Historisch Archief 1877-1940
NY496
DE AMSTERDAMMER
A°, 1886
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.)
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
uitgever: Tj. VAN H O L K E M A, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 26 December,
Abonnement per 3 maanden ? 1.?. fr. p. p. f 1.15.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20.
Reclames per regel , . . . 0.40.
I N H O TI D:
VÓÓR DRIEHONDERD JAREN, door A. B.
FEUILLETON: Vorst, uit het Zweedsch, door
C E Broms I. VAN OVER DE GRENZEN,
door'E. D.'Pijzel. UIT PARIJS, door A. B.
UIT DE BISSCHOPSTAD, door H. ran 't
Sticht. KUNST EN LETTEREN: Het Tooncel
te Amsterdam, door Alb. Th. Muziek in de
Hoofdstad, door M. Muziekaal Overzicht, door
V. Gouden Bruiloft van de(n) Gids", door
Dr. Jan ten Brink. Fragmenten van
Bernardaki's drama: Maria Doxaparti". Twee Lit
teratuur-drama's. Onze Oudjes", door Siquid.
VARIA. SCHAAKSPEL. Een mooie maar
droevige figuur, door H. ZEGER DE BEUL.
ABC voor Vrouwen, door Prof. Celibatarius.
INGEZONDEN. ALLERLEI. RECLAME.
HANDEL. BEURSOVERZICHT, door E. B.
TE HUUR. ADVERTENTIËN.
Yóór driehonderd jaren.
Geschiedenis der Nederlanders op Java,
door M. L. van Deventer. Haarlem, Tjeenk
Willink (Ie aflevering).
«Andermaal deed nu een Hollandsen
admiraal, als overwinnaar op de Portugeezen,
zijn intocht in Bantam. De vreugde was
daar groot, de eerbied voor den
Nederlandschen naam niet minder. En zoo zou het
blijven zei Mateiieff terecht «soolang
als 't Hollantse mes wel snijdt.»» (p. 64).
«Matelieff verplichtte de Engelschen zich
te verbinden, om geen ammunitie aan onze
vijanden te verkoopen; en waar het
eenigszins met voeg geschieden kon, werden zij op
andere punten van den Archipel door de
onzen geweerd. Naast de Hollanders konden
de Engelschen in Bantam nimmer eene
positie van eenig gewicht verkrijgen, ('bid).
«Of men de handelsvoorschriften, bij deze
gelegenheid aan Wittert verstrekt, of wel
de «Informacie van diverse landen» leest,
bijna gelijktijdig ter instructie aan een onzer
vlootvoogden medegegeven, men staat ver
baasd over den schat van inlichtingen en de
mate van kennis omtrent dien Oost-Indischen
handel, die weinige jaren geleden (lees: te
voren) nog een gesloten boek vooor de Hol
landers was. Bij zooveel voortvarendheid en
bekwaamheid, als viit die stukken bleek, kon
waarlijk hun welslagen niet bevreemden'.
(p. 49).
«Dit retour was zoo buitengewoon
voordeelig, dat de schrijver van het journaal der
reis met recht kon uitroepen : «Zoolang
Hollant Hollant geweest is, zijn er zoo rijK ge
laden schepen niet aangecomen als dese>.
Men berekende, dat de opbrengst dier ladin
gen niet slechts de kosten der onderneming
Feuilleton.
Vorst.
Uit het Zweedsclt
1) DOOK
C. E. BROMS.
Uit de verzameling schetsen uit Finland
van D ASIEL STEN, getiteld: *-Tuxsc)tc.n
wildernis m scheren".
Er ligt in de nabijheid van Ahola een
kleine boerderij, in 't noordelijkste deel van
Saarijiirvi. Een eenzaam huisje, ver van andere
menschelijke woningen af. Het staat daar
grauw en ernstig- met zijne kleine, vierkante
beslagen vensters. Er vlak naast ligt de
veestal, half' vervallen en met gras. dat op
het dak groeit, vanwaar men intussehen een
schoon uitzicht heeft. De zee is zichtbaar op
den achtergrond en ver binnenwaarts in de
zeebocht staat een rood geschilderd houten
kerkje met een klokkespel, dat eenigermate
naar ne zijde overhelt.
De streek is toch zoo schoon! Meerendeels
donkere bosscben, met kleine, diepe meren,
hier en daar verspreid, en somtijds op de
glooiing van een steenheuvel een golvend
roggeveld of eene groene weide met breedc
dijken, waarop aan den kant groote
donkerroode wilde frambozen in den zomerzon rijpen.
Hooge treurberken met hun fijn, teeder loover,
omgeven de akkers, en diep in het bosch
zingen de merels.
De morgen is schoon, vol dauw en frisch.
Het is nog geen vier uur, maar de deur van
goed maakte, maar 100 percent winst ople- j
verde, eene winst die, na de behoudene
terugkomst der vier overige schepen tot 400
pCt. steeg», (p. 41.)
«De verdragen, reeds met inlandsche vor
sten gesloten, de faktorijeii ook in de Moluk- j
ken, te Atjck (wij cursiveeren), te Patoni, te
Guzeratte opgericht, zij waren het gevolg van
een werkzaamheid en een uitzetting van kracht,
waarin zich de geest eener geheele natie
openbaarde. Het was het Nederlandsche volk,
welks polsslag in Aziëgevoeld werd, en dat
door zijne omwenteling tot een nieuw leven
gewekt, deze snelle uitkomsten behaalde.»
(p. 51).
Het is niet onze schuld, wanneer boven
staande aanhalingen den indruk maken eener j
satire op den hedendaagsehen toestand. Zij j
zijn getrokken uit het pas verschenen werk j
van den heer van Deventer, dat wij met i
een enkel woord bij onze lezers wenscheu :
in te leidon. Ter kenschetsing van den aard en !
stijl dezer »(?', .-duedenis1 kunnen zulke ei!;1. '
ten beter dienst doen, dan een uitvoerig bere- i
dcueerd vertoog. Te zeggen, dat het voorkomen j
der eerste aflevering, en ook druk en papier l
goed zijn, dat de beschrijving met zorg en !
uit de bronnen bewerkt is, stijl en voorstel
ling boeiend zijn, ware schier een overtollig
heid, waar het uitgevers geldt zoo bek\vaam
als Tjeenk Willink on schrijvers, die reeds
zoo lang hun sporen verdiend hebben als
de heer v. Deventer. Doch niet overbodig
mag het geacht worden, op het nut en de
morcele beteekenis van een dergelijk
historieverhaal te wijzen. j
Nu onze Staten-Generaal in de laatste |
weken schier aanhoudend bezig zijn geweest
met bet beheer over datgene wat on/i.1 va:.
Aziatische bezittingen overgebleven is aan
een nauwlettend onderzoek te onderwerpen,
waarbij Minister en Gouverneur-Generaal,
ondanks scherpe berisping, gehandhaafd ble
ven; nu pas, na een talmen van meer dan
een jaar lang, ter elfder ure, tot eene schroom
vallige poging ter redding der stervende in
dustrie werd besloten ; tenvijl men, volgens
Haagsche geruchten, reeds het terrein ver
kent en proef-ballons oplaat, om binnen kort
met eene nieuwe politieke en militaire fout
onze Atjeh-historic te verrijken nu kan
een werk als dat van den heer Van Deven
ter dadelijk en uitgebreid nut stichten. Het
verschaft naamlijk punten ter vergelijking.
Politieke mannen, krijgs- en
scheepsbevelhebbers, maatregelen van staat, oorlog en
commercie, het karakter der mannen die
eenmaal ons koloniaal rijk hielpen stichten,
de toenmalige geest der Nederlandsche na
tie in haar geheel, worden er in beschreven
het huisje staat reeds wijdopen. Daarbinnen
wordt de koffie gebrand; een warme stoom
van chicorei en rogge stroomt naar buiten in
de morgenlucht. De ruige hond snuift mis
noegd den sterken geur op. Hij wacht op
zijn meester en kijkt onderwijl op de om hem
heen springende kikvorschcn, die op weg zijn
naar de pomp tussehen de groote, vochtige
distelbladeren. Plomp! daar viel er een in
't water en kijk nóg een; daarna is het
weder stil.
Een eindweegs verder, aan een paal van
het staketsel gebonden, staat een paard, voor
een kleine boerenkar gespannen. Het dier
knabbelt op een bosje sappig, versch geplukt
gras, tusschen het gebit ingestoken,.... de
verschc dauw glinstert op blad en stengels.
Binnen in het huisje is een groote haard
met een paar houten banken, waarop plaats
is voor twee bedden, het eene boven het
andere. Op het bedstroo liggen eenige
schaapsvellcn en een paar rood on groen gerande grove
dekens. Overigen?, geen verder beddegoed.
Langs de muren eenige ruwe planken en
daarop een rij vaatwerk, melkemmers, kruiken,
potlepels en schalen, alles van wit, blank ge
schuurd jeneverbossenhout. Voor het venster
staat eene groote witte tafel, eigengemaakt
werk, grof en sterk. In een hoek staal een
weeftoestel niet een grof, stevig lijnwaad
weefsel, pas begonnen. Aan den zolder hangt
het harde, zwarte brood, geregen aan lange
stangen. Bij de deur staat een vaatje, met
een deksel er op, vol dun bier. De huis
moeder kookt de koffie voor het ontbijt, sterk
en geurig.
Hij moet er juist van daag op uit, de boer
zelf; uit op dezen dag, die eigentlijk een feest
dag moest wezen. n jaar geleden werd
hunne bruiloft gevierd, daar, iti dat kerkje.
Maar hij heeft zaken te doen in stad en eene
en met levendige, soms zelfs dramatische
kleuren voorgesteld. Men vindt er een maat
staf in, om de voortreffelijkheid en de ver
diensten te bepalen van onze tegenwoordige
staatkundige grootheden, van onze krijgs- en
scbeepsbevelhebbers (voor zoover deze beide
laatsten zich zelf mogen wezen, wat slechts
zelden het geval is) en tevens van de thans
in koloniale zaken gehuldigde beginselen,
op politiek, economisch en oorlogs-gebied.
Men ga de aan het hoofd dezes gestelde
citaten nog eens na.
Zegevierende admiraals wij kennen ze
niet meer. Onze marine excelleert in het
schade toebrengen aan zichzelf.
De Engelschen, wien we in 1005 den loef
afstaken in den Indischen Archipel, die wij
verplichtten zegge verplichtten om
geen ammunitie aan onze vijanden te ver
koopen, hebben met hun Singapore, dat
nog geen driekwart eeuw oud is, het bijna
drie eeuwen bestaande Batavia reeds lang
in den handel overvleugeld en dringen ons
hun tussohenkomst op, terwijl het een publiek
geheim is, dal de Atjehers, al de l:-j jaren
dat do oorlog met hen duurt, hun
krijgsvoorraad ontvingen van Ponang.
Onze kennis van gindsche streken
Van Deventer roemt op dat punt de oude
.Hollanders. Wat is er van geworden? Hoe
hoog staat die kennis ten opzichte van o'is
eigen Indisch rijk. , ..? Wilt gij 't weten,
lezer ? De Waal, zeker een bevoegd
beoordcelaar en de drooge nauwgezetheid zelf,
verklaart in het Ie deel van zijn Indische
/?'/'nancicr, dat de juiste oppervlakte van
Nederlandsch Indie tot dusver niet bekend is.
Niemand heeft die bewering ooit weerlegd
en thans is zij nog even waar als 11 jaar
geleden, toen zij uitgesproken werd. Ofschoon
i./deer "en d?.?;? allereerste oi^ehen is vnn
behoorlijk beheer dat de grenzen en de uit
gestrektheid nauwkeurig zijn vastgesteld, is
een aanmerkelijk deel van Samatra, Bor/ieo,
Celebcs en, om van de kleinere eilanden te
zwijgen, het gehccle aan ons toegewezen ge
deelte van Nieuw Guinea /'T/v? iii'-oi/i/t/'/.
De voordeden in den Indischon han
del zijn deiizelf'den weg gegaan als de zege
vierende admiraals en het politiek eu com
mercieel overwicht.
Te Aljeh hadden wij iu 't begin der 17e
eeuw reeds ecu factor v, vermeldt van De
venter. Thans worstelen wij er als een wan
hopige, om een geconcentreerde stelling te
behouden, terwijl de laatste wijsheid uit don
Haag waarmede een Minister de Neder
landsche natie vertrouwelijk polst, hoe /.ij er
over denken zou verkondigt, dat wij ons
nog verder terug moeten trekken naar een
heel klein puul aan de kust. \) In plaats
van te zeggen, dat <!e polsslag1' van het
huisvrouw heeft nooit tegenwerpingen 1e
maken. Aunika is gewoon te gehoorzamen.
Binnen in de kamer staat Paavo en zoekt
in de latafel. Hij haalt er alles in om en
werpt misnoegd de daarin bewaarde
zondagsche kleêren om zich heen op den grond.
Haar fraaie bruidskroon van spinsbek en
j naarlen ligt te flikkeren ondereen der stoelen.
[ Het prachtig bebloemd zijden kleed, een
erfenis van grootmoeder, wordt ter zijde ge
slingerd. In een grooten, geellmiincn lederen
j buidel wordt de geheele geldschat van het
huis bewaard, eenige tientallen marken in
blinkend zilver. "\Vat moet Paavo met het
geld doen, terwijl hij toch in stad de koe zal
gaan verkoopen? Maar Aunika vraagt naar
niets, zij zet het ontbijt gereed: kofiie, hard
brood van de stang en gezouten visch.
Eindelijk is hij gereed. Hij stapt langzaam
uit de kamer, zich bukkend onder <lc lage
deuringang. Daarna heft hij het hoofd weer
j op, maar zonder zijne vrouw aan te zien. Hij
ziet er goed uit, een gezicht vol karakter en
ernst. Zijn lichtblonde haren vallen hem
over het aangezicht. De uitdrukking der
| oogen wordt verborgen achter een paar wim
pers, die zelden worden opgeheven. De lijnen
van den mond zijn streng en men ziet het hem
aan dat hij niet gewoon is te lachen. Maar
het sterke, onbuigzame en gezonde in zijne
geheele gestalte komt zóó duidelijk uit
zooals hij daar staat is hij het evenbeeld van
de natuur in deze streek, schoon maar ge
streng en hard, ernstig en vreugdeloos.
Wat is het toch dat dezen .stempel van ge
strengheid en ernst gedeukt heeft op beiden,
de natuur en de menscheii .... wat veroor
zaakt deze stomme, bijna dreigende klacht,
die men leest in trekken en uitdrukking van
liet volk hier in het noorden ? Het antwoord
ligt voor de hand en is duidelijk merkbaar:
Nederlandsche volk >.in Aziëgevoeld" wordt
zou het tegenwoordig gepaster wezen om te
beweren, dat de polsslag der Atjehers gevoeld
wordt in den Haag.
Of is dit alles misschien onwaar? Is het
overdrijving? Discht de heer van Deventer
ons wellicht fabeltjes op? Men weet wel
beter.
Maar dan, zoo waarachtig als de Neder
landsche natie eens een mes gedragen en
het met eere gevoerd . 'eft. moest zij zich
tegenwoordig gaan afvra^ -. ? fc er
de schuld van is, dat haar ^ /aard u. aeer
gerespecteerd, haar koloniale handel van
buiten overvleugeld, haar eenmaal zoo
grootsche heerschappij over tien Archipel met
elk jaar voozer en wankeler wordt.
Men plaatse eens personen en stelsel.?,
op koloniaal gebied, naast elkaar, die uit het
eind der l Ode enhet begin der 17da eu die
van de tweede helft der Ode eeuw. De
lieeren Spi'enger v. Evk, v. Kees, Prnvs v. d,
Hoeven d. w. /. de geavoueerde groothe
den, gestempeld met het cachet der goed
keuring onzer natie of van hen, die haar
representeeren naast de heeren
Zeventienen, naast Keyser, M.'iteliefr' en Koen. Men
stelle de iWxp/'o-overeenkomst naast de
oudHollaudsche politiek, welke de Engelschen
tam maakte; de Atjehsche vredesfietieeu.de
geconcentreerde stelling naast het
krijgsbeleid van een Wolf'ert Harmeiisz, die in i GO l
met ;5 schepen eu 2 jachten in Straat Sunda
komende, zonder beraad een Portugeesche
scheepsmacht van 8 groote en 20 kleinere
bodems, welke Bantam blokkeerde, aanviel
en vernielde. En na al die vergelijkingen,
nuike men de rekening eens op. Van
Deventer's boek, klein van omvang, goedkoop en
daarbij ook populair geschreven, kan er ieder
| toe in staat stellen.
Het mag <!,'.ütevens door het lezend en
denkend deel tier natie uitgemaakt worden,
of de lof, nu en <laa in de Staten-Generaal
toegezwaaid aan hem, die tegenwoordig de
opperste leiding onzer koloniale zaken heeft,
dat hij nl. een Minister is <met zooveel kracht»
verdiend masi boeten.
Uitgemaakt, of de Kamerleden, die op deze
wijze de tegenwoordige staatkunde
bewierooken, den geest der Nederlandsche natie ver
tegenwoordigen.
En of lijdelijk mag toegezien worden, dat
een Indisch rijk, hetwelk bijkans 300 jaar
geleden, met het zwaard werd gewonnen en
door schranderheid, zaakkennis en iiere po
litiek uitgebreid en winstgevend gemaakt,
thans door fiscaliteit en bureaucratie dreigt
ten val te komen. A. B.
l) 7,ic de onlangs verschenen brochure van
er is iemand dien zij vreezen, een gast die
onontwijkbaar is als de dood, onbarmhartig
als het noodlot, en even. onverzoenlijk. Het
is deze gast, die den gebeden zomer door
buiten staat en wacht op de gelegenheid om
te eeniger stille nacht binnen te sluipen en
den dood te ademen over akkers en weiden,
over alle hoop cu alle menschenhart.cn. Zijn
naam is l'oral. en waar hij rondwaart, daar
wordt alles stijf en levenloos. Het was dit
spooksel dat Paavo altijd duchtte, altijd zag.
Hij zag het zelfs op den heidersten zomerdag,
als alles om hem heen baadde in zonneschijn ;
zag het en vreesde. ... Hij duchtte iederen
wolkvrijen avondhemel, iederen dag die ein
digde in stilte en kalmte. Ais de stralen der
Julimaan helder en klaar neervielen, stond
hij dikwerf op en keek uit in den nacht....
Zou hij komen, de gevreesde verwoester uit
het Noorden ?
Zóó is Paavo. Geheel anders is zijn jonge,
bloeiende vrouw. Zij is schoon als een roos,
donkerklcurig van huid en frisch. Hare blauwe,
vroolijke oogen spelen zoo schalks en de
wdbesneden mond is rood als een boschbezie.
Hare mollige vormen zijn niet fijn, maar
krachtig, en hare levendige, energieke bewe
gingen bewijzen dat zij gewoon is te werken,
zooals bet geheele huisje er van getuigt dat
zij ordelijk is en vlijtig; dat zij deze deugden
huldigt die zelfs de armoede sehooner maken.
Intussehen slaat de klok half vijf. Paavo
heeft zijn ontbijt geëindigd. Zijn vrouw neemt
zijne lange jas van den spijker en helpt hem
die aantrekken. At' en toeziet zesieelsg'ewijze
haren man aan, die met neergeslagen blik
en gefronsde wenkbrauwen op zijne bruine
sloffen rondloopt, in zijn eigengeweven don
kergroen jak en den vilten hoed over liet
voorhoofd gedrukt, ernstig en phlegmatiek,
langzaam en zwaarmoedig.