Historisch Archief 1877-1940
"V
***** * Marot, ten einde daarin zgn ei#en
'^oa* ab een moderne Caarfotte Corday een der
? hoofdrollen" te doen vervullen en haar met een
revolver dien aterling het levenslicht te
doenuitblazen, waarna, het gordijn zou kunnen vullen
? onder aanhaling van Calwaris goedige woorden,
- indertijd in den Figaro over den Leeuw van St.
Nazavre geuit; toen luj wakker werd, was luj
dood."
De Académie Franchise heeft wederom een
legaat van 40.000 francs gekregen, waarvan de
renten zullen moeten dienen tot een nieuwen
prix de vertn, Aldus heeft een zekere Lelevain
bij testament besloten. Al weder een, die van
meening scheen te zijn, dat de deugd haar be
looning niet in zich zelve vindt, of wél, evenals
wijlen Monthyon, bij anderen wilde aanmoedigen,
waarin bözelf maar te zeer gevoelde te kort te
komen. De 40 onsterfelijken moeten, dunkt mij,
met al die prix de vertu verlegen worden. Ik
sprak -van 40; dit is onjuist, want de Academie
telt op het oogenblik jnaar 39 leden. In Febru
ari eerst zal zij weder eens au grand complet
worden, wanneer Leconte de lAsle den lof van
Victor Hugo bezongen en Dumas den récipiendaire
aan diens voortreffelijkheden en verdiensten
herinnerd zal hebben. Dit zal voor onzen
beroemden dramaturg juist' geen lichte taak we^en,
trant zijn verhouding tot den dichter Leconte de
Lisle is nooit bepaald geweest, wat men gewoon
is_ vriendschappelijk" te noemen. Doch wellicht
zjjn Onsterfelijken" boven dergelijke nietigheden
verheven:
Georges Ohnet heeft zeker gedacht, dat Parijs
laag genoeg het buiten Sarah heeft moeten
stellen, en daarom zijn Sarah voor het voetlicht ge
bracht. Een comtesse maar daarom niet minder
«ene impétueuse Sarah, die van het militaire zóó
weinig verstand heeft, dat zij een aide-de-camp
boven een generaal verkiest eh. . . . maar waartoe
u de intrigue en den inhoud van het drama
verteld, welke door de roman reeds tot aller kennis
kwamen ? Het stuk had succes en zal nog menigen
avond in het Grymnase worden opgevoerd en aan
Ohnet ce farceur !" gelijk zijn benijders
zeggen goede vruchten opbrengen !
Wühebben nog eene première te melden en
wel die van een Politie Studie", getiteld : Vidocq
ow la Police en 18 ..... van de heeren Jaime en
Kichard, opgevoerd in het Chdteau d'Eau. In
18 ---- ? Welke cijfers er achter te voegen ? De
historie meldt ons, dat de beruchte Vidocq in
1809 bij de politie in dienst trad. En wat krij
gen wij in het stuk te zien? Nu eens kostumen
van de Restauratie, dan weder uit den tijd van
het Directoire; er wordt in gesproken van het
fe*l du Sauvage, dat onder het keizerrijk werd
geopend en, let wel, van den diefstal der
kroon«amanten. Kort en goed. Wat zich heel deftig
«s studie komt aanmelden, is een onmogelijke
? méli-mélo, een hutspot van allerlei, maar verve
lend ig het alles behalve en de monteering laat
niets te wenschen over.
A. B.
, Kunst en Letteren.
_ _ __ _
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Stadsschouwburg : Winteraxondspi ookjes.
Grand Théatre: Tewele.
Salon Charlier: Bibliothecaris.
Winter's Tale" is hier niet geheel onbekend;
ofschoon Hamlet", Othello", Macbeth", en
King Lear" den meesten onzer landgenoten ge
meenzamer zijn.
Met vrij groote waarschijnlijkheid wordt aange
nomen, dat omstreeks 1610 Shakespeare de stof
voor dit drama aan een novelle van Robert Groene,
The triumph of time" getiteld, ontleende. Met
zijne bekende charakterkennis, met zijn meester
schap over de menschelijke hartstochten, zijn
schilderachtigen stijl en vernuftige wijsbegeerte,
zijn de eerste bedrijven van dit stuk bewerkt,
en leveren werkelijk een buitengewoon
dramatiesch kunstgenot op. Ook do ontknoping, hoe
zonderling en kinderlijk, laat niet na weldoend
te .treffen, al zou men ongaarne meesterstukken
der tragische kunst op die wijze blij-eindig"
zien maken. Het idyllische en groteske eindelijk,
dat het middendeel van het stuk uitmaakt, zijn,
met de schepping van den zakkenroller Autolycus
(die zyn naam met don zoon van den God der
dieven gemeen heeft), geheel een kunstprodukt
van onzen grooten dichter. En ofschoon dat mid
dengedeelte in het dramatische verband van eene
onverdedigbare lengte is en u l % uur lang geheel
buiten de stemming der gebeurtenissen voert, deelt
Dr. Burgersdijk, in zijne aanteekeningen, ons mede,
dat zekere Dr. Simon Forman het zoo mooi vond,
dat hij uitriep: Wacht je [dus] wel vertrouwen
te geven aau veinzende bedelaars of vleyende
snaken:" eene van die zedelessen welke, in veler
schatting, meer waarde aan een tooneelstuk plach
ten te geven, dan de heerlijkste sesthetischeeffekten.
Men weet, dat de quaestie, omtrent de identi
teit van den Tooneel-dirokteur William Shake
speare met den schrijver der bekende dramaas,
weder aan de orde gesteld is. Zij, die deze iden
titeit volhouden, zullen, in allen geval, van
Winter's Tale" niet kunnen beweeren, dat het,
tot Shakespeares allerlaatste werken behoorend, blijk
geeft van machtiger dramatiesch instinkt, dan
waar in vorige van blijkt. Aan een gezonde klimax,
door het stuk heen, valt niet te denken. Eigen
lijk zijn de grappige figuren er in tamelijk over
tollig, en dit is te hinderlijker om dat men, toch
al, zijn smaak en gezond verstand tot vrij groote
bokkesprongen dwingen moet om de reusachtige
licenticn, die Shakespeare zich veroorlooft, te
verontschuldigen. Niet alloen, dat er sche
pen op de kusten van Bohème landen, dat
Delfos een eiland is, en de e m p e r o r ot
Russia" een machtig Heer; maar in een stuk,
waarin de godspraken van Apollo worden ge
raadpleegd, treedt een liedtjenszanger op. en zegt
een herderinnetjen : I love a ballad in print,
a'-life ; for then we are sure they are truo." Om
dezen ironischen trek den uitgevonden schrijvers
naar het hoofd te kunnen slingeren, laat Shake
speare de drukkunst een 1000 jaar vroeger
uitvinden, dan of wijlen Dr. Ab. de Vries of de
Heer Van der Linde zonden toegeven. En zulke
zaken wemelen in Winter's Tale". Ik- maak
hiervan alleen melding, om te zeggen, dat als
men reeds over zoo veel heen moet, men des te
meer in zijn recht is, met te vergen, dat de hoogere
elementen van het kunstwerk harmoniesch sluiten,
dat er ontwikkeling, spanning en oplossing zij, en
dat binnen de grenzen der menschelijke draag
kracht.
Ik verheug mij zeer, dat onze landgenoten nu
met dit werk, door de voortreflijke vertaling van
Dr. L. A. J. Burgersdijk, kennis kunnen maken;
want het moet erkend worden zulk een stuk
in het Engelsen of ook maar in het Duitsch te
zien en waarlijk te vatten, vereischt een
Eugelschman of een Duitscher.
De Heer Burgersdijk is zijne manier getrouw
gebleven. Hij vertaalt rustig, krachtig en met
takt. Hij vermijdt ruwheid (bijv. bij het aan
duiden der zwangerschap van Hermione). Mis
schien doet zijn kieschheid hem soms wol iets
verliezen, dat behouden had kunnen worden.
Bijv. als Mamillius, Leonies' zoontjen, vrouwelijke
schoonheid schildert, vraagt een Hofdame hem:
Who taught you this ?" en hijandwoordt: I learn'd
it out of women's faces". De Heer Burgersdijk
vertaalt dit: Ik heb 't mij zelf geleerd door 't zien."
Ieder moet voelen, dat in Shakespeares gezegde
veel meer diepte is. De Heer Burgersdijk heeft,
over 't geheel, zijne afwijkingen van den
engelschen text zeer good verdedigd. Toch meen ik
wel, dat hij, op enkele plaatsen, den auteur niet
gevat heeft. Bijv. In het IVe Bedrijf, 4e toon.
zegt de herderin tot den Prins: How would h
look (de Koning) to see his work so noble Vilely
bpund up l" Zij wil daarmee zeggen, dat de Ko
ning vertoornd zou zijn, als hij zijn zoon aan den
arm van een meisjen zonder geboorte zag. De
Heer B. had dit vertaald, O wee, zag hij zijn
kostelijk juweel in zulk een lijst gevat!'" maar
verandert dit later in : Hoe keek hij op, zag hij
zijn boek, zoo kostlijk, zoo slecht gebonden!"
Ik heb nooit gehoord, dat de Engelschen een
boek binden door bind up uitdrukken, en geloof
dan ook geenszins dat hier van een boek sprake
is. Ik denk eerder, dat aan bind up" in den
zin van verdooving gedacht moet worden, als in:
when Sleep binds up our senses:" het loveuvolle
werk des Konings zijn zoon raakt bij dit
herdervolk tot verdoving. Of heeft bound up mis
schien de beteckenis van uitgerust (toegerust)?
De Heer B. had bijv. ook onze geheel moderne
uitdrukking Keizer aller Russen" moeten ver- !
mijden. Er is geen reden Shakespeare voor mér j
of sterker anachronismen te laten opkomen, dan
bij-zelf begaan heeft.
De vertooning van het stuk is met liefde op
touw gezet en voltrokken. De Koninklijke
Voreeniging" heeft ons onweer, wind en regen voor
gezet, zoo natuurlijk als zij maar zelden ten
tooncele gebracht zijn. De Heeren J. van der Hilst
en Jacq. W. Grader verdienen een komplirnent.
De dekoratie, waarbij do Tijd op den
waercldbol zittend wordt voorgesteld, was aardig ver
zonnen en harmonieus uitgevoerd en verlicht.
Gewaagder was het van dien Tijd, die van
zijn vleugels spreekt, een ongovleugelde v r o u v.'
te maken; maar Mej. Bos heeft den mono
loog met zoo veel talent voorgedragen, dat
ons de moed ontbreekt de persoonsverwisseling af
te keuren. Mej. Bos heeft het gelukkig midden
gehouden tusschen lyriek en verhaal, en de lieer
Burgersdijk kan meer dan te-vreden over haar zijn.
Ik twijfel trouwens niet, of do waardige ver
taler zal over het geheel zeer voldaan zijn ge
weest.
Zoo ver ik heb nagegaan, heeft hij, in zijne
redaktie, niets wcchgelaten. Daarentegen verwon
dert mij des te meer, dat de omwisseling
der kleêren van Autolycus en Florizel er bij de
uitvoering uitgebleven is. Ik heb niet opgemerkt,
dat deze leemte elders in den text werd goed
gemaakt, en het verduisterde don loop van hot
stuk.
Wat de kostumen betreft, men heeft zich nog
al tamelijk wel door de moeilijkheden
hcengcslagen, voortspruitend uit een tijdperk, dat
Delfische orakeUluiders laat optreden in de Eeuw
van Giiilio Romano. De moeste disharmonie was
nog gelegen in het XVe-Eeuwscho van eenige
volkspakken en het vroeg Frankische van de klee
ding der hoofdpersonen. Een vlekjen was bepaald,
dat Polyxenes zijn mantolagraaf op don linker
schouder had. Ten allen tijde heeft men die
haak, gesp of knip op den rechter schouder gedra
gen. De arm der aktie moest vrij wezen.
Het spel van Mevr. Frenkol (Hermione), Mevr.
De Vries (Paulwa), Mevr. Rössing (Pcrdita), den
Heer L. Bouwmeester (Autolycus een nieuwe
openbaring van Bouwmeesters veelzijdigheid), den
Heer Van Schoonhoven (Leontes), den Heer Clous
(Polyxenes), den Heer Schulze (Stoffel een
min juist gekozen naam), was, om 't in n woord
te zeggen, voortreffelijk. De kleurloze Florizel en
de zonderlinge Old Shepherd, reputed father of
Perdita" boden niet veel gelegenheid aan de
Heeren De Jong en do Boer om hunne talenten
te doen uitkomen.
gen als of er geen toeschouwers waren, als zij
zich te veel met het publiek moeten fam
iarizeeren. Francisque Sareey heeft tegen het eerste
euvel (zich onder anderen openbarend in het al
te zacht spreken) meer dan eens gewaarschuwd.
Ook het tweede is te vermijden. Nooit moet een
akteur, als of hij een goochelaar ware, iemant uit
het publiek bizonder aanzien of toespreken; maar
het publiek deelgenoot te maken van de ter
zijde''^, die de auteur gewild heeft, dit kan
soms vol effekt zijn, vooral in het kluchtspel. De
Heer Tewele doet dit niet alleen met hetgeen
hij zegt, maar ook met zijne mimiek. Moet hij
tegenover een personaadje in het stuk een rol
spelen, dan treedt hij onophoudelijk daarbuiten,
om het publiek in de snakerij te betrekken, en
dat is van een ontzaglijk komiesch effekt.
's Heeren Tewelees bekwaamheid in het afwis
selen zijner kostumen en grimen, zal hem o. a
nog zeer te pas komen, als hij, zoo als zijn plan
is, ons op n avond blijspelen uit de verschil
lende eeuwen (te beginnen met Hans Sachs) zal
geven. Een ongemeen réyal voor de letterkun
dige lekkerbekken.
De vertoonde stukken zijn met groote snelheid
gespeeld, ofschoon nu en dan de weinige rol
vastheid der medespelenden wel eens in den weg
stond.
*
* *
In den Salon des Variétés" wordt een der beste
komedies van Von Moser zeer goed uitgevoerd:
Der Bibliothekar". Voor Lothair Macdonald
treedt de Heer van den Heuvel op. Deze jonge
kunstenaar wint aan in gemak en eenvoud. Hij
schijnt echter maar niet te kunnen onthouden, waar
men geen toevlucht voor zijn handen behoort te
zoeken. Mevr. de Boer van Rijk gaat voort jonge
rollen te spelen, en met succes. Jufvr. de Hoop
komt allengskens aan, maar moet de moederlijke
les: Tenez-vou8 droites, mes filles!" in acht
nemen. Heel aardig vervult de Heer Thönissen
de rol van den rood-geruiten kleermaker. De
Heer Blaaser is nu ook weer bij dit gezelschap;
hij was de grondeigenaar Marsland, en de Heer
Ketting gaf heel charakteristiek ons den Ame
rikaan" Macdonald. Voor Robert den
bibliothckaris" eindelijk spoelde de Heer Charlier en had
het charakter onverbeterlijk gevat. Hij hoedt
zich voor eene overdrijving-, waar beroemde akteurs
wel eens in vervallen.
20 Jan. 87.
A. Th.
*
* *
Ik heb van Franz Tewele nog lm Schlafe,"
Halbe Dichter" en Vollblut" gezien. Wij heb
ben ons, meen ik, niet te beklagen, dat Koning
Max van Beyerenden toen jongen tooneelkunstenaar
(hij is geboren in 1843) van het ernstige vak in
het komische heeft doen overgaan. Gij zijt veel
te lang voor gewone heldenrollen," zeide de Ko
ning, en daarbij uw nous." Daarop besloot Franz
Tewole, die aanvankelijk te Gratz met Barnay
in serieuze partijen was opgetreden, zicli aan de
studie van blij- en kluchtspel te wijden. In den
beginne had hij ook gomeond, dat er een zanger
in hem stak; maar te gelijk met eene jonge vrou
welijke lève werd hij van het conservntoire, als
hebbende geenorlei aanleg, wechgezonden. Hot
jonge meisjen is, sedert, do beroemde Pauline
Lucca geworden, Franz Tewele onze tegenwoor
dige gast.
Hij heeft eene zeldzame gemeenzaamheid met
de tooneelatmosfeer en beschikt over eene groote
verscheidenheid van gebaren on gelaatsuitdruk
kingen. Bizonder opmerkelijk eii komiek is zijn
omgang met do toeschouwers. Men weet, dat de
aktenrs en aktrices even-min zich moeten
gedraMUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Het is wel ondoenlijk van alle muzikale uit
voeringen, die in het drukst van het Saizoen
plaats hebben, op zoo uitgebreide wijze melding
te maken, als hunne belangrijkheid zou kunnen
eischcn. Onze lezers zullen het or.s ten goede
houden, dat wij met de beperkte ruimte, waar
over wij te beschikken hebben, rekening houden
en een greep doen uit datgene, wat ons sedert
onze laatste kroniek op muzikaal gebied werd
geboden.
Hot optreden van Johannu Heyrnann bij het
concert der Orkestverceniging had weder tal van
belangstellenden gelokt, die verleden jaar met dit
ontluikend talent voor het eerst hadden kennis
gemaakt. Haar spel heeft ons in do meening
versterkt, die wij reeds vroeger uitspraken, dat
wij met een pianiste van meer dan gewone
gaven te doen hebben. Haar muzikaal geheugen
schiet nimmer te kort; de techniek is tot schoono
hoogte ontwikkeld en bij de voordracht van
enkele nummers begint ook eene bepaalde per
soonlijkheid aan den dag te treden. Onze pia
nisten mogen wellicht op het doigté't een
en ander aan to merken hebbon, de octaven
nog onvolkomen achten, zeker is het dat in de
keurige détaüleering van sommige passages en
in de fijne tinten, die men bier en daar kon
waarnemen, grond ligt om van de toekomst dezer
begaafde leerlinge het schoonste te hopen. De
Variationen van Scliubort en de Ges-dur Etude
van Chopin werden voortreffelijk gespeeld, terwijl
ook de voordracht van het G-moll concert van
Mendelssohn verdienstelijk mocht heeten.
De Orkestvereeniging zelve speelde de Sinfonie
C-mol van Beethoven, ouverture Guillaume Teil
van Rossini, Entr'acte zum Drama König Manfred
van C. Reinecke en Tarantelle für Orchester van
César Cui De ouverture Guillaume Teil werd in
te snel tempo genomen, terwijl de uitvoering der
Sinfonie wat meer poëzie eischt, dan hier te ge
nieten viel. Dat de figuren voor Contrabas zoo
onduidelijk waren, ligt natuurlijk aan het tempo;
waarom wordt dan niet iets langzamer gespeeld'?
De Tarantelle met hare verrassende klankeffecten
kwam goed tot haar recht.
Het (juintett (op. 30) van Goldmark, dat op het
programma voor Kamermuziek in Felix Meritis
voorkwam, is niet in alle doelen even nobel ge
dacht; de laatste Satz laat in dat opzicht zelfs
heel wat te wcnschen over. Het Adagio is vrij
gezocht. Het eerste deel scheen ons bet belang
rijkste.
De Sonate (op. G5) voor piano on cello van
Cbopin is althans in het allegro moderato door
hare lengte minder als concertnummer gesch.kt.
De keuze was dus minder gelukkig, al speelde ook
de Heer Bosmans uitstekend.
Het trio (op. 49) van Mondelssohn werd met
fraaie schakeering uitgevoerd; de Heer Kes, die
de vioolpartij op zich bad genomen, was voor
treffelijk.
Dat het bestuur der afdoeling Amsterdam van
de Maatschappij van Toonkunst eene gelukkige
keuze dood, toen het don heer Tibbe aan de
muziekschool verbond, bleek ook uit de voordracht
dor Etudes syrnphoniques (op. 13) van Il.Schumann.
Zijne fraai ontwikkelde techniek, de zekerheid
en bij wijlen ook de rust van zijn spel werden
algeracen opgemerkt. Dat deze pianist een dege
lijk gevormd musicus is, kan ook blijken uit do
wijze, waarop hij bij de onsemblenummers optrad.
I)c loffelijke bescheidenheid en kunstvolle distinctie
van zijn spel maakten don besten indruk.
De Academie voor muziek" onder leiding van
den Heer Appy heeft in betrekkelijk korten tijd
veel vertrouwen weten te verwerven. Het is ons
bekend, dat bet onderwijs op degelijken
grondgevestigd is en dat ook de leeraren in
A'ialgemeen voor hunne taak berekend zijn. Bij;h«ï'
invitatie-concert op Maandag 17 Januari ir» het
Paviljoen van het Vondelpark gegegeven, weiden
de volgende nummers ten gehoore gebracht.
Eerste Deel.
1. Trio in Bes-dur op. 99 a. Allegro mode»
rato, b. Andante, c. Scherzo, d. Rondo.
Allegrovivace, voor piano, viool en violoncel, Franz
Schubert.
2. Liederen, a. Aus meinen grossen
Schmerzen. b. Gute Nacht, Robert Franz. c. Das erste
Veilchen", Mendelssohn-Bartholdy.
3. Etudes Symphoniques op. 13, R. Schumann.
Tweede Deel.
4. Drie stukken voor violoncel. (Manuscript).
a. Bekentenis, b. Weemoedige herinnering, c."
Plaaggeest, dr. E. D. Pijzel.
5. Liederen, a. Der Neugierige. b. Der
Blumenbrief, Franz Scbubert.
6. Grande Polonaise Brillante op 22, Fr. Chopin.
Mej. Ernestine Appy, eene leerlinge van den
Heer Schlegel, speelde, zooals uit bovenstaand
programma blijkt, hetzelfde nummer dat op de
Soiree voor kamermuziek door den Heer Tibbe
was gekozen. Hare techniek mist nog het
geacheveerde, dat wij in het spel van haren bekwa
men leermeester bij herhaling hebben kunnen ?
waardeeren. Als soliste kan zij, bij gelukkige ont
wikkeling van haar talent, succes behalen. Of het
den Heer Knoop, wiens didactische eigenschappen
wij hooger stellen dan zy'n talent als concertzanger,
te eeniger tijd gelukken zat met zijn zang iets
meer dan een Succes d'estime te behalen, durven
wij betwijfelen. Pour faire un civet il faut un
lièvre, zeggen de Franschen; zou het voor sommige
zangers niet noodig worden hun in herinnering
to brengen, dat om door den zang goeden indruk
te maken, een welgetimbreerd orgaan eene nood
zakelijkheid is.
De stukjes van Dr. Pijzel, oorspronkelijk voor
viool geschreven, welke door den heer Appy wer
den uitgevoerd, staan of vallen door do wijze,
wraarop ze worden geïnterpreteerd. Zij zijn een
voudig van vinding en bouw, de begeleiding van
piano treedt alleen in het derde nummer
eenigszins zelfstandig op. Het confidentieele karakter
dezer nummers werd door den violoncellist niet
goed gevat en stellig niet goed weergegeven.
In den Stadsschouwburg werd verleden week
het bekende werk van Auber La Muette de
Portici" dat reeds in 1828 te Parijs werd opge
voerd en ook te Brussel eene eigenaardige
vermaardheid verwierf, voor het voetlicht gebracht
en met meer succes, dan aanvankelijk had kunnen
vermoed worden. De zaal was trouwens bezet
door tal van kunstliefhebbers, die niet tot de
habitués der Fransche voorstellingen behooren.
Het zou thans kwalijk voegen in bizondcrheden
het werk te bespreken, dat indertijd zijn tour
du monde" in zoo korten tijd heeft volbracht en
door eene vroegere generatie bij herhaling werd
genoten. De eerste on vijfde acte zijn het zwakst,
doch het is niet mogelijk den rijkdom der
melodiek, de fraaie orchestratie en de dramatische
uitdrukking te loochenen, die in de andere bedrij
ven de belangstelling gaande houden. Wie zich
herinneren, dat Guillaume Teil, Robert Ie Diable
en La Juive na la Muette zijn verschenen, zal er
Auber te hooger om schatten.
Dat de titelrol door la Muette" wordt ver
vuld, is alleen bet gevolg der aanwezigheid bij
het balletpersoneel eener beroemde dausercsse, op
wier talent ook de componist rekende, ten einde
het succes van zijn werk to verzekeren. Doch
bij het oorspronkelijke plan was de rol aan
eene vocale kunstenaresse toegedacht. Men weet,
dat het talent van den componist der Muette"
zich het best leende voor de Opéra-coinique;
Fra Diavolo, Le Cheval de Bronze, Ie Do
mino noir Lestocq on ook Les diamants de
la couronne" onderscheiden zich alle door de be
vallige lenigheid van den vorm en door de fraaie
instrumentatie. AVij maakten reeds de opmerking
dat bet gebed, waarmede de koorleden zooveel succes
behaalden, aan eene vierstemmige mis ontleend
is van dcnzelfden componist. Dergelijke
inlasschingen zullen weinig verwondering baren; wie met
de geschiedenis van het Oratorium bekend is,
weet maar al te goed dat de teksten wol eens
verwisseld worden. De gelijktijdige geboorte van
woord en toon is dus niet altijd boven twijfel!
De opvoering liep goed van stapel; bet orkest
maakte hier en daar wat vergissingen en bad ook
soms moeite met de bewegingen, die door den
heer Granicr wat krachtiger aangeduid moesten
worden, dan hij pleegt te doen. Het koor ver
dient een afzonderlijk woord van lof voor de scha
keering bij enkele nummers; Mme Duvals was
statig als altijd, zong onzuiver en met bare
vocalise was het verre van schitterend gesteld. De
heer Lestellier moest zich sparen en gebruikte
dus moer liet inezza voce dangewcnscht was; doch
het schijnt nu eenmaal dat bet mczza voce van
don fort-tenor in den smaak van do opera-bezoe
kers valt, zoodat de pêcheur" er zonder gevaar
de natuurlijkheid zijner voordracht aan kou op
offeren.
Bij de reprise van Lakmégelukte het Mlle.
Wilhelm volstrekt niet bare voorgangster, thans
aan hot Théatre de la Monnaie" verbonden, te
doen vergeten. Men had op Mlle. Vuülaume het
een en ander aan te merken en voor alle rollen,
die tot haar emplooi behoorden, was zij zeker
niet even geschikt, maar als Lakméwas ze in
vele opzichten voortreffelijk. Mlle. Wilhem vibreert
altijd door, hare stem beeft baast geen volume en
het timbre is scherp bovendien. Alleen de staccato's
zijn uitstekend; wij haasten ons om hot weder
eens te zeggen, opdat men ons niet verdenke van
alleen do tekortkomingen aan to wijzen.
De Heer Lorant mag voldoende geacht worden,
de Heer Fricot spoelde als Frédcric op elemen
taire wijze, terwijl zijne dictie ook in het gespro
ken woord veel te wenscbcn overliet. Alleen de
Heer Villefranck verdiende de toejuichingen die
hem werden gebracht in volle mate. Toch willen
wij gaarne verklaren, dat rnise en scène, samen
spel, koren en orkest een geheel vormden, dat
den wensch tot eene reprise bij ons heeft gewekt.
Van de beide Hoogduitsche Operavoorstellingen,
die wij bijwoonden, beviel ons Lohengrin het
beste. De reprise van der Fliegende Hollander".
L