Historisch Archief 1877-1940
* f
DE AMSTEEDAMMEE, WEEKBLAD VOOE NEBEELAND.
-<£-???
$ mogen beginnen met te vragen, of dit ge
voelen schijn van waarheid heeft.
' De naam op zich zelf verliest zich met recht
in *t duister der middeneeuwen. Amsterdammers
?oit de veertiende eeuw en hunne stadgenooten
van eea honderdtal jaren later, waren er de
msnschen niet naar, om andere dan terstond sprekende
aamen aan straten of grachten te geven. De
naam van Gravenstraat af te leiden van de
graJB6B, die op het kerkhof gedolven werden waarheen
?»de straat leidt, zou te veel hoofdbrekens hebben
gekost aan den eenvoudigen man uit het volk,
?dat in 't algemeen de spraakmakende gemeente
vormde. Had men aan het kerkhof den naam
wil.len ontleenen voor het straatje, men had het zon
der bezwaar Kerkhofstraat kunnen noemen; om
namen behoefde men niet verlegen te zijn.
Nieuwe-Z\jds Kerksteeg had b. v. beter klank gehad
«n die naam was nog duidelijker geweest, omdat men
de kerk altijd nog eerder zag dan het kerkhof.
Maar de naamgevers van ons straatje hebben
aan kerk noch aan kerkhof gedacht, wel naar 't
schijnt aan een autoriteit in 't dagelijksch leven
van weinig minder beteekenis dan de kerk: hun
landsheer, den graaf van Holland. Die gedachte
kunnen wq lezen in de wijze waarop men oudtyds
den naam van 4it straatje schreef.
In oorkonden van de vijftiende of zestiende
«euw vindt men dit straatje afwisselend tsgraven
straat" of sgravenstraat" noemd, terwjjl de brug,
. die over den burgwal geslagen wae bij de Nieuwe
kerk, in overeenstemming daarmede tsgraven- of
'g gravenbrug" werd geheeten. Die voorgevoegde
letters ts" of s" alleen vormen te samen met
de tusschengevoegde n" een zwakken genitivus
singularis, waarvan althans de eerste met het
voorgevoegde ts" verouderd en in onbruik ge
raakt is, terwijl de tweede zich tot op onzen
tjjd heeft gehandhaafd.
De oude perkamenten wijzen ons dus veeleer
op de straat van den graaf, dan op de straat van
de graven of grafsteden.
Maar nog langs een anderen weg worden wij
hier naar den graaf geleid. ,
Nog in 't midden der zestiende eeuw betaalde
de stad aan den rentmeester der grafelijke domei
nen zeker gering sommetje geld 's jaars voor den
afkoop van enkele thijnsen, die de grafelijkheid
jaarlijks uit diversche huysen in 's
gravenstraetgen" had getrokken en door de stad waren over
genomen. De eigenaardige wijs, waarop de
stadsthesaurieren met den rentmeester verrekenden
en de desbetreffende posten boekten, maakt het
onmogelijk anders dan met waarschijnlijkheid die
thynsbetaling na te sporen tot in de oudste The
sauriers-rekening van 1531, die perk en paal stelt
aan het onderzoek.
Het bestaan van dezen op die huizen der Gra
venstraat rustenden thyns bewijst, dat de erven
vroeger aan de grajélijkheid behoorden en ter
bebouwing waren uftgegeven. Maar hoe en wan
neer waren z\j in het bezit van de grafehjkheid
gekomen? Ziedaar een vraag, die moeielijk valt
op te lossen, vooral omdat de rekeningen van
den Bailluw reeds na 1370 ontbreken. Op dien
tijd werd de thyns nog niet getrokken, zoodat
wij mogen aannemen, dat de erven toen nog niet
waren bebouwd, maar dit neemt niet weg, dat ze
wel met de Amstelsche bezittingen aan den graaf
van Holland kunnen zijn overgegaan en door de
grafelijkheid in eigen gebruik z\jn behouden.
Zonder dat het uit de rekeningen moet blij
ken waartoe die erven dienden, kan men zich
weinig andere bestemmingen van die grafelijke
gronden denken, dan die van tuin van een of
ander gebouw, dat in onmiddelijk gebruik bij
den graaf of zijn gemachtigde was.
In alle steden had de graaf zijn open huis of
herberg, een huis waar hij, zoodra hij in die stad
kwam, zijn verblijf kon vestigen. Zulk een huis
had h\j ook te Amsterdam, en een aanzienlijk
poorter, Jan Pont, die in 1344 in de schepen
bank zitting had, wordt omstreeks die jaren
's graven waert tot Aemstelredamme" genoemd.
Waar dit grafelijk logement stond, weet men tot
dusver niet. Het is natuurlijk, dat men het op
een der aanzienlijkste straten in het hartje der
stad zoeken moet. En nu is er bijna geen ge
schikter plaats daartoe te bedenken dan de
Nieuwendijk, waar, blijkens dezelfde rekeningboeken,
ook een paar huizen stonden, diemet dien thyns
waren belast.
De gissing is nu wellicht niet te gewaagd, dat
een huis benoorden de Gravenstraat dit huis des
graven was, dat door Jan Pont, als waard, om niet
doch met last van onderhoud zal zijn bewoond, en
waarvan de tuin zich in de lengte langs het straatje,
dat daaraan zijn naam ontleende, zal hebben uitge
strekt en in de breedte langa den Nieuwendijk
van den hoek van 't straatje af tot aan of voorbij
het bedoelde huis toe. Dat die tuin ten slotte voor
bouw-erven werd uitgegeven, toen de open terreinen
binnen .de stad langzamerhand verdwenen, levert
niets onnatuurlijks op. Wanneer dit echter zou
geschied zijn, daaromtrent valt geen coujectuur te
maken.
Wij mogen het niet als een bloote toevalligheid
aanmerken, dat zich juist op deze hoogte van den
Nieuwendijk een huis bevindt, dat bewijsbaar reeds
langer dan twee eeuwen hot Keizershoi" heet, een
huis, dat gelijk oude Amsterdammers zich nog
zullen herinneren, eenigzins binnen de rooilijn
van de overige huizen lag en een voorpleintje
had, door een muur met een poort van den Nieu
wendijk afgesloten.
Dit huis kan zijn naam hebben verkregen in
den tijd toen de graaf van Holland de kroon
van 'tDuitsche keizerrijk droeg.
Schaakspel.
Zoo voeren wij een krijg, die niet verwoest of moordt,"' '
Maar in een ledig uur ons peinzend brein bekoort; No.
Zij dan de heerscher prat op bloedige laurieren, l
In 't strijdperk van 't vernuft zal ons eene eerkroon
sieren.
CEEUTTI.
No. 53.
Van Mr. J. G. CAMPBELL te Londen.
Bewonderenswaardig en zeer mooi, maar niet ge
makkelijk.
ZWART.
Kerstmis-Schaak.
l Geyer Stam.
hl h.8! l do f e4 2 hS hl mat,
l f5 f e4 -2 h8 g8 mat.
l b7 speelt.'2 h8 a8 mat.
l c5 2 h8 d4 mat.
l d3 2 h8 e5 mat.
l a4 2 e2 c3 mat.
No. 2 van J. W. E. Duitz.
C7 _ CG l K. f d5 (l 2
(l)Alsb. l K.?_b5 (2 2
(2)
(3) l
(4) l R. t
RNo. 3 E. A. Schmitt.
l dl föl g4 f :
e2 fömat,
eG d4 mat,
a3 b5 (3 2 e6 d8 mat.
R. f d5 (4 2 f7 c7 mat.
2 eG d4 mat,
2 gG e7, onv.; 3 D.
of T. zet mat,
Bij ander tegenspel volgt mat bij den 2den zet.
No. 4 F. van den Berg.
l fG?-g8! l K. d4(l) 2
(1) Als b. l d5 d4
2
No. 5 S. te Amsterdam.
l f4 g3! l R.
2 ... IR.
e7, onv.; 3
Een Pd. zet mat.
g8 hG, dG d5;
3 hG f7 mat.
f e4 (2 2 D. f7 mat.
t eG (2 2 T. d4 mat,
EEN PEETTIG SPELLETJE.
Kom lieve l" zegt M\jnheer Spoopendjjk, terwijl
ij pantoffels aantrekt en in zijn chambercloak
bij 't vuur gaat zitten, krüg het schaakbord eens;
we kunnen, voor we naar bed gaan, nog wel een
spelletje doen je leert zoo goed aan, dat 't een
pleizier is om met je te schaken." Mevrouw
Spoopendijk «giebelt van pleizier en schommelt de
kamer door om 't schaakbord te halen.
Welke zal ik nemen, wit of zwart, man!"
vraagt ze, tegenover haar echtvriend plaats nemend
op een stoeltje dat ongeveer twee palm lager is
dan zijn easy-clair. Zij plaatst het schaakbord op
ijn knieën en de hare, zoo dat het een helling
krijgt van ongeveer 50 graden.
'k Geloof dat je mij verkeerd verstaan hebt
lieve; ik stelde je niet voor om een glijbaan te
maken, maar om te schaken. Kijk! Zóó moet je
't houden" en hij duwt het schaakbord heftig
omhoog tot aan Mevrouw's kin en begint de
witte stukken op te zetten.
,Zou 't niet beter zijn om er een boek onder
te leggen, man! Of kun jij je knieën wat lager
houden ?" antwoordt Mevrouw haar kinnetje
wrijvend.
.Misschien wel, lieve! maar ik wil niet; mijn
knieën zijn er niet op gemaakt om tot onderstel
te dienen van een schaakbord. Als je 't bord niet
recht kunt houden, schei er dan maar gerust ui t,
Mevrouw Spoopendijk!"
O zeker, 't zal wel gaan", antwoordt geduldig
de vrouw en een pion in de hand nemend vraagt
ze: Wie heeft de eerste zet, jij of ik?"
Natuurlijk ik; blijf toch met je vingers van
je pionnen als 't niet noodig is. Zoo! ik zet
daar!"
Dan zet ik zoo!"
Neen lieve kind! dat 's stom van je, want..."
»0> Ja' JU kunt me slaan dat doe je toch
zoo graag, hèman? En..."
Als ik slaan wil, sla ik dus."
Nu goed, dan zet ik deze pion... hm!" en
Mevrouw steekt in gedachten verzonken voor zij
zet, de pion even in haar mond en blijft met het
figuurtje tusschen de lippen zitten nadenken.
Slik dat ding nu door, dan is Holland in last,
laat die stukken toch staan asjeblieft; wat 'n
onhebbelijkheid om die in je mond te doen?je
hoeft do pionnen toch niet op te eten, wel?
Zot hem neer, zeg ik je .. ."
Mevrouw Spoopendijk zet nu hot stuk voor
waarts en houdt duim en vinger er aan om haar
zet niet te verliezen, terwijl zij vraagt, als ik
hem hier zet, kun je dan slaan?"
Dat zul je wel zien als 't zoo ver is", grinnikt
mijnheer en als mevrouw den pion loslaat slaat
hij hem oogenblikkelijk met wreedaardig genot.
Dat 's jammer, maar ik dacht het wel. Nu zal
ik mijn paard zóó zetten of zóó of zóó
hm, neen zoo!"
,,'k Zou als ik jou was al de ruiten van 't bord
eens overspringen, denk jij dat je maar doen kunt
wat je wilt? Zet het daar!"
Nu ik, laat 'k eens zien. Hm!" Meneer Spoo
pendijk begint te fluiten.
Mevrouw ziet intusschen de kamer eens rond
ot de gordijnen wel recht hangen, of de
antimacassar niet scheef ligt op de canapoe, alles is in
uraözij geeuwt eens en eindelijk neemt zij een
stuk in de hand en wil zetten.
Wat beteekent dat?" bromt mijnheer, 't is
je beurt nog niet. Wil je bijgeval allén spelen,
zeg 't dan maar, dan gun ik je de pret laat
staan dat ding en wacht tot ik gezet heb".
Mevrouw zet de pion met een zucht neer en
licht het schaakbord even op, om haar arm die
met den elleboog op haar knie rust wat ontspan
ning te geven.
Kun je dat bord dan geen enkel oogenblik
stil houden ? Denk je soms dat 't een waschbord
is, dat je schuin in de tobbe moet zetten?
Dat is 't niet hoor! en 't is geen waterkan ook
waar je 't laatste druppeltje uit wil schenken,
<a) l
abodei'g h
WIT.
Wit speelt voor en geeft in drie zetten mat.
(Wit 9 en Zwart 6 stukken met K. c5).
Oplossing van Schaakprobleom No. 51.
Van G. L. de Boer.
l gl cl, K. c6; (a 2 Pd. d7, K. d5
2 Als boven, K. b5
Als boven, K. d4; 2 Pd. b3f, K. d
MEDEDEELINGEN.
Het probleem tournooi voor driezettige pro
blemen van de Jemtlands Tidning" te Ostersund,
Zweden, is eeeindigd. De uitspraak der jury dato
27 Npv. 11. luidt als volgt:
Prijzen. Ie prijs Otto Meisling, Kopenhagen.
2e prijs W. Jensen, id. 3e prijs Otto Fuss, Hannover.
Eervolle vermeldingen, lo P. A. Wennekendonk,
Utrecht, 2o. Josef Pospisil, Praag.
Er waren 54 mededingers. Hieruit werden na
zifting en wederzifting 10 gekozen om daaruit de
prijswinners aan te wijzen. Dat nader onderzoek
kende aan elk van hen de volgende punten toe:
25 punten Otto Meisling, Kopenhagen; 24 W.
Jensen, id,; 23 Otto Fuss, Hannover; 22 P A.
Wennekendonk, Utrecht; 20 Josef Pospisil, Praag.
13 C. Plank, Londen; 11 F. Möller, Ahlten (Han
nover) ; 11 G. C. Heywood, Jarrow (Engeland).
10 Karl Seitz, Steinbruck (Stiermarken), en 6
punten Friedrich Dubbe, Rostock (Pruissen).
(3) Als voren l Pd. b2 spit.; 2 fl c4 mat.
IPd. g4 spit; 2 T. e.r>mat.
l K. f T. 2 fl f3 mat,
l gG go 2 T. d4mat.
No. 6 van den oud-red, van Sissa.
l h2 h3! b5 b4 (1; 2 el?f2, c5 c4;
3 f2 e3, onv.
4 R. c5 of cl mat. (1) Als b. l c5 c4 2;
h3 f d3 f, c4 f d3 (a)
(a) Bij 2 c4 c3 volgt R. f c3; 3 R, d2,
b5 b4; 4 R. cl mat,
No. 7 van Samuel Loyd. De fijnheid bestaat in
de berekening dat zwart zijn koning verplaatst
moet hebben, dus niet mag rokkeeren. l D, al,
onv. 2 al h8 mat.
No. 8 van Weller-Charity. l f5 d4: 2 R.
a3!, K. e5; 3 R. ba, onv. 4 mat,
BRIEFWISSELING.
De tijd is te kort, om de opmerking te kunnen
controleeren. Spoedig volgt antwoord.
(b 3 D. c5 f, dG f c5; 4 l'd. c5 mat.
of 7; 3 T. b8 -f, onv.; 4 D. zet mat,
3; 3 T. e8, onv.; 4 T. zet mat,
No. 53bis. Probleem van C. Plank, Weybridgo.
Eerste prijs in het tornooi van don lerschon
Schaakbond. Wit K. el, D. bl. T. cG, Pd. d.O en
f4, pions g3 en h4 (7.
Zwart K. e5, pions dG, eG, h7 en h5. (5 met
K. eó. Wit begint en geeft in drie zetten mat,
Schaakzuil.
Opgedragen aan den heer C. E. A.Dupré, door
de heer E.H.E.van Weelderen, beiden te Rotterdam.
Wit K. d2, D. c2, R. e2, Pd. d8, pions c3, d4
en e3 (7
Zwart K. d5, R, d7, pions c4, e4 en dG (5 met
K. d5. Wit begint en geeft in twee zetten mat.
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Nagekomen juiste oplossingen van Flenugafed
te Kaatsheuvel no. 50 en 51 met 50bis en no. 51
bis en 52 en Ernst te A. no. 50.
Juist opgelost No. 51 met Kerstmisschaak no. l,
2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 door Flenugafed te Kaats
heuvel en Henri, ook 52 en G. T. v. H. Ook
Eindspel Otten en partij D. en V. W., alsmede
W. v. H. te Delft als boven zonder het Eindspel
Otten. A. v. H t. H. no. 52 te H., Mei" en C.
T. v. H. te A. No. 51 en 52 met Klett's ui en K.sch.
maar 't is een schaakbord, versta je? En dat
moet recht horizontaal gehouden worden
Weet jij wel eens wat horizontaal is? hm!
natuurlijk niet. Enfin! Nu zet ik zóó " hij
verplaatst een stuk en let er niet op dat zijn
koning daardoor gevaar loopt.
Goed, dan neem ik je koning en deze twee
pionnen, ha! ha! ha! ha!"
Daar zul jij wel afblijven, ik bedoelde dien
zet zóó niet. Zeg vrouw, als jij niet schaken
kunt zonder te kakelen als een hen, hou dan
liever op. Daar nu, ik heb dat stuk terugge
nomen en zet 't hier, ga nu je gang!"
Zetten?"
Ja! dacht je soms dat ik nog voor jou zetten
zou?"
O, zoo! Zou ik hem hier zetten mijn raadsheer ?"
Uitstekend!" Meneer Spoopendijk slaat den
raadsheer en een pion, lacht van genot en fluit
een deuntje.
Ik zag niet dat hij gevaarlijk stond," protes
teert mevrouw; ik neem dien zet terug, 'k wou
hem liever hier zetten."
Te laat, lieve! Te laat! Denk dan ook beter
na bij 'tgeen je doet! 't Is jou beurt... ."
Hè, hè!" grinnikt mevrouw, die met een paard
een zet gaat doen, nou kan je koningin weer!"
Wat maak je een drukte over mijn koning en
koningin," valt meneer in; blijf er af en hou
't bord recht.... kijk nou, de boel valt om."
Zoo! ze staan al weer hè, Spoopendijkdat's
aardig, nou staat je koningin niet meer schaak
hoe komt dat?"
Weet ik 't hou 't bord recht,... je doet
't er om,, geloof ik daar valt weer een kasteel
op den grond. Och met jou is geen land te be
zeilen daar leit de heele rommel dan," hij
slaat het bord om. Geef me mijn grogje ik
ga naar bed."
Zooals .je wilt, man."
Als Spoopendijk te bed ligt en zijn vrouw
bezig is om de stukken van den grond op te
rapen en te bergen, stookt hij zijn hoofd uit 't
ledikant en zegt slaperig: je bent toch een
vreemd mensch; bedankt me niet eens voor 't
lesje!"
Maar Spoopendijk ...."
Gr, urrrchrrr! Gw'nkrucchrr!
Mevrouw luistert en zegt terwijl ze haar nacht
muts opzet: zijn koningin stond toch schaak,
hè-hc-hè-hè."
EEN AMEBJKAANSCHE ADVOKAXENSTBEEE~
In een Amerikaansch blad verhaalt een
Amerikaansch advokaat de volgende geschiedenis: Wojj,.
Torn Greening, Joe Joliburton en, ik, allen.reéhts-'
arden, maakten een commissie van advokaten.
uit, door onze ambtgenooten met de opdracht.
vereerd, om uitdrukking te geven, aan onze smart,
over den glotselingen dood van onzen diepbe^
treurden vriend Ismael Flay. Old Ish", zooals,
de gestorvene tijdens zjjn leven steeds genoemd
werd, trof namelijk het ongeluk dat hem een
zftner slagaderen sprong, en hij midden in een hef-,
tigen uitval tegen een zwakken, kleinen geeste-,
hjke morsdood viel. De priester had tegen een
onbeschaamden lasteraar de hulp der wet inge-,
roepen; Old Ish" was tot verdediger van dea.
aangeklaagde benoemd en had zeker in zjjn heele
leven niet met zoo veel hartstocht en vuur ge
sproken als in dit pleidooi. De arme
zielenher,der hoorde met ontzetting de schildering van. z\jn
eigen karakter aan, dat door den advokaat steeds
zwarter en zwarter werd geschetst. Doch toen
Old Ish" in de grootste opwinding juist op het
punt stond, de meest krasse scheldwoorden als
laatsten troef uit te spelen, sprong zooals reeds
gezegd is een zijner slagaderen en stortte hij
levenloos ter aarde.
Onder al de door ons geuite zinnen, die zeep
voor onze verbeeldingskracht pleitten, speelden,
de deugden van den gestorvene geen geringe rol^
doch toen wij over de ontroostbare smart spra
ken, die ons zijn verlies veroorzaakte, was Joe
Joliburton toch van oordeel dat deze betuigingen.
huichelachtig en schijnheilig waren en verzocht
ons vriendelijk, onze overdreven uitdrukkingea
wat te matigen. 0]D de vermoeiende officieele
vergadering lieten wij een meer huiselijke volgen
onder het genot van een goed glas wijn, en bij
die gelegenheid vroeg Joe ons: Weet jullie wel,
hoe onze diepbetreurde collega indertijd naam
heeft gekregen?"
Noch ik, noch Torn hadden tot nu iets daar
van gehoord en wij verzochten daarom Joe, om
ons die geschiedenis eens te vertellen. Ik ken
ze ook maar van hooren zeggen", begon hij, maar
ze wordt in Bromsage County, waar Old Ishf "t"
allereerst als advokaat optrad, voor historisch ver
teld. Ish was al bijna twee jaar advokaat, zon-,
der dat hij ooit een cliënt bij zich had gezien.
Hij was de onmiddellijke oorzaak van tal van ge
schillen, doch als hierbij de hulp der wet werd
ingeroepen, ontdekte hij telkens 't was wel om
wanhopig te worden dat hij de vette visschen
in het net van een leeper visscher had gejaagd.
Hij had niets te doen, het onnoozelste rechtzaakje
zelfs werd niet aan hem opgedragen.
Do zaken begonnen voor hem steeds bedenke
lijker te staan. Zijne huisjuffrouw gaf hem tame
lijk onz?cht te kennen dat hij, als hij zijn schul
den niet betaalde, naar eene andere woning kon
omzien. De kleermaker weigerde een nieuwe
broek die hem besteld was, af te leveren; ja zelfs
do koffiehuishouder, die anders altijd vroolijk keek,
zag brommig en knorrig, als Mr. Fiay zei: Schrijf
maar op", en hij was nooit meer verrukt als do
andere hem uitnoodigde zichzelf ook een glaasjen
in te schenken.
Op een gooden dag was het heele stadjen in
rep en roer. Een vreeselijke moord was gepleegd.
Twee vreemde jongelieden, die elkaar oogenschijn
lijk niet kenden, waren kort te voren in het
stadje gekomen. Een van hen was daarop plotse
ling verdwenen en na een paar dagen vond men
zijn door een kogel doorboorden hoed, die daaren
boven nog met bloed was bevlekt, op een een
zame plek weer, in welks nabijheid, zooals het
spoedig bleek, de vermoorde, door den vreemde
vervolgd, gezien was geworden.
Toen men don laatste in hechtenis nam on
onderzocht, ontdekte men aanstonds bloedvlekken
aan zijn kleéren en daarenboven vond men hem
nog in het bezit van een horloge en andere kost
bare voorwerpen. Men wist dat deze eigen
dom van den verdwenene waren geweest,
De gevangene weigerde hardnekkig eenige op
heldering te geven, doch hij zond onmiddellijk
tot Mr. Flay om aan hem zijne verdediging op
te dragen. Natuurlijk waren er velen, die hem
aanraadden de zaak in de handen van een meer
ervarene te stellen, doch trots al die pogingen om
hem te overreden bleef hij bij zijn plan, De
man is bepaald van plan om zichzelf aan de galg
te brengen!" zeiden de advokaten honend, het
eenige, wat Flay doen kan, is zijn cliënt voor
krankzinnig te verklaren ??hij heeft dan ook
trouwens door zijne keuze van een verdediger wel
bewezen dat hij niet toerekenbaar is!"
Doch sedert dien dag begon Flay plotseling in
de schatting van iedereen te stijgen. Een advo
kaat, die een moordenaar moest verdedigen, was
in Bromsage County geen gewoon verschijnsel.
Zijne juffrouw beerde weer, de kleermaker leverde
niet alleen de ingehouden broek maar bovendien
nog een heel pak, zonder dadelijk geld te vragen,
en do koffiehuishouder schreef met ijver zooveel
gin's en brandy's op, als Mr. Flay geliefde te drinken.
Kortom, deze behoorde al heel spoedig tot de
meest geachte advokaten.
Wat nu het geval zelf en den cliënt van den
advokaat betreft ??daaromtrent hulde Mr. Flay
zich in een ondoordringbaar stilzwijgen, 't Eenige,
wat hij zei was, dat hij geen moeite zou sparen
en dat de uitslag van zijne verdediging het pu
bliek misschien nog wel zou verrassen.
Toe de gewichtige dag genaderd was, en Mr,
Flay in zijn deftig zwart pak, waaraan de kleer-,
maker al zijne kunst besteed had, verscheen, in
gezelschap van zijn cliënt, wendden aller bukken
zich naar den advokaat en den misdadiger. De
jonge advokaat zag ernstig en peinzend. Velen
waren van oordeel dat hij door den last zijner
verantwoordelijkheid gedrukt werd, doch toen hq^
de leden der jury ondervroeg over datgene, wat;"
zij gehoord hadden en wat hunne meening wasv
geschiedde dit met eene fiinkheid en gevatheid^
die de oudere advokaten bepaald versteld deed:
staan.
Twaalf brave en rechtschapen mannen werden
tot jury-leden gekozen en nu begon de strijd.
Mr. Flay kon geen getuigen voor de onschuld van
zijn cliënt aanwijzen, maar de manier waarop hq
de getuigen, die de aanklacht ondersteunden, be
handelde, door hun heele leven, ja zelfs hei leven