Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 501.
den Persischen dichter Saadi ontleend
on eenige door dezen of rechtstreeks ook
de Pantschatantra, waarvan in 1548,1552 en
Italiaansche vertalingen verschenen.
zou het wenschelijk zijn, dat men eindelijk
zich met de anachronismen van
Shakesvroolijk te maken. Het is zeer aangenaam
d«n, geleerden lezer, te weten dat Bohemeh
eiland is, en dat hij dus (!) hooger staat
de dickter, maar Shakespeare heeft overal
id, dat hij het belangrijker achtte het ka
der sagr> onveranderd te bewaren, dan zijn
Iwjjsheid te luchten te hangen. De
anachro^-"ïdsmen in het Wintersprookje zijn van Robert
en deze ontleende ze aan zijn Italiaan
bron. (1)
Den ? titel kan Shakespearo ontleend hebben
aan A Winter's Night's Pastime, een boek, dat
In 1594 in Stationer's Hall werd ingeschreven.
Meer dan menig ander is dit stuk eene
omvang'rjjke studie waard, omdat de dichter meer dan
in de meeste zijner werken aan het origineel
heeft toegevoegd.
? AJ« Shakespeare aan geen juiste aanduiding
tijjd of plaats denkt, doet hij slechts, wat
groote dichters hebben gedaan: hijzelf laat
Romeinen, Noren, Italianen enz. denken en
^ g>reken als tydgenooten van Elisabeth, even als
^Eacino en Corneille hunne personen als tijdgenooten
*-' $«n Lodewijk XlVen evenals Vondel o. a. in
jten Palamedes en den Gijsbreght als zijne eigene
?*<"Jjjdgenooten. Waar de man van wetenschap in 't
kunstwerk op den, voorgrond treedt, neemt de
'vfltörter oen ondergeschikte plaats in. Of heeft
Kamerling in de Aspasia zijne Grieken niet laten
denken en spreken als dehedendaagsche Duitschers?
(Wanneer men wist, waar studiën over
Shake_* gpeare geplaatst konden worden, zou er menige
jfceer belangrijke aanteekening te voegen zijn bij
tÜe,-welke prof. Burgersdijk geeft. Een enkele
moet ik hier geven, omdat A l b. Th. in de
Amsterdammer eene fout noemt, wat geen fout
t*t de vertaling is.
Op bl. 373 vertaalt prof. Burgersdijk de regels:
,, How would hèlook, to see his work, so noble,
Vilely bound np?
tamelijk vrij door:
-O, wee! zag hij zijn kostelijkst juweel
In zulk een lijst gevat!
maar vervangt die vertaling in de
aanteekeningen terecht door:
Hoe keek hij op, zag hij zijn boek, zoo kostlijk,
Zoo slecht gebonden!
Indien prof. Alb. Th. die vertaling veroordeelt,
zou prof. B. zich op de Duitsche vertaling van
Schlegel en Tieck kunnen beroepen, waar ook
gesproken wordt van
in so slechtem Band
Sein edles Buch zu sehn.
Maar wanneer ook deze vertaling werd veroor
deeld, dan zou men zich in allen gevalle tevre
den kunnen stellen met de beteekenis, die de
bijzonder kribbige, maar buitengewoon geleerde
Dr. Johnson, aan deze regels hecht.
Deze teekent bij die passage juist aan: Het
is onmogelijk zijn beroep geheel uit het oog te
verliezen. De schrijversstand van Shakespeare
leverde hem een beeld, dat hij liejer ten onrechte
een landmeisje in den mond legt, dan het
op te geven. Terwijl hij aan zijne eigene werken
dacht, dacht hij natuurlijk ook aan den boek
binder."
Voor de ecJite waardeering van Shakespeare is
een schitterend decoratief niet noodig en studie
van de taal en van de zeden en gebruiken uit
Shakespeare's tvjd zoowel als van de verzamelin
gen van verhalen die in zijn tijd meest gelezen
werden, doet hem beter verstaan; philosophische
bespiegelingen, sesthetisch-kritische beschouwingen
brengen ons in gevaar den dichter voorbij te zien.
Zooveel is zeker, dat het even gevaarlijk, is ver
talingen van Shakespeare als Shakespeare zelf te
,beoordeelen. De Shakespeare-bibliographie in Ne
derland, in '79 door Arnold bewerkt en bij Nijhoff
uitgegeven, beslaat 36 bladz. 80.; de Duitsche
alleen, 1762?1879, van Unflad, in '80 verschenen.
-fa 59 bladz. 80. groot en toclTts het XXIste deel
van het Jahrbnch der Shakespoare-Gesellschaft
nog lang niet het laatste van de reeks en zijn er
nog dozijnen regels in Shakespeare, die niemand
verstaat.
Wanneer men zich alleen aan de woorden
houdt, is er al genoeg te doen en 't zou den
meesten schouwburgbezoekers heel wat studie
kosten, zich rekenschap te geven van elke uit
drukking. Daartoe bepale zich echter de lectunr
of de studie, eerder dan tot de wijsgeerige be
schouwing : en wanneer 't inderdaad om Shakes
peare te doen is, dan make men 't decoratief wat
minder uitvoerig en geve 't stuk zonder eenige
verkorting. Dan geeft men inderdaad, wat beloof J
wordt. Stilzwijgend is daarbij aangenomen dat
zoo iets alleen mogelijk is, als ieder die belang
in 't tooneel stelt, zelf komt en zijne vrienden
(Ook beweegt om te komen.
Ten slotte een enkel woord over het slot:
Delius spreekt van het Wiedererscheinen der
todtgeglaubten Hermione" en hij drukt de
meening uit, van alle (of zeker bijna alle) bewon
deraars van Shakespeare.
Is 't echter verklaarbaar dat Hermione 16 jaar
verborgen bleef, zonder dat iemand het merkte?
Wanneer er een wonder gebeurde op 't
oogenblik, dat Leontes 't perkament verscheurt, waar
op de uitspraak van 't Orakel stond, waarom kan
dan ook geen tweede wonder het beeld doen le
ven, gelijk we dat in de Mctamorphosen herhaal
delijk vinden?
Pauline's eisch, dat Leontes geen huwelijk zal
sluiten dan als zijn eerste gade weer ademt",
doet gelooven aan een list van Pauline, even als
de verzekering aangaande zijne tweede vrouw.
zij zal zoo jong
Niet wezen als uw voor'ge, maar zóó lieflijk,
Dat, waarde uw eerste rond, zij vreugd gevoelde,
Haar in uw arm te zien.
hetwelk volkomen past bij de slotwoorden.
We hooren Leontes zeggen:
.... Gij vondt voor mij mijn vrouw:
Hoe, blijft nog te onderzoeken, want ik zag
Haar, dacht me, dood, en stortte meen'ge bede,
En vruchtloos op haar graf.
Ons komt het even raadselachtig voor.
De onwaardige klucht, in 't eind van 't laatste
j bedrijf met Hermione gespeeld, wordt eene heer
lijke poëtische schepping, als Paulines woorden
verklaard worden uit haar onwankelbaar geloof,
dat de goden een wonder zullen doen, om het
paar te hereenigcn en dat dit wonder geschiedt
als de berouwvolle echtgenoot en de weergevonden
dochter vol liefde het beeld aanstaren.
Een bewijs dat deze meening recht van bestaan
geeft, heb ik niet en wellicht is 't niet te geven;
ik zou 't echter wenschen.
Amst. 22 Jan. 87.
TACO H. BB BEER,
)1) Op Italiaansche afkomst wijst niet alleen
Sicilië; maar wijzen ook de namen van
Pandosto, Bellaria, Franio, Faunia en Giulio Romano;
de latijnsche namen, die de anderen bij Groeve
dragen, nog daargelaten.
De Heer de Beer zegt zoo kordaat, dat achter
sprookje" geen n hoort, maar dan zou men even
goed kunnen zeggen, dat de woorden leven"
en jongen" zonder n behooren gespeld te wor
den; vergelijk het Hoogduitsch en ons eigen
Middelnederlandsch. De Heer Burgersdijk heeft
het woord avond", in den titel van het stuk ont
leend aan een programma van 5 Nov. 1611 (Zie
De werken", X, 459).
Het doet mij leed, dat de Heer de Beer, die
zelf zoo veel weet, en zoo naauwkeurig, zoo erg
de hand licht met de anachronismen. Zijn er
geen anachronismen? 't Is onbegrijpelijk, dat de
Heer de Beer de harmonieuze Fransche
tooneelwerken, wier stof aan Grieksche en Romeinsche
tijden ontleend is, gelijkstelt met het uitventen
van gedrukte liedtjens in een tijdvak toen de
orakels van Apollo geraadpleegd werden.
Voor het overige weet ik niet, wie zich met
de anachronismen van Shakespaere vroolijk ge
maakt" heeft. Dat zou al van heel veel
onnoozelhcid getuigen; want Shakespaeres anachronis
men kwamen blijkbaar zoo min als die van de
Van Eycken en Rogier van der Weyden uit
onkunde voort.
Wat do vertaling van bind up betreft, Dr.
Johnson heeft zeker ook voor mij groot gezach;
maar een paar voorbeelden uit goode schrijvers
zouden niet schaden. Mijn vriend Nayler en den
boekbinder Anderson heb ik nooit iets anders
dan to bind kooren zeggen.
ALB. TH.
SDE CONCERT DER MAATSCHAPPIJ
FELIX MERITIS".
Op de estrade der concertzaal van Felix Meritis,
die sedert twintig jaren een Duitsch wingewest
scheen geworden, hebben op j.l. Vrijdagavond de
Russen, onder aanvoering van een kolonel der
genie en van een hoogleeraar der scheikunde, een
inval gewaagd. Die inval had echter weinig succes.
Het zou ons niet verwonderen, indien de barbaren
voor goed naar hunne steppen werden terugge
dreven.
De Symplipnie no. l en de toonschililerij
Steppenskizze van den hoogleeraar A. Borodine waren,
naar het ons voorkomt, de beste nominers
van het programma. En dan nog!
De Symphonie is niet zeer uitheemsch. Zij
sluit zich tamelijk wel aan bij de bekende, klas
sieke symphonieé'n der Duitsche school. Dat zou
zeker geen gebrek wezen, indien de
gedachtengang en de hem vertolkende motieven oorspronke
lijk waren. Zonder voorbehoud nu kan dit alleen
.van het Scherzo, liet best geslaagde deel, gezegd
worden. In het Finale mochten wij meer dan
nen ouden bekende begroeten.
De Steppensldzze is beschrijvende muziek. Zij
heeft een woord ter verklaring noodig. Ware dit
niet door het bestuur bij het programma verstrekt,
niemand zou het onderwerp herkend hebben. Hoe
kunstig oek de componist het alliage der verschil
lende elementen bewerkstelligde, hoe groote ver
scheidenheid in klankverbindingen hij ook wist to
maken, bij de Fransche school zijn toch veel
schooner werken in dit genre te vinden. Delibes geeft
meer karakter en locale kleur,?Berlioz munt uit
door fraaier klankschakeering.
Hetzelfde geldt van. de Fantaisie Serbe van
Rimsky KorsakofF. L;szt's Rhapsodies Hongroises
hebben n dezen componist n Borodine maar al
te zeer door het hoofd gespeeld. Haar navolgende,
hoofdzakelijk daar, waar Liszt de grenzen van
het vulgaire nadert, overschreden zij zelf die
grenzen zonder eenigen twijfel. En van Liszt's
brillante uitwerking der motieven is bij hen geen
sprake!
Van den kolonel César Cui werden eenige frag
menten uit de opera Ie Prisonnier du Caucase ten
gehoore gebracht. Zulk geven van uitéiigereten
stukken is in 't algemeen -weinig geschikt, oin van
het geheel oen gunstig en aantrekkelijk beeld te
vormen. In dit bijzonder geval bleek de muziek
alles behalve geniaal. Keer op keer ontdekte men
hare, met zeker faiseurst&lent achter rkytmische
eigenaardigheden en vreemde klankeffecten kwalijk
verborgen trivialiteit. De beste motieven waren
van heinde en verre to zamen gezocht, tot
zelfs uit Beethoven's Symphonie Pastorale ! Het
Finale met den Sextuov viel het meest in den
smaak van het uitgelezen publiek. Althans, het
werd gebisseerd. Toch onderscheidt het zich niet
van menig overbekend slotkoor uit Fransche of
Italiaansche opera's van meesters van den tweeden
of derden rang: effoctmakend zonder diepte.
De heer Röntgen heeft zich ongetwijfeld voel
moeite gegeven, voor de voorbereiding en uitvoe
ring van dit concert. Hij hoeft do leden van
Felix Meritis aan zich verplicht, daar zij nu over
de nieuwe Russische muziek mee kunnen praten.
Of er velen voldaan naar huis zijn gogaan,
voldaan, omdat zij genoten hadden van de heer
lijke gaven der Muze. die zij zoo menigmaal in
de vriendelijke concertzaal op de Keizersgracht
mochten genieten? Wij twijfelen er aan.
De uitvoering was over het algemeen zeer goed;
maar zulke werken eischen veel: in de eerste
plaats .zeer sterke nuanceering, zeer gemarkeerd
rhytmus, en dat vonden we niet altyd. De
koren en het orkest, waarbij uitstekende elemen
ten aanwezig waren, deden hun best.
Het ^aangenaamste van den ganschen avond
was ons de wederontmoeting van de zangeres,
mejuffrouw Louise Pyk. die wij voor het eerst als
mevrouw Newson zagen optreden. Haar heerlijk or
gaan heeft gewonnen aan bekoorlijkheid. Haar
eenvoudig optreden wekte evenveel sympathie als
ooit. De wijze, waarop zij twee Zweedsche liede
ren, ongekunsteld en vol gevoel, voordroeg, was
aller lof, aller bewondering waard. Prieg's Ich
liebe dich" kwam tot zijn volle recht. Het liedje
Balownitsa van César Cui droeg zij met groote
bevalligheid voor. Zij kan niet heipen, dat het
een brutaal plagiaat is uit Chopin's Chansons
Polonaises. Don heer Röntgen voor de goede
pianobegeleiding een woord van dank te zeggen,
is ons een aangename plicht.
B. S. J.
MÜZTEKAAL OVERZICHT.
ROTTERDAM, 28 Jan. 1887.
De afdeeling Rotterdam van de Maatschappij
tot bevordering der Toonkunst gaf Vrijdag 21
dezer haar tweede Concert; ten gehoore werd
gebracht Achilleus van Max Bruch. Ofschoon
het werk niet van langdradigheid is vrij te plei
ten en slechts weinig oorspronkelijks bevat,
maakte het een vrij gunstigen indruk en vond
bij het talrijk auditorium een goed onthaal. Voor
een groot deel heeft het dit te danken aan de
veelal prachtige koren an de uiterst fraaie in
strumentatie ; al dadelijk zij er bijgevoegd dat
deze beide onderdeelen wat de uitvoering
betreft verreweg het best waren: het orkest
werkte uitmuntend, de koren werden met gloed
en bezieling gezongen. Van de solisten droeg de
heer Messchaert den eerepalm weg; hij zong met
warmte en artistieke wijding, en droeg do solo
van Priamus in de tweede afdeeling zelfs
ofschoon hij deze door de plotselinge ongesteldheid
van den heer Shukowsky geheel onvoorbereid
overnam uitstekend voor. Mej. Zerbst (sopraan)
is in de hoogte wat scherp, maar beschikt overigens
over niet geringe middelen; toch slaagde zij er slechts
enkele malen in, het auditorium te verwarmen. Mej.
Assmann (alt) was niet gcdisponeerd, maar toonde
zich toch geroutineerde kunstenares genoeg om
zelfs in dien toestand nog te behagen. De heer
Zarnekow, (tenor) die deu wegens ongesteldheid
verhinderden heer Riese verving, beschikt over
een goed geschoold, helder geluid, slechts nu en
dan wat keelachtig, maar overigens recht bevre
digend. Voor den Achilleus ware echter een krach
tiger stem zeker gewenscht geweest.
Met de uitvoering der drie nummers voor enkel
orkest, Bingkampfer, Wagenrennen on der Sieg
behaalde het orkest een welverdiend succes. Den
heer Gernsheim voor zijne bezielde en bezielende
leiding een welgemeend woord van hulde !
V.
OVER BOEKEN.
III.
De Elzeviers.
Over het boek in de zeventiende eeuw en in
lateren tijd bevat het boekje van BouchOt met
weinige uitzonderingen slechts mededeelingen over
de boekdrukkunst iu Frankrijk en dan nog vooral
ten opzichte van geïllustreerde werken. Dat ook
over andere landen veel merkwaardige te berichten
zou zijn, spreekt van zelf. In de zeventiende
eeuw zijn tal van belangrijke uitgaven
ondei-nomcn en werd de boekdrukkunst steeds verder
verbreid. Niet alleen dat zij in Amerika haar
intree deed, maar ook in Indiöen Japan, in
welk laatste rijk do Jezuieten haar beoefenden,
vond zij ingang. Duitschland heeft in deze periode
geen bijzonder beroemde namen aan te wijzen;
de dertigjarige oorlog oefende ook op dezen tak
van nijverheid een verlammfnden invloed uit.
Terwijl aldaar 1757 boeken in het jaar 1618
waren verschenen, daalde dit cijfer in 1635 tot
.'507. In Italiëonderscheidde ach vooral de druk
kerij van de Congregatie tot voortplanting des
geloofs (de propaganda fide), waar Nieuwe Testa
menten, gebedenboeken enz. in tal van Oostersche
talen werden gedrukt. In Frankrijk was het o. a.
de koninklijke drukkerij te Parijs, welke zich door
omvangrijke uitgaven onderscheidde. Lodcwijk XIV
bepaalde in 1686 het aantal boekdrukkers te
Parijs po 36. Ook Engeland kan op talrijke
belangrijke uitgaven bogen; o.a. verscheen bij
Th. Roycraft te Londen een bijbel in negen talen,
door Dr. Walton bezorgd. Dit heet het eerste
bock. waarvoor een inteekening werd open ge
steld. Vooral liet Theatrum Sheldonianum maakte
zich door don druk van talrijke uitstekende wer
ken beroemd.
Geen land waar de boekdrukkunst zoo zeer
j bloeide als in ons vaderland. Hot zou niet
moeielijk vallen hier tal van namen te noemen,
weit een goeden klank hebben verworven. Ik
bepaal mij tot de beroomsto van allen: de Elze
viers. Deze familie heeft in Leiden, Amsterdam
en den Haag gedrukt; het zijn alleen de druk
kerijen in de beide eerstgenoemde steden, welke
bijzonder hebben uitgemunt.
In Leiden waren zij werkzaam van 1583?1712,
in den Haag van 1590?1661 en te Amsterdam
van 1638?1680. Reeds spoedig na de oprichting
der Leidsche universiteit was men overgegaan tot
het aanstellen van een boekdrukker der akademic.
De eerste, die deze waardigheid vervulde (157!)
1580) was W. Sylvïus. Zooals wij vroeger zagen
werd hij opgevolgd door Plantyn, na wiens ver
trek zijn schoonzoon Raphclengius (Fr. van
Ravelinghen), die tevens hoogleeraar in 't
llebrceuwsch was, zijn plaats innam. In 1602 werd
hij opgevoed iloor J. Paedts als gezworen boek
drukker der universiteit, welke waardigheid in
i 1620 aan Is. Elzevier werd opgedragen Wellicht
hierdoor aangemoedigd kocht deze in 1624 na
don dood van den beroemden oriëntalist prof.
Erpenius die in zijn hnis een drukkerij had
opgericht om boeken in Oosterscho talen in 't
licht te geven van diens weduwe al het mate
riaal. Vraagt men waaraan de Elzeviers hun.
roem te danken hebben, dan luidt het antwoord:
aan den fraaien druk hunner boeken, de sierlijke '
vignetten en culs-de-lampe, waarmede zij dezen
versierden en ook aan het handige formaat dat
zij in zwang brachten. Nog thans zijn het vooral
de kleine in-12°, welke gezocht zijn. De echte
liefhebbers zijn vooral begeerig naar ongebonden
exemplaren, daar dewn niet afgesneden zijn.
Zij brachten door de invoering van dit kleine
formaat een geheele omwenteling te weeg. Zij
bevorderden daardoor ook zeer het debiet, want
de prijs werd geringer; voor een Elzevier
in-klein12°van circa 500 bladzyden werd omstreeks een
gulden betaald, zeker niet veel, al vertegen
\voordigde die som destijds een grootere waarde dan
thans. Men heeft langen tijd allerlei vermoedens
opgeworpen ten opzichte der vraag, wie de man
was, die voor de Elzeviers die fraaie letters gra
veerde. Sommige meenden aan fransche graveurs
te moeten denken en dit gevoegd bij de bijzon
derheid, dat de Elzeviers ook wel papier uit
Frankrijk lieten komen, deed o.a. den franschen
schrijver Didot uitroepen, dat de beroemde werk
plaatsen eigenlijk fransche drukkerijen waren, een
meening ook door Bouchot met zeker welbehagen
in herinnering gebracht. Dit gevoelen berust
echter op eene dwaling. De Elzeviers gebruikten
ook wel f'ransch papier, maar evenzeer hollandsch
en lieten zelfs uit Duitschland papier komen,
De beroemde drukkers lieten van sommigen hunner
drukwerken exemplaren luxe op papier vervaar
digen. Wellicht dat daartoe ook fransch papier
is gebruikt. De papier-fabrikage bloeide in
Frankrijk /eer, totdat door de herroeping van
het edict van Nantes vele papierwerkers naar
Engeland en Holland de vlucht namen. Maar
wat hier alles afdoet de door de Elzeviers ge
bruikte letters werden gegraveerd door een Hol
lander, Christoft'cl van Dyck, denzelfden, die voor
den uitgever Joseph Athias de letters voor diens
beroemden Hebreouwschen' bijbel graveerde. De
Heer Willerns de bekende schrijver van het uit
nemende werk: Les Elzevier, histoire et annales
typographiques, vond in het Musée Plantin een
brief', welke eiken twijfel aangaande dit punt opheft
Bij dien brief'vond genoemde schrijver een soort ver- *
koopcatalogus, een staalkaart bevattende van 48
lettersoortcn en 8 fileeten, door Van Dyck gegra
veerd en door de Elzeviers gebruikt, welke den
5den Maart 1681 zijn verkocht.
De Elzeviers maakten bijzonder veel werk van
hunne relaties met het buitenland. Verscheidene
leden der familie deden herhaaldelijk groote rei
zen voor de zaak of' zonden hunne agenten naar
verschillende buitenlandsche steden. Zij leverden
o. a. veel boeken af' naar Italiëen hadden te
Venetiëeen depot en een agent. Ook met Enge
land onderhielden zij een levendig verkoer. Zij
zonden veel naar de Frankf'ortsche Mis, welke
! herhaaldelijk door leden der familie word be
zocht, terwijl zij ook in die stad een depot had
den. Ofschoon do handel in boeken met Parijs
aan verschillende lastige bepalingen onderhevig
was, werd door hen toch veel in Frankrijk inge
voerd. Zelfs in Koppenhagen hadden zij eeu winkel.
Lodewijk Elzevier was ook pedel der Leidsche
universiteit en hier moge als bibliographischc bij
zonderheid herinnerd worden dat er slechts n
boek door hem gedrukt bestaat, op welks titel dio
waardigheid vermeld is. Het is een geschied
verhaal van hetgeen met Angelus Merula gebeurd
is, opgesteld door een zijner familieleden. De
latijnsche titel van dit zeldzame boek luidt verkort
aldus: Fülelis et succincta reriun adversus
An\ gclum Merulam .... gestarum commemoratio,
auctore G. Jh. P. N. Merula. .. Lugduni
B(itarorum apud Ludovicum Fjlzevirium, bibliopolam
et Academiae Lugdunensis pedellum. 1604.
Talrijke werken door de Elzeviers gedrukt,
zagen het licht zonder vermelding van hun naam,
of wel deze was door een pseüdonym vervangen.
Het beantwoorden der vraag, waarom dit ge
schiedde, brengt ons tot de maatregelen, welko
destijds ten opzichte der vrijheid van drukpers
werden genomen. Van vrijheid van drukpers kan
eigenlijk geen sprake zijn in het Europa der
zeventiende eeuw. Talrijke bepalingen werden
nagenoeg overal vastgesteld op het drukken van
boeken; de censuur was in volle kracht. Als een
vermakelijk staaltje zij hier vermeld dat in Saksen
o. a. werd bepaald dat te Wittenberg geen ge
dicht gedrukt mocht worden zonder goedkeuring
van den hoogleeraar in do dichtkunst. In Frank
rijk en Engeland moesten de drukkers op hun
tellen passen om niet met het gerecht in aanra
king te komen. Menigeen moest het uitgeven van
geschriften, welke der regeering niet aangenaam
waren met den dood bekoopen. Men heeft bere
kend dat alleen in Frankrijk tusschen de jaren
1660 en 1756 niet minder dan 869 schrijvers.
boekdrukkers en verspreiders van boeken of gra
vures in de Bastille zijn gezet, wegens het aan
den man brengen van geschriften, welke togen de
! kerk, den koning, de zedelijkheid of de regeering
heetten gericht te zijn. Ook de Elzeviers, die veel
met het buitenland handelden, moesten das voor
zorgsmaatregelen gebruiken. Verschenen bij hen
boeken wolke tegen buitenlandsche vorsten of
regeeringen gericht waren slan liepen zij gevaar,
indien hun naam als drukker bekend werd, dat
de invoer van door hen gedrukte boeken door de
betrokken regeeringen verboden werd, nog daar
gelaten dat zij ook met de regeering van hun
eigen land in conflict konden komen, wijl de
plakkaten dergelijke uitgaven verboden. Daaren
boven werden door hen vele stichtelijke boeken
gedrukt, welke op een groot debiet in het bui
tenland berekend waren, bijv. de Bijbel, de Imi
tatie van Thomas ii Kempis, werken van
Augustinus, enz. De naam eener kettersche firma op
den titel zou allicht voor den verkoop in katho
lieke landen schadelijk zijn geweest. Vandaar dat
somtijds op den titel in plaats van Lugdunum
Batavoruni (Leiden) eenvoudig Lugdunum (Lyon)
vernield is. De frausche Jansenisten bijv. die van
de persen der Elzeviers gebruik maakten, wilden
niet gaarne weten, dat zij door protestanten wer
den bediend, Ook verzwegen de Elzeviers liefst
hun naam, wanneer door hen boeken werden uit
gegeven als van Solden, Bentivoglio en anderen,
waarin meeningen werden verkondigd, welke aan