Historisch Archief 1877-1940
t1
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 495,
voelt dadelijk dat hij hier met het werk van een
? «matig kunstenaar te doen heeft, en als hij dezen
de noodige aandacht niet onthoudt, zal hij met
den indruk, een werk van beteekenis gehoord te
hebben, huiswaarts gaan.
Voor hen, die er Zaterdag waren of zich het
werk van vroeger herinneren, roep ik slechts in
het geheugen de Serenade waarmee de opera
aanvangt, het geestige: Halt! da kommt mir
ein Cfedanke!", het eerste duo tusschen Petrucchio
en Katharina, eindigende met het half van ver
beteren woede, half van ontwakende liefde ge
tuigende Ich möchte ihn f assen, ich möchte ihn
eerreissen, und mocht' ihn 'doch mein eigen
heissen"; de latijnsche les en last not least die won
derbaar innig gevoelde en heerlijk geschreven
monoloog van Katharina in het laatste hedrijf
en het slot:
Das ist die Liebe
In Gottes Welt,
Die Herzen und Sterne
Zusammen halt!"
De uitvoering was voortreffelijk; de heer Von
Bongardt is er in geslaagd zijn voorganger in de
partij van Petrucchio (den heer Robinson) te doen
vergeten, en dat is geen geringe lof. De heer
Behrens zong den Sattista reeds bij de vroegere
opvoeringen en is ook thans nog de gemoedelijke,
alles goedvindende vader. De heer Wertheim won
het bepaald van zijn voorganger (Reinhold), en
de heer Robe was als Hortensia weder recht
vermakelijk en tevens zeer verdienstelijk. De
heeren Weiss en Pfaffenberg voldeden in de kleine
partijtjes van Ghrimo en den parijschen kleerma
ker zeer goed. Mej. von arnay bewees wederom
in de groote opera nog niet geheel thuis te zijn;
haar geluid klonk zwak en haar actie scheen mij
al te passief.
De Katharina van Mej. Bettaque verdient een
woord van hulde; zooals zij die rol heeft opgevat
en vertolkt, komt ons de geheele handeling van
het stuk niet zoo onzinnig voor, als zij ons door
den tekst-vervaardiger wordt opgedischt. De aan
vankelijke verbazing, daarna overgaande in be
paalde ergernis over het optreden van den
(sehijn4>aren) woestaard Petrucchio; hare in weerwil
daarvan opkomende liefde voor hem, waardoor
z\j zelfs toegeeft op den dag des huwelijks
zich met hem in zóó abnormalen staat en
onvoegzame kleeding, naar de kerk te begeven;
hare kinderlijke blijdschap als zij meent dat haar
man haar den Parijzer kleermaker gezonden
heeft om haar een blijk van attentie te geven,
en haar smart als zy bemerkt dat dit niet het
geval was; hare moedeloosheid en erkenning dat
de macht der liefde haar overwonnen heeft aan
het slot het was alles in de hoogste mate
voortreffelijk; en als ik er bijvoeg dat Mej.
Bettaque ook wat zang aangaat uitmuntend
gedisponeerd was, dan geloof ik te kunnen eindigen
met de verklaring dat zij in de vertolking dezer
partij een meesterstuk heeft geleverd
Den kapelmeester Prof. Schroeder komt alle
eer toe voor het instudeeren en de leiding.
V.
OVER BOEKEN.
I.
Het spreekt bijna van zelf dat in een tijd, als
de onze, welke in alle vakken van het menschelijk
denken en weten zoo vele boeken zag verschijnen,
het boek zelf ook ruim zijn aandeel heeft ge
kregen. In de laatste 25 jaren neemt het aantal
uitgaven, aan de bibliographie gewijd, steeds toe.
Zoo verscheen nu onlangs weder een aardig
boeksken bij den bekenden uitgever A. Quantin,
te Parijs, getiteld: Le Iwre, l'illustration, la reliure,
tude historique sommaire par H. Bouchot.
Jk wensch hen. die in het boek als boek be
langstellen, op deze uitgave opmerkzaam te ma
ken, terwigl ik daarby wellicht aanleiding vind
een en ander in herinnering te brengen, zonder
den heer Bouchot altijd op den voet te volgen.
Wat de studie van den franschen schrijver zijn
wil, leeren wij reeds dadelijk uit het Avant-propos,
waarin men leest: Cette tres courte tude ne
peut tre autre chose qn'un apere.u sommaire et
passablement abrégéde l'histoire du Livre. Elle
ne comporte aucun element de discussion ou de
doctrine; elle n'a pas davantage la prétention
d'apporter beaucoup de renseignements nouveanx
aux gens de science. C'est plus simplement un
resumésuccinct...." Ik noemde het een aardig
boeksken, al moet ik daarop laten volgen, dat het
jammer is dat de schrijver ten opzichte van de
uitvinding der boekdrukkunst nog zooveel waarde
hecht aan de Coster-legende. Reeds vestigde de
Nederlandsche Spectator er de aandacht op, dat
onze schrijver do ontdekking heeft gedaan, dat
de bekende Haarlemmer eigenlijk heette De Coster,
wat zou beteekenen Le Trouveur. ofte wel de
Vinder, terwijl uit die bijzonderheid in genoemd
Weekblad de gevolgtrekking werd gemaakt, dat
de schrijver geen kennis heeft genomen van de
geschriften van Holtrop, Campbell en Van
deiLinde. Toch schreven de beide eersten hunne
bekende standaardwerken in het fransch. Men
zou daarbij kunnen voegen het werk van
Faulmann, Illustrirte G-eschichte, der
BuchdruckerIcunst, Wien, 1882. Men weet dat de kwestie van
de uitvinding der boekdrukkunst hierop neer
komt, wie het eerst op de gedachte is gekomen
om met beweegbare letters boeken te drukken.
Zonder tot de grijze oudheid terug te gaan, toen
men de kunst van stempelen reeds verstond, werd
in de eerste helft der vijftiende eeuw het maken
van afdrukken van houtsneden reeds veelvuldig
in Europa toegepast. Men deed dit echter niet
door middel van een pers, maar met behulp van
een soort borstels; niet door drukken maar door
wrijven. Zoo werden ook boeken gemaakt. Maar
iedere bladzijde werd afzonderlijk in hout ge
sneden en de letters waren dus slechts voor een
boek te gebruiken. Toen men eenmaal op het
denkbeeld kwam de letters elk afzonderlijk te
snijden en ze tot een bladzijde te zetten, was men
wel een schrede vooruit, maar de hoofdzaak was
te vinden wat men letterspecie noemt. Die houten
letters toch werden door schoonmaken, tengevolge
van krimpen, kromtrekken of uitzetten, enz.
onbruikbaar. Daarenboven waren zij weinig ge
schikt om in een pers gebruikt te worden.
De eer der uitvinding, van wat wij boekdruk
kunst noemen, kan met vrij groote zekerheid aan
Gutenberg worden toegekend. Wat de zaak zoo
moeielijk maakt is dat de oudste boeken zonder
naam van den drukker zijn verschenen. Guten
berg had een soort compagnieschap aangegaan
met Fust, waarbij zich later Schöffer voegde. De
vraag is nu welk aandeel elk dezer drie aan het
drukken der eerste boeken heeft gehad. Waar
schijnlijk vóór nog een boek de pers had verlaten
werd de compagnieschap ontbonden. Laat men
nu een aflaatbrief van 1454 buiten rekening, dan
is het oudste gedrukte boek de zoogenaamde
36-regelige bijbel. Men neemt thans aan dat die
bijbel wel degclyk, althans voor een groot deel,
met de hulp van Gutenberg is gedrukt, ofschoon
het proces, dat een einde aan du samenwerking
der drie mannen maakte, den uitvinder verhin
derde zijn werk te voltooien. Men wil daarin
dan den grond vinden dat de naam van den
drukker niet is vermeld. De conjectuur is de
volgende: Schöffer en Fust plaatsten wel hunne na
men onder het door hen in 1457 gedrukte Psalterium
het oudst bekende boek met den naam van
den drukker ; dat zij het niet hebben gedaan
onder den vroegeren bijbel zal dus zijn grond vin
den in het feit dat deze voor een groot deel het
werk van Gutenberg was. Deze kon er echter
evenmin zijn naam onder plaatsen, want bij de
oude boeken worden de namen van de drukkers
eerst aan het slot vermeld en vóór het boek vol
tooid was, had de compagnieschap een einde ge
nomen. Hoe dit zij, de juiste toedracht dezer
zaak is ons niet bekend; er is in die geheele ge
schiedenis nog veel onzekers. Om nog even op
die conjectuur terug te komen, dient hier te wor
den herinnerd dat het ontbreken van den naam
der drukkers in de oudste boeken ook nog een
andere oorzaak kan hebben. Men schijnt name
lijk in het begin de boeken ook wel voor af
schriften van handschriften te hebben willen doen
doorgaan. Men had door de talrijke afkortingen,
welke gebruikt werden, het in zijn macht om op
een bladzijde juist zooveel regels en woorden te
drukken, als in de copie voorhanden waren.
Daarenboven hadden velen der oude boeken ook
dit met de handschriften gemeen, dat de plaats
der hoofdletters enz. veelal werd opengelaten om
aan kunstvaardige handen de gelegenheid te geven
het werk op passende wijze te versieren.
Bouchot maakt melding van een overlevering,
volgens welke Fust zelf naar Parijs zou zijn ge
gaan om daar exemplaren van den gedrnkten
bijbel te verkoopen, eerst tegen 60, later tegen
50 en 40 kroonen. Hij deed het voorkomen, alsof
de door hem verkochte bijbels door afschrijvers
van gene zijde van den Rijn waren bezorgd. Nadat
verscheidene exemplaren door hem geplaatst waren,
kwam het bedrog aan het licht en ging er vooral
van de zijde van de beëedigde schrijvers der
universiteit een luid geschreeuw op over deze
duivelsche uitvinding. Men zal natuurlijk wel
doen niet al te veel waarde te hechten aan dat
verhaal, welks juistheid in twijfel getrokken wordt.
Wat echter wel waar is, is de bijzonderheid, welke
ook in deze legende over Fust gevonden wordt,
dat de boekdrukkunst bij een aantal menschen,
die hun brood verdienden door het afschrijven
van handschriften op tegenstand moest stuiten.
Dat de snelle verbreiding dier kunst daardoor
echter niet kon worden tegengehouden spreekt
van zelve. Wellicht zijn aan het overbrengen
der boekdrukkunst naar andere plaatsen ook be
vorderlijk geweest de staatkundige gebeurtenissen,
welke in 1462 te Mainz een geheele omwenteling
in 't leven riepen. Hoezeer de nieuwe kunst
weldra door geheel Europa was verbreid, daarvan
krijgt men een denkbeeld door de tabel, welke
in het genoemde werk van Faulmann S. 170 en
171 wordt gevonden. In Duitschland zijn na Mainz,
de steden Straatsburg, Bamberg en Keulen de
eerste waar wij drukkerijen vinden; in laatstge
noemde stad waren er in 1475 reeds tien. Een
dezer drukkerijen was gevestigd in het klooster
van de Broeders des gemcenen Levens. Ook op
andere plaatsen, o. a. in do Nederlanden heeft
deze gemeenschap zich door het drukken verdien
stelijk gemaakt. Vóór het cir.de der vijftiende
eeuw waren in de meeste steden van Duitschland
drukkerijen aan den arbeid. Het was echter vooral
Italië, waar deze tak van nijverheid weldra een
hooge vlucht nam. Talrijk waren de duitschers,
die daar heen trokken. Op uitnoodiging van de
monniken van het klooster Subiaco bij Rome, be
gaven twee duitsche- drukkers zich in 1484 naar
genoemd convent, om er een drukkerij te vestigen.
De duitscher Ulrich Halm kwam op verzoek van
den kardinaal Torquemada naar Home om er
diens Medilationcs te drukken, welk werk in 1467
het licht zag en als het eerste boek met gravures
genoemd wordt.
In de eerstvolgende jaren, zagen bijna allo
voorname steden van Italiëdrukkers aan het
werk; in 1477 was de nieuwe kunst reeds tot
Palermo doorgedrongen. Het eerste boek, in Frank
rijk gedrukt, zag in 1470 te Parijs hot licht; vóór
dien tijd had men te Keulen reeds een fransch
bock gedrukt. Een oudo fransche overlevering
meldt, dat toen geruchten van de uitvinding der
nieuwe kunst naar Frankrijk waren doorgedrongen,
koning Karel VII aan de bestuurders van de
muntinrichting opdroeg om een bekwaam graveur naar
Mainz te zenden, opdat deze daar de nieuwe kunst
zou kunnen afzien. Dientengevolge vertrok
Nicolaas Jenson naar Mainz. Hij keerde echter niet
naar Frankrijk terug, of' liever hij vestigde zich
daar niet als boekdrukker, maar maakte zich
later als zoodanig te Venetiëberoemd. Men wil
de daadzaak dat Jenson niet in Frankrijk maar
in Italiëzijn nieuw bedrijf ging uitoefenen daaruit
verklaren, dat bij zijn terugkeer uit Duitschland
Karel VII gestorven en door Lodewijk XI opge
volgd was, wclko laatste geheel andere neigingen
had dan zijn vader.
Wenden wij thans den blik naar ons vaderland.
In hot geschrift van den heer Bouchot vinden wij
over de boekdrukkerijen hier te lande in de vijf
tiende eeuw slechts luttele rnedcdeclingen en wij
kunnen hem daarvan geen grief maken. Toch zal
het menig lezer wellicht niet ongevallig zijn te
vernemen in welke plaatsen en door wie de eerste
drukkerijen zijn opgericht. Ik blijf daarbij geheel
op geschiedkundig terrein, laat alle gissingen ter
zijde en bepaal mij tot onomstootelijk vaststaande
jaartallen. Om te groote uitvoerigheid te ver
mijden, zal ik hier slechts Noord-Nederlandsche
plaatsen vermelden. Slechts zij even herinnerd
dat het jaar 1473 zoowel voor het tegenwoordige
België(te Aalst) als voor Nederland (te Utrecht)
vast staat als het jaar dat met zekerheid kan
genoemd worden als datgene, waarin boeken wer
den gedrukt. Men zal in het hier volgende lijstje,
dat alphabetisch naar de plaatsnamen is ingericht,
de opmerkelijke bijzonderheid vinden dat verschil
lende kleine plaatsen reeds vroegtijdig boekdruk
kers in haar midden hadden, terwijl in vele grootere
steden eerst later boekdrukkerijen werden op
gericht.
Delft. Jacob Jacobszoon van der Meer, eerst
samen met Mauritius Yemantszoon van Middel
burg, later alleen. 1477. C. Snellaert van at'
1480. H. Eckert von Hombcrgh van af 1498.
drukte sedert 1500 te Antwerpen.
Derenter. 11. Paffroet 1476, J. van Breda 1483.
een onbekende drukker 1486.
Gouda. De Collatie-broeders 1476, G. Loeu
1477 (sedert 1484 te Antwerpen), een onbekende
drukker 1480, G. v. Ghemen 1486, G. v. Os 1486.
Haarlem. J. Bellaert 1483, Joh.
Andrieszoon 1486.
Hasselt. P. Barmentloe 1480.
's-Hertoyenboscli. G. de Leempt 1484 (vroeger
te Utrecht).
Kuilenburg. J. Veldener 1483?'84 (vroeger te
Leuven en te Utrecht).
Leiden. Een onbekende drukker 1488, G. v.
Ghemen 1490, C. Kers 1494, Hugo Janszoon van
Woerden 1494.
St. Maartensdijk, in Zeeland. P.Werrecorenl478.
Nijmegen. G. de Leempt 1479.
Schiedam. Een onbekende drukker 1490.
Schoonhoven. Het St. Michielsklooster buiten
die stad 1495.
Utrecht. N. Ketelaer met G. de Leempt 147.-!,
W. Hees (?) 1475, J. Veldener 1478-'81. Het
door hem gedrukte bock Fasciculus temporum
wordt genoemd als het eerste dat van randver
sieringen was voorzien. Daar dit randwerk in
het eerst uit wijngaardranken bestond, gaf men
hieraan in Frankrijk den naam vignettes, welk
woord later ook voor andere kleine versieringen
werd gebruikt.
Xwolh. P. van Os 1479, T. van Os 1493, J.
van Vollenhoe (?) 1478.
Ik laat de vraag of in de vijftiende eeuw in
Friesland te Leeuwarden of te Anjum een druk
kerij gevestigd was rusten, daar dienaangaande
geen zekerheid bestaat.
Vraagt men nu welke boeken hier te lande
vooral werden gedrukt een vraag, welke voor
de geschiedenis der beschaving, zeker niet van
belang ontbloot is, daar do drukkers natuurlijk
rekening moesten houden met den smaak van
het publiek dan raadplege men Dr. Campbeü's
Annales de la typographie Néer/nndu-ise, waar
men alle boeken voor zoover zij thans bekend
zijn welke in de vijftiende eeuw hier te lande
gedrukt zijn, vermeld en beschreven vindt, terwijl
men in de door den hoor Iloltrop uitgegeven
Monuments typografiques kan naslaan hoe hier
werd gedrukt. Jit prachtwerk geeft faesimiles
van de in ons land gebruikte letters en platen.
Het is zeker wel der vermelding waard, dat ter
wijl in ons land b.v. reeds in 1500 een fransche
roman werd gedrukt, ook reeds vixieg in het
buitenland nederlandsche boeken worden uitge
geven. Het oudste bekende boek in onze taal in
het buitenland gedrukt, zag in 1488 te Mainz
het licht. Voor verdere bijzonderheden verwijs
ik naar de merkwaardige lijst, onlangs door den
heer Martinus Nijhoff in de Jiiblioyraphische
Adversaria (V. no. 8?10) bekend gemaakt.
De aantrekkelijkheid van het boek.van Bouchot
is voor een groot deel gelegen in de keurige
gravures, welke bij uitnemendheid geschikt zijn
een denkbeeld te geven van de hoogte, welke reeds
in de vijftiende eeuw de graveerkimst had be
reikt. Maar het spreekt ook van zelve dat het
vooral de wijze, waarop die kunst in Frankrijk
beoefend werd, en de voortbrengselen, welke
daarvan tot ons kwamen, zijn die hier. het
leeuwenaandeel krijgen. Wil men weten wat op dit ge
bied in Nederland is voortgebracht, dan raadplege
men behalve het genoemde werk van den heer
Holtrop een in bet jaar 1881 te (.'ambridge ver
schenen boek van W. M. Conicwy,. 'J lic
Woodcutters of the Netherlandx. De sthrijver bezocht
talrijke bibliotheken, om door eigen aanschouwing
de geschiedenis en de voortbrengselen dor
hollandsche houtsneekunst dor vijftiende eeuw te
loeren kennen. Zijn bock is ia. drie cleelon ge
splitst; het eerste behelst het geschiedkundig
gedeelk', het tweede geeft een opgave der houtsneden,
bet derde een; lijst van de boeken, waarin hout
sneden voorkomen. W. l'. C'. K.
daad" spelt, herkent ieder-een ter-stond het zelf
standig naamwoord daad, het voorzetsel in, en het
door dit inden 3en naamval vrouwelijk enkelvoud
geplaatste lidwoord der. Dat is een voordeel.
Wanneer wij het fransche en effet met ons
inder-daad vergelijken, zullen wij ter-stond zeggen:
Ziedaar de Franschen: zelfs bij het nadruk leg
gen op een feit, weten zij niet beter te doen
dan van het eftekt te spreken, in sommige gevallen
niets dan schijn. Wij, in-tegen-deel, met ons
inder-daad", trekken op de daad, op het factum,
los, en het is duidelijk wat wij meenen.
Wanneer men terstond" ter-stond spelt, zal
de nadenkende lezer allicht hot vrouwelijk zelf
standig naamw. stond herkennen, waaraan het
voorzetsel te voorafgaat, dat den 3en naamval
vrouwel. enkelv. der achter zich krijgt: te-der-stond,
samengetrokken: ter-stond. Waarschijnlijk heeft
men hier in der eerder aan een aanwijzend voor
naamwoord dan aan een lidwoord te denken.
Niet ieder-een denkt, bij 't woord terug" aan
ons lichaamsdeel, en toch is dat zeer rationeel
in dit bijwoord opgenomen. Er is niet do minste
reden, als men schrijft: hij is teruggekomen",
ook niet te schrijven : hij is tobrusselgelileven".
Men ziet, ik neem het hier op voor de door
schijnendheid onzer woordvormen. Even als man
nen van ondervinding niet zelden hun levensge
schiedenis op het gelaat dragen, zoo is het ook
belangrijk, dat de woorden zoo duidelijk mogelijk
ons hunne geschiedenis, hun wording, te verstaan
geven. Vele woorden hebben, in den loop der
eeuwen, eene gewijzigde boteekems gekregen f
hunne etymologie te kunnen doorschouwen
biedtdus, voor het gebruik, niet altijd vingerwijzingen
aan Al beteekende in do middeleeuwen een
vroom Ridder'', een dapper Ridder", een Rid
der, die veel buit maakte": aangewonnen rijk
dommen rroomden hom: ons woord vroom
beteekent godsdienstig, en is alleen in di«m zin te
gebruiken. Maar bet is toch altijd vaa- belang,
dat men zoo veel mogelijk de herkomst en, samen
stelling der woorden kenne; o. a. ook om tegen
te groote afwijkingen (verbasteringen) te vAaken.
Of is het niet beklagenswaardig, dat het woord
kantoor" (iz:,, kantor"), dat zanger beteekent, voor
een- koopmansbureel gebruikt wordt? Had men
meer aan de geschiedenis van hot woord gedacht,
dan zou het rationcele ..comptoir" (contour.
van 't Italiaansch contareïnooit in het onzhïnige
kantoor vcrloopen zijn.
De schrijvers der Ten-toon-stellings-katalofen
vóór 1830 zouden nooit een schilder te 's
Gravenhasfe" of' te 's Hertogenbosch" laten wonen
Zij wisten veel te goed, dat men in, niet tot
een haag of losch woonde. Vroeger woonde men
aan don Helder", aan de Khmdert, ter Goude",
in den Haag", men kwam van der Goes". En:
de boeren, die tle rationeele overlevering hunner
vadereu vasthouden, hebben in hun streek altijd
nog van die plaatsnamen, die zioh niet niet dat
botte te laten afschepen.
Welk fatsoenlijk mensch trouwens, hoe fier ook
j op bet bobben van een neef in de 2e Kamer, zal
l zeggen: ja, mijn neef woont te Den Haag"?
liet is in de spreektaal trouwens onmogelijk
zich aan de rationeele aanwending der voorzetsels
te onttrekken. De grootste nivelletir durft niet
zeggen: hij woont op de Kalvcsstraat", gelijk
hij zegt, dat een. ander op den Nicuwendijk"
woont. Dat beeft altes zijn reden; ir.en woont in
de Watergraafsmeer," aan de Weesperzij", aan
het Funen", op den Dam", aan den Buitenkant"
(hoe men 't met de mijlenlange Prins-Hendrikkade
maakt, weet ik niet);, in do Reguliersdwarsstraat",
op de Broêstraat", enz. enz. Moeten al die
voorzetsels nu voortaan door te vervangen worden?
Eer ik eindig, nog een hiermee in verband
staand woordtjen. Het wordt meer fn meer ge
bruik zieh. te verbeelden, dat hot lidwoord, ge
plaatst voor don naam van een dagblad of tijd
schrift, tot den titel behoort. Daarom schrijft
bijna ieder-een: De Amsterdammer, De Nieuwe
Gids, De Tijdapiegel De kursicf als de rest Glad
verkeerd! Wie zal ooit aan den Heer de Koo
vragen: Ondervindt'uw -De Amsterdammer nog
konkurrantie van "? Ieder-een zal vragen:
Ondervindt uw Amsterdammer" aen bewijs
dat De niét bij den- titel hoort. Wie aal zeggen:
Ik heb die advertentie in den De Amsterdammer
geplaatst?" Wie zal vragen: Hoe gf,at het met
jullie 7% Nieuwe G-idsV"' Die goed spreekt, vraagt:
Hoe gaat het mot jullie Nieuwen Gids" netjens
vcrbog&n. Dat dt- lieden niet denken'
In elk geval waken wij tegen
taalverarrningen verstijving!
9 Dec. '8(5. Ai/n. TH.
TAALVERSTIJVING.
Ik weet niet, in hoc vori-e wetten en verorde
ningen voorschrijven, met bindend© kracht, om
voortaan op de adressen van brieven te zetten:
te Den Haag", te De Klundert", te Den Hel
der" en dan ook te De Kust van Guinee", enz.
enz. maar ik weet wel, dat liet smakeloos is. Hcó
groote voorrecht van onze taal, van rekbaar, plooi
baar, smijdig, tot in haar diepste elementen, te
zijn, wordt er door miskend on te-rug-gezet.
De Franschen, die veel in do uiterlijke vormen
leven, vragen natuurlijk niet, wat woorden als
cependant", néanmoins", davantage",
nonobstant", désormais" enz. beteekenen. Zjj nemen
ze aan en gebruiken ze als gebeelen. zonder te
trachten er doorheen te kijken en te oordeelcn,
of de zin in 't gebruik te rechtvaardigen is uit de
vorming des woords.
't Is bijv. duidelijk, dat ons misschien" oeno
verslapte uitspraak aanduidt van de volledige uit
drukking 't mag solden", 'tkan geschieden",
't is mogelijk". Ia dat woord echter is, door de
spelling, de voorstelling van de wording der uit
drukking' niet meer duidelijk te maken. Maar
met andere woorden is dit wel het geval.
Bijv inderdaad". Wanneer men dit
in-derALFRED DE MUSSET ALS AMBTENAAR.
Volgens documenten, door Théophüo Denis
gegevonden in hc-c archief van het fransche minis
terie van binnenlandse!:*; zaken, werd de beroemde-.
diühtcr den 19u October 1838 benoemd tot con
servator der bibliotheek en van het
penningmavan bovengenoemd ministerie.
Zijn traktement word vastgesteld op 3000 fe.
Men nam tegenover den niouwbenoemden amb
tenaar alle mogelijke egards in acht. De Minister,
i ;]:e graaf de Montavio, gaf Musset bij missive van
j den 22n Oetober kennis van diens benoeming,
\ waarin o. a,, do volgende zinsnede voorkwam
Ik verheug mij zeer, dat het mij mogelijk is
geweest, aau bet ministerie uwe hulp te verzekeren
en tevens u cene betrekking te bezorgen die u
veroorlooft u met een arbeid onledig te houden
overeenkomstig uwen smaak en uwe studiën.
De secretrris-gcneraal is gemachtigd, u in uw
ambt te bevestigen zoodra bet u gelieft uwc
werkzaamheden te aanvaarden."
Maar de tijd waarop dit den zanger van Rolla
geliefde, brak nooit aan.
Dat hij evenwel plan heeft gehad ook feitelijk
de betrekking te aanvaarden, blykt uit een brief,
door den dichter aan den secretaris-generaal ge
schreven, met het verzoek hem te willen berk-hten
waarin de werkzaamheden, die men hem. heeft
opgedragen, eigenlijk bestaan.
Wat moet ik den heer De Musset antwoorden?"
vraagde deze den chef onder wiens bestuur de
bibliotheek ressorteerde.
Antwoord hem, dat de bibliotheek behoort tot
de afdeeling wetenschap en kunst"; dat hij zich