Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 493.
van het Kabinet, nourri dans Ie sérail van het
Binnenhof. Het tornen en plukken aan zijne be
grooting maakt hem prikkelbaar, boos en qui
se fache a tort. Eindelijk het beknibbelen moede,
steigert de Minister als een gesarde bok tegen
het zachtzinnigste lam dat ooit in eene wetge
vende vergadering zetelde, en de goede herder,
alias de Voorzitter, stelt zich onmiddellijk in de
hres voor het aangevallen bid.
Oneer en verdriet heeft deze Minister van
Buitenlandsche Zaken de behandeling zijner begroo
ting opgeleverd. Hooghartigheid tegenover de
Kamer is een vergrijp, dat zij onmiddellijk straft.
De amendementen, waartegen hij zich het sterkst
verzette, zijn met groote meerderheid aangenomen,
en zoo is ook deze staatsman bijna vederloos uit
dit debat gekomen.
De Ministar van Justitie, een man die de geit
en de kool beter weet to ontzien, volgde Minister
van Karnebeek op de pijnbank op. Van vele zijden
wierp men hem tekortkomingen en misgrepen
voor de voeten. Doch deze Minister bleet' even
kalm en rustig. Al werd zijne rooncaardelyke
gratie aan de Wed. Bulkley ook zoo sterk moge
lijk gegispt, de politieke man hield zich daarbij
alsof hem slechts ruikers en complimentjes wer
den aangeboden.
Mevrouw Bulkley kan het vooreerst doen met
de afkeuring op het Binnenhof van hare schande
lijke houding. Als zij nog twijfelde aan het oor
deel over haar persoon, dan heeft do Tweede
Kamer dit zoo scherp en duidelijk uitgesproken,
dat de lawaaimakende dame nu weet, hoe weinig
achting men voor haar koestert.
Mr. van Houten heeft een waarschuwend en
afkeurend woord gesproken over de al te ijverige
politie, in de onderstelling dat deze van
hoogerhand tot het uitoefenen van censuur op politieke
redevoeringen wordt gedreven.
Het is te hopen, dat de Groninger afgevaar
digde niet zoo zal voortgaan. Steekt in zulke
opmerkingen niet een aanmoediging van socialis
tisch gekeuvel, mitsdien een zijdelingschc poging
tot het verwekken van onlusten? Als nu de Ka
merleden zelven niet zuiver op de graat zijn;
zal Heemskerk zelfs geen weesmoisjes meer op
de tribune durven brengen.
Van over de Grenzen.
Veertien dagen lang hebben de redevoe
ringen van Lord Salisbury en van graaf
Kalnok}^ stof gegeven voor politieke gesprek
ken, voor gissingen, combinatiën en profe
tieën. Thans is het duo tot een kwartet ge
worden; graaf Robilant en de heer de Freycinet
??ouder de republiek schijnt het niet du Iton
j ion te zijn, den Fransehen minister zijn
graventitel te geven hebben het programma
van de beide groote mogendheden ontwikkeld,
in welke zij met de leiding der buitenlandsehe
zaken zijn belast. Het kwartet van drie gra
ven en n markies ontwikkelt de liefelijkste
harmonieën, als de zegeningen van den vrede
moeten worden bezongen ; maar het schijnt,
dat in de politiek zoowel als in de muziek
een ongestoorde harmonie ondenkbaar is,
en dat ook daar de dissonanten niet kunnen
worden gemist.
Een dissonant was, in de ooren der Russen,
de scherpe afkeuring waarmede Lord Salisbury
en graaf Kalnoky spraken over de
zending
zeker, dat hij vroölijker tehuis komt en zijn
mopperen vergeet bij al de geestige, opwek
kende tooneeltjes, die er te aanschouwen zijn.
Mijn vrouwtje stapte met een verhoogde
blos op hare wangen, van genoegen, en een
glimlach om de lippen naast mij voort, toen
wij op dien mooien herfstmorgen naar liet
station van de Oosterspoor gingen. Het was
toen nog aan de Oosterdoksdijk, in dat
vreemde houten gebouw, dat toen het zijne
diensten bewezen had voor het grootste ge
deelte verbrandde, even als een held uit de
oudheid, die zijn roem niet wilde overleven,
Zij, ik bedoel mijn vrouwtje, bad met zoo'n
flinke greep mijn arm genomen, nadat wij
ons huis verlaten en de dienstmaagd de
noodige bevelen hadden gegeven, zij liep zoo
veerkrachtig voort en hare heel e uiterlijk
sprak van de groote verwachtingen, die zij
van ons uitgangetje koesterde.
Zij babbelde onophoudelijk voort, terwijl
zij mij stevig vasthield, want zij beweerde
niet te kunnen gelooveii, dat ik wel geheel
met haar mede zou gaan en niet een zijstraat
inslippeii om op mijn bureau te kunnen ko
men. Zij lachte om alles wat wij zagen, en
vooral om menige bekende figuur, die ik haar
aanwees, als waarvan ik gewoon was om ze op
een bepaald punt te ontmoeten, hetzij dat
het een oud vrouwtje met -negotie" was, dan
wel een smoezelige schocnpoetser, die niet
zijn bakje onder zijn arm zijti standplaats
ging innemen, en die ons verwonderd, naar
het ons toescheen, nakeken, waar wij zoo
met ons beidjes wel zouden heenstappen.
Wij verbeeldden ons dien morgen bepaald,
dat iedereen op ons lette, en hoewel ik zeker
ben dat menig oog bewonderend op de flinke
gestalte en het lieve gezichtje van mijn
vrouwtje rustte, geloof ik toch, dat wel meer
paartjes zoo 's morgens door de stad liepen,
ofschoon zeker weinig zoo opgeruimd en licht
om het hart als wij.
Was mijn vrouwtje al erg vroolijk toen wij
van huis gingen, toen wij bij zeker station in
het Gooi uit den trein den weg naar liet
bosch opstapten, werd zij bepaald luidruchtig,
Zij snapte over alles allerdolst voort, en toen
wij langs een smal laantje, waar het zand
diep en mul was, in liet eigenlijke bosch kwa
men, plaagde zij mij onophoudelijk om een
van generaal Kaulbars en over de even be
lachelijke als onbeschaamde wijze, waarop deze
wonderlijke diplomaat zich van deze opdracht
had gekweten. De Russische bladen maken
de taak hunner regeering niet gemakkelijker,
wanneer zij den heer Kaulbars, wiens optre
den n enkel, voortdurend en reusachtig
echec is geweest, thans tot in de wolken ver
heffen. Het gewone recept bij zulke tegen
vallers, het uésavoueeren van den persoon,
die zich »in het belang der goede zaak." heeft
gecompromitteerd, kan nu moeielijk worden
toegepast.
De heer KatkoS, de heetgebakerde
Panslavist, schijnt dit te hebben ingezien. Het
getuigt voor 's mans scherpzinnigheid, dat hij
de zending van generaal Kaulbars mislukt
noemt, en thans een anderen weg wil inslaan.
De weg1 voor Rusland ligt, volgens hern, niet
over Philippopel en Sofia, maar over Lembcrg.
Dit wil zeggen; te Weeneii moet Rusland
zijn ontevredenheid luchten en zijn macht
doen gevoelen. In de Oostenrijksche hoofdstad
moet de nederlaag van Kaulbars worden
gewroken.
Maar hoe? Dat zegt Katkoff er niet bij.
Zijn chauvinisme is niet meer, zooals ecnigen
tijd geleden, bereid om ettelijke honderddui
zenden Russische soldaten in alle richtingen
over de grenzen te zenden. De diplomaten
van het czarenrijk muntten uit door hun
talent om in alle stilte een grooten slag voor
te bereiden en om geduldig te wachten, tot
het gunstig oogenblik was gekomen ; aan de
groene tafel der congressen en conferentiën
waren zij tegen hunne West-Europecsche
collega's slechts zelden opgewassen. Thans
hebben de handigheid en het geduld hen in
den steek gelaten, en het is niet waarschijn
lijk, dat een diplomatieke overwinning deze
fout zal goed maken.
Een dissonant was ook, en wel in de ooren
van Engeland, hetgeen de heer de Freyeinet
te zeggen had over Egypte, toen hij door den
Bonapartist Delafosse over zijne
buitenlnndsche politiek werd geïnterpelleerd. En niet
minder onharmonisch zal het Rusland in de
ooren hebben geklonken, dat de Franschc
minister-president niets wilde weten van de
kunstmatige geestdrift, door den interpellant
voor de Russische politiek in Bulgarije aan
den dag gelegd.
De heer de Freyeinet wees er in de eerste
plaats op, dat de Republiek, nog steeds in
haar ontwikkelingstijdperk verkeerende vóór
alle dingen rust en vrede noodig had, en ge
legenheid om op den weg der hervormingen
en verbeteringen voort te gaan. Frankrijk
moest eene groote mogenheid blijven, dat
sprak van zelf'. Maar liet behoefde zich daar
om niet met alles te bemoeien. Er waren
belangen van algcmcenen aard, die geen
1 rcchtstrecksche inmenging vorderden.
Daar, toe behoorde onder anderen liet Bulgaarschc
vraagstuk. Maar gansch anders was het met
l de Egyptische tpiaestie gesteld. Wie meesU
ii was van het Xijldul, behcevsehte ook de
Mid: dellaiidscho Zee, en daai'om mocht geen
en? kelc mogenheid, Engeland evenmin als
Fran, rijk in Egypte een alle anderen uitsluilenden
in vloed bezitten. Engeland had da n ook erkend
! dat het alleen naar Egypte was gegaan om de
orde te herstellen en om een fyjy/il f<>r ll/c
E<IUI>tiitiix" voor te bereiden. Frankrijk zou
dan ook den Britsehen nabuur niet
uitnoodigen om aan zijne verplichtingen te voldoen,
maar hem alleen verzoeken te waken tegen
de gevaren, aan de vertraging der gewenschte
oplossing verbonden. In Engeland heeft
duet met haar te zingen, en hief zij zelf' met
! haar volle altstem een lied aan, op zoo jolig
huppelende maat, dat het mij toescheen als
sprong de haas, die dwars over den weg kwam
loopen, op de wijs van haar gezang door het
| kreupelhout heen. Het bosch was lang zoo
kaal nog niet als wij gedacht hadden. De
denneiiboomen staken nog ernstig en bedaard
de breede takken als uitgespreide waaiers tol
aan den grond uit. De linden en de iepen
hadden wel wat bladeren verloren, die zij op
j den grond gestrooid hadden en die onder onze
; voeten kraakten. Van de wilde
kastanjeboomen was het dichte loof' wel verdwenen
j en men kon tegen de blauwe lucht de donkere
knoestige takken zien afsteken, waar anders
een bladerengewelf' slechts hier en daar een
l zonnestraal doorliet, maar voor een
herf'stdag was het woud nog schitterend schoon.
Hier en daar prijkte tusschen het gras nog
l een enkel laat viooltje, en mijn vrouwtje had
mijn arm losgelaten om zich nu eens te bukken
om zulk een nakomerije ie plukken, of dan
een tak van een brnamstruik op te lichten
om te zien of' er soms ook nog een rijpe
i vrucht aanzat.
j Nu kwam zij bij mij met een paar
beukc! nootjes op haar vlakke hand om ze mij aan
! te bieden, terwijl zij zelf, lachend, er een met
haar schitterend witte handjes lijnmaahle, en
dan had ze weer een. in rood en groen, fijn ge
schakeerd takje eikenbladen geplukt en dwong
zij mij om het op mijn hoed te steken, omdat
het zoo «keurig mooi'' was; kortom, zij was
als uitgelaten en dartelde als een vlinder om
mij heen,
Maar het was alsof het bosch zijn indruk
op haar deed gelden. Toen de lage
eikenboschjes achter ons lagen, en breede lanen
van oude beuken volgden, was het alsof' zij
minder luidruchtig werd. Zij kwam weder
naast mij loopen en stak haar arm weder
door de mijne.
Daar stonden ook oude woudreuzcn, die
menig menscliengeslachl hadden zien op
komen en vergaan, en zij strekten zoo ernstig
hunne zware kronkelige takken naar ons uil.
en reikten elkander boven onze hoofden als
het ware de handen.
Hier slingerde wilde klimop zich langs den
broeden stam omhoog, en daar hing
kampermen dezen beleefden, maar duidelijken wenk
zeer kwalijk genomen; er zal zeker nog heel
wat krachtiger taal noodig zijn, eer John
Buil er toe besluiten kan, de vervulling zij
ner «plichten" in Egypte voor de rechten
van anderen te doen wijken.
Graaf Robilant ging ten opzichte van Rus
land verder dan de Fransche premier. Het
is uit het onlangs overgelegde Italiaansche
groen boek duidelijk gebleken, dat de Regeering
te Rome, met inachtneming van een wijze gema
tigdheid, het goed recht der Bulgaren steeds
tegen Rusland heeft verdedigd. Zeer
behartigenswaard is de les, doordeltaliaansche staats
lieden aan Engeland gegeven: »Men handelt
onzedelijk, door aan een geinen en zwakken
staat zcdclijken steun te yerleenen, wanneer
men niet volkomen bereid is om daaraan,
zoo noodig, een niaterieeleii steun toe te voe
gen." En volkomen eerlijk was de waar
schuwing, uit Rome tot de regenten in Sofia
gericht, om zoo voorzichtig mogelijk te zijn,
daar zij van gansch Europa niets anders dan
platonische sympathie hadden te wachten.
Van het door de Engelsche bladen met
eenigen ophef' aangekondigde bondgenoot
schap tegen Rusland is nog niets gekomen.
Maar terecht merkt ele J^'c.iie l<rcie l'rcxsc op:
;>Het moet in St. Petersburg indruk maken,
dat zich de eene mogendheid voor, de andere
na, tegen de wensehen van Rusland uitlaat,
en dat evenals Salisbury en Kalnoky nu
ook Robilant op de meest besliste wijze als
vertegenwoordiger van liet traktaat van Ber
lijn optreedt. Het antagonisme van Engeland,
Oostenrijk en Italië, ten opzichte van. welke
Duitschland eene welwillende neutraliteit in
acht neemt, terwijl Frankrijk erken t,dat de vrede
noodzakelijk is voor de ontwikkeling der Re
publiek, ziedaar een drievoudigeii tegenstand,
dien Rusland zeker niet lichtzinnig zal uit
dagen. Gelijk vroeger reeds zoo dikwijls, kan
ook dezen keer een oorlog door ccnc coalitie
worden verhinderd." Het woord coalitie dient
men hier te nemen in de beteekenis van
uiting eener gemeenschappelijke meening ; van
het op zich nemen van wederzijdsche verplich
tingen is voorloopig nog geen sprake.
* ''" *
De Duitsche keizer heeft den leden van
het bureau van den Rijksdag, die hem hun
ne opwachting kwamen maken, weder eenigc
bijzonder duidelijke wenken gegeven over
hetgeen hij als de plichten der volksvertegen
woordiging beschouwt. Hij verklaarde, de
thans door do regeering gevraagde
legeruitbreiding even onmisbaar te acliten als de
groote reorganisatie, die gedurende de jaren
liStiO?ij-i tegen den wil der volksvertegen
woordiging tot stand kwam. Toen had hij
gelijk gehad en gekregen, en het Parlement
was ook later door liet volk veroordeeld.
Men moet geen onaangename herinneringen
van eene periode van inconstitutionneele
willekeur voor leerzame vermaningen uitge
ven, al is men keizer van Duitschland en
bijna negentig jaren oud. Het kan aan den
eerbied, dien onze oostelijke naburen terecht
vo',r hunnen grijzen souverein gevoelen,slechts
j afb'vuk doen, wanneer deze zich telkens, zij
l het dan ook met de beste bedoelingen, begeeft
! op een terrein, dat hij gerust aan zijne minis
ters en aan de hun ten dienste staande pers
kon overlaten. Een constitutionneel vorst
.-diaadt zijn eigen prestige, wanneer hij dat
der volks verlegen woon ligii i g ondermijnt.
" E. D. PU/|.;L.
f'oelie als een brug tusschen de takken. In
dit gedeelte van hel bosch hoorden wij geen
kraaien meer schreeuwen, geen ekster meer
klappen, en woonden zelfs de musschen niet.
Soms alleen vloog een woudduif op, of rit
selde hel lusschen de dorre bladen.
Plotseling eindigde het bosch en stonden
wij aan den rand van de heide.
Daar was het een prachtig gezicht, en de
aanblik werd nog fraaier toen wij voortstap
ten oi)i eene hoogte in de verte te bereiken.
Geen levend wezen was in den omtrek te
zien. Wij met ons beidjes waren hier geheel
alleen. Boven ons hing doorschijnend helder
de bleekblauwe lucht, achier ons op vrij
grooten afstand lag het bosch, dat wij verla
ten hadden, daarover heen scheen de zon en
verlichtte de horizon voor ons, en aan de
drie andere zijden zagen wij niets dan de
uitgestrekte heide.
Kalm en ernstig breidde de vlakte zich
uit, en wel was het een vreemd denkbeeld,
dal ik en mijn vrouwtje daar zoo stonden,
ver van de woelige, werkende, lijdende
wereld, de twee eenige mensehenharten, die
daar klopten uren in 't rond, als liet eerste
mensehenpaar zoo alleen, met onze gedachten.
onze wenschen, en onze liefde. Ik had on
willekeurig mijn arm om mijn vrouwtje heen
geslagen en trok haar dicht tegen mij aan.
Zij keek peinzend voor zich heen, het was
mij als kon ik in bare trekken hare ge
dachten lezen, en dachten wij beiden aan
het leven, dat voor ons lag, voor ons oog nog
onbegrensd als de heide om ons heen. Zeker
liepen onze gedachlen op een punt in een,
want toen ik mij tot haar overboog om in
al de volheid van mijn geluk haar mijn liefde
in het oor te fluisteren, sloeg zij hare armen
om mijn hals, en zag zij mij met oen glim
lach om den mond, maar met Iranen in de
oogen aan, terwijl zij haar blond hoofdje
legen mijn schouder leunde.
'Mijn vrouwtje; zag er toen evenzoo uit
als o]) den morgen toen zij gereed stond,
in haar bruidskleed, om mij Ie volgen en
zich voor altijd aan mij te verbinden, maar
op dien sehoonen heri'stdag, op die eenzame
heide voelde ik oneindig veel beter, door
wat onverbreekbaren band ik aan dat
schepseltje, dat mij zoo lief was,
vcrbonGemeentezaken.
KEULEN EN DE ANNEXATIE ZIJNER
VOORSTEDEN.
Met het oog op Amsterdam's betrekking tot
Meuwer-Amstel en nu ook Rotterdam de annexatie
van een zijner filialen verkregen heeft, is het
niet onbelangrijk, te zien hoe even over de grens
ongeveer gelijke toestanden tot dezelfde wenschen
en behoeften voeren.
Gelijk alle groote steden is Keulen omringd
door een kring van gemeenten, die tot de stad in
nauwe betrekking staan; gelijk in de meeste ge
vallen hebben deze gemeenten en hunne verhou
ding tot do stad in de laatste jaren plotseling
een veel grooter beteekenis gekregen dan vroe
ger en het woord annexatie aldaar
lucominumtlisiritHy uitgesproken is er sedert korten
tijd liet vraagstuk van den dag'. Ken voorbeeld is
Elirenfeld; in 1840 werden op het Ziegeli'eld voor
de Ehrcn-poort eenige arbeiderswoningen gebouwd;
in IHki, toen do Venloer Landstrasze was aan
gelegd, sloot zich aldaar het eene huis na het
andere aan; in IHöti woonden er ?!()(), in 18(>6
ongeveer 4OOO inwoners; nu is Elirenfeld eene
fabriekstad met liKIÜzielen.
Evenals Elirenfeld naar het Noordwesten, ont
stonden naar alle windstreken andere voorsteden:
Nippes aan de noordzijde, Melaten en Braunsfeld
aan de westzijde, Lindenliöho-Lindcnthal en bülz
in het zuidwesten, Arnoldshöhe, Bayenthal en
Marienburg in hot zuiden; en aan do overzijde
van don Rijn, voor de poorten van Dcutz, waar
vroeger slechts een bescheiden pelgrims-kapelletje
was, de nijvere fabriekstad Kalk. In deze voor
steden heeft Keulen al die inrichtingen moeten
plaatsen, tot een groote stad behoorcnd, en waar
voor het binnen zijne grenzen geen ruimte kon
vinden; .Bayenthal heeft de waterwerken,
Lindentbal het krankzinnigengesticht, Melaten het kerk
hof, Elirenfeld de gasfabriek, IS'ippes de werk
plaatsen der spoorwegmaatschappij, liiehlde Flora
en den zoölogischen tuin, Deulz de Israëlitische
begraafplaats, lluiin 00,000 menschen, wier
arbeidskring te Keulen is, vinden in deze gemeen
ten hun woonplaats. Daarentegen zijn deze ge
meenten van de stad afhankelijk in talloozc
opzichten, hooger en middelbaar onderwijs,
ziekenhui/en, banken en groote handelszaken,
hooger en kostbaarder kunstgenot en meer: de
verhouding tusschen do voorsteden en de stad is
dus een /eer innige en woilerzijilsche.
Deze wederzijdsche afhankelijkheid heeft
intusschen niet een gevoel van hulpvaardigheid en
harmonie, maar het tegendeel ontwikkeld. Do
bewoners der voorsteden bedenken met eenige
jaloerschlieid, dat zij hetgeen zij behoeven zoo
veel verder halen moeien dan do Keulenaars
zelf: terwijl de groot o .stad zelf zich tegen alle
aanspraken der buitenbewoners ver/et, en hun al
wat /.ij genieten slechts met tegenzin schijnt te
gunnen. Deze wederzijdsche bitterheid maakt,
dat in gemeenschappelijke belangen, die dagelijks
voorkomen, overeenstemming uitzondering en on
gemotiveerde tweespalt bet gewone is, en zeer
dikwijls de rechtbank moet beslissen in gevallen,
waar samenwerking in beider belang en zeer na
tuurlijk /ou geweest zijn. Men begrijpt, hoe
schadelijk zulk een toestand voor de groote stad
en de kleinere moet worden.
Eenige jaren geleden \\erd Keulen van zijn
engeii gordel van vestingwerken bevrijd en een
wijder kring daarvoor bepaald. De hoop was
toen gekoesterd, dat die kring zoo wijd zou ge
nomen worden, dat al de voorsteden er in vielen;
maar het geldelijk bezwaar daartegen was te
groot, de kring werd minder wijd genomen en
een rayon van 400 meter moest tusschen bet
glacis en de voorsteden onbebouwd blijven,
zoo
den was, dan in duffe trouwkamer van het
raadhuis, dan zelfs onder het hooge gewelf
van het godshuis, waar de omgeving zoo
hoog ernstig niet was als hier in de vrije
natuur.
Ik drukte mijn lieveling vast legen mij aan
en ik gevoelde zelf hoe ontroerd ik was, toen
ik haar kuste.
Malle jongen !" (luisterde zij.
Ik antwoordde niet en zoo bleven wij eenige
oogenblikkeii staan, totdat zij hare armen
van mijn hals nam, en wij, ik nog mei den
mijne om haar middel, de hoogte, waarop wij
stonden, afdaalden en den terugweg aan
vaardden.
-.;-. *
*
De zon was al onder gegaan, toen wij de
Amstelslad weder bereikten, en na een goed
middagmaal hadden wij nog een
allerprettigsten, kalmcii avond tehuis.
Mijn blondje zong een paar seniimenteele
liedjes bij de pia.no en ik zat in mijn
imerstoel en luisterde onder het. rooken van een
sigaar toe.
Uen volgenden morgen ging ik weder, even
als altijd, naar mijn bureau, maar op een
zaak heelt mijn vrouwtje in liet vervolg haar
hoofd gezet. Eens in hel jaar, als de laalste
mooie dagen komen, gaan wij met zijn beidjes
naar wat we ons plekje op de heide'' noemen.
Wij zijn niet meer alleen in ons huis, wij
hebheli ook niet. alle jaren kunnen gaan,
wanl soms was mijn vrouwtje daartoe niet in
staat of' verhinderden andere omstandigheden.
het, maar als wij kunnen trekken wij er heen,
dan laten wij voor onze oogen bet panorama
van het leven, dat achier ons ligt,
hcentrekken, dan zijn wij voor eenige oogenblikken
me! onze gedachten geheel alleen en dan, ik
ben zeker, dat zij doet evenals ik, dan her
nieuwen wij weder in stilte de gelofte van
liefde en trouw, den onverbreekbaren band,
sterker dan den dood, waarvan wij nooit
zoo de ernst en den omvang _ gevoelden
dan toen voor hel eerst op de heide op dien
! sehoonen lierf'sldag.