De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 19 december pagina 2

19 december 1886 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

?Ju , 2 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 495 ontwikkeling verschaffen, die onze hedendaagsche maatschappij verlangt, maar voor anderen geven zij een degelijken grondslag om zich later voor verschillende betrekkin gen, voor apotheker, telegrafist, onderwijze res, beambte bij de posterijen enz. te bekwa men, en daardoor in haar levensonderhoud te voorzien. Moge de liberale partij, gedachtig aan haar verleden, ook in de toekomst aan deze nut tige inrichtingen hare zorgen blijven wijden, en van het uitstel, waartoe zij dit jaar bij de behandeling der begrooting besloot, geen afstel komen. POLITIEKE ECHO'S. Heemskerk heeft pal gestaan voor het oponhaar j onderwijs en zou zijne begrooting van Binnenlandsche Zaken in triumf naar zijn torentje heb ben kunnen dragen, indien op het laatst, bij de afdeeling Kunsten en Wetenschappen, niet een kunstje ontdekt ware door de wetenschap van den heer Gildemeester. De Kamer zoude er ingeloopen zijn, en de inleiding tot een nieuwe subsidie voor de St. Servaaskerk te Maastricht en de Bovenkerk te Kampen als de voortzetting van het vroegere hebben beschouwd, als de onderzoekende Amsterdamsche afgevaardigde niet gewaarschuwd had voor die overrompeling. Tableau! Veront waardiging van de rechterzijde, gejuich over de ontdekking aan de linkerzijde, onverschilligheid van den premier. De heer Van Asch van Wijck greep uit het straatwoordenboek de uitdrukking verlakken", en wierp het den Minister naar het hoofd. Den heer Lohman ontviel het bon mot: dat men bij de Memorie van Toelickting er de Kamer wilde .laten inloopen om haar eerst bij de Mem. van Beantwoording in te lichten. Het amendement om die subsidiën te schrap pen werd aangenomen, ondanks de ongelukkige poging cener hakkelende rede in Maastrichtsen patois van den heer Ruland en een evenmin zeer welsprekend pleidooi van den lieer lluys v. Berenbroek, beide preekende voor hunne parochie in letterlijken en figunrlijken zin. Keuchenius wilde het openbaar onderwijs een hak zetten" zou de heer Asch v. Wijk zeggen, door de domheid op te halen van een kandidaat, die niet eens wist wie Herodes in Vondel's Gijsbrecht was. Dat had die kandidaat moeten weten, als het onderwijs in den Godsdienst, dat hij toch zeker gevolgd heeft, goed ware, troefde hem de neer Borgesius. De heer Mcyier preekte voor het herstel der ' subsidiën aan H. B. Scholen voor meisjes. Zijne galmende stem vond evenveel bijval als in eene namiddagkerk. Voorloopig kunnen onze meisjes het met scholen voor uitgebreid lager onderwijs nog wel doen, in plaats van met hot programma der H. B. School, zoo scheen men te denken. De Staatscourant tot een advertentieblaadje verlaagd, volgens don heer Van Kerkwijk, die zijn brutaal licht gewoonlijk niet onder de korenmaat houdt. Veel is er van aan, maar is de Kamer niet de hoofdschuldige, die indertijd alles wat maar eenigszins naar een zelfstandig oordeel over politieke gebeurtenissen zweemde, uit dat Staats orgaan gebannen wilde zien ? Dr. Zaaijer voerde bij het onderwijs het woord, zich onderscheidende door een fraai, helder tenor geluid. Ook de heer Gildemeester. die den suikerlords de tijdelijke opheffing van het uitvoerrecht der suiker in Indiëbezorgd heeft, bezit een stemge luid zoo sympathisch en sonore, dat liet goed doet, te midden van al die oudemans schorhcid cene stem als eone klok te hooren. de minste bitterheid is Bamborg in eigenaardigen vorm terstond met zijn antwoord gereed. »Mij spoedig redrcsscerende, formeerde ik weder van de mij overblijvende artisten een gezelschap, deed te gelijkertijd voordrachten in vereenigingen, speelde met een tooneelgezelschap gedurende de winterseizoenen, weer in de provincie en gaf elk jaar mijne beneficevoorstelling in den stadsschouwburg te Am sterdam, den grooten en nieuwen schouwburg te Rotterdam, in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in den Haag en in den grooten schouwburg te Arnhem, zoodat ik reeds het geluk heb gehad mijn 50-en 55-jarig jubileum te vieren." Het Ojarig jubileum heeft voor Bamberg de aangenaamste herinneringen achtergelaten. Nog bewaart hij den fraai en niet goud door vlochten krans met de naamkaartjes van Mevr. Kleine, Mevr. Albregt en <lc Heeren Albregt en Van Ollefen, Morin en Moor, den krans uit Antwerpen hem door Victor Driessens, Van Doeselaer, Van Kurk, Diercks, Mevr. Cath. Beersmans en anderen vereerd, den krans van het Rotterdamsch Tooneelgezelschap, en wijst gaarne op de dichtregelen toen door een letterkundige Vereen iging te Rotterdam hem aangeboden. Onder de overige herinneringen, waarop Bamberg t rotsen is, behooren ook vele aanbiedingen van honorair lidmaatschap van deze of gene vercerilging en de groote zilveren medaille met gouden kroon hem nu twee jaar geleden, op zijn ver jaardag door het Bestuur der Sociëteit -de Kroon," te Haarlem, ter gedachtenis aan geboden. Het directeurschap van de Salon des Variétés met den heer Charlier van 1884?1885 behoort tot het laatste gedeelte van zijn werkzaam leven. Den avond dat hij voorliet eerst daar weder optrad, werd hij als het ware begroet door een zaal vol vrienden. Ook daar Van over de Grenzen. De Duitsche regeering het moet erkend worden heeft alle zeilen bijgezet om haar ontwerp van legeruitbreiding in veilige haven te brengen. Keizer Wilhelm heeft den leden van het bureau van den Rijksdag de aanne ming op het hart gebonden: hij heeft zijn vorstelijken gast, den Beierschen prins-regent Luitpold, overgehaald om op dezelfde wijze den Beierschen afgevaardigden een lesje te geven; de heer Von Moltke heeft zijn gewoon stilzwijgen verbroken en een uiterst somber tafereel van den toestand opgehangen; de heer Von Bismarek heeft daarentegen een nog veel onheilspellender stilzwijgen be waard, en door den minister van oorlog eene verklaring laten voorlezen, waarin ongeveer gezegd werd, dat de Regeering ver schrikkelijke dingen zou kunnen mededeelen, indien de hoogere staatkunde haar geen voor zichtige bescheidenheid gebood; de regeeringscommissaris, majoor Von Haberling heeft, toen de commissie van rapporteurs zich door het spook van het Fransche chauvinisme geen schrik liet aanjagen, gesproken van Rusland's ontzaglijke toebereidselen, van zijn talrijk leger, van zijn voortreffelijk strategisch spoorwegnet, ja zelfs van zijne plannen, om in den loop van het volgend jaar Duitschland, Oostenrijk en Roemeniëgelijktijdig, en natuurlijk met de hulp van Frankrijk, aan te tasten. Dit alles had ten doel, eene uitbreiding der legersterkte op voet van vrede te verkrijgen van 427.000 tot 468.000 man en wel voor den tijd van zeven jaren, ofschoon de inlichtingen, door den minister van oorlog gegeven omtrent de bestemming en de verdeeling dier 41.000 man het boven allen twijfel verhieven, dat dit septennaat eigenlijk voor een aeternaat in de wie5 was gelegd. Doch de commissie van rapporteurs liet zich niet intimideeren. Met 16 tegen 12 stemmen de leden van het centrum, de Duitsch-vrijzinnigen en de sociaal-democraten tegen de nationaal-liberalcn en de conservatieven werd besloten, aan de regeering niet meer toe te staan dan eene uitbreiding van de sterkte op voet van vrede tot 450.000 man, en dan nog slechts voor den tijd van hoogstens drie jaren. Den heer Von Bismarek zal nu wel tot ontbinding van den Rijksdag moeten over gaan, maar de positie der Regecring is voor zulk een maatregel niet gunstig. Immers, het centrum heeft zich bereid verklaard om al deeischen derRcgeering in te willigen, mits voor den tijd van driejaren; de Duitsch-vrijziunigen en de Sociaal-Democraten hebben zich daarmede in hoofdzaak verecnigd, endelaatsten waren zelfs bereid, het gansene ontwerp on veranderd aan te nemen, mits de regeering aan de commissie in ronde woorden mededeelde, welk gevaar Duitschland oogenblikkelijk be dreigde. Men kan dus niet zeggen, dat de oppo sitie in tijd van nood het vaderland van de noodzakelijke middelen van verdediging heeft willen berooven. De schuld van het echec ligt geheel aan de regeering, die door haar hardnekkig vasthouden aan het septennaat elke transactie onmogelijk heeft gemaakt. Om na de (hans gevallen beslissing toch haar zin te krijgen, zou zij hare toevlucht moeten nemen tot de inconstitutioimeele praktijken van de jaren 1860?04, en voor zulk een ge vaarlijk conflict zal zij naar men hopen mag terugdeinzen. * :!: :'r: Het Fransche ministerie is thans au t/rand complet. De onmisbare sluitsteen is er aan toegevoegd door de benoeming van den heer Flourens tot minister van buitenlandsclie zaken. Dat hier het einde, het werk heeft bekroond, kan men moeielijk beweren. De heer Flourens is eene volkomen onbekende persoonlijkheid, die noch als diplomaat, noch als politicus iets van zich heeft laten hooren. Te vergeefs heeft de heer Goblet do portc ontwikkelde hij op nieuw zijn onvermoeide werkzaamheid en hij mag zich gelukkig reke nen in de overtuiging, dat hij voor een goed deel heeft medegewerkt, om de Salon weder tot die hoogte te brengen, waarop zij aan het einde van het speelseizoen van 1885?86 zich bevond. Vraagt men naar de eigenaardige verdien sten van Bamberg dan zoeke men die in een nu reeds verouderd genre de VniiilcrlUc, een genre dat artistieke gaven eischt om tot zijn recht te komen. En die bezat hij in niet geringe mate; geest, opgewektheid, levendig heid en goede mimiek,de kunstvan typeeren,enz. Het zingen van coupletten is en was zijn voornaamste kracht. Tot zijn beste creaties rekende Mevr. Kleine zijn Picrrot in Moe derzegen; als »//'iifi was hij steeds uitmuntend. Thans is Bamberg geen Directeur meer, en niet voor vast" aan eenig gezelschap verbonden. Hij hoopt en verwacht, dat Am sterdam en enkele andere plaatsen, als hij weldra voor goed afscheid van het tooncel neemt, het hem door trouwe opkomst als anderszins mogelijk zullen maken om einde lijk een tijdperk van rust in te gaan. Een ieder, die den bejaarden acteur, den door en door fatsoenlijke]! Bamberg kent, gunt hem die rust van harte. De welgemeende woorden, Bamberg in 1882, door een kritikus toegevoegd, mogen bij zijn laatste optreden werkelijkheid worden. >Amsterdam in 't bijzonder wenscht dat gij den avond uws levens hier op een welverzekerd plaatsje naast uwe kunstbroeders moogt slijten. Gij hebt dat wel verdiend. Of' behoordet gij niet eens tot hen, die in de dagen van ver val den weg hebt helpen effenen voor het nieuwere leven, dat zich sinds eenige jaren in ons midden op het gebied der tooneelspeelkunst vertoont'/" Immers ja. ' J. H. Rössixu. feuille van buitenlandsche zaken achtereen volgens aangeboden aan een half dozijn oudmiiiisters en gezanten. Iedereen weigerde, en. dit bewijst, dat men aan het nieuwe ka binet geen schitterende rol en geen langen levensduur durft voorspellen. Maar het bewijst tevens, hoe overdreven de voorstelling der Duitsche pers is, die aan Frankrijk booze plannen voor de allernaaste toekomst toeschrijft. Het feit dat een lionio novitft de leiding der buitenlaiidsche politiek aanvaardt, wijst veeleer op windstilte dan op storm. Stond de politieke barometer werke lijk zoo laag als sommige Duitsche autori teiten puur Ir bemin de leur causc beweren, dan zouden de beste stuurlieden niet allen aan wal gebleven zijn en het schip van staat aan onervaren handen hebben overgelaten. De grootste ergernis heeft de benoeming van den heer Flourens gegeven te St. Peters burg. Hoe is het mogelijk, zoo vraagt men daar, eene alliantie te sluiten met de repu blikeinen, die in zulke critieke tijdsomstan digheden zulk een weinig beteekenend man aan het hoofd van hun departement van bui tenlandsche zaken plaatsen? Maar juist do onomwonden uiting van die teleurstelling kan voor de vrienden van den vrede eene gerust stelling zijn. * * * Van de candidatuur van den Mingreliër zal men wel niet veel meer hooren. De Bul garen willen niets van hem weten, en naar het schijnt heeft Engeland een veto tegen zijne benoeming uitgesproken. Ofticieel is dit zeker niet geschied, want aan Rusland moet de gelegenheid worde gelaten, om de candidatuur schijnbaar uit eigen beweging terug te trekken. De Bulgaarsche deputatie, die over hare ontvangst te Weenen zeer tevreden is de heeren zijn niet veeleischcnd! heeft daar ter steclc, in overleg met het regentschap, onderhandelingen aangeknoopt met prins Ferdinand van C'oburg. Deze prins, een klein zoon van Louis Philippe, is 21 jaar oud, luitenant in een Oostenrijksch huzarenregiment, verwant met de regecrende vorsten huizen van half Europa, en zeer geforluneerd. Ook beweert men, dat hij bij het Russische hof zeer gezien is. De mogelijkheid zijner candidatuur wordt door de Oosienrijksche pers met groote warmte, door de Duitsche met even groote reserve, en door de Russische op zeer koelen toon besproken. Men behoeft zich dus geen illusié'n te maken over eene aanstaande vredelievende oplossing der Bul gaarsche quaestie, te meer omdat Rusland als condi/io -line <]ua non blijft aandringen opliet ontslag van het tegenwoordige regentschap en op de verkiezing eener nieuwe SJobranja. hetgeen de Bulgaren zeker niet goedschiks zullen toestaan. In Ierland nemen de zaken voor de Engelsche regeering een minder gunstige wen ding. Het is duidelijk, dat Lord Salisbury niet lijdelijk kan toezien bij de uitvoering van het jtlnn o/' ciiiii/iaii/n. dat hierin bestaat, dat de pachters eene door hen zelven billijk geachte pachtsom betalen in de handen van eveneens doorhen zelven benoemde,vertrouwde personen, in plaats van het volle bedrag uit te keeren aan den agent van den grondei genaar, terwijl de tnixlrrx deze gelden in de eerste plaats gebruiken om te voorzien in de behoeften van personen, die wegens wanbetaling uit huis en hof zijn gezet. Op deze wijze worden de Inndlunlx zonder hunne voorkennis gemaakt tot eontribucerendc leden van de nationale liga ; enkelen van hen hebben cene dergelijke behandeling mogelijk ten volle verdiend, maar het behoeft geen betoog, dat de door de nationalisten toegepaste methode volkomen onwettig is. De zaak is voor de regeering nog moeielijker geworden, nu de lersche parlementsleden zich als leiders dezer beweging opwerpen. Wel zijn het de dit iniitorex, die daaraan deelnemen de heet1 Parnel! bewaart zijn krachten voor den parlementairen strijd maar het maakt toch een hoogst ongunstigcn indruk, als de regeering genoodzaakt is, de vertegenwoordigers der natie te doen vervolgen en in hechtenis te doen nemen. Dien weg heeft zij thans, hoewel aarzelend, ingeslagen, en zij zal daarop wel moeten voortgaan, omdat have onmisbare bondgeiiooten, de liberale unionisten, haar ongetwij feld elke transactie zullen beletten. Wanneer het. Lagerhuis in Januari zijne zitting hervat, zullen de debatten over de lersche <|iiacstie zeker de pièee de n'a/xiuiiee van het parlemen tair nirnit zijn. E. D. PIJZEL. Gemeentezaken. Amsterdam en Nieinver AiiLstel. De zoogenaamde annexatie van NieuwerAinstel door Amsterdam is weder in de Tweede Kamer ter sprake gebracht. j Mr. De Beaufort zette, naar aanleiding , van een adres door de autochthonen, de we zenlijke bewoners van Nieuwer-A instel, uit een, dat de toestand dier gemeente deze is: zij bestaat uit eene plattelandsgemeente, bej staande, uit eenige van elkander verwijderde ' buurtschappen en uit die buitenwijken van de '? stad Amsterdam, die door breede waterwegen van elkander geseheiden zijn, zoodat men, om van het eene gedeelte naar het andere, te gaan, i zich door de gemeente Amsterdam daarheen i moet begeven. Dooreene lictio legis nu is van de gemeente N.-Amstel de kern Amstelveen, een dorpje aan de rivier de Amstel gelegen, met eene bevolking van, naar ik meen, 1000 zielen. Het gevolg daarvan is, dat het geheele stadsgedeelte van N.-Amstel, waarin zich een park en zelfs een concertgebouw bevinden, waarin straten zijn, zooals men die in groote steden vindt, wordt beschouwd als platteland, en dit geldt zoowel wat de schutterij, als wat de belastingwetten betreft." K" u is, zoo zegt de heer de Beaufort ver der, wel feest gevierd in Nieuwer-Amstel, zelfs in het diaconiehuis, na het intrekken van het wetsontwerp tot betere grensregeling, doch de bewoners van het platteland komen met klachten tot de Kamer, »klachten even luide als die door de bewoners der gemeente Rimburg dezer dagen bij de Eerste Kamer ingebracht, ofschoon het niet blijkt, dat de pastoor van K.-Amstel even sterk als zijn collega te Rimburg op vereeniging aandringt". Dat er bij zulk eene samenvoeging van ongelijke deelen een toestand ontstaat, waarin de eene partij op kosten van de andere wordt bevoordeeld, het spreekt wel van zelf. De heer Rutgers van Rozenburg schetste de wording van het huidige Nieuwer-Amstel als volgt: ; De Minister deelde ons mede, dat NieuwerAmstel thans 22,000 zielen telt en dat daar van, naar het ontwerp van Gedeputeerden, 10 duizend naar Amsterdam zouden over gaan. Elders vond ik die verhouding opge geven ad 23,000 en l 7,000. In elk geval zou den dus 6000 in Nieuwer-Amstel blijven. »Weluu, vijftien jaar geleden telde N.Amstcl ook niet meer dan 6000 zielen of daaromtrent. Nu kunnen de over te bren gen 16 of 17000, niet zijn een aanwas van 6000 verspreide N.-Amstelaren zulk eene vruchtbaarheid is ondenkbaar maar zij kunnen liet alleen zijn van de 860.000 in woners van Amsterdam, aan wie verheeld, met wie ze samen wonen. Volgt dus daaruit niet, dat die 17.000 zielen aanwas van Am sterdam, en van daar afkomstig, niet bij die 6000 plattelanders van N.-Amstel mo gen blijven, of eigenlijk geannexeerd worden. De bebouwde kom van Amsterdam is met 17000 zielen gedebordeerd over het belen dend platteland of weinig bebouwde deel van Nieuwer-Amstel. Die 17000 zijn geen volume van laatstgemelde, maar een accessorium van eerstgemeldegemeente, hetwelk uit dien hoofde oportet sequi suum principale, de moederbe volking van Amsterdam behoort te volgen!" Waarom is dit tot dusverre niet geschied? De lieer Rutgers meent, omdat sommigen vreezen een te machtig Amsterdam. De vrees, hoezeer ongegrond bij de tegenwoordige staatsregeling, den tegenwoordige)! maatschappelijken toestanden het intercommunaal verkeer, bestaat nog. En daarvan hebben onder het vorig Kabinet eenige belangheb benden, die juist om de i>lü<ïl.xcltjkc hclitx/tiirjen run Aiiixfcnla»/ 1e un/loojicn. zich even over de grens van Nieuwer-Amstel geves tigd hadden, en eenii/e lot-ii/e ~\ieiiirer-A))ifildfiflie t/rotjlltf/lrn, die coorznijen, dut ze. bij Anixlr.rdftiii in'/elijfd, Ainxtrnliiinxrl/e metuflieden (/hu/m icorden, gebruik gemaakt om eene agitatie op touw te zetten, waarvoor zwichtende, de toenmalige bewindsman, die nu reeds lang behoort tot. het ministcrieele schimmenrijk, het wetsontwerp van zijn voor ganger Six heeft ingetrokken. Waarlijk, het is onverklaarbaar, dat men een dergel ijken toestand laat voortbestaan. Dat een gemeente, gelijk de Nieuwer-Amstelsche, waarvan het eene deel op grooten afstand van het andere ligt, gescheiden door een andere gemeente, niet behoorlijk kan bestuurd worden, behoeft geen betoog. Dat zulk een gemeente, ten deele vast gegroeid aan een stad als Amsterdam, deze laatste in hare ontwikkeling belemme ren moet, wie ziet het niet in ? Het is dan ook te hopen, dat de krachtige pleidooien van de heeren De Beaufort en Rutgers wel dra met goed gevolg zullen bekroond wor den. De Minister heeft een voortgezette over weging toegezegd. Uit het Haagje. liet droevig en onverwacht sterfgeval, dat ver leden week het onderwerp van mijn schrijven uitmaakte, belette me natuurlijk over iets anders te spreken. Xiet alleen dat mijn eigen gevoel er tegen op kwam om. bij zulk een akelige gebeur tenis, over de ijdelheden dezer wereld uit te weiden, maar ik begreep ook, dat mijn lezers, onder den indruk van het plotseling afsterven des sympa thiekeu mans, 't mij zeer ten kwade zouden kunnen. duiden wanneer ik, zooals aanvankelijk mijn plan was. over opera en comcdic was gaan keuvelen, coiiinte ui de r ie» n'etait. Neen, zoo gevoelloos en zoo iiitil-édugiiében ik. den hemel zij dank, niet. Maar nu 't leed geleden is. tenminste ik wil hopen dat mijn lezers niet langer dan voor acht dagen den rouw hebben aangenomen, zooals men dat meer doet voor hoogo personages, nu kunnen we wel weer over koetjes en kalfjes pra ten, zooals vroeger. Of bijv. de Kransche opera een koetje of een kalfje is. dat kan ik zoodadelijk niet zeggen. Wel weet ik, dat ze geen melkkoetje is voor dcu direc teur. Wat de pecuniëele zijde dezer nuttige. Haagsdie instelling aangaat, kan men gerust be weren, dat al de room van den pot is. Ja, dat is jammer; want ik meen 't wezenlijk, als ik onze

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl