De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 30 januari pagina 4

30 januari 1887 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 501. den Persischen dichter Saadi ontleend on eenige door dezen of rechtstreeks ook de Pantschatantra, waarvan in 1548,1552 en Italiaansche vertalingen verschenen. zou het wenschelijk zijn, dat men eindelijk zich met de anachronismen van Shakesvroolijk te maken. Het is zeer aangenaam d«n, geleerden lezer, te weten dat Bohemeh eiland is, en dat hij dus (!) hooger staat de dickter, maar Shakespeare heeft overal id, dat hij het belangrijker achtte het ka der sagr> onveranderd te bewaren, dan zijn Iwjjsheid te luchten te hangen. De anachro^-"ïdsmen in het Wintersprookje zijn van Robert en deze ontleende ze aan zijn Italiaan bron. (1) Den ? titel kan Shakespearo ontleend hebben aan A Winter's Night's Pastime, een boek, dat In 1594 in Stationer's Hall werd ingeschreven. Meer dan menig ander is dit stuk eene omvang'rjjke studie waard, omdat de dichter meer dan in de meeste zijner werken aan het origineel heeft toegevoegd. ? AJ« Shakespeare aan geen juiste aanduiding tijjd of plaats denkt, doet hij slechts, wat groote dichters hebben gedaan: hijzelf laat Romeinen, Noren, Italianen enz. denken en ^ g>reken als tydgenooten van Elisabeth, even als ^Eacino en Corneille hunne personen als tijdgenooten *-' $«n Lodewijk XlVen evenals Vondel o. a. in jten Palamedes en den Gijsbreght als zijne eigene ?*<"Jjjdgenooten. Waar de man van wetenschap in 't kunstwerk op den, voorgrond treedt, neemt de 'vfltörter oen ondergeschikte plaats in. Of heeft Kamerling in de Aspasia zijne Grieken niet laten denken en spreken als dehedendaagsche Duitschers? (Wanneer men wist, waar studiën over Shake_* gpeare geplaatst konden worden, zou er menige jfceer belangrijke aanteekening te voegen zijn bij tÜe,-welke prof. Burgersdijk geeft. Een enkele moet ik hier geven, omdat A l b. Th. in de Amsterdammer eene fout noemt, wat geen fout t*t de vertaling is. Op bl. 373 vertaalt prof. Burgersdijk de regels: ,, How would hèlook, to see his work, so noble, Vilely bound np? tamelijk vrij door: -O, wee! zag hij zijn kostelijkst juweel In zulk een lijst gevat! maar vervangt die vertaling in de aanteekeningen terecht door: Hoe keek hij op, zag hij zijn boek, zoo kostlijk, Zoo slecht gebonden! Indien prof. Alb. Th. die vertaling veroordeelt, zou prof. B. zich op de Duitsche vertaling van Schlegel en Tieck kunnen beroepen, waar ook gesproken wordt van in so slechtem Band Sein edles Buch zu sehn. Maar wanneer ook deze vertaling werd veroor deeld, dan zou men zich in allen gevalle tevre den kunnen stellen met de beteekenis, die de bijzonder kribbige, maar buitengewoon geleerde Dr. Johnson, aan deze regels hecht. Deze teekent bij die passage juist aan: Het is onmogelijk zijn beroep geheel uit het oog te verliezen. De schrijversstand van Shakespeare leverde hem een beeld, dat hij liejer ten onrechte een landmeisje in den mond legt, dan het op te geven. Terwijl hij aan zijne eigene werken dacht, dacht hij natuurlijk ook aan den boek binder." Voor de ecJite waardeering van Shakespeare is een schitterend decoratief niet noodig en studie van de taal en van de zeden en gebruiken uit Shakespeare's tvjd zoowel als van de verzamelin gen van verhalen die in zijn tijd meest gelezen werden, doet hem beter verstaan; philosophische bespiegelingen, sesthetisch-kritische beschouwingen brengen ons in gevaar den dichter voorbij te zien. Zooveel is zeker, dat het even gevaarlijk, is ver talingen van Shakespeare als Shakespeare zelf te ,beoordeelen. De Shakespeare-bibliographie in Ne derland, in '79 door Arnold bewerkt en bij Nijhoff uitgegeven, beslaat 36 bladz. 80.; de Duitsche alleen, 1762?1879, van Unflad, in '80 verschenen. -fa 59 bladz. 80. groot en toclTts het XXIste deel van het Jahrbnch der Shakespoare-Gesellschaft nog lang niet het laatste van de reeks en zijn er nog dozijnen regels in Shakespeare, die niemand verstaat. Wanneer men zich alleen aan de woorden houdt, is er al genoeg te doen en 't zou den meesten schouwburgbezoekers heel wat studie kosten, zich rekenschap te geven van elke uit drukking. Daartoe bepale zich echter de lectunr of de studie, eerder dan tot de wijsgeerige be schouwing : en wanneer 't inderdaad om Shakes peare te doen is, dan make men 't decoratief wat minder uitvoerig en geve 't stuk zonder eenige verkorting. Dan geeft men inderdaad, wat beloof J wordt. Stilzwijgend is daarbij aangenomen dat zoo iets alleen mogelijk is, als ieder die belang in 't tooneel stelt, zelf komt en zijne vrienden (Ook beweegt om te komen. Ten slotte een enkel woord over het slot: Delius spreekt van het Wiedererscheinen der todtgeglaubten Hermione" en hij drukt de meening uit, van alle (of zeker bijna alle) bewon deraars van Shakespeare. Is 't echter verklaarbaar dat Hermione 16 jaar verborgen bleef, zonder dat iemand het merkte? Wanneer er een wonder gebeurde op 't oogenblik, dat Leontes 't perkament verscheurt, waar op de uitspraak van 't Orakel stond, waarom kan dan ook geen tweede wonder het beeld doen le ven, gelijk we dat in de Mctamorphosen herhaal delijk vinden? Pauline's eisch, dat Leontes geen huwelijk zal sluiten dan als zijn eerste gade weer ademt", doet gelooven aan een list van Pauline, even als de verzekering aangaande zijne tweede vrouw. zij zal zoo jong Niet wezen als uw voor'ge, maar zóó lieflijk, Dat, waarde uw eerste rond, zij vreugd gevoelde, Haar in uw arm te zien. hetwelk volkomen past bij de slotwoorden. We hooren Leontes zeggen: .... Gij vondt voor mij mijn vrouw: Hoe, blijft nog te onderzoeken, want ik zag Haar, dacht me, dood, en stortte meen'ge bede, En vruchtloos op haar graf. Ons komt het even raadselachtig voor. De onwaardige klucht, in 't eind van 't laatste j bedrijf met Hermione gespeeld, wordt eene heer lijke poëtische schepping, als Paulines woorden verklaard worden uit haar onwankelbaar geloof, dat de goden een wonder zullen doen, om het paar te hereenigcn en dat dit wonder geschiedt als de berouwvolle echtgenoot en de weergevonden dochter vol liefde het beeld aanstaren. Een bewijs dat deze meening recht van bestaan geeft, heb ik niet en wellicht is 't niet te geven; ik zou 't echter wenschen. Amst. 22 Jan. 87. TACO H. BB BEER, )1) Op Italiaansche afkomst wijst niet alleen Sicilië; maar wijzen ook de namen van Pandosto, Bellaria, Franio, Faunia en Giulio Romano; de latijnsche namen, die de anderen bij Groeve dragen, nog daargelaten. De Heer de Beer zegt zoo kordaat, dat achter sprookje" geen n hoort, maar dan zou men even goed kunnen zeggen, dat de woorden leven" en jongen" zonder n behooren gespeld te wor den; vergelijk het Hoogduitsch en ons eigen Middelnederlandsch. De Heer Burgersdijk heeft het woord avond", in den titel van het stuk ont leend aan een programma van 5 Nov. 1611 (Zie De werken", X, 459). Het doet mij leed, dat de Heer de Beer, die zelf zoo veel weet, en zoo naauwkeurig, zoo erg de hand licht met de anachronismen. Zijn er geen anachronismen? 't Is onbegrijpelijk, dat de Heer de Beer de harmonieuze Fransche tooneelwerken, wier stof aan Grieksche en Romeinsche tijden ontleend is, gelijkstelt met het uitventen van gedrukte liedtjens in een tijdvak toen de orakels van Apollo geraadpleegd werden. Voor het overige weet ik niet, wie zich met de anachronismen van Shakespaere vroolijk ge maakt" heeft. Dat zou al van heel veel onnoozelhcid getuigen; want Shakespaeres anachronis men kwamen blijkbaar zoo min als die van de Van Eycken en Rogier van der Weyden uit onkunde voort. Wat do vertaling van bind up betreft, Dr. Johnson heeft zeker ook voor mij groot gezach; maar een paar voorbeelden uit goode schrijvers zouden niet schaden. Mijn vriend Nayler en den boekbinder Anderson heb ik nooit iets anders dan to bind kooren zeggen. ALB. TH. SDE CONCERT DER MAATSCHAPPIJ FELIX MERITIS". Op de estrade der concertzaal van Felix Meritis, die sedert twintig jaren een Duitsch wingewest scheen geworden, hebben op j.l. Vrijdagavond de Russen, onder aanvoering van een kolonel der genie en van een hoogleeraar der scheikunde, een inval gewaagd. Die inval had echter weinig succes. Het zou ons niet verwonderen, indien de barbaren voor goed naar hunne steppen werden terugge dreven. De Symplipnie no. l en de toonschililerij Steppenskizze van den hoogleeraar A. Borodine waren, naar het ons voorkomt, de beste nominers van het programma. En dan nog! De Symphonie is niet zeer uitheemsch. Zij sluit zich tamelijk wel aan bij de bekende, klas sieke symphonieé'n der Duitsche school. Dat zou zeker geen gebrek wezen, indien de gedachtengang en de hem vertolkende motieven oorspronke lijk waren. Zonder voorbehoud nu kan dit alleen .van het Scherzo, liet best geslaagde deel, gezegd worden. In het Finale mochten wij meer dan nen ouden bekende begroeten. De Steppensldzze is beschrijvende muziek. Zij heeft een woord ter verklaring noodig. Ware dit niet door het bestuur bij het programma verstrekt, niemand zou het onderwerp herkend hebben. Hoe kunstig oek de componist het alliage der verschil lende elementen bewerkstelligde, hoe groote ver scheidenheid in klankverbindingen hij ook wist to maken, bij de Fransche school zijn toch veel schooner werken in dit genre te vinden. Delibes geeft meer karakter en locale kleur,?Berlioz munt uit door fraaier klankschakeering. Hetzelfde geldt van. de Fantaisie Serbe van Rimsky KorsakofF. L;szt's Rhapsodies Hongroises hebben n dezen componist n Borodine maar al te zeer door het hoofd gespeeld. Haar navolgende, hoofdzakelijk daar, waar Liszt de grenzen van het vulgaire nadert, overschreden zij zelf die grenzen zonder eenigen twijfel. En van Liszt's brillante uitwerking der motieven is bij hen geen sprake! Van den kolonel César Cui werden eenige frag menten uit de opera Ie Prisonnier du Caucase ten gehoore gebracht. Zulk geven van uitéiigereten stukken is in 't algemeen -weinig geschikt, oin van het geheel oen gunstig en aantrekkelijk beeld te vormen. In dit bijzonder geval bleek de muziek alles behalve geniaal. Keer op keer ontdekte men hare, met zeker faiseurst&lent achter rkytmische eigenaardigheden en vreemde klankeffecten kwalijk verborgen trivialiteit. De beste motieven waren van heinde en verre to zamen gezocht, tot zelfs uit Beethoven's Symphonie Pastorale ! Het Finale met den Sextuov viel het meest in den smaak van het uitgelezen publiek. Althans, het werd gebisseerd. Toch onderscheidt het zich niet van menig overbekend slotkoor uit Fransche of Italiaansche opera's van meesters van den tweeden of derden rang: effoctmakend zonder diepte. De heer Röntgen heeft zich ongetwijfeld voel moeite gegeven, voor de voorbereiding en uitvoe ring van dit concert. Hij hoeft do leden van Felix Meritis aan zich verplicht, daar zij nu over de nieuwe Russische muziek mee kunnen praten. Of er velen voldaan naar huis zijn gogaan, voldaan, omdat zij genoten hadden van de heer lijke gaven der Muze. die zij zoo menigmaal in de vriendelijke concertzaal op de Keizersgracht mochten genieten? Wij twijfelen er aan. De uitvoering was over het algemeen zeer goed; maar zulke werken eischen veel: in de eerste plaats .zeer sterke nuanceering, zeer gemarkeerd rhytmus, en dat vonden we niet altyd. De koren en het orkest, waarbij uitstekende elemen ten aanwezig waren, deden hun best. Het ^aangenaamste van den ganschen avond was ons de wederontmoeting van de zangeres, mejuffrouw Louise Pyk. die wij voor het eerst als mevrouw Newson zagen optreden. Haar heerlijk or gaan heeft gewonnen aan bekoorlijkheid. Haar eenvoudig optreden wekte evenveel sympathie als ooit. De wijze, waarop zij twee Zweedsche liede ren, ongekunsteld en vol gevoel, voordroeg, was aller lof, aller bewondering waard. Prieg's Ich liebe dich" kwam tot zijn volle recht. Het liedje Balownitsa van César Cui droeg zij met groote bevalligheid voor. Zij kan niet heipen, dat het een brutaal plagiaat is uit Chopin's Chansons Polonaises. Don heer Röntgen voor de goede pianobegeleiding een woord van dank te zeggen, is ons een aangename plicht. B. S. J. MÜZTEKAAL OVERZICHT. ROTTERDAM, 28 Jan. 1887. De afdeeling Rotterdam van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst gaf Vrijdag 21 dezer haar tweede Concert; ten gehoore werd gebracht Achilleus van Max Bruch. Ofschoon het werk niet van langdradigheid is vrij te plei ten en slechts weinig oorspronkelijks bevat, maakte het een vrij gunstigen indruk en vond bij het talrijk auditorium een goed onthaal. Voor een groot deel heeft het dit te danken aan de veelal prachtige koren an de uiterst fraaie in strumentatie ; al dadelijk zij er bijgevoegd dat deze beide onderdeelen wat de uitvoering betreft verreweg het best waren: het orkest werkte uitmuntend, de koren werden met gloed en bezieling gezongen. Van de solisten droeg de heer Messchaert den eerepalm weg; hij zong met warmte en artistieke wijding, en droeg do solo van Priamus in de tweede afdeeling zelfs ofschoon hij deze door de plotselinge ongesteldheid van den heer Shukowsky geheel onvoorbereid overnam uitstekend voor. Mej. Zerbst (sopraan) is in de hoogte wat scherp, maar beschikt overigens over niet geringe middelen; toch slaagde zij er slechts enkele malen in, het auditorium te verwarmen. Mej. Assmann (alt) was niet gcdisponeerd, maar toonde zich toch geroutineerde kunstenares genoeg om zelfs in dien toestand nog te behagen. De heer Zarnekow, (tenor) die deu wegens ongesteldheid verhinderden heer Riese verving, beschikt over een goed geschoold, helder geluid, slechts nu en dan wat keelachtig, maar overigens recht bevre digend. Voor den Achilleus ware echter een krach tiger stem zeker gewenscht geweest. Met de uitvoering der drie nummers voor enkel orkest, Bingkampfer, Wagenrennen on der Sieg behaalde het orkest een welverdiend succes. Den heer Gernsheim voor zijne bezielde en bezielende leiding een welgemeend woord van hulde ! V. OVER BOEKEN. III. De Elzeviers. Over het boek in de zeventiende eeuw en in lateren tijd bevat het boekje van BouchOt met weinige uitzonderingen slechts mededeelingen over de boekdrukkunst iu Frankrijk en dan nog vooral ten opzichte van geïllustreerde werken. Dat ook over andere landen veel merkwaardige te berichten zou zijn, spreekt van zelf. In de zeventiende eeuw zijn tal van belangrijke uitgaven ondei-nomcn en werd de boekdrukkunst steeds verder verbreid. Niet alleen dat zij in Amerika haar intree deed, maar ook in Indiöen Japan, in welk laatste rijk do Jezuieten haar beoefenden, vond zij ingang. Duitschland heeft in deze periode geen bijzonder beroemde namen aan te wijzen; de dertigjarige oorlog oefende ook op dezen tak van nijverheid een verlammfnden invloed uit. Terwijl aldaar 1757 boeken in het jaar 1618 waren verschenen, daalde dit cijfer in 1635 tot .'507. In Italiëonderscheidde ach vooral de druk kerij van de Congregatie tot voortplanting des geloofs (de propaganda fide), waar Nieuwe Testa menten, gebedenboeken enz. in tal van Oostersche talen werden gedrukt. In Frankrijk was het o. a. de koninklijke drukkerij te Parijs, welke zich door omvangrijke uitgaven onderscheidde. Lodcwijk XIV bepaalde in 1686 het aantal boekdrukkers te Parijs po 36. Ook Engeland kan op talrijke belangrijke uitgaven bogen; o.a. verscheen bij Th. Roycraft te Londen een bijbel in negen talen, door Dr. Walton bezorgd. Dit heet het eerste bock. waarvoor een inteekening werd open ge steld. Vooral liet Theatrum Sheldonianum maakte zich door don druk van talrijke uitstekende wer ken beroemd. Geen land waar de boekdrukkunst zoo zeer j bloeide als in ons vaderland. Hot zou niet moeielijk vallen hier tal van namen te noemen, weit een goeden klank hebben verworven. Ik bepaal mij tot de beroomsto van allen: de Elze viers. Deze familie heeft in Leiden, Amsterdam en den Haag gedrukt; het zijn alleen de druk kerijen in de beide eerstgenoemde steden, welke bijzonder hebben uitgemunt. In Leiden waren zij werkzaam van 1583?1712, in den Haag van 1590?1661 en te Amsterdam van 1638?1680. Reeds spoedig na de oprichting der Leidsche universiteit was men overgegaan tot het aanstellen van een boekdrukker der akademic. De eerste, die deze waardigheid vervulde (157!) 1580) was W. Sylvïus. Zooals wij vroeger zagen werd hij opgevolgd door Plantyn, na wiens ver trek zijn schoonzoon Raphclengius (Fr. van Ravelinghen), die tevens hoogleeraar in 't llebrceuwsch was, zijn plaats innam. In 1602 werd hij opgevoed iloor J. Paedts als gezworen boek drukker der universiteit, welke waardigheid in i 1620 aan Is. Elzevier werd opgedragen Wellicht hierdoor aangemoedigd kocht deze in 1624 na don dood van den beroemden oriëntalist prof. Erpenius die in zijn hnis een drukkerij had opgericht om boeken in Oosterscho talen in 't licht te geven van diens weduwe al het mate riaal. Vraagt men waaraan de Elzeviers hun. roem te danken hebben, dan luidt het antwoord: aan den fraaien druk hunner boeken, de sierlijke ' vignetten en culs-de-lampe, waarmede zij dezen versierden en ook aan het handige formaat dat zij in zwang brachten. Nog thans zijn het vooral de kleine in-12°, welke gezocht zijn. De echte liefhebbers zijn vooral begeerig naar ongebonden exemplaren, daar dewn niet afgesneden zijn. Zij brachten door de invoering van dit kleine formaat een geheele omwenteling te weeg. Zij bevorderden daardoor ook zeer het debiet, want de prijs werd geringer; voor een Elzevier in-klein12°van circa 500 bladzyden werd omstreeks een gulden betaald, zeker niet veel, al vertegen \voordigde die som destijds een grootere waarde dan thans. Men heeft langen tijd allerlei vermoedens opgeworpen ten opzichte der vraag, wie de man was, die voor de Elzeviers die fraaie letters gra veerde. Sommige meenden aan fransche graveurs te moeten denken en dit gevoegd bij de bijzon derheid, dat de Elzeviers ook wel papier uit Frankrijk lieten komen, deed o.a. den franschen schrijver Didot uitroepen, dat de beroemde werk plaatsen eigenlijk fransche drukkerijen waren, een meening ook door Bouchot met zeker welbehagen in herinnering gebracht. Dit gevoelen berust echter op eene dwaling. De Elzeviers gebruikten ook wel f'ransch papier, maar evenzeer hollandsch en lieten zelfs uit Duitschland papier komen, De beroemde drukkers lieten van sommigen hunner drukwerken exemplaren luxe op papier vervaar digen. Wellicht dat daartoe ook fransch papier is gebruikt. De papier-fabrikage bloeide in Frankrijk /eer, totdat door de herroeping van het edict van Nantes vele papierwerkers naar Engeland en Holland de vlucht namen. Maar wat hier alles afdoet de door de Elzeviers ge bruikte letters werden gegraveerd door een Hol lander, Christoft'cl van Dyck, denzelfden, die voor den uitgever Joseph Athias de letters voor diens beroemden Hebreouwschen' bijbel graveerde. De Heer Willerns de bekende schrijver van het uit nemende werk: Les Elzevier, histoire et annales typographiques, vond in het Musée Plantin een brief', welke eiken twijfel aangaande dit punt opheft Bij dien brief'vond genoemde schrijver een soort ver- * koopcatalogus, een staalkaart bevattende van 48 lettersoortcn en 8 fileeten, door Van Dyck gegra veerd en door de Elzeviers gebruikt, welke den 5den Maart 1681 zijn verkocht. De Elzeviers maakten bijzonder veel werk van hunne relaties met het buitenland. Verscheidene leden der familie deden herhaaldelijk groote rei zen voor de zaak of' zonden hunne agenten naar verschillende buitenlandsche steden. Zij leverden o. a. veel boeken af' naar Italiëen hadden te Venetiëeen depot en een agent. Ook met Enge land onderhielden zij een levendig verkoer. Zij zonden veel naar de Frankf'ortsche Mis, welke ! herhaaldelijk door leden der familie word be zocht, terwijl zij ook in die stad een depot had den. Ofschoon do handel in boeken met Parijs aan verschillende lastige bepalingen onderhevig was, werd door hen toch veel in Frankrijk inge voerd. Zelfs in Koppenhagen hadden zij eeu winkel. Lodewijk Elzevier was ook pedel der Leidsche universiteit en hier moge als bibliographischc bij zonderheid herinnerd worden dat er slechts n boek door hem gedrukt bestaat, op welks titel dio waardigheid vermeld is. Het is een geschied verhaal van hetgeen met Angelus Merula gebeurd is, opgesteld door een zijner familieleden. De latijnsche titel van dit zeldzame boek luidt verkort aldus: Fülelis et succincta reriun adversus An\ gclum Merulam .... gestarum commemoratio, auctore G. Jh. P. N. Merula. .. Lugduni B(itarorum apud Ludovicum Fjlzevirium, bibliopolam et Academiae Lugdunensis pedellum. 1604. Talrijke werken door de Elzeviers gedrukt, zagen het licht zonder vermelding van hun naam, of wel deze was door een pseüdonym vervangen. Het beantwoorden der vraag, waarom dit ge schiedde, brengt ons tot de maatregelen, welko destijds ten opzichte der vrijheid van drukpers werden genomen. Van vrijheid van drukpers kan eigenlijk geen sprake zijn in het Europa der zeventiende eeuw. Talrijke bepalingen werden nagenoeg overal vastgesteld op het drukken van boeken; de censuur was in volle kracht. Als een vermakelijk staaltje zij hier vermeld dat in Saksen o. a. werd bepaald dat te Wittenberg geen ge dicht gedrukt mocht worden zonder goedkeuring van den hoogleeraar in do dichtkunst. In Frank rijk en Engeland moesten de drukkers op hun tellen passen om niet met het gerecht in aanra king te komen. Menigeen moest het uitgeven van geschriften, welke der regeering niet aangenaam waren met den dood bekoopen. Men heeft bere kend dat alleen in Frankrijk tusschen de jaren 1660 en 1756 niet minder dan 869 schrijvers. boekdrukkers en verspreiders van boeken of gra vures in de Bastille zijn gezet, wegens het aan den man brengen van geschriften, welke togen de ! kerk, den koning, de zedelijkheid of de regeering heetten gericht te zijn. Ook de Elzeviers, die veel met het buitenland handelden, moesten das voor zorgsmaatregelen gebruiken. Verschenen bij hen boeken wolke tegen buitenlandsche vorsten of regeeringen gericht waren slan liepen zij gevaar, indien hun naam als drukker bekend werd, dat de invoer van door hen gedrukte boeken door de betrokken regeeringen verboden werd, nog daar gelaten dat zij ook met de regeering van hun eigen land in conflict konden komen, wijl de plakkaten dergelijke uitgaven verboden. Daaren boven werden door hen vele stichtelijke boeken gedrukt, welke op een groot debiet in het bui tenland berekend waren, bijv. de Bijbel, de Imi tatie van Thomas ii Kempis, werken van Augustinus, enz. De naam eener kettersche firma op den titel zou allicht voor den verkoop in katho lieke landen schadelijk zijn geweest. Vandaar dat somtijds op den titel in plaats van Lugdunum Batavoruni (Leiden) eenvoudig Lugdunum (Lyon) vernield is. De frausche Jansenisten bijv. die van de persen der Elzeviers gebruik maakten, wilden niet gaarne weten, dat zij door protestanten wer den bediend, Ook verzwegen de Elzeviers liefst hun naam, wanneer door hen boeken werden uit gegeven als van Solden, Bentivoglio en anderen, waarin meeningen werden verkondigd, welke aan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl