Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 492.
Is het debuut van Mr. Farncombe Sanders in
alle opzichten gunstig geweest, ook de
maidenspeech van Mr. Smeenge voldeed bijzonder. Vlug,
welbespraakt en helder was zijn aanval op de
vereeniging van Limburgsche gemeenten. De de
butant bracht het althans zóó ver, dat de stem
men staakten, en men a. s. Maandag op nieuw
zal te beslissen hebben of vereeniging, naar het
oordeel der Westersche wijzen, het beste is.
Was het bij den heer De Vos van Steenwijk
ernst of kortswijl, toen hij sprekende over de
wiken weegloonen van Alkmaar, beweerde dat een
boer in den regel wanneer de druk niet al te
zwaar is, een geduldig en gewillig schepsel is om
te betalen hetgeen de overheid van hem vordert?
De boer heeft volgens het loffelijk getuigenis van
dezen boeren-advocaat, langen tijd behoord tot
die soort menschen, die men in de middeleeuwen
noemde: gens taillaWes et corvéables a merci
Welk eene ideale voorstelling van den boer!
Een spiegelgevocht tusschen de heeren Rutgers |
van Rozenburg en W. van Dedem was zeker een
der vermakelijkste en boeiendste oogenblikkcn in
deze langdurige discussie. De heer Rutgers scherp,
snijdend en ironisch als altijd ; de heer van Dedem,
op de teenen getrapt door de hatelijke beschrij
ving van de inhaligheid der kaassteden. en toch
niet in staat om Rutgers te evenaren in geest, j
ironie en sarcasme.
Toen de heeren uren en uren verpraat hadden l
aan deze quaestien, holden zij door dik en dun,
keurden in een oogwenk al het overblijvende goed
en liepen weg als jongens, die het vooruitzicht
op een paar vacantiedagen hebben.
Van over de Grenzen.
Generaal Kaulbars is uit Bulgarije ver
trokken ; de Russische consuls en vice-consuls
hebben zijn voorbeeld gevolgd. Dat is voor
de Bulgaren, wier lankmoedigheid door de
Russische «bevrijders" op zeer zware proef is
gesteld, een pak van het hart. Als men nu
maar zeker wist, dat de «bevrijders" voorloopig
niet terug zouden komen! Maar het is niet
te onderstellen, dat de Russen goedschiks
Bulgarije aan zijn lot zullen overlaten. De
Russische pers, van liet deftige officicuse
Journal de St. Pétersbmirg tot de
Panslavistische vrijbuiters, die schetteren, zoolang zij
geen démenti van hooger hand krijgen, zorgt
er voor, dat niemand zoo iets ongerijmds kan
onderstellen.
Toch is er een zekere omkeering ten goede
te bemerken. De redevoeringen van graaf
Kalnoky en Lord Salisbury hebben bewezen,
dat de Bulgaren nog niet geheel verlaten zijn,
al wordt dan ook de hun toegedachte hulp
hun zoo niet jtour l'amonr de leurs bcfiii.t ijen.r
geschonken. Te St. Petersburg neemt men
hiervan acte op den eigenaardigen zoet/uren
toon, die den teleurgestelde!! diplomaten ten
dienste staat. De Russische bladen verklaren
eenstemmig, dat de Bulgaarsche quaestie een
vrij wat ernstiger phase is ingetreden. Men
weet thans" zoo zeggen zij =>dat de Bul
gaarsche regenten handelen volgens
instructiëii uit Weenen en uit Londen; derhalve
moet Rusland's optreden niet slechts gericht
zijn tegen den heer Stamboeloff en diens
ambtgeuooten, maar ook tegen de mogendhe
den die de politiek dezer lieden besturen."
Mogelijk zal het de Russische chauvinisten
een weinig kalmer stemmen, dat de heer Von
Bismarck graaf Kalnoky heeft doen geluk
\venschen met diens rede in de
vergaderingder Hongaarsche delegatie. De tegenwoor
dige czar weet ongetwijfeld beter dan zijn
grootvader Nikolaas, dat eene Europeesche
coalitie geen zaak is, om op hooghartigcii
toon den spot modo te drijven. Een oorlog,
wachting wasvervuld. »Hij" had vriendelijk met
haar gesproken, haar een portret gegeven met
zijne handteekening. Van waar dan die ontgoo
cheling ? Ach haar ideaal was in het niet
verzonken! zij beminde niet meer, ja, zij
schaamde zich over hare liefde. Geen levende
ziel zou het ooit vernemen ! En toch bleef
haar nog een raadsel tor oplossing over. Van
waar die blik vol majesteit van Lohengrin ?
Zou.... zou hij zich geblanket hebben ? Dat
moest wel zoo zijn !
Hare moeder was uitgegaan om haar te
zoeken, maar mijnheer Gürtler was achter
gebleven, om de moeder te waarschuwen,
wanneer Elsa mocht thuis komen. Toen hij
het jonge meisje zoo opgewonden zag, liet hij
de moeder echter aan haar lot over en bleef.
Elsa was in tranen losgebarsten. Op de be
scheiden vragen van haren _ vriend _ kon zij
niet antwoorden. Plotseling riep zij uit,: Hoe
oud mag die Adolf Beek er wel zijn '!''
Verbluft over die onverwachte vraag, ant
woordde Giirtler:
»Xu. ongeveer vijftig jaar."
»Dan moest hij ook niet meer in Lohcngrin
optreden !" riep zij toornig.
»Dat is juist hetgeen ik ook altijd beweer"
antwoordde de hoogst verbaasde Gürtler,
»maar die oude zangers laten hunne rollen
niet gaarne los en de kunst heeft hot ver
gebracht in het grimeeren. Met wat
cosmetiek en blanketsel komt men oen heel
eind. De fausset de kunst om eene ver
sleten stem te maskeeren doet hot
overige."
Elsa was vuurrood geworden. 'Het is af
schuwelijk! Cosmetiek en blanketsel!" riep
zij uit.
»Kom, kom!" vergoelijkte Giirtler, niemand
wil graag oud worden. En Becker is overi
gens een achtenswaardig man, een goed huis
vader, en natuurlijk soliede om zjjn stem te
sparen. Maar ik houd meer van Eekemann.''
Elsa had hare tranen gedroogd. Maar
dat is bedrog!" riep zij, nog steeds toornig
uit: »Men komt om eene ideale figuur te
zien, maar niet om een belachelijke
verschijthans door Rusland begonnen, zou zeker niet
minder noodlottig afloopen dan die van 1850,
die met het vernederend tractaat van Parijs
eindigde.
*
* *
Van den Mingreliër willen de Bulgaren
niets weten. Hun vorst zoo merken zij be
scheiden op mag ten minste toch wel een
fatsoenlijk man zijn. Men zou hun kunnen
antwoorden, dat op het stuk van fatsoen de
opvattingen zeer uiteenloopend kunnen zijn.
Bijvoorbeeld: de oudste ridder der orde van
St. George is de keizer van Duitschland en
de jongste de kawas van het Russische con
sulaat te Philippopel, die zich in dronken
schap aan nachtelijk straatschandaal schul
dig maakte en daarvoor een flink pak slaag
opliep. Die combinatie is voor den nestor
der Europeesche souvcrcinen niet zeer vleiend,
maar ook te Berlijn schijnt men te nieenen,
dat men op Bulgaren en Bulgaarsche zaken
geen Europeeschen maatstaf van zedelijkheid
en betamelijkheid mag toepassen. De vriend
schap tusschen den Duitschen keizer en zijn
achterneef te St. Petersburg laat, volgens de
troonrede, waarmede de Rijksdag te Berlijn
is geopend, niets te wenschen over.
De Bulgaren echter zijn aanmatigend ge
noeg, om als gewone stervelingen behandeld
te willen worden. Zij willen geen protégé,
van Rusland op hun troon helpen, voordat
eerst de Unie met Oost-Rocmeliëis verzekerd.
Zij weigeren, uit de handen van de Porto
een nieuw stel regenten te ontvangen en
zeggen, dat zij met het tegenwoordige zeer te
vreden zijn. Zij beweren het zelfs wel zonder
vorst te kunnen stellen, en achten Bulgarije
rijp voor den republikeinschen
regeeringsvorm. Nu de Russische consuls weg zijn,
vreezen zij niet langer voor binnenlandsche
onlusten, en rekenen zij zich in staat om een
nationaal leger van 20(1,000 man op de been
te brengen tot verdediging van hunne vrij
heden en van hunne onafhankelijkheid. In
de oogen van de Russische politici is dit
alles natuurlijk eene onzinnige aanmatiging;
de vraag is, hoe de rest van Europa er over
denkt.
De Duitsche troonrede verzekert, dat de
goede verstandhouding tusschen de drie kei
zerrijken volkomen ongestoord is, hetgeen
ongetwijfeld geen sterveling gelooft. Zij bevat
verder de gebruikelijke lofspraken op
Duitschland's macht, op zijne belangeloosheid en
zijne vredelievendheid, die iedereeen voor ken
nisgeving aanneemt. Eindelijk komt zij met
dcii eisch tot invoering van ccn nieuw
septennaat en tot vermeerdering der legersterkte
op voet van vrede met ruim 41.000 man, het
geen eene eerste uitgave van 25 milliocn en
eene jaarlijks terngkeercnde uitgave van het
zelfde bedrag vordert. Deze laalsto
mededceling klinkt den belastingschuldigen minder
aangenaam in de ooreu. Het is waar. de te
genwoordige Rijksdag is alles behalve be
reid om, op bevel der hoogo vogeering, d.'
koorden van de beurs los te maken. Maai
de troonrede geeft duidelijk te verstaan, dat
de wetgevende vergadering zal worden ont
bonden, als zij de nieuwe, legerorganisatie
niet aanneemt, en dat haar hetzelfde lot
zal treffen, als zij later niet de noodige
geldmiddelen ter beschikking der regeering
stelt. Het centrum moet in dit geval den
doorslag geven, on men is zeer benieuwd
om te weten, of de kleine Kwllnt: zijn
ouden tegenstander, den rijkskanselicr, we
derom openlijk zal bestrijden, of wel zal
trachten, voor zich en zijne cloricale vrienden
munt te staan uit de bereidwilligheid, waar
mede zij het door hen aangenomen standpunt
in de militaire quaestie op den eersten wenk
der regeering verlaten.
ning zonder jeugd, zonder hartstocht
zonder stem!"
Zij bemerkte niet dat Giirtler haar lachend
aanzag. Hij nam hare hand ook dat merkte
zij nauwelijks op.
"Daarbij kan geen sprake zijn van bedrog,"
sprak hij ernstig. Ideale iiguren vindt men
alleen bij de dichters. Wilde men ze in liet
leven zoeken, men zou bedrogen uitkomen."
Zoo, waai' moet men dan naar zoeken, wat
moet men dan liefhebben, vertrouwen':1" zucht
te liet jonge meisje.
Degenen, die onze liefde voor liet ideaal
op prijs stellen; degenen, die gevoel hebben
voor het hooge ideaal der menschlieid, al
komen zij zelve het ideaal niet nabij." Hij
drukte zacht hare hand. Zij keek op en voor
de eerste maal ontdekte zij, dat Giirtler be
paald mooie oogen had, al lag er niet die
majesteit in van Lohengrin. En zijn woorden?
Zij waren haar als eene openbaring. Zij kreeg
eene kleur en kon niet antwoorden.
Daar kwam hare moeder, zuchtend en hij
gend, de kamer binnen. Giirtler ging haar
dadelijk te gemoet en verklaarde haar Elsa's
verdwijnen, hoewel zij zelve hem er nog niets
van had opgehelderd.
In den volgenden nacht besloot Elsa
Lohenerin te vergeten en Gürtler's goeden raad
op te volgen. Overi ;ens volgde zij dien van
Lohengrin ook op, want zij amuseerde zich
uitstekend in Weenen. Alle bezienswaardig
heden begonnen haar belang in te boezemen;
zij woonde den Tannhaüscr bij, waarin Ecke
mann optrad en diens zuivere stem en man
nelijke verschijning brachten haar in verruk
king. Zij dweepte een weinig met hem, maar
wei'd niet op hem verliefd, want zij had nu
oenen anderen aanbidder, den hoor Gürtlcr,
en was daar niet weinig trotsch op.
Veertien dagen later verliet zij "Weenen als
eene gelukkige verloofde. Toch had zij haar
ideaal gevonden, want Gürtler kwam dat in
liare oogon zeer nabij. Hot portret van Lo
hcngrin had zij verbrand; dat van Eaust be
hield zij om het aan hare. vriendinnen te
laten zien alleen d<i<irv»i.'
In de Fransche Kamer is het deze week
wonderlijk toegegaan. De president van den
ministerraad en die van de
begrootingscommissie hebben elkander onaangename waar
heden gezegd, en de arme minister van finantiën
is het kind van de rekening. Zijne hoop,
om het buitengewone budget te kunnen af
schaffen is verijdeld, en zijne ambtgenooten
hebhen hem aan het verstand gebracht, dat
hij hen compromitteerde om van het wel
zijn des lands niet eens te spreken door
van de aanneming of verwerping van dit
beginsel eene portefeuille-quaestie te maken.
De budgetcommissie verheugde zich over deze
overwinning, maar zij verheugde zich te vroeg.
Want toen de Kamer eens wist, dat de door
de regeering ingediende begrooting straffeloos
kon worden afgebroken, zotte zij zich vol
ijver aan het werk. >Dc heer Sadi C'arnot
gaat'toch niet weg; wat de heercn van die
bogrootingscoinmissie zeggen of donken, doet
niets ter zake, want hunne critiok is togen
personen en niet tegen stelsels gericht; onze
kiezers zullen ons dankbaar zijn als wij
hun nieuwe lasten besparen.'' Ziedaar do
theorie van cone kamer meerderheid, die
aanvankelijk uit de rechterzijde en de
uiterste linkerzijde samengesteld, thans tot
bijna vier vijfden van de Kamer is gestegen.
In die theorie onjuist? Zeker niet, maar de
wijze waarop zij wordt toegepast, ondermijnt
het prestige der Regeering. De heer de
Freycinet heeft gelijk, wanneer hij zegt: ik kan
niet om clkcn budgetkost, die bestreden wordt
op de tribune verschijnen en de quaestie van
vertrouwen stellen. Maar hij schijnt te ver
geten, dat deze theorie niet langer geldt,
wanneer werkelijk beginselen ter sprake
komen. En dit is thans het geval. De Kamer
schrapt van allerlei posten eenige duizenden,
tienduizenden of honderdduizenden francs, en
dat is haar recht. Doch zij doet dit op eene
wijze, die de zelfstandigheid der ministors als
hoofden van de departementen tot een illusie
maakt, en dit behoorde de voorzitter van den
ministerraad te verhinderen. Wanneer men
een verantwoordelijk minister voorschrijft,
hoe hij zijne huroanx moot samenstellen, hoe
veel secretarissen on klerken hij mag gebrui
ken, hoeveel hij voor traktementen, voor
schrijfpapier, voor vuur on licht mag gebrui
ken, dan blijft er van de ministeriöele ver
antwoordelijkheid niet veel moor over. Zulk
een critiok. door een vijandig votum gevolgd,
slaat gelijk mot een verklaring van wantrou
wen, al beweert men honderdmaal het tegen
deel. En nu de hoor de Freyeinet zijn minis
ter van Financien tot blijven gedwongen
hoeft, behoorde hij zich ten minste met hom
solidair te verklaren.
E. D. PIJ/EI,
Gemeentezaken.
. Do gasthuisquaesüe, verleden week :op
gelost", hooft een zooi' lange geschiedenis.
Dr. Teixeira do Mattos heeft haar gedu
rende zijn lidmaatschap van don Raad, mot
1;iaio volharding aan do orde gestold.
Dr. Berns, de groot o ijveraar mot Dr.
Teixeira voor eon nieuw gasthuis, verschilde
van dezen in do wijze, waarop hij do oischon
van hot Hooger onderwijs eu die der Armen
zorg wilde bevredigd zien. Dr. Berns was
in don Raad do voorstander van hef bouwen
van n groot centraal gasthuis, tor plaatse,
waar thans hot Buitengasthuis zich bevindt.
Xuhet allergebrekkigsf Buitengasthuis,door
eene hetero inrichting vervangen moest worden,
achtte hij de gelegenheid schoon, om hot
Binnengasthuis, dat in den loop der jaren
zooveel geld verslonden had, zonder aan hot
doel te beantwoorden, te doen vervallen on
aan gene zijde van don Orer/mjm het eene
groote gasthuis te stichten, en daar hoen die
inrichtingen voor hooger onderwijs over te
brengen, welke thans aan hot Binnengasthuis
zijn verbonden. Dit plan werd door hem
verdedigd op hvgiënische on rinaneieelo gron
den, alsmede mot het oog op de belangen
van liet Hooger onderwijs.
Aanvankelijk vond hot weinig bijval, doch
langzamerhand begon het in en buiten den
Raad voorstanders te winnen. Aan de tafel
van het Dagelijksch Bestuur verwierf liet
verdedigers in don heer Ankersinit, Weth.
van Publ. Werken, on den heer Van Lennep,
Wolh. voor Onderwijs. De iaatsie sprak als
zijne stellige overtuiging uit, dat hot Binnen
gasthuis weldra algemeen veroordeeld zou
zijn. Ook de meerderheid der medische,
professoren verklaarde bij herhaling, dat
zij in het plan Berns de weuscholi|ksto op
lossing der gasthuisquaestie zagen, on de
Commissie van beheer en toezicht over de
gasthuizen logde in gelijken zin getuigenis
af. 7,oo geschiedde het dan ook dat in
Maart j.l. besloten werd tot den aankoop
van terreinen in de omgeving van het uu
bestaande buitengasthuis, welke, ruimte zou
den aanbieden voor de oprichting van oen
centraal groot gasthuis, met dien verstande,
dat men alvast beginnen zou mot oen nieuw
buitengasthuis (c stichten, om later te be
slissen hoe men mot hot binnengasthuis zou
handelen.
Geheel onverwacht echter kwamen eenige
maanden later B. on W. mot een voorstel
aan pi. m. f 40o,000 aan het oude Buiten
gasthuis te vertimmeren, en dit gasthuis
voor goed tot hooi'dgasthuis, waaraan hot,
hooger onderwijs verbonden zou blijven, te
bestemmen. Deze voordracht, word even later
gesteund door de klinische Hooglccraren en
de Commissie van het beheer en toezicht
over de gasthuizen, gesteund ook door den
heer W. W. van Lennep, die 'de verbouwing
van het Binnengasthuis zoo streng veroor
deeld had. Het bleek dat plotseling allen,
die zich vóór eenige maanden voor n groot
gasthuis verklaard hadden, bekeerd waren,
en tevens, dat deze bekeering had plaats
gevonden onder den invloed van een
triumviraat, de heeren Van Tienhoven, Tilanus
en Place; terwijl de eerste, waarschijnlijk
om de pas ontstane eendracht niet aan al
te zware schokken bloot te stellen, de Com
missie van bijstand in het beheer van pu
blieke werken, geheel buiten de voorbereiding
van dit plan gehouden had.
De debatten over de voordracht, op zoo
zonderlinge wijs ontworpen, in den Raad
gevoerd, liggen nog vorsch in het geheugen.
De harde woorden daarbij gesproken, vooral
tot hot Dag. Bestuur gericht, zullen wij hier
niet herhalen. Onze plaat geeft eene herin
nering aan dien strijd. In het bijzonder echter
bedoelt zij hulde te brengen aan twee per
sonen, die, ofschoon geheel tegenovergesteld
van meening, beide onverpoosd hunne krach
ten gewijd hebben aan verbetering van het
gasthuiswezen in de hoofdstad. Het
oudraadslid Dr. Teixeira de Mattos door onge
steldheid indertijd gedwongen den Raad te
verlaten, en Dr. Berns, die de richting heeft
aangewezen, waarin wat men ook thans
moge besloten hebben, de definitieve op
lossing der gasthuisquaestie ligt.
Uit Parijs.
DE i'RIJS-MOXTIIYOX EX DE HEER
MONTHYON.
Er is geen groot man in de oogen van zijn
kamerdienaar". Dit oi iets dergelijks is oen spreek
woord geworden. De juistheid van dat woord is
misschien in menig opzicht betwistbaar, maar /oker
zijn hi^hn'inch omït:r:oek en kritiek een soort van
kamerdienaars, voor wier bespiedende blikken
menigeen, die langer of korter tijd in den room
van grootheid stond, in al zijn wezenlijke klein
heid of naaktheid zelfs voor den dag komt. En
aangezien deze soort, van dienaren in den regel
niet lijden aan een overmaat van bescheidenheid,
moet menig groot man, die door de historische
kritiek onbarmhartig bij den kraag gepakt en
duchtig onderhanden genomen wordt, er vaak
menig veer bij laten, welke door den toclitwind
der openbaarheid heinde en ver worden wegge
voerd, zoodat iedereen ze kan oprapen en daar
door tot de ontdekking komen, dat het slechts
geleerde ot' kunstveeren waren, wat men in goede
geloove zoolang voor echte pluimen had gebonden.
't Gekste is zeker, als dergelijke
desillusionoercnde onthullingen een man moeten treffen, wiens
naam wel niet bepaald met grootheid, maar zeker
met braafheid, deugdzaamheid en rechtschapen
heid l"t nogtoe in het nauwste verband stond.
En nog erger wordt het, wanneer door de onbe
scheidenheid van zulk een ongeroepen kamerdie
naar niet slechts een man, die reeds lang tol bet
verleden behoort, maar bovendien een /eer eer
waardig lichaam van den tegenwoordige!) tijd
ik bedoel niets minder dan de Académie
I-'rancaise gecompromitteerd, althans een weinig
belachelijk gemaakt wordt.
En toch de zaak ligt er nu eenmaal toe.
De voortreffelijke Jfoiitliyo» was .... maar over
hem aanstonds meer en wat nieuws ook, daarvan
geef ik n de verzekering, iets heel nieuws! En de
jiri.i' Monilnjoii. welke ieder jaar weder door een
der oiixl^r/clijlicn ieder hunner valt op zijn
beurt de eer der uitreiking te beurt aan dezen
of genen brure llciuii'i/.' na een nauwgezet onder
zoek en met de noodige phrascs werd overhan
digd, die ]n'i.i' Moulliyoii heeft voor goed zijn eigen
aardig cachet verloren. zelfs, dunkt mij, in de schat
ting van de hardnekkigste bewonderaars en voor
standers van prijsuitdeeüngen.
De Ai.-<ii'tiiui' heeft reeds den dag bepaald,
waarop in plechtige zitting dit certificaat van
deugd /al worden uitgereikt en de gelukkige, die
liij de/e gelegenheid als rapportour zal fnngeeren,
is de heer ('aro. Evenals in vorige jaren /al ook
nu veder de schim van den heer J\lonthyini de
hnldcbewij/en ontvangen. waaraan /ij zoolang
reeds u~owoon was en waarop /ij recht heeft 'f
Zou bet den heer ('aro bekend zijn, dat ook
de/e iliustre schim niet met rust is gelaten door
die historische kritiek, welke in on/en tijd reeds
zoovele personen en zoovele dingen op de hun
toekomende plaats heeft gezet? Xou hij weten,
dat ook een Monthyon aan zulk een onderzoek
niet heeft kunnen ontsnappen, waardooi' in zijn
leven scheiding is gemaakt tusschen legende eu
waarheid? En dit onderzoek is niet ingesteld door
een hoftiu1 polemicns. maar door een bezadigd ma
gistraatspersoon, die tevens een geleerd navor.-cher
is, de heer Kernand Laliour. die wonend in de
zelfde streek, waarvan eens Monthyon deseignenr
was. op een goeden dag den inval kreeg om eens
te gaan snuffelen in oude archieven. En ziet! daar
uit kwam. in plaats van de wel afgeronde
conventioneele figuur, een zeer samengesteld, won
derlijk, bijna paradoxaal we/en voor den dag.
Naast den philanthroop toch. moet de lieer
Lahour, misschien wel tot zijn leedwezen, ons oen
dorpstvran, althans iets wat daaraan nabij komt,
laten kijken. Hoe kon een man. die zoo edel
moedig zijn gansche vermogen legateerde ten be
hoeve van deugdzame onbekenden, die uit de
onderste lagen der maatschappij gekozen moesten
worden", vaak zoo hardvochtig zich betoonen
tegenover zijne pachters? Hoe zulke wijsgeerige
beschikkingen vol welwillendheid jegens de gerin
gen te rijmen met de hardheid en strengheid,
waarmede zijn onderhoorigeu behandeld werden?
Welk een contrast tusschen zijn veelvuldig wel
doen.?en dat vaak in het verborgen en de onver
biddelijke gestrengheid, waarmede bij arme schul
denaars deed vervolgen! De man, die zooveel deed