De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 5 december pagina 4

5 december 1886 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

4 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 493 doen is, om het organisme van het tijdschrift te verheffen, en men zal nieuwe krachten zamelen, Qjtt nadrukkelijk op te treden al zou het ook zfln door kruising van zwaarden. Ik heb wel, als Redakteur van den (middelba ren) Spektator", Potgieter, toen wij eens een rixe hadden, te gemoet gevoerd de woorden van Boileau: Corsaires attaquant corsaires Ne font pas, dit-il, leurs affaires", maar zoo'n flink duel nu en dan kan toch geen kwaad. Het zwaard moet niet roesten, dan nog liever schaarden; en als de Gids" in der tijd in eenigszins onbeholpen formen tegen de oude" Letteroefeningen" optrad, als die Letter oefeningen" van zich afbeten en afschepten, en woedend bleven tegen de (?eeuwig jeugdige") medearbeiders van den Gids", dan moot de tegenwoordige (oude) Gids", op zijn manier, de ontmoeting met den Nieuwen Gids" niet schro men : het wordt hoog tijd, dat dien Hecren eens onder het oog wordt gebracht, dat grof heid geen prsezumptie is voor diepte, en dat. met allen eer bied voor de zaak der Waarheid, deze Godin toch het beste gediend wordt met behoud van onzen eerbied voor dat gene wat betaamt. De oude Gids" zij hier de banierdrager. Ik wensch hem van harte nog een paar eeuwen levens. 3 Dec. '86. ALE. TH. HflLLANDSCHE DICHTERS IN DEN VREEMDE. Anthologie Jungvlamischer Dichtung von GUSTAV DANNEHL. Wolfenbüttel, Verslag von Julius Zwiszler, 1885. 2 m. Ausgeivahlte Gediclite von P. A. de Génestet. Aus dem Hollandischen bersetzt von J. R. HANXE. No. 49?50 der Bibliothek der Gesamt-Litterature des In- und Auslandes. Halle a. d. S. Druck und Verlag von Otto Hendel 1886. 50 Pf. Deze twee boekjes trokken in de laatste week myne aandacht niet alleen om het feit dat Hollandsche en Vlaamsche dichters in een Duitsch kleed waren gestoken doch ook omdat de bewer king zoowel als het woord vooraf in beide werkjes van de groote ingenomenheid der vertalers met hun arbeid getuigde. Op eene vertaling der gedichten van de Géncstet waren we voorbereid. Dr. J. W. Lieftinck van Rauwerd, in wiens gastvrije woning de heer Hanne, de beminnelijke predikant uit HamburgEppendorf, voor het eerst de verzen van de G nestet had hooren voorlezen, had reeds in de Hervorming meegedeeld dat eene Duitsche ver taling aanstaande was en daaruit eenigo proeven gegeven. Het andere boekje was eene verrassing, schoon het reeds in het vorige jaar uitgekomen bleek te zijn. De heer Friedrich te Leipzig heeft do gewoonte om telkens, wanneer er in Nederland eene ver taling van een Duitschen roman verschijnt, den Nederlandsehe boekhandelaars en vertalers eenige lieflijkheden naar het hoofd te slingeren met de Amerikanen mogen wij er ons in verheugen de meest roofzuchtige naties der wereld te zijn natuurlijk alleen omdat wij niet telkens zooveel betalen voor het vertalingsrecht. Daargelaten die geldkwestie, zouden wij durven beweren dat de Duitsche natie integendeel do moest roofzuchtige natie is, doch tevens dat we deze roofzucht liever zouden noemen: belangstelling in de letterkunde van andere volken, eene belang stelling die niet genoeg waardeering verdient. Terecht wekt het dan ook verwondering (Dannehl en Hanne spreken hetzelfde gevoelen uit) dat de letterkunde van Nederland en Belgiënog zoo weinig de aandacht der Duitschors heeft ge trokken. Men behoeft volstrekt niet een chau vinist te zijn om de bewering staande te houden dat er in onze letterkunde nog genoeg te vinden is, dat zich met de voortbrengselen uit den vreemde kan meten, al gaat men niet zoo ver als Dr. Hanne (zie Zur Einleitung). Eerst in den laatsten tijd is men in Duitschland weer aandacht gaan wijden aan onze poëzie romans en novellen werden van tijd tot tijd wel eens vertaald, zelfs zonder mee te deelen dat een Hollander de auteur was. In 't voorbijgaan mogen we hier niet verzwijgen de ijverige pogingen die door Mevrouw Lina Schneider in 't werk gesteld worden om in Duitschland de kennis der Hollandsche letter kunde uit te breiden. Dannehl hooft zich ten taak gesteld eenige dor Vlaamsche dichters bij zijn volk in te leiden Sennink Janssonius mot zijn Denk aan mij", Smit Kleine met zijn Nieuwjaarsliedje" en Esser (Soera Rana) met zijne Perzische legende" zijn de eenige Noordnederlandsche dichters van wie hij in zijn boekje verzen heeft opgenomen. Waarom juist deze drie, verklaart hij niet. Emanutl Jliel, i Frans de Cort, Julius Vuylstéke, G. Ant/teunis, Dautsenlierg, Jan van Heers, de Gezusters Loreling, Jan van Eyswyck en andere minder bekende dichters ontvingen het leeuwendeel. Over het al gemeen zijn de vertalingen goed geslaagd. In zijn woord vooraf geeft hij een overzicht van de Vlaamsche beweging en wijst er op hoe deze beweging in Duitschland een onderwerp van studie heeft uitgemaakt voor Eugon v. Jagemann, die in de Zeit- und Streitfragen von Holtzendorff und Onkcn" eene aflevering liet verschijnen: Die Stollung der Niederdoutschen in België''. Rodenbcrg besprak ze in zijn boek over België, Bhmtschlïin do Gegewart"; de vertaler zelf schreef er verschillende artikelen over in de K lnische- en de Allgemeine Zoitung, de Gartcnlaube en de Grenzboten. Pastor Hanne deelt in zijne inleiding mee dat Prof. Tiele het plan had gehad om de Génestet bij de Duitsche lezers in te leiden ambtsbezig heden en vooral de bewerking der BabylonischAssyrische geschiedenis, die bij Perthes verschijnt, verhinderden hem dat voornemen uit te voeren. We hopen dat Prof. Tiele later nog eens in de gelegenheid zal zijn voor onze oostelijke buren de beteekenis van de Génestet te ontvouwen. Dr. Hanne is zeer bescheiden. Na den wensch te hebben uitgedrukt dat de gedichten van de Génestet op anderen denzelfden indruk mogen maken als op hem, gaat hij voort: Of het moest zijn, dat mijne vertaling dit verhinderde. Ik heb getracht, de gedichten zoo getrouw mogelijk weer te geven. Misschien zal echter juist daarom menigeen oordeelen, dat ik mijne handen van dit werk had moeten afhouden. Ja, ik zou dat zeker gedaan hebben, als slechts een ander zich de moeite had willen geven! Doch daar de dichters zich niet bekommerd hebben om de gedichten van den theoloog, al wilde hij ook een leek" zijn, bleef er niets anders over, dan dat de theologische ambtgenoot zich beijverde om den dichter 25 jaren na zijn dood een bescheiden gave op zijn graf te loggen. De dichter was vlcesch van ons vleesch geest van onzen geest, echte Ger maan trotsch zijn Fransche naam .... Willen de dichters het nu beter maken dan ik het kon, het zal me aangenaam zijn!" Vorder zegt hij dat Prof. Ticlo hem ter zijde gestaan heeft om de gedachten van do Génestet zoo nauwkeurig moge lijk weer te geven. Een paar proeven van Hanno's vertaling die ons zeer goed dunkt, mogen hier ten slotte volgen: Individu alitiit. Sei du-selbst:" sprach zu ihm einor; Doch es ging nicht: ? er war keiner. Ein gewisser Matcrialismus. Jan Rap erklart: ich bin ein chemisch Praparat. Frcund Spirit ualist wird drüber desperat; Nicht ich, mir giebt dies Licht: schon fters nel mir ein: Was mag wohl solch ein Schmierfink sein? Ein Kreuz mi t Rosen. Ein Kreuz mit Rosen Ist 's Menschenloos, Ist 's reiche Leben Aus Himmels-Schosz. Nicht einzig Rosen, Noch Krenz alloin; Die Liebc hiesz sio Zusammen sein. Ein Kreuz mit Rosen! Ach, fromm und gut, Ach, lern' es tragen Mit frohem Mut! Ich weisz, die Rosen, Sie lallen ab! Das Kreuz, ihr legt es Bald hin ans Grab. Doch ob auch Trauer Dann wird dein Teil: Die Blum' am Kreuze Schatft blühend Heil. Pflcg' ihrc Knospen Dankbar und treu, Ergreif mit Liobe Dein Werk atü's nou. Die Blume lacht dir, O grüsze sic ! Und fluch, verdrosson, Dem Kreuze nie ! Ist 's um die Blume Anch einst gcthan : Die Frucht des Lcbens, Die rcift daran. Meerveld en Meercelder-boscJi. door Dr. W. Pleyto, A. van den Bogert en H. Bouw heer. Barnevelil, G. W. Boonstra 1886. Op de grens van Utrecht en Gelderland ligt het aan allen min of meer bekende Barneveld. Niet alleen Jan van Schaffelaar heeft dit dorpje een plaats in de geschiedenis doen verwerven: Barnevold heeft zooveel herinneringen aan het lang verleden bewaard, dat de aandacht van den hedendaagschen historieschrijver meermalen naar het Veluwsche dorp en zijne omgeving wordt ge trokken. Het geluk heeft gewild, dat Barneveld meer dan veertig jaren een man in zijn midden heeft : gesteld, die niet alleen als bnrgemecster zooveel j heeft gedaan voor de zedelijke en stoffelijke van | zijne gemeentenaren, en zich zelf in hot gemeente- j museum een zeer berijdbare eerozuil heeft ge sticht, doch die ook in een viertal werkjes zoo prettig verteld, vol humor en levenswijsheid, en niettemin rijk aan allerlei historische bijzonder heden een zeer gewaardeerde bijdrage leverde tot de geschiedenis van de Velnwe. Die beide boekjes" (?Keu oud hoekje der Veluw-e" 1878 en Nog een oud hoekje" 1882) zijn reeds uitverkocht de Ambtsjonkers" evi de Kerk van Barneveld"' zijn zeldzaam geworden j en voor velen zoude een herdruk van die Barneveldiana een welkom geschenk wezen. 't Heeft anders moeten zijn. Na eeu zoo welbosteed leven is Mr. l'. A. Nairac in liet voorjaar van 181') aan de zijnen ontrukt en de geestige pen van dien plattelands-burgemecster" is voor goed neergelegd, doch als het Nairac vergund ware nog eens een blik op zijn Barneveld te werpen, dan zou hij tevreden kunnen wezen. Zijn vriend, de conservator Pleyte te Leiden"', zijn charter meester" Hendrik Bouwheer en zijn gemeente-secretaris, thans zijn schoonzoon, hebben den arbeid, wolken hij nog onaigcdaaii moest laten, voortgezet en thans ligt voor ons het hierlwvcn genoemde werkje over Mecrveld en het Meervolder bosch. 't Lijkt oogenschijnlijk vreemd, Dr. Plcyte hier in gezelschap te zien met een gemeentcbode. doch van dien gemeentebode, welken hij schertsend zijn chartermeester noemde, kon Nairac herhaaldelijk getuigen: weinige historici zullen het Hendrik Bouwheer afwinnen in de kennis der Geldcrschc geschiedenis; met dag en datum on in frisch ver band" en die schijnbaar eenvoudige gemcentebode vroeger oen schaapherder, aan wien de ge schiedschrijver menige bijzonderheid dankt, die anders onbekend zou zijn gebleven" heeft dan ook menig steentje voor de samenstelling van het hier bedoelde boekwerk bijgedragen. Hebben nu de heeren Pleyte, van den Bogert en Bouwheer geeno poging gewaagd om Nairac's arbeid voort te zetten op eene wijze geheel gelijk aan de zijne en ons hun werk op te disschen in dien prettigen vorm waarin de plattelands-burgemeestcr" het deed, hun boek is niettemin zeer te waardeeren tot de kennis van de maatschap pelijke toestanden uit het lang verleden in de Veluwe. Voor honderd jaren was de geschiedenis van hot mark-wezen nog een onontgonnen veld. Eerst tegen het einde der vorige eeuw deed in Duitsch land F. George Pipcr een nieuw licht schijnen over de maatschappelijke toestanden bij de Ger manen, Möser in zijne Osnabrückische Geschichte" en Waitz in zijne Deutsche Verlassungsgeschichto" zetten later het onderzoek voort, om hier niet te gewagen van Grimm, von Maurer en anderen. De lange lijst van boekwerken bij van den Helm en zijne wet op de markcnverdeeling doet zien, dat ook ten onzent de onderzoekers niet stil heb ben gezeten en dat dan ook de literatuur over j het markwezen zeer uitgebreid mag boeten. ! ! Hebben o. a. mannen als Mr. G. A. de Meester, Mr. L. A. J. Baron Sloot van do Beelo en laat stelijk Mr. M. J. I'leyto iu zijne Rechtstoestand der marken" zich verdienstelijk gemaakt door enkele malenboeken en markregisters" uit te geven, het laatste woord over hot markwezen is nog niet gezegd en hetgeen nu door het hierboven vermeld drietal omtrent de maatschap van Meerveld wordt medegedeeld sluit zich waardig bij de reeds gepubliceerde bronnen aan. Niet alloen vinden wij in Mecrveld en Meervelderbosch" hot Boschboek (de Articulen en puncten verdragen, bewillicht en verwillecourt van de gemeine malen on Erffgenamen van dio Meervolder Bosch en gemeine maelschap Actum Ao. 1659 op St. Potersdach ad Cathedron) en daarbij verschillende andere authentieke stukken betreffende die maalschap, volgt op dit alles een breede toelichting en een achttal keurig bewerkte kaarten en steeudrukplaten, doch ook zijn vele j verouderde woorden verklaard, waarmede de sa- | j menstollor van ons middoleeuwsch woordenboek j zijn voordeel kan doen. De samenstellers hebben al te bescheiden hun werk genoemd een bijdrage tot de geschiedenis van Barncveld" doch dit bock is veel meer, en i het hier slechts bij eene vluchtige aankondiging latende, mcenen wij er do bijzondere aandacht op j te mogen vestigen, niet alleen van historici, doch | ook van alle leeken, die in de geschiedenis iets meer zien dan eene reeks van jaartallen, belang rijke gebeurtenissen en bloedige oorlogen. Kaarden. F. A. Bos. J. GRAND-CARTEKET, La Francc ji<g<'e par r Allaiittyne, Paris, Librairie illustréo et Librairie Nilsson. Van den heer Grand Carteret verscheen ver leden jaar, en is in Nederland ook tamelijk ver spreid geworden, een belangrijk en curieus ge llustreerd werk, Les moeitrs et la earicaiiirc en Alleitiaync, versierd met ruim driehonderd af beeldingen, waaronder van de zonderlingste. Dit jaar volgde ecu nauw verwant onderwerp, Jiiiphavl et (iuinhrhMS ou l' Art dans In Kras/serie. Het thans verschenen werk, I luitschlaiid's oordeel over Frankrijk door den loop der tijden en der litte raturen nagaand, is door de tima Binger (Am sterdam en Parijs) zorgvuldig en net gedrukt, maar niet geïllustreerd. Het is opmerkelijk, nategaan, hoc door de geheele geschiedenis van het Duitsche volksleven heen. de westelijke nabuur geen oogonblik uit het oog verloren wordt. Steeds vult hij de gedachte van ieder die zich met politiek, kunst, letteren, vooruitgang, maatschappij, philosophie bezig houdt; nu eens geprezen, als model voorgesteld, nageaapt, benijd, dan weer. en in niet mindere mate, gehaat, bespot, als het toonbeeld van alle kwaad, liefst als de eigon verpersoonlijking van den satan verafschuwd. Tegenover de vergeving stond steeds de reactie, tot dat na 1870 de na tionale beweging met den trots op de behaalde overwinningen algemeen werd, en de gallophilie zich nog niet weder in het openbaar durfde vertoonen. Eeu zonderling celeetisinc in dit oyzicht was dat van den koning van Beieren, die zich in zijne wintertuin mot Lohcngrin of Tanuhüuscr vereenzelvigde, en in zijn salon dagelijks zijne devoties verrichtte- voor liet pon rot van 1.odewijk XIV. Ile-t boek van (Jrand ('artt.'ret bevat eenige diiizende citaten en anecdoteu ; liet gaat de geheole geschiedenis; van Duitschland door, ofschoon niet zoo vroeg beginnend aks \v< l mogelijk ware geweest. Het is verwonderlijk in een Franschniau, dat hij niet van den iiwloed der Franschc-on Provencaalsche letterkunde der mhmezuiigers op do liuitsche heeft gesproken ; hij had er de op positie, die ook toen reeds bestond, tegenover kunnen stellen. Ook hel Renaissance-tijdpork slaat hij over. en bïgint eerst iu de zeventiende eeuw. Dan steit hij, zeer onregelmatig, noch iu chrono logische noch in eenige andere onli', gallo]\hoben en gallophiieii tegenover elkaar, aan do eene zijde Frederik den Groote. lieine, Millcv, Ivotzebuo. Vou Haumer, Wachenhovon. Paul Liudau, Haumgartcr, Zollinger. Vogt, aan -.l e n anderen kant Men/el, Ivürncr, Froytag. Hillebrand, Max Nordau, Mozart en Wagnor. Eigenlijk zal het boek niet veel nut stichten. Het haalt oude grieven op, aan de Franschen in herinnering brengend al wat Duitschors indertijd leelijks van hou gezegd hebben, eu den Duitschers aanleiding gevend om t o vinden, dat al deze grovere of fijnere Fraiizoseniressor wel gelijk hadden Zulke zaken waron beter vergeten. Grand Carteret denkt zijn werk te coinploteeren met Lra AHenntinln jitrji'X jtttr len I'TmHcw«, waar beide partijen er vooral niet beter zullen afko men. De Franschcu toch zijn in hun oordeelvel lingen over het algemeen noch welwillender, noch minder oppervlakkig geweest dan do Duitschers ; de Fransclion, die Duitschland hebben durven prijzen, dateereu behalve het korte tijdvak van mad. do Stael en het begin der romantische school, eerst uit de laatste jaren, zooals Ie père Didon eu J. il. Weiss, en dan nog zullen de Duitschers vinden, dat men hun lang niet genoeg recht heeft laten wedervaren. Onpartijdig is Grand-Carteret niet geheel; hij vergeet niet dat hij voor Franschen schrijft en kon zich dikwijls niet weerhouden, na een bijzon der hatelijkon uitval van een Duitsch auteur een antwoord in te lasschen. Wat het werk echter interessant maakt, is de reusachtige voorraad karakteristieke anecdoten, uit honderden boeken bijeengesleept. SCABAMOUCIIE. ENGELSCHE LETTEREN. Vreesden wij niet een onderwerp aan te roeren in don laatsten tijd zoo dikwijls behandeld, dat deze herhaling ai breuk zal doen aan de belang stelling, wij zouden ons wagen aan eene bespre king van het laatste werk van George Moore. den naturalist onder do Eugelscho romanschrijvers, den Icrschc Zola. De lezers van De Gids kennen hem uit een opstel over hem en zijne werken: A mo dern lover, A Murnmer's Wiie, eenige maanden geleden daarin opgenomen. In de enkele regels, die de voorrede uitmaken van zijn laatste boek, met den eeuigszins romantischoii titel: A drama in muslin, a realistic novol ('l volume, Visetelly & Co.) verklaart de schrijver, dat het zijn voornemen is een beeld te ontwerpen van het jongere geslacht. Eu het riionneur aux dames huldigend begint hij mot het moisjesleven te schilderen, den overgang van kind tot vrouw. De mannen zullen iu dit bock zich slechts op den achtergrond bewogen, nooit hoofdpersonen zijn, slechts optreden als zij invloed uitoefen op het leven dor meisjes, zoo zullen de vrouwen behan deld worden in zijn volgende boek, dat alleen de mannelijke jeugd zal beschrijven. Men ziet: eene volmaakt gelijke \ crdecling van arbeid. Moore hoeft zijne belofte altliaus iu dit eerste deel zijner schildering van hcdendaagscho zeden gehouden. Om hem geheel te kunnen beoordeelen is hot wellicht beter de verschijning van het tweede deel af te wachten. Voorloopig schijnt het ons toe dat de schrijver zich de moeite heeft gegeven om zich geheel in to werken in de toestanden, dio hij weiischt te beschrijven, dat hij warm en diep heeft gevoeld den strijd, de moeielijkhcdon, de valsche verhoudingen, die zoo menig maal aan het drama", dat hij ons schildert, eone droeve ontknooping bereiden. Dit alles wekt onze waardeering, ook al schijnt ons het bock van tijd tot tijd meer leerrijk dan esthetisch ook al blij ven wij vragen, of om eene waarheid te erken nen, zij ons moet voorgesteld worden in zoo naakte vormen. Uit don overvloed, dien vorder de Engclscho leestafel ons biedt, uit oude en nieuwe namen, uit hoogdravende en uit sobere titels kiezen wij voor ditmaal: lAring or dciul bij Hugh Gonudy, eeu pseudoniem die voor J. II. Fargus reeds vele lauweren heeft gewonnen op het gebied der novellistiok. Misschien i.s het de begeerte naar contrasten die ons leidde bij dio keuze. Want Ilugh Gonudy's werk is in allen dcele do tegenhanger van het bovengenoemde. Onze geest, daar gedwongen zich voor vraagstuk ken te plaatsen, don invloed van oude begrippen en moderne eisenen na te gaan, ons hart, bewo gen door den strijd dor aandoeningen, die woelen en bruischen ouder do oppervlakte van ons dagelijksch leven, dat alles komt hier tot rust. Wij mogen ncderliggcn in grazige weiden bij frissche watereu en ons vermeien in de kalme waardeering van oen goed geschreven roman. Want al is de schrijver geen meester in het vak, hij is toch een zeer bekwaam werkman. Hij verstaat zijn beroep tot in allo onderdeden. Op de wijze van Anthony Trollope, den vruchtbaren romanschrijver,. dit boek beschouwend als een stuk arbeid, zijn er weinig aanmerkingen op te maken. Zoowel do stof als de behandeling er van voldoet aan de gewone vcrcLschten. Reeds in den aanvang bij den geleerden klui zenaar vermoeden wij eeu geheim dat do aan dacht spant eu prikkelt. Voortdurend is er sprake van tcnc misdaad, die de belangstelling gaande houdt en eerst aan het einde vau het tweede deel wordt de sluier opgelicht, de smet uitgewischt e-u hot geluk dor beide partijen her steld. Verder komen er twee liefdesgeschiedenissen iu voor, die wel verre van onmiddellijk tot liet. gowenschte dc-ol te leiden, de betrokken personen gelegenheid geven hunne standvastigheid en trouw to toonen. Want reeds Shakespcare was er im mers van overtuigd dat: The course ol' true love never did runnnooth". Kn eindelijk is er een vergader, de bewerker van al bet onheil, ceue iiguur zoo somber, zoo geheel de type vau den slcchtaarci, als wij die van ouder tot 'ouder kinnen. De handeling berust op de vermeende ontrouw vau Lady Estmere jegens haar echtgenoot. Maar die haar het best kennen en het incest liefhebben: haar jongste zoon, dio haaivergoodt, de man. die h;iar vruchteloos heeft be mind eu met ceue eerbiedige teederhoid over haar blijft waken, zijn overtuigd van hare onschuld. Als zij h>, hare droevige on oproerde oogen zien" weten zij dat geen savet, op haar kan rusten. Hoe kunnen u ij. die haar slechts uit de teekening van den schrijver kennen., dan van een ander gevoe len zijn? Wij gcloovcu ook nooit werkelijk aan hare schuld ou smaken alleen ecu gevoel van kalme voldoening, als eindelijk het raadsel wordt opge lost. Do wereld echter, niet zoo schevp/lciule aK bare vrienden on wij, vervolgt Lady Estmere met hare verachting, omdat haar echtgenoot baar ver laten heeft. Deze heeft zijne groote talenten be graven in een vergeten mthock, waar hij met ziju oudsten zoon in afzondering voortleeft. Het is deze oudste zoon die, naar Engelsch ecrstgeboorterecht, Ie beau róle hoeft in het boek. Mot groote bekwaamheden, toegerust, ontvangt hij eene goede opvoeding, onderscheidt zich aan do acade mie eu vestigt zich iu Londen met het dool er advocaat to worden. Op ongezochte wijze komt hij er iu aanraking met zijne moeder cu ziju jongsten broeder. Hij is niet zoo volmaakt dat wij een hekel aan hem krijgen, want hij begaat enkele dwaasheden, o. a. om op ecu avond 8000 pd. st. te verdobboleu. Maar verder heeft hij toch alle goede en nobele,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl