem vordert? De boer heeft volgens het loffelijk getuigenis van dezen boeren-advocaat, langen tijd behoord tot die soort menschen, die men in de middeleeuwen noemde: gens taillaWes et corvéables a merci Welk eene ideale voorstelling van den boer! Een spiegelgevocht tusschen de heeren Rutgers | van Rozenburg en W. van Dedem was zeker een der vermakelijkste en boeiendste oogenblikkcn in deze langdurige discussie. De heer Rutgers scherp, snijdend en ironisch als altijd ; de heer van Dedem, op de teenen getrapt door de hatelijke beschrij ving van de inhaligheid der kaassteden. en toch niet in staat om Rutgers te evenaren in geest, j ironie en sarcasme. Toen de heeren uren en uren verpraat hadden l aan deze quaestien, holden zij door dik en dun, keurden in een oogwenk al het overblijvende goed en liepen weg als jongens, die het vooruitzicht op een paar vacantiedagen hebben. Van over de Grenzen. Generaal Kaulbars is uit Bulgarije ver trokken ; de Russische consuls en vice-consuls hebben zijn voorbeeld gevolgd. Dat is voor de Bulgaren, wier lankmoedigheid door de Russische «bevrijders" op zeer zware proef is gesteld, een pak van het hart. Als men nu maar zeker wist, dat de «bevrijders" voorloopig niet terug zouden komen! Maar het is niet te onderstellen, dat de Russen goedschiks Bulgarije aan zijn lot zullen overlaten. De Russische pers, van liet deftige officicuse Journal de St. Pétersbmirg tot de Panslavistische vrijbuiters, die schetteren, zoolang zij geen démenti van hooger hand krijgen, zorgt er voor, dat niemand zoo iets ongerijmds kan onderstellen. Toch is er een zekere omkeering ten goede te bemerken. De redevoeringen van graaf Kalnoky en Lord Salisbury hebben bewezen, dat de Bulgaren nog niet geheel verlaten zijn, al wordt dan ook de hun toegedachte hulp hun zoo niet jtour l'amonr de leurs bcfiii.t ijen.r geschonken. Te St. Petersburg neemt men hiervan acte op den eigenaardigen zoet/uren toon, die den teleurgestelde!! diplomaten ten dienste staat. De Russische bladen verklaren eenstemmig, dat de Bulgaarsche quaestie een vrij wat ernstiger phase is ingetreden. Men weet thans" zoo zeggen zij =>dat de Bul gaarsche regenten handelen volgens instructiëii uit Weenen en uit Londen; derhalve moet Rusland's optreden niet slechts gericht zijn tegen den heer Stamboeloff en diens ambtgeuooten, maar ook tegen de mogendhe den die de politiek dezer lieden besturen." Mogelijk zal het de Russische chauvinisten een weinig kalmer stemmen, dat de heer Von Bismarck graaf Kalnoky heeft doen geluk \venschen met diens rede in de vergaderingder Hongaarsche delegatie. De tegenwoor dige czar weet ongetwijfeld beter dan zijn grootvader Nikolaas, dat eene Europeesche coalitie geen zaak is, om op hooghartigcii toon den spot modo te drijven. Een oorlog, wachting wasvervuld. »Hij" had vriendelijk met haar gesproken, haar een portret gegeven met zijne handteekening. Van waar dan die ontgoo cheling ? Ach haar ideaal was in het niet verzonken! zij beminde niet meer, ja, zij schaamde zich over hare liefde. Geen levende ziel zou het ooit vernemen ! En toch bleef haar nog een raadsel tor oplossing over. Van waar die blik vol majesteit van Lohengrin ? Zou.... zou hij zich geblanket hebben ? Dat moest wel zoo zijn ! Hare moeder was uitgegaan om haar te zoeken, maar mijnheer Gürtler was achter gebleven, om de moeder te waarschuwen, wanneer Elsa mocht thuis komen. Toen hij het jonge meisje zoo opgewonden zag, liet hij de moeder echter aan haar lot over en bleef. Elsa was in tranen losgebarsten. Op de be scheiden vragen van haren _ vriend _ kon zij niet antwoorden. Plotseling riep zij uit,: Hoe oud mag die Adolf Beek er wel zijn '!'' Verbluft over die onverwachte vraag, ant woordde Giirtler: »Xu. ongeveer vijftig jaar." »Dan moest hij ook niet meer in Lohcngrin optreden !" riep zij toornig. »Dat is juist hetgeen ik ook altijd beweer" antwoordde de hoogst verbaasde Gürtler, »maar die oude zangers laten hunne rollen niet gaarne los en de kunst heeft hot ver gebracht in het grimeeren. Met wat cosmetiek en blanketsel komt men oen heel eind. De fausset de kunst om eene ver sleten stem te maskeeren doet hot overige." Elsa was vuurrood geworden. 'Het is af schuwelijk! Cosmetiek en blanketsel!" riep zij uit. »Kom, kom!" vergoelijkte Giirtler, niemand wil graag oud worden. En Becker is overi gens een achtenswaardig man, een goed huis vader, en natuurlijk soliede om zjjn stem te sparen. Maar ik houd meer van Eekemann.'' Elsa had hare tranen gedroogd. Maar dat is bedrog!" riep zij, nog steeds toornig uit: »Men komt om eene ideale figuur te zien, maar niet om een belachelijke verschijthans door Rusland begonnen, zou zeker niet minder noodlottig afloopen dan die van 1850, die met het vernederend tractaat van Parijs eindigde. * * * Van den Mingreliër willen de Bulgaren niets weten. Hun vorst zoo merken zij be scheiden op mag ten minste toch wel een fatsoenlijk man zijn. Men zou hun kunnen antwoorden, dat op het stuk van fatsoen de opvattingen zeer uiteenloopend kunnen zijn. Bijvoorbeeld: de oudste ridder der orde van St. George is de keizer van Duitschland en de jongste de kawas van het Russische con sulaat te Philippopel, die zich in dronken schap aan nachtelijk straatschandaal schul dig maakte en daarvoor een flink pak slaag opliep. Die combinatie is voor den nestor der Europeesche souvcrcinen niet zeer vleiend, maar ook te Berlijn schijnt men te nieenen, dat men op Bulgaren en Bulgaarsche zaken geen Europeeschen maatstaf van zedelijkheid en betamelijkheid mag toepassen. De vriend schap tusschen den Duitschen keizer en zijn achterneef te St. Petersburg laat, volgens de troonrede, waarmede de Rijksdag te Berlijn is geopend, niets te wenschen over. De Bulgaren echter zijn aanmatigend ge noeg, om als gewone stervelingen behandeld te willen worden. Zij willen geen protégé, van Rusland op hun troon helpen, voordat eerst de Unie met Oost-Rocmeliëis verzekerd. Zij weigeren, uit de handen van de Porto een nieuw stel regenten te ontvangen en zeggen, dat zij met het tegenwoordige zeer te vreden zijn. Zij beweren het zelfs wel zonder vorst te kunnen stellen, en achten Bulgarije rijp voor den republikeinschen regeeringsvorm. Nu de Russische consuls weg zijn, vreezen zij niet langer voor binnenlandsche onlusten, en rekenen zij zich in staat om een nationaal leger van 20(1,000 man op de been te brengen tot verdediging van hunne vrij heden en van hunne onafhankelijkheid. In de oogen van de Russische politici is dit alles natuurlijk eene onzinnige aanmatiging; de vraag is, hoe de rest van Europa er over denkt. De Duitsche troonrede verzekert, dat de goede verstandhouding tusschen de drie kei zerrijken volkomen ongestoord is, hetgeen ongetwijfeld geen sterveling gelooft. Zij bevat verder de gebruikelijke lofspraken op Duitschland's macht, op zijne belangeloosheid en zijne vredelievendheid, die iedereeen voor ken nisgeving aanneemt. Eindelijk komt zij met dcii eisch tot invoering van ccn nieuw septennaat en tot vermeerdering der legersterkte op voet van vrede met ruim 41.000 man, het geen eene eerste uitgave van 25 milliocn en eene jaarlijks terngkeercnde uitgave van het zelfde bedrag vordert. Deze laalsto mededceling klinkt den belastingschuldigen minder aangenaam in de ooreu. Het is waar. de te genwoordige Rijksdag is alles behalve be reid om, op bevel der hoogo vogeering, d.' koorden van de beurs los te maken. Maai de troonrede geeft duidelijk te verstaan, dat de wetgevende vergadering zal worden ont bonden, als zij de nieuwe, legerorganisatie niet aanneemt, en dat haar hetzelfde lot zal treffen, als zij later niet de noodige geldmiddelen ter beschikking der regeering stelt. Het centrum moet in dit geval den doorslag geven, on men is zeer benieuwd om te weten, of de kleine Kwllnt: zijn ouden tegenstander, den rijkskanselicr, we derom openlijk zal bestrijden, of wel zal trachten, voor zich en zijne cloricale vrienden munt te staan uit de bereidwilligheid, waar mede zij het door hen aangenomen standpunt in de militaire quaestie op den eersten wenk der regeering verlaten. ning zonder jeugd, zonder hartstocht zonder stem!" Zij bemerkte niet dat Giirtler haar lachend aanzag. Hij nam hare hand ook dat merkte zij nauwelijks op. "Daarbij kan geen sprake zijn van bedrog," sprak hij ernstig. Ideale iiguren vindt men alleen bij de dichters. Wilde men ze in liet leven zoeken, men zou bedrogen uitkomen." Zoo, waai' moet men dan naar zoeken, wat moet men dan liefhebben, vertrouwen':1" zucht te liet jonge meisje. Degenen, die onze liefde voor liet ideaal op prijs stellen; degenen, die gevoel hebben voor het hooge ideaal der menschlieid, al komen zij zelve het ideaal niet nabij." Hij drukte zacht hare hand. Zij keek op en voor de eerste maal ontdekte zij, dat Giirtler be paald mooie oogen had, al lag er niet die majesteit in van Lohengrin. En zijn woorden? Zij waren haar als eene openbaring. Zij kreeg eene kleur en kon niet antwoorden. Daar kwam hare moeder, zuchtend en hij gend, de kamer binnen. Giirtler ging haar dadelijk te gemoet en verklaarde haar Elsa's verdwijnen, hoewel zij zelve hem er nog niets van had opgehelderd. In den volgenden nacht besloot Elsa Lohenerin te vergeten en Gürtler's goeden raad op te volgen. Overi ;ens volgde zij dien van Lohengrin ook op, want zij amuseerde zich uitstekend in Weenen. Alle bezienswaardig heden begonnen haar belang in te boezemen; zij woonde den Tannhaüscr bij, waarin Ecke mann optrad en diens zuivere stem en man nelijke verschijning brachten haar in verruk king. Zij dweepte een weinig met hem, maar wei'd niet op hem verliefd, want zij had nu oenen anderen aanbidder, den hoor Gürtlcr, en was daar niet weinig trotsch op. Veertien dagen later verliet zij "Weenen als eene gelukkige verloofde. Toch had zij haar ideaal gevonden, want Gürtler kwam dat in liare oogon zeer nabij. Hot portret van Lo hcngrin had zij verbrand; dat van Eaust be hield zij om het aan hare. vriendinnen te laten zien alleen d<i<irv»i.' In de Fransche Kamer is het deze week wonderlijk toegegaan. De president van den ministerraad en die van de begrootingscommissie hebben elkander onaangename waar heden gezegd, en de arme minister van finantiën is het kind van de rekening. Zijne hoop, om het buitengewone budget te kunnen af schaffen is verijdeld, en zijne ambtgenooten hebhen hem aan het verstand gebracht, dat hij hen compromitteerde om van het wel zijn des lands niet eens te spreken door van de aanneming of verwerping van dit beginsel eene portefeuille-quaestie te maken. De budgetcommissie verheugde zich over deze overwinning, maar zij verheugde zich te vroeg. Want toen de Kamer eens wist, dat de door de regeering ingediende begrooting straffeloos kon worden afgebroken, zotte zij zich vol ijver aan het werk. >Dc heer Sadi C'arnot gaat'toch niet weg; wat de heercn van die bogrootingscoinmissie zeggen of donken, doet niets ter zake, want hunne critiok is togen personen en niet tegen stelsels gericht; onze kiezers zullen ons dankbaar zijn als wij hun nieuwe lasten besparen.'' Ziedaar do theorie van cone kamer meerderheid, die aanvankelijk uit de rechterzijde en de uiterste linkerzijde samengesteld, thans tot bijna vier vijfden van de Kamer is gestegen. In die theorie onjuist? Zeker niet, maar de wijze waarop zij wordt toegepast, ondermijnt het prestige der Regeering. De heer de Freycinet heeft gelijk, wanneer hij zegt: ik kan niet om clkcn budgetkost, die bestreden wordt op de tribune verschijnen en de quaestie van vertrouwen stellen. Maar hij schijnt te ver geten, dat deze theorie niet langer geldt, wanneer werkelijk beginselen ter sprake komen. En dit is thans het geval. De Kamer schrapt van allerlei posten eenige duizenden, tienduizenden of honderdduizenden francs, en dat is haar recht. Doch zij doet dit op eene wijze, die de zelfstandigheid der ministors als hoofden van de departementen tot een illusie maakt, en dit behoorde de voorzitter van den ministerraad te verhinderen. Wanneer men een verantwoordelijk minister voorschrijft, hoe hij zijne huroanx moot samenstellen, hoe veel secretarissen on klerken hij mag gebrui ken, hoeveel hij voor traktementen, voor schrijfpapier, voor vuur on licht mag gebrui ken, dan blijft er van de ministeriöele ver antwoordelijkheid niet veel moor over. Zulk een critiok. door een vijandig votum gevolgd, slaat gelijk mot een verklaring van wantrou wen, al beweert men honderdmaal het tegen deel. En nu de hoor de Freyeinet zijn minis ter van Financien tot blijven gedwongen hoeft, behoorde hij zich ten minste met hom solidair te verklaren. E. D. PIJ/EI, Gemeentezaken. . Do gasthuisquaesüe, verleden week :op gelost", hooft een zooi' lange geschiedenis. Dr. Teixeira do Mattos heeft haar gedu rende zijn lidmaatschap van don Raad, mot 1;iaio volharding aan do orde gestold. Dr. Berns, de groot o ijveraar mot Dr. Teixeira voor eon nieuw gasthuis, verschilde van dezen in do wijze, waarop hij do oischon van hot Hooger onderwijs eu die der Armen zorg wilde bevredigd zien. Dr. Berns was in don Raad do voorstander van hef bouwen van n groot centraal gasthuis, tor plaatse, waar thans hot Buitengasthuis zich bevindt. Xuhet allergebrekkigsf Buitengasthuis,door eene hetero inrichting vervangen moest worden, achtte hij de gelegenheid schoon, om hot Binnengasthuis, dat in den loop der jaren zooveel geld verslonden had, zonder aan hot doel te beantwoorden, te doen vervallen on aan gene zijde van don Orer/mjm het eene groote gasthuis te stichten, en daar hoen die inrichtingen voor hooger onderwijs over te brengen, welke thans aan hot Binnengasthuis zijn verbonden. Dit plan werd door hem verdedigd op hvgiënische on rinaneieelo gron den, alsmede mot het oog op de belangen van liet Hooger onderwijs. Aanvankelijk vond hot weinig bijval, doch langzamerhand begon het in en buiten den Raad voorstanders te winnen. Aan de tafel van het Dagelijksch Bestuur verwierf liet verdedigers in don heer Ankersinit, Weth. van Publ. Werken, on den heer Van Lennep, Wolh. voor Onderwijs. De iaatsie sprak als zijne stellige overtuiging uit, dat hot Binnen gasthuis weldra algemeen veroordeeld zou zijn. Ook de meerderheid der medische, professoren verklaarde bij herhaling, dat zij in het plan Berns de weuscholi|ksto op lossing der gasthuisquaestie zagen, on de Commissie van beheer en toezicht over de gasthuizen logde in gelijken zin getuigenis af. 7,oo geschiedde het dan ook dat in Maart j.l. besloten werd tot den aankoop van terreinen in de omgeving van het uu bestaande buitengasthuis, welke, ruimte zou den aanbieden voor de oprichting van oen centraal groot gasthuis, met dien verstande, dat men alvast beginnen zou mot oen nieuw buitengasthuis (c stichten, om later te be slissen hoe men mot hot binnengasthuis zou handelen. Geheel onverwacht echter kwamen eenige maanden later B. on W. mot een voorstel aan pi. m. f 40o,000 aan het oude Buiten gasthuis te vertimmeren, en dit gasthuis voor goed tot hooi'dgasthuis, waaraan hot, hooger onderwijs verbonden zou blijven, te bestemmen. Deze voordracht, word even later gesteund door de klinische Hooglccraren en de Commissie van het beheer en toezicht over de gasthuizen, gesteund ook door den heer W. W. van Lennep, die 'de verbouwing van het Binnengasthuis zoo streng veroor deeld had. Het bleek dat plotseling allen, die zich vóór eenige maanden voor n groot gasthuis verklaard hadden, bekeerd waren, en tevens, dat deze bekeering had plaats gevonden onder den invloed van een triumviraat, de heeren Van Tienhoven, Tilanus en Place; terwijl de eerste, waarschijnlijk om de pas ontstane eendracht niet aan al te zware schokken bloot te stellen, de Com missie van bijstand in het beheer van pu blieke werken, geheel buiten de voorbereiding van dit plan gehouden had. De debatten over de voordracht, op zoo zonderlinge wijs ontworpen, in den Raad gevoerd, liggen nog vorsch in het geheugen. De harde woorden daarbij gesproken, vooral tot hot Dag. Bestuur gericht, zullen wij hier niet herhalen. Onze plaat geeft eene herin nering aan dien strijd. In het bijzonder echter bedoelt zij hulde te brengen aan twee per sonen, die, ofschoon geheel tegenovergesteld van meening, beide onverpoosd hunne krach ten gewijd hebben aan verbetering van het gasthuiswezen in de hoofdstad. Het oudraadslid Dr. Teixeira de Mattos door onge steldheid indertijd gedwongen den Raad te verlaten, en Dr. Berns, die de richting heeft aangewezen, waarin wat men ook thans moge besloten hebben, de definitieve op lossing der gasthuisquaestie ligt. Uit Parijs. DE i'RIJS-MOXTIIYOX EX DE HEER MONTHYON. Er is geen groot man in de oogen van zijn kamerdienaar". Dit oi iets dergelijks is oen spreek woord geworden. De juistheid van dat woord is misschien in menig opzicht betwistbaar, maar /oker zijn hi^hn'inch omït:r:oek en kritiek een soort van kamerdienaars, voor wier bespiedende blikken menigeen, die langer of korter tijd in den room van grootheid stond, in al zijn wezenlijke klein heid of naaktheid zelfs voor den dag komt. En aangezien deze soort, van dienaren in den regel niet lijden aan een overmaat van bescheidenheid, moet menig groot man, die door de historische kritiek onbarmhartig bij den kraag gepakt en duchtig onderhanden genomen wordt, er vaak menig veer bij laten, welke door den toclitwind der openbaarheid heinde en ver worden wegge voerd, zoodat iedereen ze kan oprapen en daar door tot de ontdekking komen, dat het slechts geleerde ot' kunstveeren waren, wat men in goede geloove zoolang voor echte pluimen had gebonden. 't Gekste is zeker, als dergelijke desillusionoercnde onthullingen een man moeten treffen, wiens naam wel niet bepaald met grootheid, maar zeker met braafheid, deugdzaamheid en rechtschapen heid l"t nogtoe in het nauwste verband stond. En nog erger wordt het, wanneer door de onbe scheidenheid van zulk een ongeroepen kamerdie naar niet slechts een man, die reeds lang tol bet verleden behoort, maar bovendien een /eer eer waardig lichaam van den tegenwoordige!) tijd ik bedoel niets minder dan de Académie I-'rancaise gecompromitteerd, althans een weinig belachelijk gemaakt wordt. En toch de zaak ligt er nu eenmaal toe. De voortreffelijke Jfoiitliyo» was .... maar over hem aanstonds meer en wat nieuws ook, daarvan geef ik n de verzekering, iets heel nieuws! En de jiri.i' Monilnjoii. welke ieder jaar weder door een der oiixl^r/clijlicn ieder hunner valt op zijn beurt de eer der uitreiking te beurt aan dezen of genen brure llciuii'i/.' na een nauwgezet onder zoek en met de noodige phrascs werd overhan digd, die ]n'i.i' Moulliyoii heeft voor goed zijn eigen aardig cachet verloren. zelfs, dunkt mij, in de schat ting van de hardnekkigste bewonderaars en voor standers van prijsuitdeeüngen. De Ai.-<ii'tiiui' heeft reeds den dag bepaald, waarop in plechtige zitting dit certificaat van deugd /al worden uitgereikt en de gelukkige, die liij de/e gelegenheid als rapportour zal fnngeeren, is de heer ('aro. Evenals in vorige jaren /al ook nu veder de schim van den heer J\lonthyini de hnldcbewij/en ontvangen. waaraan /ij zoolang reeds u~owoon was en waarop /ij recht heeft 'f Zou bet den heer ('aro bekend zijn, dat ook de/e iliustre schim niet met rust is gelaten door die historische kritiek, welke in on/en tijd reeds zoovele personen en zoovele dingen op de hun toekomende plaats heeft gezet? Xou hij weten, dat ook een Monthyon aan zulk een onderzoek niet heeft kunnen ontsnappen, waardooi' in zijn leven scheiding is gemaakt tusschen legende eu waarheid? En dit onderzoek is niet ingesteld door een hoftiu1 polemicns. maar door een bezadigd ma gistraatspersoon, die tevens een geleerd navor.-cher is, de heer Kernand Laliour. die wonend in de zelfde streek, waarvan eens Monthyon deseignenr was. op een goeden dag den inval kreeg om eens te gaan snuffelen in oude archieven. En ziet! daar uit kwam. in plaats van de wel afgeronde conventioneele figuur, een zeer samengesteld, won derlijk, bijna paradoxaal we/en voor den dag. Naast den philanthroop toch. moet de lieer Lahour, misschien wel tot zijn leedwezen, ons oen dorpstvran, althans iets wat daaraan nabij komt, laten kijken. Hoe kon een man. die zoo edel moedig zijn gansche vermogen legateerde ten be hoeve van deugdzame onbekenden, die uit de onderste lagen der maatschappij gekozen moesten worden", vaak zoo hardvochtig zich betoonen tegenover zijne pachters? Hoe zulke wijsgeerige beschikkingen vol welwillendheid jegens de gerin gen te rijmen met de hardheid en strengheid, waarmede zijn onderhoorigeu behandeld werden? Welk een contrast tusschen zijn veelvuldig wel doen.?en dat vaak in het verborgen en de onver biddelijke gestrengheid, waarmede bij arme schul denaars deed vervolgen! De man, die zooveel deed

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl