Historisch Archief 1877-1940
ITT
Na. 501
DB AMSTEBDAMMEB, WEEKBLAD VOOB NEDEBLAND.
menigen Hollander onaangenaam in de ooren
ilonken en dus lichtelijk aanstoot konden geven.
Ook werken, welke door hen zonder toestemming
der schrijvers nagedrukt werden, misten gewoonlijk
de vermelding hunner firma op den titel. Een
der pseudonymen, waarvan zy zich bedienden
moge nier vermeld worden nl. Pierre du Marteau.
Het eerst door Jan Elzevier van Leiden in 1660
gebruikt, werd deze gefingeerde firma weldra
door tal van boekdrukkers gebezigd. Wordt
gewoonlyk als woonplaats van du Marteau Keulen
opgegeven, anderen laten hem in Leiden, den Haag,
Amsterdam, Parijs, ja zelfs in Madrid verblijf
houden. Eindelijk gat' men hem ook een weduwe
en kinderen, waarbij zich het vermakelijke geval
voordeed, dat terwijl in 1737 een boek gedrukt
werd met het adres: Pierre du Marteau, in 1729
dus acht jaren vroeger een boek heette gedrukt
te zijn bij de erfgenamen van Pierre du Marteau.
,De tallooze malen dat boeken zijn gedrukt
? met den naam van du Marteau, de Marteau,
Marteau. Martau enz, op den" titel hebben ge
maakt dat men de vraag heeft opgeworpen of
men hier werkelijk slechts met een gefingeerde
firma te doen heelt, en of niet een boekdrukker
van dien naam bestaan zou hebben. Een belangrijk
artikel verscheen over dit onderwerp in het bij
Quantin uitkomende tijdschrift Le Livre, Oct. 1886
van de hand des heeren L. Joumart de Brouillart.
In ons land heerschte betrekkelijk een groote
mate van drukpersvrijheid. De talrijke plakkaten
over dit onderwerp zouden dit wellicht niet doen
vermoeden; maar ook hier geldt weder dat er
een groot onderscheid was tusschen het uitvaar
digen van plakkaten en het ten uitvoer leggen
dier staatsstukken. Een boek, bij de Elzeviers
gedrukt, genoot de eer dat het een afzonderlijk
plakkaat van de Staten Generaal uitlokte. DJ
zaak was deze. Een franschman La Peyrere, aan
het huis van Condéverbonden, gaf in 1655 een
boek in 't lichi om aan te toonen, dat uit de
brief van Paulus aan de Romeinen, Hoofdstuk V,
vs. 12?14, bleek dat er vóór Adam menschen
hadden geleefd. Het boek verscheen anonyniem
onder dezen titel: Praadamitae, Sive exercttatio
super versibm duodecimo, decimotertio, et dec
moquarto capitis guinti Epistolae D. Pauli ad Ro
manos, Quibus inducuntur primi Iwmines ante
Adamum conditi. Anno Salutis 1055. Zooals men
ziet was het boek verschenen zonder vermelding
van den naam van den drukker. De heer Willems
heeft echter aangetoond, dat de beide drukken
uit het jaar 1655, de in-4o. en de in-kl. 12o. door
L. en D. Elzevier te Amsterdam zijn gedrukt.
Dezen wilden dit blijkbaar niet weten, want op
geen der door de Elzeviers uitgegeven catalogi van
bij hen verschenen .boeken, wordt het werk ge
noemd. Er was dan ook wel reden toe, want
deze ketterij veroorzaakte destijds een groote op
schudding. Op last van parlement van Parijs
werd het geschrift verbrand. De schrijver vluchtte
en werd te Brussel op bevel van den kardinaal
van Mechelen gevangen genomen en niet losge
laten clan tegen belofte van te Rome zijne dwaling
te gaan herroepen en het Protestantisme af te
zweren. In ons land werden den 26sten Novem
ber 1655 een vonnis van het Hof van Holland en
een plakkaat van de Staten Generaal tegen het
boek uitgevaardigd. In het laatste wordt het
omschreven als: seecker Boeck in verscheyd
Formaten, oock in diversche Talen ghetrans lateert,
gheintituleert Prae-adamitae siee exercitatio etc.
inhoudende verscheydègrouwelicke ende
lasterlieke opinien, directelick strydende tegens Godts
Heylige Woort, ende de Ware Gereformeerde
Christelycke Religie". Het gaf natuurlijk aanleiding tot
heel wat strijdschriften.
Ten slotte zij hier vermeld, dat de manier van
uitgeven aan de Elzeviers eigen, door anderen
nagebootst werd. Het is dan ook niet altijd ge
makkelijk een echten Elzevier op het eerste ge
zicht van een gewaanden te onderscheiden. Zij
die de onderscheidende kenmerken willen kennen,
worden verwezen naar het genoemde boek van
den heer Willems, en naar: Etudes sur la
bibliographie Elzevirienne basées sur son Fouvrage Les
Elzevier de M. A. Willems par Ie dr. G.
eryhmann. Stockholm 1885. Dit laatste bevat een
verhandeling over de hier besproken kwestie en
geeft daarenboven afbeeldingen van 470 vignetten
culs-de-lampe en zoogenaamde lettres grises dooi
de Elzeviers gebruikt.
W. P. C. K.
FRIEDRICH VON AMERLING.
Te Weenon is de schilder Friedrich, Ritter von
Amerling, in den leeftijd van 84 jaar overleden.
Hij stierf in een paleis, dat hij tot een museum
van kunstschatten gemaakt had, na herhaaldelijk
den Keizer, de Keizerin en tal van Aartshertogen
en Aartshertoginncn te hebben afgebeeld; hij was
geboren als de zoon van een handwerksman, een
gouddraadtrekker, als het oudste kind van een
zestiental, en begon' zijn carrière als
behangersleerjongen.
Men vraagde Amerling eens, wat zijn eerste
portret was geweest; hij vertelde toen, dat hij
eens als knaap van acht jaar, uit school komend,
een zijner zusjes gestorven vond. Het kind lag te
bed, op de tafel zag hij papier, pen en inkt. die
men had klaargezet, opdat de dokter de verkla
ring van overlijden zou kunnen schrijven; de
knaap greep daarnaar, en teekende het portret van
zijn doodo zusje. Weldra was geen blad of boek
ot muur meer veilig voor hem, hij bedekte alles
met schetsen, zoodat zijne ouders hem op de
teekenschool deden. Toen de omstandigheden van
het gezin steeds benarder werden, kon dat er
niet meer op overschieten; Friedrich Amerling
werd behangersjongen en teekende alleen tcrsluiks.
Een papierfabriekant bij Weenen, die zijn huis
liet schilderen en behangen, vond eens, zijn werk
lieden bezoekend, zijn eigen portret, sprekend
gelijkend, aan de zoldcring geschilderd. Friedrich
wilde vooruitkomon, te meer daar de behanger
hem honger liet lijden; hij kleurde dus in zijn
vrijen tijd platen voor winkels, en gaf ook muziek
les, op de guitaar. Hij had de noten en de
vingerzetting geleerd van den omslag van eene
handleiding voor het guitaarspel, die in eene
winkelkast was uitgestald en die hij bestudeerde.
De accoorden leerde hij later door het lesgeven.
Hjj bleef z\jn geheele leven een ijverig muziek
liefhebber ; Wagner echter heeft hij nooit kunnen
leeren waardeeren. Nog kort voor zijn dood was
Inj op een soiree waar toekomstmuziek, hij noemde
het voorwereldmuziek". gespeeld werd. Amerling
zeide: Das halt ich nöt aus. Auszi wil i. Wag
ner moet maar liever karwielen timmeren, die
knarsen nog beter dan zijn noten !'* '
Een en twintig jaar oud, besloot Amerling het
behangen, en zoo mogelijk ook de ellende en het
hongerlijden, te laten varen. Hij ging wat op reis,
naar Praag,' waar hij een oom had, die hem be
stellingen voor portretten bezorgde. Als voorbeeld
koos Mj zich de Van Dijck's uit het museum, en
steeds ontberend, vergaarde hij zooveel, dat hij
naar London kon gaan om er den populairsten
portretschilder van zyn tijd, Lawrencc, te gaan
opzoeken', om van dezen les te krijgen. Waarlijk,
ge kunt reeds schilderen!" zeide deze en sprak
over zijn talent tot den Oostenrijkschen gezant,
prins Paul Esterhazy, zoodat deze zijn jongen
landgenoot onder zijn bescherming nam en hem
toestond, zoolang hij in Londen was, om den
anderen dag aan de lakeiental'el te eten. Hij
schilderde daar het portret van den portier der
ambassade en toen dat goed uitviel, de portretten
van 's prinsen zoontje en dochtertje.
Na een verblijf van een jaar te Londen ging
hij naar Parijs. Hij kwam er ziek aan; een vriend
in Engeland had hem bedrogen, hem zijn kleederen,
schetsen en geld ontstolen; hij kende ook geen
woord Fransch. Hij begaf zich naar Horace
Vernet, in wiens atelier een vreemdeling zijn verzoek
vertaalde, om onder de oogen van den meester
iets te mogen schilderen. Hij schilderde een
Groenlander en een paardekop, waarop Horace
? Vernet verrast uitriep: Mais rous tes déja
peintre!" Een officier te Parijs, wiens portret hij
geschilderd had, stond hem toe, in de ménage
der kazerne te eten.
Uit Parijs keerde Amerling weder naar Weenen
terug, schilderde er portretten en historische
stukken en had het geluk, inet een schilderij,
Dido, waarvoor de danseres Thcrese p]sslor, eeno
zuster van de beroemde Fanny, hem tot model
diende, een prijs te behalen. Met het verdiende
geld ondernam hij de reis naar Rome, en bleet
een half jaar in Italië, tot zijn laatste penning
bijna verteerd was. Juist toen kwam er een brief
met een keizerlijk zegel, die hem naar Weenen
ontbood. Amerling had bijna den moed niet hem
te openen; hij vreesde dat het den krijgsdienst
betrof, dien hij ontloopen was. Het was een op
dracht om het portret van den keizer te komen
schilderen. Hij vertrok haastig naar Weenen,
in het begin van 1832.
De opperhofmeester maakte den schilder dui
delijk, dat de keizer niet komen zou, maar dat
men Amerling een stoeltje in een hoek van de
eetzaal zou geven, waar de schilder den keizer
kon zten eten en te gelijk een ongedwongen uit
drukking op diens gelaat kon waarnemen. Amer
ling was aan het schetsen, toen plotseling een
kluchtig incident plaats greep. Ken van de kana
rievogels, die door de zaal rondfladderden, beging
boven het hoofd des keizers een daad van majes
teitschennis. De kinderen lachten en de keizer
riep naar den hoek waar Amerling zat: Dos mus*
der Herr nil malen!" Na tafel kwam de keiler
zien, hoever het werk gevorderd was, en na eenige
dagen was het gereed. Voor de laatste zitting
had de keizer zich in het volle keizerlijk ornaat i
gekleed, dat op de schilderij moest voorkomen, l
De schilder was intusschen familiaar geworden
en sprak zijn vrees uit, dat deze tooi den keizer
zwaar zou vallen. Nu, dan kunt go u voorstel- j
len," antwoordde de keizer, wat ik bij de kro- !
ningsplechügheid heb uitgestaan, toen zij mij met
dezen mantel, die negen pond weegt, den geheelen
voormiddag rondgeslcept hebben." De schilder deed
den laatsten penseelstreek en vroeg toen, den keizer
de hand te mogen kussen. .,Wel, daar heb je het, als
dat je pleizier kan doen", zeide de Jceizer. De
keizerin was over het portret minder tevreden;
zij had een vriendelijker, meer glimlachend por
tret gewenscht. Wanneer ik mij' den keizer op
dit portret voorstel", zeide AmerJing, denk ik
hem als den beheerscher van millioenen, wier ge
luk hem is toevertrouwd, en dan moet hij niet
glimlachen." Hij verkoos hot portret niet te ver
anderen; het werd toen niet in het kasteel
Laxenburg, waarvoor het bestemd was geweest, op
gehangen, en aan een ander schilder werd een
volgend portret opgedragen. Later schilderde
Amerling echter herhaaldelijk den keizer, de kei
zerin en tal van aartshertogen. Tot liet laatst
van zijn leven hield hij ook de gewoonte vol,
eens per jaar zich zelf te schilderen; de reeks
van deze portretten vormt dus tegelijk den ont
wikkelingsgang van zijn talent en eene studie
van de veranderingen die de jaren in zijn gelaat
brachten.
Amerling kwam in de mode. Vooral de dames
dongen er naar. ais om een gunst, door hem ge
schilderd te worden; want hij stelde een bijzon
der mooi, flattcorend koloriet ter harcr be
schikking, maar schilderde ook liefst de mooiste
en meest karakteristieke. Hij schilderde zeer veel,
vandaar dat er, behalve al de historie-stukken en
genre-stukken, ruim duizend portretten van zijne
hand zijn, eene geschiedenis van Oostenrijk in
portretten. Amerling kocht nu het paleis van
graaf Chotek, ontving er, bijgestaan door zijne
eerste vrouw, steeds een ruimen en schitterenden
kring van gaston, en was de vroolijkste van allen
In 1836 ging hij weder naar Italië, schilderde
te Milaan den dichter Azeglio, den beeldhouwer
Marchesi en anderen, to Rome den beeldhouwer
Thorwaldscn, en verloor er zijne vrouw, wier ver
lies hij nooit vergat. Later reisde hij nog zes
tien maal Italiëdoor, telkens komt in zijne brieven
hare herinnering terug. De portretten van be
roemde personen volgdon elkaar intusschen op.
Therese Essler schilderde hij ais Madonna,
Charlotto Wolter als Hermionc, Davison als Richard III,
verder Liszt, Grillparzcr, OehJensdiJager.
Eens ontmoette Amerling eeno dame wier ver
blindende schoonheid hem buiten zich zolven
bracht van bewondering. Hij sprak haar aan. Ik
ben de schilder Amerling. en zou gaarne uw por
tret maken, omdat gij zoo mooi zijt". De dame
wees bescheiden de eer at'. Ik moet u schilderen,
al moest ik u trouwen". Vier weken later, was
de dame, eene Spaansche van afkomst, Amerlings
vrouw. Vier maanden later waren zij gescheiden.
Zg was goedig van aard en betooverend schoon,
maar kon geen kunst of kunstenaars dulden; de
scheiding geschiedde in der minne. Amerling be
weerde dat zij nooit naar een zijner schilderijen
gekeken had.
Weldra koos Amerling een derde vrouw, maar
moest, om haar te kunnen trouwen, protestant
worden; later stierf zijn tweede vrouw en werd
ook in Oostenrijk het huwelijk geldig. Sedert bleef
hij te Weenen, met uitzondering van korte reizen,
als naar Constantinopel om sultan Abdoel Medjid
te schilderen. Toen zijn derde vrouw gestorven
was, nam hij, 79 jaar oud, nog een vierde en
maakte zijn huwelijksreisje naar Spanje. Het vol
gende jaar ging de reis naar Engeland en Schotland,
in 1883 naar Amsterdam en Antwerpen, het jaar
daarna naar Constantinopel, Broesa in Klein-Azië,
Athene, Argos, Mykene en Olympia; vervolgens naar
de Noordkaap, waar de middernachtszon en het
noorderlicht een machtigen indruk op hem maakten,
in 1885 naar Egypte, Cairo en Assoean, en over
Beyrout, Jaffa en Jerusalem terug. Dit was zijn
laatste reis ; in Gastein teruggekeerd om uit te
rusten, werd hij er op nieuw door eenige oude
kwalen, waarbij verval van krachten kwam, aan
getast, en den 14 Januari overleed hij.
Leerlingen heeft Amerling niet nagelaten, hij
nam er geen aan, en zijn kunst had te weinig
individualiteit om eene richting te vormen, maar
zijne begaafdheid en de aantrekkingskracht van
zijn talent spreken uit vele honderden kunstwer
ken, die, als men er, om zijn nagedachtenis te
eeren, eene tentoonstelling van vormde, een al
lerbelangrijkste verzameling zouden uitmaken.
V A 11 I A.
Met l Januari van dit jaar zijn Schumann's
werken algemeen eigendom geworden, zoodat ieder
uitgever er de verlangde goedkoope editie van
geven kan. Terstond hebben eenige groote uitge
vers zich daarmede verdienstelijk gemaakt, do
firma Breitkopf und Hartel te Leipzig heei't twee
uitgave te gelijk bezorgd, ccne groote folio-editie
en een kleinere volksuitgave. De groote uitgave
is door Mevr. Clara Schumann zelve bewerkt,
zeker de beste commentator van haars mans com
posities. Zij heeft zeven jaar aan dien arbeid be
steed, met gebruikmaking van alle mogelijke mu
zikaal materiaal, zoodat men de uitgave als defi
nitief kan beschouwen. Men kan ook ieder num
mer of deel uit deze uitgave afzonderlijk ver
krijgen.
Vermeldden wij de beide groote
Schiunannuitgaven van Breitkopf en Hartel, het feit dat de
composities nu publiek eigendom geworden zijn,
hooit ook minder aangename gevolgen. Te Leipzig
bv. verscheen oen bundel Neues Liederalbum, 27
liederen voor een stem, met piano-begeleiding,
door Robert Schumann." Een ware
verrassingvoor Schumann's bewonderaars, geen enkel
deiliederen was hun bekend! Wat had de Leipziger
firma gedaan? Zij had piano-compositiën van
den meester genomen, daarbij liedjes laten maken
en deze er bijgeschreven.
Een dans van de Daridsbündler komt er omlei
den titel Zugvügel" in voor; een andere omlei
den titel Blau und Roth." Van nog een dezer
dansen is het begin en eind afgehakt en het mid
den als Gesang der Lorley" van tekst voorzien;
daar echter de Lorley waarschijnlijk niet zulk een
langen adem heeft, zijn de halve noten tot kwar
ten gemaakt en het accompagnement naar even
redigheid gewijzigd.
Tegen het uitgeven van dergelijke arrangemen
ten schijnt niets te doen te zijn; de weerlooze
doode moet het zich laten welgevallen, dat men
hem laat zeggen wat hij nooit bedoeld heeft.
Uit München werd geschreven, dat Richard
Wagncr's Parsifal ook aldaar, en niet alleen te
Bayrcuth zou mogen opgevoerd worden, en wel
tengevolge van een door den componist in 1877
met de koninklijke kabinctskas gesloten contract.
Deze concessie zou een ruil zijn voor genoten
financieele hulp; de kabinetskas had haar niet
opgevorderd vóórdat zij er nu, bij do afdoening
der schulden voor den koning, toe gedwongen
werd. Volgens de AUncin. Mus. Zeitung is dit
bericht valsdi. De voogd van Wagners kinderen,
Commerzïenrath Gross, bezit voldoende stukken
om te bewijzen, dat Wagner's vroeger contract
afgeloopen is, en liet dus niet noodig zal zijn,
de genade van den prins-regent van Beieren m
te roepen.
De schilder Franz Defrce;ger te München heeft
weder een aantal stukken onderhanden, die zijn
naam zullen bevestigen. Zeer geroomd wordt:
Op de eerste studiereis"; twee kunstenaars heb
ben voor een boerenwoning prachtige modellen
gevonden, eenige jonge meisjes, zoo eenvoudig
bekoorlijk als Delregger ze weet te schilderen.
Twee van de meisjes glimlachen verlegen over de
stadsheeren, die ben willen uitschilderen, een derde
kijkt ernstig, nieuwsgierig en belangstellend.
Een ander stuk van Defregger is reeds aan den
Belgischen kunstkoopcr Giirlitz verkocht. Het
stelt een boeren huisgezin voor; de jongere kin
deren, aardige kopjes, luisteren naar een zonder
ling toegetakeldeu half-onnoozclc, die een spook
geschiedenis zit te vertellen.
Uit de biblioteek te Perugia werd twee jaar
geleden bet kostbaarste manuscript, een Codex
op pergament van Cicero's De fficiia vermist.
Ook in andere Italiaanschc steden werden destijds
en vroeger en later, talrijke kostbare hand
schriften vermist, en do regeering besloot streng
op te treden. Men dacht aan een bende van
manuscripten-diayen, maar kon haar spoor niet
vinden. Conservator der bibliotheek was de be
kende geleerde, prol. ridder Adam Rossi, onder
wiens orders het geheele personeel stond. Daar
deze den bediende, die gewoon was in do biblio
theek te slapen, eenige weken vroeger verlof had
gegeven 's nachts naar huis to gaan, en de dief
stal niet bad kunnen plaats hebben, als de be
diende er geweest was, werd Prof. Rossi, wegens
nalatigheid en plichtverzuim in staat van be
schuldiging gesteld. De rechtbank sprak hem vrij
en veroordeelde de gemeente Perugia in de kosten.
De Commissie van Administratie en Controle
van de Hoogduitsche Opera te Rotterdam, bestaande
uit de HH. P. Landberg, F. Browne Van Streef
kerk, J. Van Kempe Valk, Jacs. Van Der Hoop
Jz. en H. M. Hijmans Van Veenendaal, heeft
be-sloten zich voor het volgend speelseizoen nietL
herkiesbaar te stellen.
De uitmuntende wijze echter, waarop de Direc
teur, de heer Ed. Bolle, de Hoogduitsche Opera
tot heden exploiteerde, deed hen besluiten, hem
voor het oogenblik ter zijde te blijven staan in
zy'ne pogingen, om deze kunstinstelling, in den.
nieuwen Schouwburg, aan de Aert van Nesstraat,
te doen voortbestaan.
De HH. Jacs. van der Hoop Jz. en H. N.
Hymans van Veenendaal blijven zich dus belasten
met inschrijvings-biljetten voor Subsidiën in ont
vangst te nemen.
De voorwaarden waarop de Hr Bolle de Direc
tie en Exploitatie wil blyven voeren zijn de na
volgende: dat de nieuwe Schouwburg hem op
aannemelijke wijze verhuurd worde, en dat eene
subsidie van minstens ?25,000, vóór 15 Februari
e.k., ingeschreven zij, terwijl een abonnement van
?30,000 vereischt wordt, om de zaak op solide
wijze te blijven exploiteeren.
De subsidiën en abonnementsgelden, indien deze
verleend worden, zullen beheerd worden door eene
commissie, welke in eene nader bijeen te roepen
vergadering van subsidiënten en abonnés benoemd
zal worden.
De velen, die, als vroeger, bevinden dat een
pen geen brood geeft, kunnen, om zich te troos
ten, de cijfers lezen, welke enkele meer bevoor
rechten met hun werken maken. Onlangs deden.
de cijfers van Gladstone en Tennyson's honorarium
de ronde door de bladen.
Thans worden van eenige Fransche schrijvers
de winsten opgegeven.
Voor een nieuwen roman van Zola of Daudet
betaalt eerst het dagblad eene beduidende som,
om hem als feuilleton te plaatsen. De Gaulois
gaf voor Nana 20,000 francs en kreeg Pot-Bouille
voor 30,000. Toen Germinal zou verschijnen,
bood de Oil-Blas hooger en verkreeg dezen voor
40,000 francs. Dan komt de uitgaaf als boek nog.
Zola is een der duurst betaalde, dan volgt
Alphonse Daudet, die voor Sapho als roman
48,000 francs ontving.
Maar niet alleen zoo groote kunstenaars ver
dienen veel. De gebroeders Gaboriau met hun
justitie-romans eveneens. Talent is natuurlijk
noodig, maar ook wat toeval. Ohnet heeft voor
Le maitre de forges na de 112e editie van den
roman 56,500 francs ontvangen, toen, na de
omwerking voor het tooneel 73,140 francs en 9000
francs aan plaatsbiljetten, en eindelijk voor den
j verkoop van het vertaalde stuk in het buitenland
nog 40,000 francs.
liet tooneel brengt altoos het meest op. Henri
de Bornier ontving voor La fille de Soland
120,000 francs, Pailleron voor La monde oüFan
s'ennuie 150,000 francs, Sardou voor Théodora en
Fédora ieder 300,000 francs. Toch is Sardou
niet tevreden , hij misgunt een Engelschen dief,
j die zijn Dora in Diplomacy herdoopte en te
j Londen 700 maal deed opvoeren, de 500,000 francs.
j welke dezen als tantième uitbetaald werden.
De dichters worden niet zoo spoedig rijk.
Victor Hugo verwierf een redelijk fortuin; maar
van de anderen is misschien Coppée do eenige,
die een eenigszins welvarende positie aan zijna
werken te danken heeft.
De Duitsche keizer heeft aan de componisten
Brahms en Verdi de orde pour Ie mérite voor
wetenschap en kunst gezonden. Onder de musici
ontvingen tot heden deze orde slechts Mendelssohn,
Meyerbeer, Rossini en Liszt.
Een der oudste onder de Fransche beeldhou
wers, Danmas, overleed deze week. Hij was in
1801 geboren en gold als een der beste leerlingen
van David (d'Angers). Zijn belangrijkste werken
zijn: een jong gladiator na het gevecht", en een
Romeinsch ruiter, aan den ingang van den Pont
d'Iéna te Parijs te zien.
De afzet van beeldhouwwerken gaat op treurige
wijze, naar het schijnt, achteruit. Een Duitsch
blad vertelt droevige geschiedenissen van de
ellende onder jonge I'arijsche kunstenaars. De
! ellende van den armen beeldhouwer is grooter
j dan die van den schilder, vooreerst omdat het
j materiaal zoo duur is, en dan omdat er geen
geregelde afzet van is.
In de Ecole des Boaux-Arts kan men een bron
zen Mercnrius zien, een doorn uit zijn hiel
trekkend. De god mist zijn rechter arm, maar
ziet er uit als een Grieksch meesterstuk. Deze
edele Mercurius was het laatste werk van den
j beeldhouwer Briant. Ofschoon prix de Rome en
] als kunstenaar van talent door de pers erkend,
i leed hij gebrek. Een zolderkamertje diende
i hem voor atelier, woon- en slaapkamer. Hier
werkte hij in den strengen winter aan zijn
Morcurius; van zijn kleine provisie kolen alleen ge
bruikend als het model er was. Eens 's nachts
was de koude zoo fel, dat hij al wat hij aan
l kleeren bezat op het bed hoopte om zich te
vcrI warmen. Toen bedacht hij echter, dat de natte
klei wel bevriezen kon, en ontdeed zich van,
alles, tot zijn dekens, om hot beeld te dekken.
Den volgenden morgen vond zijn vriend Cavali
hem doodgevroren. De Mercurius was mede be
vroren en de rechter arm lag er naast, op den
grond.
De Mercurius werd in brons gegoten, maar ter
herinnering en uit piëteit besloot men, den rech
ter arm te laten onbreken. Dit beeld staat nu
als aanmoediging en voorbeeld in de Ecole des
Beaux-Arts om de jonge beeldhouwers te inspU
roeren.