De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 16 januari pagina 1

16 januari 1887 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEEDAMMEK WEEKBLAD VOOR NEDEKLANI teder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124.) Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN H O LEE M A, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 16 Januari, Abonnement per 3 maanden f 1.?. fr. p. p. f 1.15. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, lke regel meer . . . 0.20. Reclames per regel 0.40. 10 Februari a s. zal van dit Week blad een jOranjenommer verschijnen en geheel gewijd zija aan het HUIS ORANJE NASSAU. 2 Chromolithografiën, in 9 kleuren gedrukt, en nog 8 groote platen, ontworpen en geteekend door de Kunstschilders: DAKE, VAN ESSEN, STEKLIKK, "WIJSMULLER en BRAAKENSIEK, zullen dit Oranjenommer versieren. De tekst wordt geschreven door onze eerste Letterkundigen. Ondanks de zeer kostbare uitvoe ring is de prijs op ? l bepaald. Alle Boekhandelaren en Postdirec teuren nemen nu reeds bestellingen aan. Tj, VAN HOLKEMA, Uitgever. I N H O V D: DE KLEINE INDUSTRIE. FEUILLETON: Zij houdt zooveel van kinderen, naar het duitsch van Max Kretzer, (Slot). VAN OVER, DE GRENZEN, door E. D. Pijzel. UIT PARIJS, deer A. B. KUNST EN LETTEREN: Het Tooneel te Amsterdam, door Alb. Th. Kunstten-toon-stelling, door A. Th. Zola's aanstaande roman. De zoogenaamde Vlaamsche Academie, door Dr. Jan ten Brink. ? Maurits van Moreeleu", door C. Den heere Justus van Maurik Jr., door F. v. d. Goes. Aan den heer F. v. d. Goes, door Justus v. Maurik Jr. VARIA. MILI TAIRE ZAKEN: Brieven over het zoogenaamde oorlogsrecht, V, door R. G. Moerbeek. Oud-Amsterdamsche Verscheidenheden. SCHAAKSPEL. ALLERLEI. RECLAME. HANDEL. BEÜRSOVERZICHT, door E. B. TE HUUR. ADVERTENTD3N. Feuilleton. 23 Mt zooveel van Enten. naar het Duitsch VAN MAX KRETZER. (Slot). Mevrouw is weer alleen. Nogmaals grijpt ze naar de_pen en staart nadenkend op het voor haar liggend sneeuwwitte papier, waarop ze gewoon is neer te schrijven wat ze over dacht heeft. Zij wil hare vele bekoorlijke kindergeschiedenigjes met eene vermeerderen. Zjj is gewoon-, eerst naar een goeden titel te zoeken voor ze de stof bewerkt; ze heeft hem gevonden, neen, hij bevalt haar niet en ze schrapt hem door. Een nieuwgekozene gaat het evenzoo. 't Is toch wonderlijk, dat ze van daag geen behoorlijke gedachte kon vinden. Ze beproeft nu de vertelling te beginnen zonder den passenden titel gevonden te heb ben, doch ze kan maar niet slagen. Verdrie tig legt ze de pen neer, staat op en loopt onhoorbaar over het tapijt heen en weer. Maar de gedachten willen niet komen, ze heeft opwekking noodig, een soort inspiratie die nu eenmaal volgens hare meeiiing, volstrekt noo dig is. Ze drukt voor een tweede maal op het knopje der electrische schel. Het meisje dat hare boodschap reeds lang heeft gedaan, rerschijnt weer. »De Kinderen!" Het meisje heeft den knop van de deur in de hand, als ze nog het bevel ontvangt: »Ik ben voor niemand te «preken. Om twee uur ga ik me aankleeden, en om drie uur eten we". Mevrouw R. ontbijt nooit, als ze laat is op gestaan, m.iar is dan ook trouwens gewoon om heel vroeg te dineeren. De kinderen worden binnengebracht, maar blijven vreesachtig en beteuterd aan de deur De kleine industrie. De afdeeling Amsterdam der Vereeniging tot bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid heeft eene commissie benoemd met opdracht: »een onderzoek in te stellen naar zoodanige takken van Nijverheid, die thans hoofdzakelijk in het buitenland worden be oefend, maar wellicht evenzeer in Nederland met goed gevolg kunnen worden gevestigd; om zoo d oenlij Jt tot de uitkomst te geraken, dat, door de uitbreiding van takken van nijverheid hier te lande het evenwicht worde hersteld tusschen vraag en aanbod van ar beidskrachten". Dit was een goede daad. Daar zijn een aantal takken van nijverheid, die hier, zoo al niet even goed als in het buitenland, met voordeel zouden kunnen worden uitgeoefend. Het zou het onmogelijke van eene commissie gevergd zijn, aanstonds daarvan een volledig overzicht te geven, met aanwijzing van de middelen om die nieuwe industrie hier te lande te vestigen. Doch een zoo loffelijk werk te beginnen, verdient reeds waardeering. Die waardeering onthouden wij dan ook der commissie, wier rapport voor ons ligt, niet, al moeten wij erkennen, dat haar mededeelingen ons wel een weinig teleurstellen. *Reeds bij eene oppervlakkige beschouwing der aan deze commissie gestelde vraag was het onze meening, dat eene afdoende beant woording onoverkomelijke moeielijkheden zoude opleveren", met deze mededeeling begint zij haar rapport. Zij wilde blijkbaar geen overdreven verwachtingen aankweeken. Maar wie was voorbereid op hetgeen nu volgt? »Die meening werd bij een nader onderzoek slechts versterkt; eene raadpleging der staten van in- uit- en doorvoer, door het Ministerie van Finantiën uitgegeven, toonde ons wel aan, dat voor vele categoriën van artikelen, waarvan de vervaardiging hier te lande mogelijk kan worden geacht, een belangrijke invoer plaats vindt; maar de onder n hoofd samengevatte artikelen zijn meestal van zóó uiteenloopenden aard, dat eene aanwijzing van bepaalde voor vervaardiging in aanmer king komende voorwerpen op grond der in bedoelde staten vervatte gegevens onmogelijk mag genoemd worden. »Wij trachtten toen door raadpleging van personen, die als importeurs of exporteurs staan. Ze weten al heel lang dat ze, als zij werkt, en ze bij haar zijn, zich zoo stil inofelijk moeten houden. Duidelijk kan men op e bleeke, doorschijnend teere gezichtjes vrees lezen, angst spreekt uit de groote. donkere oogen, waarmee ze naar de schrijftafel staren, uit de wijze, waarop ze met dichtgenepeii handje_s de rokken der kindermeid vasthouden. Wie kinderen kent, ziet bij den eersten oog opslag dat hij met beklagenswaardige schep seltjes te doen heeft, die door de liefdeloos heid al vroeg aan het kwijnen zijn geraakt. Zoo verwaarloosd zien ze ook uiterlijker uit. Vooral de knaap schijnt veel geleden te heb ben. Zijn wangen zijn ingevallen, zijn oogen staan slaperig, zijn lippen zijn kleurloos. Is hij ziek? niemand heeft hét hem gevraagd, ook zijn moeder niet, die hij slechts weinige uren op een dag ziet, ook niet de kindermeid, die, als mevrouw weg is, zich zoo weinig mo gelijk met de kinderen bemoeit. Stil lijdt hij, zonder het te weten. Wat wil mama van hen? Zijn ze in de kamer daarnaast te druk geweest? Zou ze boos zijn? 't Is alsof er een zonnestraal over hun gelaat glijdt, als mevrouw R. onmiddellijk daarop beveelt: «Breng het speelgoed van de kinderen." Dus mama is niet boos? Mama wil met hen spelen ? Nauwlijks is de kindermeid vertrok ken of ze stormen op hun moeder los en om klemmen haar, ze kijken haar lief aan, als wilden ze haar voor dien plotselingen omme keer bedanken. Mevrouw is wel zoo goed, de kinderen aan haar hart te drukken, ze hare «lieve zoete kinderen" te noemen en ze eenige keeren meer dan gewoonlijk achter elkaar te kussen. De kinderen zijn haar niet van het lijf te slaan. Ze hebben in zoo lang al niet het genot gehad mama zoo opgeruimd te zien en op haar schoot zoo teeder gelief koosd te worden. Het speelgoed wordt in een hoek gebracht, de kinderen juichen. »Nu speelt nu maar zoet, je moogt zoo veel leven maken als je maar wilt." En nu begint er een rumoer, een gelach en een aardig gebabbel dat een kindervriend er van zou watertanden. Broertjen en zusjen hebben om strijd de grappigste invallen, 't Is verwonderlijk hoe de jongen opvroolijkt. Zijn oogen schitteren, zijn wangen gloeien, maar men ontvangt toch den indruk dat hij ziek is. Iiitusschen zit mevrouw weer voor haar schrijftafel en luistert naar elk woord der kleintjes, let op elke hunner bewegingen. Ze bestudeert de kinderen. Haar gelaat heldert op, hare gedachten krijgen vaster omtrekken, ze glimlacht. Ecu woord uit den mond der kinderen heeft haar geïnspireerd, er heeft haar met den titel een voortreffelijk onderwerp aan de hand gedaan, dat ze nu moet ver werken. Plotseling kijken de kinderen heel verbaasd op, als ze de luide rtem hunner moeder hooren, die hun beveelt om nu eindelijk eens met dat »helsche lawaai" op te houden en naar de, kinderkamer te gaan. Het was niet meer uit te houden. Verschrikt staken ze hun spel, laten de blokjes van de bouwdoos uit de handen vallen en gaan zachtjes heel dicht bij elkaar zitten. Hun glasheldere lach. is verstomd, de angst is weer te lezen op hun onschuldige gezichtjes, vroolijkheid en opge-' ruimdheid zijn verdwenen. Het kindermeisje komt weer binnen, om het speelgoed op te ruimen en ze mee te nemen. Aarzelend zien ze nog eens naar mama, die hun den rug toekeert. Ze hopen nog pp een woord, dat niet zoo hard klinkt als die woorden van zooeven; en als het niet gesproken wordt, verlaten ze met droeve gezichtjes_ de kamer. Mevrouw R. is weer op nieuw in haar element. Zeker en gemakkelijk glijdt de pen over het papier, regel op regel volgt, de stof breidt zich uit, de vorm wordt meer afgerond, aandoenlijke tafereeltjes wor den geschetst en er ontstaat een treffende kindergeschiedenis, waarin de moederliefde een rol speelt. Mevrouw R. wordt er zelf door geroerd, hare oogen worden vochtig. Plotse ling wordt ze gestoord door kloppen op de deur. Ze heeft heel en al niet aan de kamenier gedacht en ze wordt er aan herinnerd dat het drie uur en de tafel gedekt is. Aan de vermaken schijnt er dezen winter geen eind te zullen komen; van alle kanten regent het uitnoodigingen, de nacht wordt tot dag gemaakt. Mevrouw R. wordt daardoor zoo volkomen in beslag genomen dat ze van bepaalde artikelen bekend staan, nadere j inlichtingen te verkrijgen, doch stuitten i daarbij op zooveel bezwaren, dat wij de hoop moesten opgeven om op die wijze tot eenig ? resuHaat te kornen. Eene volledige beant- | wotrding der gestelde vraag bleek dus buiten ? ons bereik te liggen. . j «Wel is waar stonden ons artikelen voor den geest, waarvan de vervaardiging hier te lande met goede resultaten a priori mogelijk schijnt, maar het is haast onmogelijk, zich zoowel omtrent de kosten van productie, als omtrent de mogelijkheid en de grootte van afzet gegevens te verschaften, zonder met de fabrikatie er van eene proef te nemen. »Tot diergelijke proefnemingen kon onze commissie natuurlijk niet overgaan. Daaren boven meende zij, dat die met meer kans op goeden uitslag aan het particulier initiatief konden worden overgelaten.'' De commissie geeft dus niet alleen geen afdoend antwoord, maar in het geheel geen antwoord op de haar gestelde vraag. Een volledige beantwoording bleek buiten haar bereik te liggen, en aan een onvolledige heeft zij zich niet gewaagd. Nu zij niet vol ledig en afdoend kon inlichten, schijnt zij angstig geweest te zijn een enkel woord te spreken, het noodig geoordeeld te hebben te verzwijgen ook hetgeen zij wist. Wel stonden artikelen haar voor den geest, waarvan de vervaardiging hier te lande met goede resultaten a priori mogelijk schijnt, maar zij noemt er geen enkel, wijl het »haast onmcgeüjk schijnt" omtrent productie, kosten en te verwachten afzet iets zekers te zeggen, zonder met de fabricatie er van een prosf te nemen. Uit dien hoofde laat zij ni,;t alleen de proefnemingen aan het par ticulier initiatief over, maar ook de onder zoekingen die haar waren opgedragen. Zal men der commissie hiervan een ver wijt maken? Men heeft daartoe niet het recht. De heeren hebben ingezien, dat men haar een taak had opgelegd, te zwaar voor hunne krachten. Dit neemt echter niet weg, dat de Verc.cniging ter Itevordr.ring van, Fa brieks- en HandwerksntjverJicid -in Nederland en hare Amsterdamsche afdeeling er wel aan zullen doon, de quaestie niet met dit rapport van de baan te schuiven. Het is van het hoogste belang, dat onze kleiue en groote nijveren zoo volledig mogelijk worden inge licht omtrent de takken van industrie, welke hier te lande verwaarloosd worden, ofschoon zij m3t vrucht zouden kunnen wor den beoefend. Zelfs onvolledige gegevens daaromtrent kunnen van groot nut zijn, daar zij misschien bij menigeen een denkbeeld doen ontstaan, dat anders achterwege zou blijven. Vooral geldt dit van de kleine industrieën, die zonder groote kosten ook door enkelen kunnen gedreven worden. Daar zijn duizenden in den lande, die elke vin gerwijzing met dankbaarheid zouden ont vangen, wier blik niet ruim genoeg is om zelf te zoeken en te vinden wat voor hun geringe krachten past. Bestond er een met de noodige kennis van zaken toegerust lichaam, dat met allen ernst zich aan zulk een onderzoek kon wijden, gesteund zedelijk en stoffelijk door den Staat en door al die inrichtingen, welke hier de nijverheid en het welvaren des volks bedoelen, men zou daar van op den duur veel goeds mogen verwach ten. In deze overtuiging zoudon wij het zeer betreuren, indien de eerste bladzijde van dit rapport, dat wij thans bespreken, door de afdeeling Amsterdam als de laatste wierd beschouwd, die zij aan de door haar opgewor pen vraag had te besteden. * * * Gelukkig heeft de Commissie, namens welke zoo ijverige mannen, als de heeren A. Kerdijk, L. Serrurier en C. Dijkmans, ver slag uitbrengen, zich niet tevreden gesteld . met de genoemde negatieve slotsom. Toen zij het er misschien wat al te spoedig over eens geworden was, dat van het «par ticulier initiatief" proefnemingen moesten uit gaan, heeft zij zich afgevraagd op welke (Ifijs dat particulier initiatief bevorderd kon worden. »Eenige leden wezen op inrichtingen, die in verschillende groote steden van het bui tenland bestaan, waar in een grooter gebouw werkplaatsen van verschillende afmetingen verhuurd worden, voorzien van doorloopende werkassen met riemschijven, die het mogelijk maken, van de door eene centrale stoom machine geleverde kracht in elke werkplaats zooveel te gebruiken, als noodig is voor het in beweging brengen der vereischte kleinere hulpwerktuigen. Bestond zulk eene inrich ting ook hier ter stede, dan verviel een groot gedeelte der bezwaren, die proefnemingen tot vervaardiging van nieuwe artikelen opleveren, aangezien alsdan de kosten van zulk eene want ze blijft lang slapen, hare kinderen alleen maar aan tafel ziet en zelfs dan nog maar even, want gewoonlijk heeft ze om dien tijd geen eetlust. Ze leeft als in een roes. Haar dagelijksche werk wordt tot 's namid dags uitgesteld. '\Verpt ze de pon neer, dan heeft ze juist nog tijd genoeg, om toilet voor 's avonds te maken. Een kort bevel aan ds meiden, een vluchtige groet aan de kinderen. en ze is met »liem" verdwenen .... 't Is drie uur in (ieii nacht; er woedt een hevige sneeuwstorm, zoodafc het rijtuig, dat mevrouw R. aan de zijde van haar begeleider van het bal thuis brengt, slechts mat moeite kan voortgaan. Hoewel ze zich vast in haar met bont gevoerden. mantel heeft gehuld, huivert en rilt ze toch van de koude. Daarbij komt nog eaii onverklaarbare ongerustheid, waardoor ze zenuwachtig wordt en niet veel praat. Een zucht van verlichting ontsnapt haar, als het rij tuig eindelij k voor de deur stil houdt. Met een korten groet neemt ze afscheid, blij dat ze een. warm vertrek kan opzoeken. Daarenboven is ze afgemat en doodmoe. Het portier wordt toegeslagen, het rijtuig rolt verder. Ze slaat een vluchtigen blik op de vensters der eerste verdieping van haar woning. Er is licht op. Wat beteekent dat? Een donkere, schaduw beweegt zich achter de gordijnen van' de laatste kamer. Ze weet niet wat ze ervan denken moet. Groote onrust maakt zich van haar meester, doodsangst overvalt haar. Als het eens dieyen waren en ze is alleen! Ze kijkt het rijtuig na, het is al heel ver weg. Of zou er een ongeluk gebeurd zijn? Toch niet iemand ziek? _ ? Mijn hemel, Willy hij was den laatsten tijd zoo buitengewoon stil." Half luide spreekt ze de woorden uit. Het ontzettende voorgevoel dat op dit oogenblik zich van haar meester maakt, wil niet meer wijken. Het doet haar sidderen, als uit een droom ontwaken en ijlings het huis insnellcn. Al waren er ook honderd dieven daarboven, ze is niet bevreesd ze wil zekerheid hebben. De huisdeur was niet gesloten, ze laat ze ook zoo. Met sidderende hand steekt ze een waskaars aan en ijlt als rasend, zopdat de vlam met rooden gloed heen e.n meer flikkert, de welbekende trap op. De mantel is van voren opengegaan, tocht komt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl