Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 496.
Het eerste fragment, de zang van den bard
(rhapsode staat er eigenlijk, dat is eem rondtrek
kend zanger, dio vooral gebeurtenissen uit de
geschiedenis van het land bezingt) behandelt de
umeming van Konstantinopel door de Kruisvaar
der» in 1204. De dichter heeft zich hier
klaar*?blijkelijk door de geschiedschrijver Nicetas
Choxiates laten inspireeren, waar deze in zijne historie
den val van de oostersche keizersstad beschrijft
Historia ex recensione J. Bekken, in het corpus
scriptorum historiae Byzantinae. Editio emendatior
et copiosior consilio B. J. Niebuhri C. F. Instituta.
Bonnae 1835. 80 bl. 757). Onze westersche ge
schiedschrijvers hebben dikwijls getracht die
kruisvaarders schoon te wasschen van het bloed
waarmee zij zich toen bezoedeld hebben, maar te
vergeefs! de schat van den St. Marcus te Vene
tiëis nog altijd daar om tegen hen te getuigen,
met de woorden van den ooggetuige Villehardouin.
die eigenbjk eene apologie op de inname schreef:
Ei uns aporta bien, et li autre mal (in de 3 ker
ken, welke men na eerst in het wild er op
losgeplunderd te hebben, ter verzameling van den buit
aanwees) car covoitise, qui est racine de tous
. maus ne leur laissa, ainsi commenciérent li
conToiteurs de la en avant a retenir les choses.";
De waardige en geleerde schrijvers van l'art
de vérifier les dates, Benedictijner monniken, ge
tuigen dan ook: la ville fut pillée avec une
barfcarie et des empiétés dont Ie récit fait horreur,
Geen feit komt er in het volgend gedicht voor,
dat niet door Nicetas wordt gestaafd, hij, die kon
zeggen quorum ego pars maxima fui, die zoo on
partijdig is dat hij de Grieksche keizers welke
de kruisvaarders misleid hebben zonder omwegen
óók daarvan beschuldigt. Moge deze zang van
den Griokschen dichter als een echo uit het Oos
ten zgn op den Aya Sofia van Prof. Schaepman,
wij vertalen zoo letterlijk mogelijk en behouden
de oorspronkelijke versmaat.
Het gezang van den bard.
Treur Westen, treur te zamen met het Oosten,
Verberg, o maan, uw zachte zilvorglanzen,
Gij zonne, doof uw licht en treur alomme
Natuur en breek nu uit in jammerklachten!
O, weent gij allen, volkeren der aarde,
Gjj Hellas mijn, treur nu in zak en assche,
Zij viel, zij viel, wee! wee! de stad der steden,
En binnen zijn thans meester de Latijnen!
Verduistert nu, gij luchters aan den hemel,
Gg dalen allen, weeklaagt nu en treurt!
Draag, Hellas mijn, liet donker kleed der rouwe,
Wee mij! geen spoor, ach, rest er van uw glorie!
Weent vuurge tranen, Hellas' maagdenreien,
Treurt kindren, ouders, van uw kroost beroofde,
Gij, heuvlen, treurt met bosschen en met bergen,
Schreit, slaaf en buitgemaakte Grieksche landen!
In bloed verdronken is het nieuwe Rome,
In bloed is, ach, Byzantium gedompeld,
In bloed verdronken liggen al haar straten
En kerken en de drempels van haar huizen!
In een onreine slachtplaats is herschapen,
Het heilig offeraltaar in den tempel,
Vervuld is 't al van moordenaars en geslachten;
Elk Frank, een moord'naar, offer elk' onnooz'le.
Wee, wee de tempel van de Hagia Sofia
Hij is geworden 't muildier \) tot een stalling,
Waar zij 't gewin der rooverij bewaren,
Den buit ter markte brengen van hun moorden,
Den heil'gen zetel der Chrysosthomussen (2),
O Allerhoogste hoe lankmoedig zijt Gij!
Besteeg een veile deern, een maagd der helle
En hief daar aan haar schaamtelooze lied'ren.
En weenend liepen rond verweeuwde moeders
En vluchtend liepen zij al jammerklachtend,
Met hangend haar, de maagden, schreiend,
dwaalden
De grijze vaders eenzaam door de straten.
Vergeefs, ach riepen maagden om bevrijders,
Vergeefs, ach, uit der boozen roovers boeien!
Alleen, verlaten gaven zij al snikkend
In 't eind den geest in der geweld'naars handen,
Bukoleoon's paleis, (3) ook uwe muren
Slechts blijven droog en storten geen tranen
Alleen de koninginne Agnes (3) weende
?Daar binnen u en jammerklaagde bitter.
En eenzaam staat de vorstenwaan, daar weven
De spinnen thans hun lichte fijne webben
Of houdt eed1 rooverstroep zijn drinkgelagen
Weent, weent, oen bitter lot staat u te wachten!
II.
Het lied van S a f o. 5)
Vlecht nu kransen, Mytilcensche Maagden
Schoon van kleur met sombre doodenbloemen 6)
Brandt welriekend hout van myrtetwijgen
En werpt kronen, bloemen op het leger
't Laatste leger van de dieprampzaalge !
Eenmaal zag van 's eilands hooge bergen
Onloeganklijk, eenzaam en verlaten,
Een in 't wit gehulde maagd ter neder
Op 't noodlottig voorgebergt van Leukas
Met een oog van tranen nat, ach arme !
Eene kroon van sombre chrysanthemen
Droeg zij, ach zoo jong, om haar lokken;
Met haar lokken door den wind ontstrengeld,
Daalde zij ter neder van de bergen
Bevend was haar stap bij 't nader treden.
En geen droefheid sprak er uit de blikken
Van de maagd, geen hooggestegen smarte
Van het hart. Een enkle traan, der glinstrend
Stil haar oog ontglipte, was het teeken
Van 't verborgen diepe zielelijden.
In haar hand houdt zij do lier omstrengeld,
In de golf werpt zij de lier ter neder,
Naar de golf buigt zich haar lichaam over,
Met de handen dekt zij zich de oogen
Golf, ontvang mij, zegt zij, en zinkt henen.
Diep rampzaalge! snel wordt zij verzwolgen
Door de golven, slechts een enkle stonde
Werd aldaar een licht gebruisch vernomen,
En gcbluscht was nu haar hevig smachten
Met het smachten ook gcbluscht haar liefde.
(1) Muilezels en beladen lastdieren werden
tot in het heilige des tempels gevoerd, eenige
daarvan gleden uit, daar zij wegens het gladde
plaveisel niet voort konden gaan en werden
met messen afgemaakt." Nicetas Choxiatas t. a. p.
(2) Chrysosthomu s de bekende redenaar en bis
schop van Konstantinopel.
(3) Een der paleizen van Konstantinopel, een
ander heette Blachernon.
(4) Agncs, dochtervan Lodewijk VII van Frank
rijk, verloofd aan Alexander II Comnenes en na
diens dood gehuwd met zijn moordenaar, keizer
Andronicus, na den dood van dezen laatste met
Branus.
5) In dit lied wordt het rampzalig einde der
beroemde lierdichteres Safo (omstreeks (iOO voor
Chr.) bezongen, die, volgens de legende, zich van
de Leukadiüche rots op Lesbos in zee stortte,
om van hare hoopeloozo liefde voor Faon genezen
te worden.
6) Nekranthema staat er in het Grieksch, dat
zijn de Chrusanthema der klassieken, bij ons
goudsbloemen, waarmede mcndoodenkransen vlocht
bij de Grieken.
TWEE LITTERATUUR-DRAMA'S
Lord Hyron von Karl Bloibtreu (I. Lord
Byrons letzte Liebe. Drama in flinf
Akten. II. Seine Torhter. Drama in
iïinf Akten). Leipzig 188(5. Verlag von
Wilhelm Fricdrich. 3 Mrk.
Men behoeft do verschillende werken van Karl
Bleibtreu (sinds cenigcn tijd ook in ons land
meer bekend door zijne brochure: Revolntion der
Littcratur) maar op te slaan, om tot het besef
te komen dat Byron ten allen tijde een grooten j
invloed op deze Duitschen schrijver heeft uitgo- \
oefend. Niet alleen dat hij in een roman: Der j
Traum" do ontwikkeling van don dichter (in het t
bijzondere geval: Byron) in den strijd met de |
wereld schetste, maar ook zijne novelle en ge- <
dichten vloeien over van herinneringen aan, en
aanhalingen uit Byron. In het door hem gerc- )
digeerde weekblad : Das Magazin t'iïr die Litte- i
ratur des In- und Auslandes" geeft hij van tijd
tot tijd min of meer belangrijke opstellen over
Byron's dramatische en lyrische poëzie. We
kunnen ons volkomen voorstellen dat Dr. Ed.
Engel waarheid spreekt, wanneer hij zegt dat
Bleibtreu de grootste Byron-kenner in
Duitschland is hij kon er bijvoegen : do grootste
Byron-vereerder.
Van deze Byron-voreering (reven de beide hier
boven genoemde drama's, die aan Ernst Possart
zijn opgedragen, ook weder blijk. Het eerste stuk
is een herdruk van Bleibtreu's eersteling op dra
matisch gebied doch geen slaafsche herdruk.
Bleibtreu is een onvermoeid werker, en rusteloos
tracht hij ook datgene wat hij vroeger schiep te
polijsten en volkomen te maken, liyrons letzte
Liebe" is gansch en al omgewerkt het was
eerst niet afgerond genoeg en te lang om opge
voerd te worden, een der dramatis pesonae,
Shelley, verdween.
Litteratuur-drama's, toor.eelstukken waarin de
hoofdrol vervuld wordt door de dii maiores of
minores in de letterkunde, zullen het groote pu
bliek slechts belang inboezemen, wanneer niet
slechts het onderwerp, doch ook de behandeling
in staat is de toeschouwers te boeien. Van
daar dat dergelijke drama's zoo dikwerf niet
bühnenwirksam" bleken te zijn. Of deze dra
ma's dat wél zullen, zal nog moeten blijken, daar
de opvoering er van nog niet heeft plaats gehad.
Wij gelooven echter dat Bleibtreu's stukken lan
ger dan l'espaco d'un seul jour ??of liever d'un
soul soir zullen leven. Toch is het niet on
mogelijk dat de regisseur vele citaten die minder
ter zake doen en de handeling bijwijlen doen
stokken, zal schrappen. Sommige echter heeft de
schrijver met zeldzaam talent weten in te schui
ven en tot het dramatische der handeling laten
bijdragen zoo b.v. de vertaling van de be
roemde stanza's Italia ! oh Italia !" ofschoon
men bezwaar kan hebben tegen de wijze waarop
de dramaticus deze en de volgende stanza ineen
laat vloeien ??niet uiteen artistiek oogpunt,
doch uit het oogpunt van waarschijnlijkheid.
Byrons lotzto Liebe" speelt natuurlijk in 1821
in Ravenna de laatste twee bedrijven ver
plaatsen ons in Livorno. De liefde van Byron
tot gravin Tcresa Guiccioli is, gelijk de titel reeds
aanduidt, het ouderwerp van dit drama. Het is
de vraag of een ander er in zal slagen deze
korte periode in Byron's leven zoo uitnemend uit
te werken als Bleibtreu het deed; ook bij lezing
boeit het drama even als het volgende, zeer.
Bleibtreu vond het noodig in Das Magazin"
eenige opmerkingen ten beste te geven naar aan
leiding van enkele vragen, hem ten opzichte van
het tweede drama gedaan. Bleibtreu heeft, waar hij
Adah Byron tot de hoofdpersoon van een drama
koos, niet de geschiedenis doch de verdichting
gevolgd. Het is bekend, hoe velen nog gelooven
dat Adah Byron is opgevoed in den afschuw voor
haar vader dat zorgvuldig Byron's werken voor
haar verborgen werden, dat zij eindelijk Byron's
portret en zijne gedichten heeft leeren kennen
en hoe ze gestorven is, geschokt door wat ze las
en door een ongelukkige liefde. Dit alles is
eene mythe, al vond Disraeli het goed om zijn
roman Venetia" er op te laten steunen. Adah
Byron is op haar 37ste jaar om met het eind
te beginnen gestorven aan gewone koortsen.
Adah Byron is volstrekt niet door hare moeder
verwijderd gehouden van Byron's gedichten
integendeel. Bleibtreu brengt in herinnering dat
Lady Byron gelijk bekend is een zeer ont
wikkelde vrouw ??eens aan eene vriendin mee
deelde dat Adah bekeerd was van haar tegenzin
in gedichten. Op de vraag, welke gedichten dat
bewerkt hadden, luidde hot antwoord: welke ge
dichten anders dan die van haar vader?"
Toch scheen ??en terecht deze mythe
Bleibtreu geschikter 'toe om het onderwerp van
een drama uit te maken dan de historie. Lady
Byron is natuurlijk ook in het drama de persoon
zooals velen ze zich voorstellen en ze in werke
lijkheid niet geweest is. liet bekende boek
van Harriet Beccher Stowe: The Byron
Controversy" heeft er niet weinig toe bijgedragen de
verkeerde voorstelling van Lady Byron in de wereld
te helpen: bij haar was ze do vervolgde martelares.
Bleibtreu teekent in de hierboven aangehaalde
toelichtingen in Das Magazin" haar zooals uit
vertrouwbare mededeelingen harer bloedverwan
ten, uit haar eigen onuitgegeven Diary" blijkt
dat ze geweest is. Zij was eene fijnbeschaafde
femme savante, die een goed hoofd had voor
wiskundige studies en ook, wat daarmee niet
altijd pleegt saam te gaan: zin voor poëzie.
Byron zei zelf eens tot haar: gij zoudt even goed
gedichten kunnen maken als Mrs. Hemans, en het
is bekend, dat hij deze zeer hoogschatte. Het
verhaal, als zou zij hem eens gevraagd hebben
wanneer hij toch dio slechte gewoonte van
versjesmaken zou arteeren, is te dwaas om er geloof aan
te slaan: men weet dat zij verscheidene gedichten
copicerde. 't Is waar, dat het huwelijk van
Byron met Miss Milbanko niet uit vurige liefde
is gesloten, doch do scheiding is niet zoozeer
haar wensch als die harer moeder geweest
deze dwong haar er toe. Lady Byron verklaarde
zelve, dat haar man al de eigenschappen van oen
goed echtgenoot bezat; ook verblijdde het haar,
dat hunne godsdienstige inzichten zoo overeen
stemden. Byron was, gelijk men weet, Calvinist.
Een aangenaam karakter had Lady Byron niet
hare familie stemde toe. dat zij verwaand was.
De opmerkingen van Bleibtreu dachten ons
belangrijk genoeg toe, om hier eene plaats te
vinden. Doch ze deden ons afdwalen van het
drama. Ook dit is voortreffelijk in elkaar gezet
on uitnemend is do preutsche Engelsche aris
tocratie geschetst niet minder het gefingeerde
beeld van Adah. Bleibtreu beschikt over een
uitncmendcn stijl en de gesprekken zijn uitermate
vloeiend. Dat hij in dit drama partij zon trekken
van het fraaie einde van Canto III in Childe
llarold's l'ilgrimage de fijngevoelde stanza's
door Byron aan zijne dochter gewijd, was te den
ken slechts de hand van den meester kan het
doen gelijk Bleibtreu het deed.
Ook deze drama's hebben ons niet geschokt in
de overtuiging, dat Bleibtreu ecu van de beste
tegenwoordig levende Duitsche schrijvers is.
ONZE OUDJES".
Als wij vroolijk of droevig omdwalcn op de
groote maskerade van het leven, strevende naar
eene goede plaats in de quadrille van het noodlot
of naar goed gezelschap aan het buffet van het
geluk, als wij, vergeetachtig voor al hetgeen achter
ons ligt, ons slechts uitstrekken naar al het
verIcidelijite, dat ons toewenkt in het verschiet, dan
volgen ons, getrouwd, bezorgd, hoopvol, twee paar
oogen van achter de verborgen, donkere
tooneelschermen, waar het leven schijnt opgehouden te
hebben, waar het stof toeneemt en de stilte
heerscht.
Langzamerhand worden ze meer verduisterd,
die twee paar oogon, de gezichtskring wordt meer
begrensd in do verte, maar breidt zich uit naar
boven en eindelijk zijn ze uitgedoofd, eerst het
eene paar en dan het andere, en als gij u dan
juist midden in het meest luidruchtige spel be
vind, daarbuiten op het groote tooncol, dan voelt
ge toch plotseling iets kouds en ledigs in het
harte cu iets vochtigs in het oog en daarna
danst ge weder voort, alsof er niets gebeurd ware,
maar als go nauwkeurig naar boven blikt in het
onmetelijke blauw, dan zijn daar twee nieuwe
sterren opgestoken, die slechts schijnen te stralen
voor u.
Maar in do oude tooneelschermen, waar het
stof toeneemt en de stilte heerscht, daar is het
zoo ledig en koud geworden, want de oudjes
zijn weg."
Dierbare, oude, grijze hoofden, die van de plaats
waar ons levenslicht ontstoken werd, onrustig zijt
uitgestrekt om ons te volgen op den kronkelendeu
weg, draal nog lang, lang bij ons hier beneden !
Dierbare, oude. verduisterde oogen, kijk ons nog
lang na op den levensweg !
Daarbuiten, in het snel wisselend leven, heet
het: uit het oog, uit hot hart," en als wij slechts
een paar jaren wegbleven van eene plaats, daar
wij meenden, dat allo deuren voor ons openston
den, alle harten warm voor ons klopten, dan
ontwaren wij niet zelden bij onze terugkomst ver
getelheid in de blikken en ijskeldor-atmosfeer aan
den vrienden haard.
Maar als gij na vijf, tien, twintig jaar hen ver
geet, die elkander eens met jubelende vreugde
omarmden over uw wiegje en dan terugkeert met
een beetje zonneschijn in uwen lach en cenigo
graden warmte in uw stem, dan zijn zij altijd
dezelfden, hunne harten hebben hetzelfde gevoel
voor u warm gehouden en als gij des avonds in
uw eigen, oude bed van vroeger insluimert, is
het u te moede of gij het eerst gisteren verlaten
had. Dierbare oude trouwhartige harten in ver
welkte, gerimpelde borsten, wordt niet moede
nog eenigen tijd te kloppen, houdt de oude
tecderheid nog eenigen tijd warm, want wij hebben
soms behoefte er uitterustcn van onrust en kommer
in den strijd des levens'.
Overal elders in de wereld worden wij ontvan
gen, al naar gelang het geluk ons gunstig is, met
geld op zak, goeden wind in het zeil en
Fortunaaan boord, zijn wij er zeker van met bijval be
groet en ontmoet te worden door vrienden, naar
welke kust der aarde wij den koers ook stellen
mogen.
Maar slechts in een enkele haven in de geheele
wereld kunt gij binnenloopen met gebroken mast
on gescheurde zeilen, met versleten boeg en ver
pletterde kiel, ja, met den dood zelf aan boord,
en toch een goede ankerplaats vinden en geopende
armen; dio haven heet het ouderhuis" en die
ankergrond ouderliefde" en lij" is daar aan
des vaders borst en stille wateren" vindt ge daar
in moeders tranen; daarvan kunt ge verzekerd
zijn. En bestaat er nog eenige mogelijkheid voor
den schipbreukeling naar den geest" om nog
eenmaal eigen dek te betreden op den levens
vloed en met voordeel de onstuimige baren te
klieven, dan is het als hij in die haven heeft
gerepareerd".
Er zijn vervelende oude hoeren en dames, dio
er uitzien als ingckankerde egoïsten, die in niets
belang stellen, die vergeten zijn wie Lucca is eu
er zich niet om bekommeren wie koning van
Bulgarije wordt, rechte oude vogelverschrikkers,
echte gepleisterde graven, knorrig, slecht ge
luimd, stijf.
Wilt gij den sleutel tot hunne harten kennen V
Wilt gij met n tooverslag hun ijs ontdooien?
Wilt gij deze egoïsten zien stralen en glimlachen ?
Niets is eenvoudiger.
Gij behoeft U slechts tot den dwarskop of
tot de oude, vervelende dame te wenden en
losweg te zeggen: Ik kom van Lyse Kyl on breng
U de hartelijke groeten van mejuffrouw uwe
dochter; zij is eene der sterren van het saizoen
daar", of: Ik heb nog nooit zoo'n klaveroogst
gezien als op tuvs zooifs landgoed dit jaar, rla(:
verzeker ik U, mijnheer", of slechts: Ik dronk
gisterenavond een glas punch met uw zoon in
het koffiehuis bij het Ilótcl, mijnheer de majoor,
en toen zeide hij " meer is er niet noodig
dan zulk banale phrase om deze oude lieden ge
heel te doen veranderen, om ze dadelijk aange
naam en medcdeelzaam te stemmen.
Voor aardsche liefde is het bezit eene levens
voorwaarde, maar de menige liefde, waarmede de
groote Nazarcncr. zijn eigen liefde tot ons wilde
vergelijken, kan zonder (ïat bezit leven en bewijst
reeds daardoor hare hemelsche afkomst. Zij
werd daar aangestoken maar brandt op aai-de.
De zoon groeit op in een huis. waar mogelijk
ieder zijner behoeften moet vervuld worden door
ontbering. De moeder is voor hem de eerste
vrouw op aarde en zelve heeft zij hem meer dan
haar eigen leven lief. Twintig, vijfentwintig,
dertig jaren van tcederhcid, waakzaamheid, smart
en onrust, moesten hem tonh immers tot haar
eigendom gemaakt hebben en haar de eerste
rechten hebben gegeven op zijn hnrt.
Maar daar komt hij op een goeden dag tehuis,
ontroerd, verward, blozend en gelukkig, neemt
de oude vrouw in zijn armen en vertelt haar. dat
eene andere vrouw, die hij sedert n twee, drie
maanden, mogelijk een half jaar kent, nu voor
altijd hare plaats in zijn hart heeft ingenomen,
dat zij zich moet tevreden stellen met de
krniinkens, die mogelijk vallen van de rijke tafel van
zijn echtelijk geluk en hij vordert als de natuur
lijkste zaak der wereld, dat '/.ij zich met hem
verblijden zal.
En zij doet het. Zeker, het kan gebeuren dat
een restje eigenliefde zich in haar hart laat gel
den, dat voelt alsof het barston zal bij de vrees
om een zoon te verliezen, mrar haar hart komt
dat altijd te boven en zij wijdt er zelfs een
plaatsje in voor de nieuwe dochter.
En die oude dame, die zoo welwillend werd,
toen gij slechts van baar lei u d spraak t, zij staat
gereed u in hare armen te sluiten, als gij een
vriendelijk, prijzend woordje over hebt, voor hot
kind van hare dochter. Want zie, de moeders
staan in liefde zoo ver boven de vaders, als de
vaders boven het overige nienschengeslacht, en
een grootmoeder van moederszijde, die het klein
kind in hare armen wiegt, is de geïdealiseerde
moeder, met Gotls eigen: merktceken voor lang
durige en getrouwe dienst" drukt op zijn eigen
werk.
Niets is in 't algemeen meer stuitend dan
pronkerij, maar er is n soort pralerij, waarbij wij
zonder scherpte onzen besten lach lachen, dat is
het pronken der ouderen met hunne kinderen.
Wij hebben het hart niet om de verblinde
mama onbarmhartig te honen met den
scliimpnaam van domme gans" als zij er xich over be
klaagt dat: de meisjes kompleet gek zijn op
haar zoon." Wij hebben den moed niet om een
van trots stralende grootmoeder te beduiden dat
alle kinderen op dien leeftijd zóó zijn !" als zij
ons vraagt of de kleine ziellooze vetklomp, dio
zij in do armen draagt, niet een wonderkind is.
En het zou ook nergens toe dienen, want zij zou.
ons in elk geval toch niet gelooven.
Veel beter dan met zoo iets te spotten is, om.
er alleen een weinig naar te streven om zooveel
mogelijk de plannen te verwezenlijken die ergens
in een hoekje van de wereld worden gekoesterd
voor onze toekomst, door een paar welbekende,
in hunne verwachting en hoop zoo halstarrigo
hoofden.
Dierbare, oude. grijze hoofden, rijpt slechts
langzaam ten oogst! Sujrnx
V A II I A.
Jbsen's drama Gespenster, dat dezer dagen te,
j Meiningen gegeven zal worden, beeft reeds een
i hecle geschiedenis. Het werd in 1881 gedrukt en
tegelijk aan de vier groote schouwburgen te
i Christiania, Bergen, Kopenhagen en Stockholm
! aangeboden, maar door allen afgewezen. Twee
i jaar later, in 188.'!, kwam een nog onbekend
| Zwecdsch acteur, uit de provincie, August
Lind| berg, met een /wecdschc troep te Kopenhagen;
hier, in do voornaamste tooneelstad van het
Noorden, gat' hij Handel, dien hij binnenkort; tot,
een Dcensche beroemdheid maakte. Hij keerde
naar Zweden terug.
Eenige maanden later vernam men, dat hij
(7espenster spelen zou, en wel te llelsingborg, een klein