De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1886 19 december pagina 3

19 december 1886 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 495. DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Fransche opera een nuttige instelling" noem. Ik wil hiormee niet zeggen, dat al onze habitué's naar de opera gaan met een utiliteits-doel. O, neen, sommigen hunner vertoonen zich daar met het zeer laakbaar oogmerk om een stuk tijd en nu en dan een beetje reputatie te vermoorden en de muziek als toegift te nemen. Maar de meeste opera-bezoekers komen toch alleen om muziek te hooren en zich te amuseeren. Het eene zoowel als 't andere maakt onze opera tot een nuttige instelling. Ik redeneer zoo: den Haag is een residentie; dus een stad van en voor. vermakelijkheden, zooals een residentie be hoort te zijn; den Haag trekt voordeel van 't verblijf der diplomaten-wereld binnen zijn muren; van de vreemdelingen die het om de diploma tieke wereld komen bezoeken; van zijn reputatie, wanneer die namelijk goed is, als residentie en uitspanningsoord'; kortom den Haag, noch handels- noch industriestad zijnde, behoort tot de plaatsen van weelde; 't moet leven van de weelde, en derhalve is een opera, en wel een Fransche want het Fransch is altijd nog de diplomaten en wereldtaal een goede Fransche opera niet alleen een nuttige, maar zelfs een noodzakelijke instelling. Dit begrijpen zelfs heel eenvoudige Haorenaars, die om pecuniëele redenen, niet of zelden zich op eene opera-voorstelliag vergasten. Maar onze Haagsche raad begrijpt dat zoo niet. We hebhen anders zulk een uitstekenden Raad, mijnheer; een Raad die er volstrekt geen bezwaar in ziet vandaag wit te noemen, wat hij gisteren zwart heette, ? en daartoe is zelfverloochening noodig, vindt ge ook niet? Nu onze Raad begreep dan in zijn hooge wijsheid, dat hij het verzoek om het vroeger in getrokken subsidie aan de opera, opnieuw te verleenen, moest wijzen van de hand. 't Was niet de berooide toestand der gemeentekas welke tot die afwijzende beschikking deed besluiten, neen 't was uit beginsel. Welk beginsel? 't Beginsel van beginselloosheid ziedaar. Vroe ger, een paar jaar geleden, werd het subsidie nog toegestaan; juist een reden om ze nu te weigeren. Laat hen, die belang hebhen bij 't bestaan der Opera, haar subsidieeren," zei een der wijzen in den Raad, de gefortuneerdo menschen, die er voortdurend gebruik van maken." Hoe helder en ver gezien is dat! Do wijze die zulke orakeltaal deed hooren, is natuurlijk geen opera-liefhebher en omdat hem, voor zijn persoon het al of niet voortbestaan der opera volkomen onverschillig is, begrijpt hij natuurlijk ook niet welk nut die opera den Haag kan opleveren. Enfin, alweer 't standpunt, zou wijlen zeker iemand gezegd hebben. Nu wenschte ik wel een woordje over de Fran sche opera in 't midden te brengen. als ge 't mij toestaat. Go weet, ik ben geen criticus, als ik ton minste niet wil, en meestal wil ik het niet. Wat ik dus te zeggen heb, zal minder oen critiek zijn dan wel een globale beschouwing die ik later wel eens hoop aan te vullen met oenige subjectieve, opmerkingen over artisten, zoowel als toeschouwers. Mijn globale beschouwing is deze: Aangezien er niets volmaakt is op de wereld, kan een opera, zelfs met het zwaarste subsidie, ook niet volmaakt zijn; derhalve een opera die een koninklijke en een stedelijke subsidie moet derven, nog veel minder. 't Is dan ook vrij dom van sommice menschen die willen bluffen met hun muzikale kennis en wereldwijsheid, onze arme verlaten opera te vergelijken met dezelfde instellingen te Parijs, Brussel, Weenen, Berlijn en andere. Een storm-loopen om plaatsen ziet men hier nooit; somtijds spelen de artisten voor een half leege zaal, en onlangs toen Rigoletto gegeven werd, was 't naar om al die leege banken beneden te zien. Voor artiston, die hun best doen, en men kan niets anders van onze Fransche opera-zangers getuigen, is dat even ontmoedigend als 't voor de directie-kas nadeclig is, en voor een zanger als Lestellier, den eersten tenor, is 't waarlijk beleedigend. Hij was dan ook zoo boos. tenminste ik onderstel zulks, dat hij aan de herhaalde terugroepingen van't publiek eenvoudig geen gehoor gaf. Dat. was verkeerd van Monsieur Lestellier, want do menschen die hem terusrriepen. verdienden zijn toorn niet. wel de wetrblijvers. Over 't geheel, zeg ik, is de Fransche Opera goed, vooral met het oog op de middelen waarover de directie te beschikken heeft, en daarom spijt het me dat men heeft verkozen haar niet te subsidiéeren en dat er. in plaats van do overdreven sympathie die ze vroeger ccnoot, oen soort van antagonisme in do plaats is getreden. Deze kenmerkt zich vooral door de stampvolle zalen in 't Gebouw, die de Dnitsche opera trekt. En dan zoenen de menschen nog en ik zolf heb 't waarachtig ook gezegd dat den Haag zoo or«- Franscha'ezind en zoo anti-Duitsch is. Que diable! Maar ik heli op 't oogenhlik geen tijd meer: ik kom al een dag te laat mot mijn brief. Den volgenden keer zal ik u er meer van vestcllen. Beschouw dit als een aanloopje, geachte heer, anders niets. Voor de vele bewijzen van deelneminor, bij 't Overlijden mijns vrionds ontvangen, betuig ik bij dezen mijn bijzonderen dank. PASUUINO. Uit de Bissehopstad. Er is brand! Ga je mee kijkeny" met die vraag stormde mijn vriend Karcl. <rij kent hem nog van verleden jaar, mijn kamer binnen. Weinige oogcnblikken later bevinden we ons op weg naai den brand, dat is te zeggen beginnen we een onderzoekingstocht. want de klok van den Ruurtkerk-toren luidde wel en andere brandklokjos ver kondigden met heesch goklep, dat er ergens in de gemeente brand moest zijn: maar waar ? dat was een raadsel. Eindelijk hebben wc den toren van de Biiurtkerk in het gezicht, daartoe is het een vcreischte om op het Domplein of Buurtkorkhof te staan, daar dit bescheiden gebouw, zich schamende over zijn leclijkheid, zedig zijn koepeltje achter de huizen versteekt, Nu moet ge weten, waard o lezer, dat juist die tovcn gebruikt wordt om signalen bij brand te geven. De richting, waarin de brand is, wordt over dag. zooals uu, want het was nauw l uur geslagen, aangewezen door een vuilroode vlag, denkelijk een oude zakdoek van den torenwachter, die na een langdurig bestaan en veelvuldig ge bruik eindelijk tot den rang van vlay is verheven; 's nachts daarentegen heeft men begrepen, dat. althans wanneer het geen heldere maan is, dit signaal weinig zou geven, waarom dan een licht wordt uitgehangen. Ge begrijpt vast het groote voordeel van het gebruik dezes torens. De brand weer, de schutters en de autoriteiten zouden veel te spoedig bij den brand zijn, indien het anders ware ingericht en de signalen b.v. van den Domtoren, die nagenoeg overal in de stad en nog heel ver zelfs daar buiten te zien is, gegeven worden. Nu kan de spuit, die het dichtst bij den brand tehuis behoort, ten minste als het dicht genoeg bij is om van het spuitenhuis de vlammen te zien of den rook waar te nemen, gemakkelijk het eerst er bij zijn, zonder dat de brandmeester of de spuitgasten zich bijzonder behoeven te overhaas ten en ieder wil wel eens op zijn beurt do premie behalen. Enfin we hadden dan den Buurtkerktoren in het gezicht en de roode vlag wijst naar het Noorden, dat wil zooveel zeggen als: De brand is niet in de richting van Hannelen en ook niet in die van Zeist, maar daar tusschcn in"; dus een vrij ge makkelijke en duidelijke aanwijzing. Daar komt een spuit aan! 't Is de mijne niet. Ik behoor ook hij de brandweer en ik ben er trotsch op, want spreek niet van de Amsterdamsche, daar is nu niets aan, om. als jo er geld voor ovor hebt, mannen te krijgen, die zich alleen met het blusschen van branden bezighouden, en bovendien hebben die lui door de zorg of het gebrek aan zorg, een van de t\vee, van Amsterdam's burgerij bijna doorloopend werk. Maar hier, wij laten onzen arbeid in den steek en snellen naar den brand . . . , ten minste als we niet te ver van de Buurtkerk afwoneii of iemand ontmoeten, die ons kan zeggen waar het is, want anders komen wij er als do brand geen brand moor is, daar an deren gelukkiger dan wij, een punt in de stad bereikt hebben, van waar de toren te zien is en met hun spuiten in de aangewezen richting zijn gehold of van den een of anderen voorbijganger hebben gehoord waar de brand was. Het is bij den molen de Kat!" roept ons een courantenjongen toe. Nu, die kan het licht weten, want die is den geheclen dag bij den weg. Wij begeven ons in die richting en bcvin| den ons weldra op de, Catharijneubrug. We, ontdekken den rook, die over den Amsterdamschen straatweg wordt hoen gedreven en tevens, dat de brand aan dien weg moet gezocht worden ; toch is deze op het oogenhlik druk bezocht door lieden, die of naar den brand gaan of er van terug komen. Brandspuiten, schutters, brandweermannen, nieuwsgierigen, slangen wagens, vigilantes, alles woelt in bonte mengeling door elkander. Ziezoo, we zijn er. Welk een prachtig gezicht, maar hoeveel schoener zou het nog bij avond , geweest zijn. De vlam slaat hoog boven het dak j van de loodsen der Centraal Spoorweg-Maat schappij uit, do zadelmakerij en remises staan in lichte laaie, do donkere rookwolken stoken af tegen den helderen hemel, zooeven van wolken schoongevaagd, en de vuurgloed kleurt alle om liggende gebouwen met een rossen tint. Do stoom spuit staat te hijgen en te zuchten en werpt haar zee van water in do vlammen, de water leiding bewijst mede goede diensten. Ha, daar is mijn spuit, even weer den spoorweg over en ik ben er. Mijnheer, terug!" Wat is dat nu. ik ben er net over geweest, on trouwens, daar staat mijn spuit." Dat kan wel zijn meheer. maar u moogt er niet deur. Trug asjeblief, jullie ook. Meheer ik maak geen onderscheid, allemaal zijn ze gelijk, niks geen differensje." Maar ik hoor bij die spuit!" Waar is uw penning ?" Die heb ik niet bij me." Trug dan, asseblief! Nog n man. dan kunnen we water geven. wie behoort nog hierbij '?" roepen mijn makkers van de spuit. Hier ik!" Nu kom dan!" Ik kan er niet door !" (tot den Politieagent) : Hoor je nu wel, dat ik er bij behoor V" 't Kan wel zijn. maar je mag der niet door. zeg ik je eu je blijf der." j Gelukkig kwam er gauw een ander, die wel van j oen penning was voorzien, maar intnsschen waren j andere spuiten voorgekomen en was il o onze l overbodig. \ De diensten door de politie bewezen, konden ' niet genoeg geapprecieerd worden want liet terrein | werd door hare hulp en die der ii-ukkerc schut terij vrij gehouden van alle nieuwsgierigen, die vaak de, bewegingen der blusschcndou belemmeren. Nu kan dat ook mooielijk anders, daar inspecteurs. zoowel als officieren zoo tijdig op het terrein danwezig waren. Ik geloof zeker, dat er om halfdrio a drie uur (tl oen voldoend aantal schutters en agenten, onder behoorlijk toezicht, was. Ongelukkig werd een man gekwetst bij liet om verhalen van een deur. van p], m. 4 M. hooirte. die op hem neerviel. Hoewel liet geval deels aan onvoorzichtigheid moet geweten worden, is het toch zeer te betreuren. II. v. 'T STICHT. Kunst en Letteren. H KT TOONEEL TE AMSTKRD.VM. Stadsschouwburg: Ifini-eJijI^f/clnli'. (h'oo f i'. On bt'lïendi'. Grand Théatre: Utt/i/io. De lieer T;. Simons M*, neemt, met zijn hlijspelletjen Huwelijksgeluk", plaats onder onze beste tooneelschrijvers. Het stukjen is zeer ge slaagd en was alszins het. talent waard, waarmee Mevr. Rössing-Sablairollos eu do Hoeren Schul/e en Clous bet gespeeld, misschien wan; juister r/cse/fil hebben. Op het sei/f/en kwam het bier vooral aan en de artiesten hebben er slechts zoo veel spel aan toegevoegd als vereischt werd. liet stukjen heeft de zedelijke strekking om aan te toonen. dat een man zich niet bemind maakt, als hij zich in alles schikt naai- de gril len van zijn vrouw: maar nergcnds schaadt dit ethiesch doel aan de harmonie van het kunst werk: het goede en schoone zijn hier innig samen verweven. 1) De natuurlijke gesprektoon van fatsoenlijke lie den in het dagelijksch loven is in dit stukjen bizonder gelukkig aangebracht. Te-recht schrijft de Heer Simons u is" on u was" (hl. 34); maar dan moet men ook niet schrijven, dat u plan hadt", en mijn naam hebt u" (bl. 32). Er zijn nóg enkele taalvlekjens; bl. 34, wil is m., men kan dus niet ter wille" zeggen. Bl. 35 staat: bloos u" en vergeef u" in de gebiedende wijs. Het gebruik wil, dat men, voor den nadruk het voornaamwoord wenschonde uit te spreken, daar dan het meervoud van het werkwoord aan toe voegt : bloost, u, maar niet"; vergeeft, u, me". Hier zou echter vergeef me" volkomen voldoende zijn. Het woord fraai" gebruikt men in 't ge sprek niet, en beminnen" geeft al licht genoeg aanleiding tot een schoolmeesters-intonatie. Bl. 25 staat: was je bij je vriend"; dat is, als germa nisme, te voroordeelen: ben je bij je vriend ge weest"? Als Korin zou ik er geen waart ge" voor in de plaats durven zetten. Mecrouit; Kitrel vreest, dat ze met den andwerpschcn vriend Vlaamsen" zal moeten klappen"; het had wel gezegd dienen te worden, dat Viclor geen Belg is; want bedoelde de auteur een Zuid-Nederlan der, dan had Victor natuurlijk anders moeten spreken. liet stuk van Rudolf Kneisol De grooto onbe kende" is niet zeer geschikt om de monschen met het genre der Possen te verzoenen. Mevr. Rössing heeft zich erg af moeten tobben, om de onhandig geknoopte en ontknoopte intrige te red den. De rollen, waar de Hoeren Clous en de .longvoor speelden, liepen zoodanig door elkaar, dat men ze op hot programma maar geheel geamalgemeerd heeft en den Heer do Jong zelfs niet genoemd. De schijnheilige egoïstentype, waar de Heer de Boer voor opkwam, bood geen gelegen heid om er iets nieuws van te maken. Kortom de Heer Simons heeft in den lieer Kneiscl een weinig gevaarlijk mededinger. Men kan niet zeggen, dat de Heer Alpli. Daudet er in geslaagd is van zijn gewaagd boek ,,Sapho", aan de verschijning waarvan eene soort van geheimzinnige waarschuwing uit den scheppingshoek des auteurs was voorafgegaan, eene treffende en goed geëvenredigde komedie te ma ken, ondanks de medewerking van den I leer Adolphe Belot. De zichtbare strekking van het geheele stuk is: de gevaren en de ellende te schilderen van onwettige liefdes-verbintenissen; dit verklaart ook, dat de auteur den roman op gedragen heeft aan zijn zoons, quandils auraient vingt ans"; maar ofschoon er niets inileccnls in het stuk gezegd of vertoond wordt, is het toch voor iemant van lijn gevoel en kiesche smaak hinderlijk al die personen zich op het tooneel te zien bewegen, die in slechte relaties met elkaar gestaan hebben. Jam (ra/ixsin, de ongelukkige jonge held van het stuk, heeft weinig charaktcr, en ofschoon hij veel lijdt, boezemt hij maar eene zwakke belangstelling in. De Heer Malherbe hoeft do moeilijke rol met talent gespeeld. Deze kun stenaar slaagt er allengskeus in zijne oorspron kelijk'.' stijfheid te overwinnen. I lij moet zijne standen nog een weinig bestudeeren. De buik vooruit en het hoofd lichtlijk gebogen geeft een leelijke lijn en jiro/il. Mej. Jeanne de Groot heeft met veel gloed en gevoel de partij van l<'«nny, de hoofdfiguur, ver vuld. Zoo wel de passaadjcs, waarin do bemin nende vrouw moest uitkomen, als die waarin hare aan woede grenzende ergernis zich uitsprak, werden met groote eigenaardigheid gezegd en ge speeld. De avond was, ondanks het weinig dank bare stuk, een triomf voor Jufv. de Groot. De andere rollen zijn van minder beteekenis. Men verwondert zich, dat iemand er in heeft kunnen slagen zoo vele onsamenhangende elementen naast elkander te plaatsen. Vooral hinderlijk is de beroering, die iu de stemming van Jeiin (ritiomiii- de herinnering brengt van den ingenieur Flumeiit, die in 't stuk in 't geheel niet voorkomt. Om het zeerst hebben de artiesten zich goed van hunne trouwens niet zeer zware taak' gekwe ten : ./c»», Malherbe; Dedicletlc. Moor: ('éaiin' (de oom). Isouard van Lier: C/iu/td/it, Vos: De. Polier, André; 'in/ity. Jufv. de Groot: .1/rn1. Jli'tleu/ii. AIcv. van lïossum ; Diroiun;. Mev. AIbrcgt; AI'ti-A' Dure. .lui'v. van Gelder; l''r<nn:iiu'. Jufv. Meouwisson : ROMI, Mev. ('oerdes; Irene. Jufv. Koos ; kleine ./oxc/w'(, Jongej. Braakensiek. lli Der. Hli. '" ' ALI;. TH. 1) Dat de Redactie het mot deze beschouwing niet geheel eens is, blijkt uit haar oordeel over het tooueelstukje, in liet nummer van ^S Novem ber opgenomen. (llr.n.) EENFRANSCHMANOVKI! HICIIARD WAGNK1!. De Indische bladen betuigen hunne verwonde ring dat in Parijs, waar tot heden van Wagner's opera's alleen Itieuzi en 'Iinniliiiimci' opgevoerd werden, en men nog hel plan van Lamnureux om in April iu het Kden-Tlieator Lnheni/i'in te geven. als eene daad van verbazende stoutmoedigheid beschouwt, in de laatste maanden niet minder dan drie uitgebreide werken over Richard Wagnoi' zijn verschenen. Dit te meer daar een dezer werken, dat van Jullien, Hielxiri! \lr(i(jneiÊt .w n'c c/ ,sr,s' octti're*. (Paris, Lihrairie de l'Arl ; Jules Itonam, diteur) door eenigen aan juistheid eu waardeerenile maar tevens kalme beschouwing gesteld wordt boven ongeveer alles wat in Duitschland over Wagnor geschreven is. De l'Vansche boeken, boven vernield, zijn een van Malheriie et Soubiez. over Wagner's estbetika. en ecu van Catulle Mendès, dat, meest uit annecdoten en algemeenheden bestaande, niet onder de ernstige litteratuur medetelt; dat van Jiillieu echter wordt door den I-'rankl'itrli-r geprezen als een werk van grondige geleerdheid, billijkheid en onpartijdigheid", door de lïliiixcl"' als oen voortreffelijk werk, betrouwbaar, helder en dege lijk, daarbij zeer aangenaam om te lezen en nni'ci/eiid voor geest en gemoed." liet bock is rijk versierd met vijftien portret ten van d<T, meester. meorendoeis nog nooit uitgegeven, met groote tat'eree-len uit zijne opera's en tal van karikaturen: de Kö/nixc/ie beweert, en dit is wel wat zonder ling, dat voor zulk een uitgave iu Duitschland koopend publiek en betalende uitgevers zouden ontbreken. De Fransche uitgever zal toch wel voor een groot deel op Duitsche koopers hebben gerekend. Jullien's schildering van Wagner's eerste ontwik keling enmoeielijke lotgevallen is zeer uitvoerig; het tweede hoofdstuk Wagner's jeugd tot zijn vertrek naar Parijs," en het daarop volgende, Parijs, waar Wagner op 27-jarigen leeftijd aankwam, op het oogenblik dat Meyerbeer's Huyiienots 300,000 francs maakte, behooren tot de interessantste van het werk. Hoe in den woeligen knaap en gevoeligcn wees zich reeds van de eerste jeugd eene verbazende kracht en onafhankelijkheid toonen; hoe hij in don beginne in 't geheel geen neiging voor de muziek, zelfs afkeer van de piano en tegenzin in harmonieleer deed blijken : hoe de kennismaking met Weber op l.'3-jarigeu leeftijd en daarna met Beethoven zijn geest voor du mu ziek opende en hij reeds terstond aan drama's dacht, zich op Apel en Shakespearo beurtelings werpend; en hoe hij toen weldra zoo diep als een zijner medeleerlingen iu do geheimen van het contrapunt was doorgedrongen, dit alles wordt duidelijk en bondig verhaald. Waguer begon reeds spoedig te scheppen, maar met weinig suc ces. Eene ouverture in Beethoven'» manier stikte iu hare eigen gezwoüenheid, de negende symphonie leek er eene sonate van Pleyol bij,'' zegt Wagner zelf; oen volgende symphonie droeg geheel den stempel van Beethoven. Daarop volgde eene opera Die Feen, waarin reeds do grondgedachte van Lolienyrin-, geen liefde zouder onbegrensd vertrouwen, is neergelegd; vervolgens eene opera vol zinnelijken gloed, Uas Liebescerbot. Wagner studeerde te Leipzig, werd koordirecteur te Würzburg en muziekdirecteur te Magdeburg. Door Schröder-Devricnt werd hem de verbinding van woord eu toon geopenbaard; hij doorwerkte als voorbeelden tegelijk Beethoven eu Auber, Weber en Spontini. en dweepte een tijd lang met ellini. Vervolgens naar Kóningsberg en naar Riga getogen, droeg hij steeds toch het denkbeeld aan de grooto opera mot zich om. Hij ontwierp Rieitzi, en haakte naar de hersens der wereld", naar Parijs. Door Meyerbeer's suc ces verblind," zegt Jullien, bekeek hijpn dien tijd de wereld alleen door den bril der groote opera". Wagner's tijdperk in Parijs, zijn driejarig wor stelen aldaar sedert 1840, en de tragische val, zestien jaar later, van zijn 'laniiluinser in de Aca démie Impériale do Mu.siiiiie, zijn ook zeer belang rijk, omdat Jullieu daarvoor tal van onuitgege ven bescheiden heeft verzameld. Waguer kwam onder de gunstigste omstandigheden in Parijs, met lliend bijna voltooid in zijn koffer; het ecnige wat mij den jongen man doet wantrouwen", zeidc Ileinc, is dat mij door Mcyerbeer is aan bevolen." Intusschen hielpen Meyerbeer's brieven aan uitgevers en muziekdirecteuren uitmuntend. Binnen zes maanden was aan Wagner eene op voering van Da* lAcbcsïcrbul (onder den titel Lu Norice <!e l'iileriiie) in het Renaissance-thcater en de uitvoering zijner ./''««.-^-ouverture in het Conservatoire toegezegd; een tweetal gunsten, waar naar honderden jarenlang smachtten. Maar do be loften werden niet vervuld. De leden van het Conscrvatoire-orkest weigerden den onverstaanbare!! rommel" te spelen, en de Renaissance failleerde vóór do opvoering. Nu kwam de tijd van nood en bittere ellende, toen de groote New-fouudlauder Wagner eein'ge vriend en weelde was. Het maken van piano-uitlrokscls, het schrijven van romances ;i 12 francs per stuk, het leveren van muzikale feuilletons waren zijn eeiiige ressources. Was het wonder dat Parijs, waar alio hulde voor de aanbidders van hot gouden kalf, Jlcyerbeev, l'ossini, Ilalévy, Auber. was, hem in plaats van het paradijs eene hel wcrdy Bcrlioz, de ecnige dien hij als degelijk musicus erkende, werd er evenmin gewaardeerd als hij zelf. Wagner beproefde zich als korist te doen aannemen, maar zijn stem was te leelijk: men wees Hem bij het examen at'. Hij was wanhopig, tot twee feiten hem weer moed kwamen geven: het Conservatoire studeerde de tienende sijmii/ti/nic in en men gaf den Freywhiitz als liob/it (fes Bots in de groote opera. Kr was dus nog plaats voor zijne nationaliteit, Wagner begon den l''!ic<ieiidci> Jloliiindcr te componeercn eu verkocht hot manuscript voor 500 francs, zich alleen het recht voor Duitschland voorbehoudend. Dan volgt Waguer's vertrek uit Parijs, de op voering van Jiien.:i te Dresden. de val van den Flifijeiidcii Jlulliindci' aldaar: Jullien wijst in de opeenvolging dezer opera's, door 'J'aiinltiïtixei' en Isit'teiii/i'iii tot 'J'ri.-il/ni. mul Ixuldv, de ontwikke ling van VTaguer's persoonlijkheid aan. Van den verderen inhoud van het werk, \\ agner's afdwalen op politieke zijpaden, zijne on dankbaarheid jegens Meyerbecr, zijne onbillijkheid voor Scluimaim en Mendelssolm, eindelijk de tri omfen van zijn denkbeeld en zijne scheppingen, meer te zeggen, zou te ver leiden ; Jullien is dan ook vooral omtrent Wagner te Parijs ccne nieuwe en verrassende bron. De veertien tafercelen uit Wagncr's opera's, door Fantin-Laiour, zijn vol gens een nieuw procédé, vreemd, maar innig artistiek: do geheele uitgave is een kostbaar prachtwerk. MUZIEKAAL OVERZICHT. IViTKiM'Aj], Ui Dec. 1881). Met llermaini (ioeiz is een der meest belovende operacomponisten van den nieiiwereu tijd heenge gaan : hij overleed reeds op .'il-jarigen leeftijd (in 187'i) zonder bel groole succes, dat zijner cerstelinge 01» dramatisch gebied later was voorbehou den, (e hebben beleefd of zelfs f/cujiiit. Deze eerste en ocuige opera, (van eene tweede vol tooide hij slechts de f.veo eerste bedrijven) Der M'idfiviieitxiii/eii /^?'ihinini/i, kwam jl. Zaterdag na langjarig;1 rust weder tot uitvoering en had evenals vroeger doorslaand succes, ofschoon de zaal niet zoo bezet, was als het werk en de uit voering verdiende!!. De muziek verraadt eene groote mate van bei gaat'dheid; is melodisch eu toch ook weer niet te vol melodie : is geestig en toch ook weer serieus, (e serieus eigenlijk (en dat is m. i. het iiige wat er op aangemerkt zou kunnen worden) voor het i.nderwerp en de toeslanden dit' daarvan elk oogenhlik hot gevolg zijn. Maar ook -- deze muziek is nobel; de geregelde operabezoeker ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl