De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1887 30 januari pagina 5

30 januari 1887 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

ITT Na. 501 DB AMSTEBDAMMEB, WEEKBLAD VOOB NEDEBLAND. menigen Hollander onaangenaam in de ooren ilonken en dus lichtelijk aanstoot konden geven. Ook werken, welke door hen zonder toestemming der schrijvers nagedrukt werden, misten gewoonlijk de vermelding hunner firma op den titel. Een der pseudonymen, waarvan zy zich bedienden moge nier vermeld worden nl. Pierre du Marteau. Het eerst door Jan Elzevier van Leiden in 1660 gebruikt, werd deze gefingeerde firma weldra door tal van boekdrukkers gebezigd. Wordt gewoonlyk als woonplaats van du Marteau Keulen opgegeven, anderen laten hem in Leiden, den Haag, Amsterdam, Parijs, ja zelfs in Madrid verblijf houden. Eindelijk gat' men hem ook een weduwe en kinderen, waarbij zich het vermakelijke geval voordeed, dat terwijl in 1737 een boek gedrukt werd met het adres: Pierre du Marteau, in 1729 dus acht jaren vroeger een boek heette gedrukt te zijn bij de erfgenamen van Pierre du Marteau. ,De tallooze malen dat boeken zijn gedrukt ? met den naam van du Marteau, de Marteau, Marteau. Martau enz, op den" titel hebben ge maakt dat men de vraag heeft opgeworpen of men hier werkelijk slechts met een gefingeerde firma te doen heelt, en of niet een boekdrukker van dien naam bestaan zou hebben. Een belangrijk artikel verscheen over dit onderwerp in het bij Quantin uitkomende tijdschrift Le Livre, Oct. 1886 van de hand des heeren L. Joumart de Brouillart. In ons land heerschte betrekkelijk een groote mate van drukpersvrijheid. De talrijke plakkaten over dit onderwerp zouden dit wellicht niet doen vermoeden; maar ook hier geldt weder dat er een groot onderscheid was tusschen het uitvaar digen van plakkaten en het ten uitvoer leggen dier staatsstukken. Een boek, bij de Elzeviers gedrukt, genoot de eer dat het een afzonderlijk plakkaat van de Staten Generaal uitlokte. DJ zaak was deze. Een franschman La Peyrere, aan het huis van Condéverbonden, gaf in 1655 een boek in 't lichi om aan te toonen, dat uit de brief van Paulus aan de Romeinen, Hoofdstuk V, vs. 12?14, bleek dat er vóór Adam menschen hadden geleefd. Het boek verscheen anonyniem onder dezen titel: Praadamitae, Sive exercttatio super versibm duodecimo, decimotertio, et dec moquarto capitis guinti Epistolae D. Pauli ad Ro manos, Quibus inducuntur primi Iwmines ante Adamum conditi. Anno Salutis 1055. Zooals men ziet was het boek verschenen zonder vermelding van den naam van den drukker. De heer Willems heeft echter aangetoond, dat de beide drukken uit het jaar 1655, de in-4o. en de in-kl. 12o. door L. en D. Elzevier te Amsterdam zijn gedrukt. Dezen wilden dit blijkbaar niet weten, want op geen der door de Elzeviers uitgegeven catalogi van bij hen verschenen .boeken, wordt het werk ge noemd. Er was dan ook wel reden toe, want deze ketterij veroorzaakte destijds een groote op schudding. Op last van parlement van Parijs werd het geschrift verbrand. De schrijver vluchtte en werd te Brussel op bevel van den kardinaal van Mechelen gevangen genomen en niet losge laten clan tegen belofte van te Rome zijne dwaling te gaan herroepen en het Protestantisme af te zweren. In ons land werden den 26sten Novem ber 1655 een vonnis van het Hof van Holland en een plakkaat van de Staten Generaal tegen het boek uitgevaardigd. In het laatste wordt het omschreven als: seecker Boeck in verscheyd Formaten, oock in diversche Talen ghetrans lateert, gheintituleert Prae-adamitae siee exercitatio etc. inhoudende verscheydègrouwelicke ende lasterlieke opinien, directelick strydende tegens Godts Heylige Woort, ende de Ware Gereformeerde Christelycke Religie". Het gaf natuurlijk aanleiding tot heel wat strijdschriften. Ten slotte zij hier vermeld, dat de manier van uitgeven aan de Elzeviers eigen, door anderen nagebootst werd. Het is dan ook niet altijd ge makkelijk een echten Elzevier op het eerste ge zicht van een gewaanden te onderscheiden. Zij die de onderscheidende kenmerken willen kennen, worden verwezen naar het genoemde boek van den heer Willems, en naar: Etudes sur la bibliographie Elzevirienne basées sur son Fouvrage Les Elzevier de M. A. Willems par Ie dr. G. eryhmann. Stockholm 1885. Dit laatste bevat een verhandeling over de hier besproken kwestie en geeft daarenboven afbeeldingen van 470 vignetten culs-de-lampe en zoogenaamde lettres grises dooi de Elzeviers gebruikt. W. P. C. K. FRIEDRICH VON AMERLING. Te Weenon is de schilder Friedrich, Ritter von Amerling, in den leeftijd van 84 jaar overleden. Hij stierf in een paleis, dat hij tot een museum van kunstschatten gemaakt had, na herhaaldelijk den Keizer, de Keizerin en tal van Aartshertogen en Aartshertoginncn te hebben afgebeeld; hij was geboren als de zoon van een handwerksman, een gouddraadtrekker, als het oudste kind van een zestiental, en begon' zijn carrière als behangersleerjongen. Men vraagde Amerling eens, wat zijn eerste portret was geweest; hij vertelde toen, dat hij eens als knaap van acht jaar, uit school komend, een zijner zusjes gestorven vond. Het kind lag te bed, op de tafel zag hij papier, pen en inkt. die men had klaargezet, opdat de dokter de verkla ring van overlijden zou kunnen schrijven; de knaap greep daarnaar, en teekende het portret van zijn doodo zusje. Weldra was geen blad of boek ot muur meer veilig voor hem, hij bedekte alles met schetsen, zoodat zijne ouders hem op de teekenschool deden. Toen de omstandigheden van het gezin steeds benarder werden, kon dat er niet meer op overschieten; Friedrich Amerling werd behangersjongen en teekende alleen tcrsluiks. Een papierfabriekant bij Weenen, die zijn huis liet schilderen en behangen, vond eens, zijn werk lieden bezoekend, zijn eigen portret, sprekend gelijkend, aan de zoldcring geschilderd. Friedrich wilde vooruitkomon, te meer daar de behanger hem honger liet lijden; hij kleurde dus in zijn vrijen tijd platen voor winkels, en gaf ook muziek les, op de guitaar. Hij had de noten en de vingerzetting geleerd van den omslag van eene handleiding voor het guitaarspel, die in eene winkelkast was uitgestald en die hij bestudeerde. De accoorden leerde hij later door het lesgeven. Hjj bleef z\jn geheele leven een ijverig muziek liefhebber ; Wagner echter heeft hij nooit kunnen leeren waardeeren. Nog kort voor zijn dood was Inj op een soiree waar toekomstmuziek, hij noemde het voorwereldmuziek". gespeeld werd. Amerling zeide: Das halt ich nöt aus. Auszi wil i. Wag ner moet maar liever karwielen timmeren, die knarsen nog beter dan zijn noten !'* ' Een en twintig jaar oud, besloot Amerling het behangen, en zoo mogelijk ook de ellende en het hongerlijden, te laten varen. Hij ging wat op reis, naar Praag,' waar hij een oom had, die hem be stellingen voor portretten bezorgde. Als voorbeeld koos Mj zich de Van Dijck's uit het museum, en steeds ontberend, vergaarde hij zooveel, dat hij naar London kon gaan om er den populairsten portretschilder van zyn tijd, Lawrencc, te gaan opzoeken', om van dezen les te krijgen. Waarlijk, ge kunt reeds schilderen!" zeide deze en sprak over zijn talent tot den Oostenrijkschen gezant, prins Paul Esterhazy, zoodat deze zijn jongen landgenoot onder zijn bescherming nam en hem toestond, zoolang hij in Londen was, om den anderen dag aan de lakeiental'el te eten. Hij schilderde daar het portret van den portier der ambassade en toen dat goed uitviel, de portretten van 's prinsen zoontje en dochtertje. Na een verblijf van een jaar te Londen ging hij naar Parijs. Hij kwam er ziek aan; een vriend in Engeland had hem bedrogen, hem zijn kleederen, schetsen en geld ontstolen; hij kende ook geen woord Fransch. Hij begaf zich naar Horace Vernet, in wiens atelier een vreemdeling zijn verzoek vertaalde, om onder de oogen van den meester iets te mogen schilderen. Hij schilderde een Groenlander en een paardekop, waarop Horace ? Vernet verrast uitriep: Mais rous tes déja peintre!" Een officier te Parijs, wiens portret hij geschilderd had, stond hem toe, in de ménage der kazerne te eten. Uit Parijs keerde Amerling weder naar Weenen terug, schilderde er portretten en historische stukken en had het geluk, inet een schilderij, Dido, waarvoor de danseres Thcrese p]sslor, eeno zuster van de beroemde Fanny, hem tot model diende, een prijs te behalen. Met het verdiende geld ondernam hij de reis naar Rome, en bleet een half jaar in Italië, tot zijn laatste penning bijna verteerd was. Juist toen kwam er een brief met een keizerlijk zegel, die hem naar Weenen ontbood. Amerling had bijna den moed niet hem te openen; hij vreesde dat het den krijgsdienst betrof, dien hij ontloopen was. Het was een op dracht om het portret van den keizer te komen schilderen. Hij vertrok haastig naar Weenen, in het begin van 1832. De opperhofmeester maakte den schilder dui delijk, dat de keizer niet komen zou, maar dat men Amerling een stoeltje in een hoek van de eetzaal zou geven, waar de schilder den keizer kon zten eten en te gelijk een ongedwongen uit drukking op diens gelaat kon waarnemen. Amer ling was aan het schetsen, toen plotseling een kluchtig incident plaats greep. Ken van de kana rievogels, die door de zaal rondfladderden, beging boven het hoofd des keizers een daad van majes teitschennis. De kinderen lachten en de keizer riep naar den hoek waar Amerling zat: Dos mus* der Herr nil malen!" Na tafel kwam de keiler zien, hoever het werk gevorderd was, en na eenige dagen was het gereed. Voor de laatste zitting had de keizer zich in het volle keizerlijk ornaat i gekleed, dat op de schilderij moest voorkomen, l De schilder was intusschen familiaar geworden en sprak zijn vrees uit, dat deze tooi den keizer zwaar zou vallen. Nu, dan kunt go u voorstel- j len," antwoordde de keizer, wat ik bij de kro- ! ningsplechügheid heb uitgestaan, toen zij mij met dezen mantel, die negen pond weegt, den geheelen voormiddag rondgeslcept hebben." De schilder deed den laatsten penseelstreek en vroeg toen, den keizer de hand te mogen kussen. .,Wel, daar heb je het, als dat je pleizier kan doen", zeide de Jceizer. De keizerin was over het portret minder tevreden; zij had een vriendelijker, meer glimlachend por tret gewenscht. Wanneer ik mij' den keizer op dit portret voorstel", zeide AmerJing, denk ik hem als den beheerscher van millioenen, wier ge luk hem is toevertrouwd, en dan moet hij niet glimlachen." Hij verkoos hot portret niet te ver anderen; het werd toen niet in het kasteel Laxenburg, waarvoor het bestemd was geweest, op gehangen, en aan een ander schilder werd een volgend portret opgedragen. Later schilderde Amerling echter herhaaldelijk den keizer, de kei zerin en tal van aartshertogen. Tot liet laatst van zijn leven hield hij ook de gewoonte vol, eens per jaar zich zelf te schilderen; de reeks van deze portretten vormt dus tegelijk den ont wikkelingsgang van zijn talent en eene studie van de veranderingen die de jaren in zijn gelaat brachten. Amerling kwam in de mode. Vooral de dames dongen er naar. ais om een gunst, door hem ge schilderd te worden; want hij stelde een bijzon der mooi, flattcorend koloriet ter harcr be schikking, maar schilderde ook liefst de mooiste en meest karakteristieke. Hij schilderde zeer veel, vandaar dat er, behalve al de historie-stukken en genre-stukken, ruim duizend portretten van zijne hand zijn, eene geschiedenis van Oostenrijk in portretten. Amerling kocht nu het paleis van graaf Chotek, ontving er, bijgestaan door zijne eerste vrouw, steeds een ruimen en schitterenden kring van gaston, en was de vroolijkste van allen In 1836 ging hij weder naar Italië, schilderde te Milaan den dichter Azeglio, den beeldhouwer Marchesi en anderen, to Rome den beeldhouwer Thorwaldscn, en verloor er zijne vrouw, wier ver lies hij nooit vergat. Later reisde hij nog zes tien maal Italiëdoor, telkens komt in zijne brieven hare herinnering terug. De portretten van be roemde personen volgdon elkaar intusschen op. Therese Essler schilderde hij ais Madonna, Charlotto Wolter als Hermionc, Davison als Richard III, verder Liszt, Grillparzcr, OehJensdiJager. Eens ontmoette Amerling eeno dame wier ver blindende schoonheid hem buiten zich zolven bracht van bewondering. Hij sprak haar aan. Ik ben de schilder Amerling. en zou gaarne uw por tret maken, omdat gij zoo mooi zijt". De dame wees bescheiden de eer at'. Ik moet u schilderen, al moest ik u trouwen". Vier weken later, was de dame, eene Spaansche van afkomst, Amerlings vrouw. Vier maanden later waren zij gescheiden. Zg was goedig van aard en betooverend schoon, maar kon geen kunst of kunstenaars dulden; de scheiding geschiedde in der minne. Amerling be weerde dat zij nooit naar een zijner schilderijen gekeken had. Weldra koos Amerling een derde vrouw, maar moest, om haar te kunnen trouwen, protestant worden; later stierf zijn tweede vrouw en werd ook in Oostenrijk het huwelijk geldig. Sedert bleef hij te Weenen, met uitzondering van korte reizen, als naar Constantinopel om sultan Abdoel Medjid te schilderen. Toen zijn derde vrouw gestorven was, nam hij, 79 jaar oud, nog een vierde en maakte zijn huwelijksreisje naar Spanje. Het vol gende jaar ging de reis naar Engeland en Schotland, in 1883 naar Amsterdam en Antwerpen, het jaar daarna naar Constantinopel, Broesa in Klein-Azië, Athene, Argos, Mykene en Olympia; vervolgens naar de Noordkaap, waar de middernachtszon en het noorderlicht een machtigen indruk op hem maakten, in 1885 naar Egypte, Cairo en Assoean, en over Beyrout, Jaffa en Jerusalem terug. Dit was zijn laatste reis ; in Gastein teruggekeerd om uit te rusten, werd hij er op nieuw door eenige oude kwalen, waarbij verval van krachten kwam, aan getast, en den 14 Januari overleed hij. Leerlingen heeft Amerling niet nagelaten, hij nam er geen aan, en zijn kunst had te weinig individualiteit om eene richting te vormen, maar zijne begaafdheid en de aantrekkingskracht van zijn talent spreken uit vele honderden kunstwer ken, die, als men er, om zijn nagedachtenis te eeren, eene tentoonstelling van vormde, een al lerbelangrijkste verzameling zouden uitmaken. V A 11 I A. Met l Januari van dit jaar zijn Schumann's werken algemeen eigendom geworden, zoodat ieder uitgever er de verlangde goedkoope editie van geven kan. Terstond hebben eenige groote uitge vers zich daarmede verdienstelijk gemaakt, do firma Breitkopf und Hartel te Leipzig heei't twee uitgave te gelijk bezorgd, ccne groote folio-editie en een kleinere volksuitgave. De groote uitgave is door Mevr. Clara Schumann zelve bewerkt, zeker de beste commentator van haars mans com posities. Zij heeft zeven jaar aan dien arbeid be steed, met gebruikmaking van alle mogelijke mu zikaal materiaal, zoodat men de uitgave als defi nitief kan beschouwen. Men kan ook ieder num mer of deel uit deze uitgave afzonderlijk ver krijgen. Vermeldden wij de beide groote Schiunannuitgaven van Breitkopf en Hartel, het feit dat de composities nu publiek eigendom geworden zijn, hooit ook minder aangename gevolgen. Te Leipzig bv. verscheen oen bundel Neues Liederalbum, 27 liederen voor een stem, met piano-begeleiding, door Robert Schumann." Een ware verrassingvoor Schumann's bewonderaars, geen enkel deiliederen was hun bekend! Wat had de Leipziger firma gedaan? Zij had piano-compositiën van den meester genomen, daarbij liedjes laten maken en deze er bijgeschreven. Een dans van de Daridsbündler komt er omlei den titel Zugvügel" in voor; een andere omlei den titel Blau und Roth." Van nog een dezer dansen is het begin en eind afgehakt en het mid den als Gesang der Lorley" van tekst voorzien; daar echter de Lorley waarschijnlijk niet zulk een langen adem heeft, zijn de halve noten tot kwar ten gemaakt en het accompagnement naar even redigheid gewijzigd. Tegen het uitgeven van dergelijke arrangemen ten schijnt niets te doen te zijn; de weerlooze doode moet het zich laten welgevallen, dat men hem laat zeggen wat hij nooit bedoeld heeft. Uit München werd geschreven, dat Richard Wagncr's Parsifal ook aldaar, en niet alleen te Bayrcuth zou mogen opgevoerd worden, en wel tengevolge van een door den componist in 1877 met de koninklijke kabinctskas gesloten contract. Deze concessie zou een ruil zijn voor genoten financieele hulp; de kabinetskas had haar niet opgevorderd vóórdat zij er nu, bij do afdoening der schulden voor den koning, toe gedwongen werd. Volgens de AUncin. Mus. Zeitung is dit bericht valsdi. De voogd van Wagners kinderen, Commerzïenrath Gross, bezit voldoende stukken om te bewijzen, dat Wagner's vroeger contract afgeloopen is, en liet dus niet noodig zal zijn, de genade van den prins-regent van Beieren m te roepen. De schilder Franz Defrce;ger te München heeft weder een aantal stukken onderhanden, die zijn naam zullen bevestigen. Zeer geroomd wordt: Op de eerste studiereis"; twee kunstenaars heb ben voor een boerenwoning prachtige modellen gevonden, eenige jonge meisjes, zoo eenvoudig bekoorlijk als Delregger ze weet te schilderen. Twee van de meisjes glimlachen verlegen over de stadsheeren, die ben willen uitschilderen, een derde kijkt ernstig, nieuwsgierig en belangstellend. Een ander stuk van Defregger is reeds aan den Belgischen kunstkoopcr Giirlitz verkocht. Het stelt een boeren huisgezin voor; de jongere kin deren, aardige kopjes, luisteren naar een zonder ling toegetakeldeu half-onnoozclc, die een spook geschiedenis zit te vertellen. Uit de biblioteek te Perugia werd twee jaar geleden bet kostbaarste manuscript, een Codex op pergament van Cicero's De fficiia vermist. Ook in andere Italiaanschc steden werden destijds en vroeger en later, talrijke kostbare hand schriften vermist, en do regeering besloot streng op te treden. Men dacht aan een bende van manuscripten-diayen, maar kon haar spoor niet vinden. Conservator der bibliotheek was de be kende geleerde, prol. ridder Adam Rossi, onder wiens orders het geheele personeel stond. Daar deze den bediende, die gewoon was in do biblio theek te slapen, eenige weken vroeger verlof had gegeven 's nachts naar huis to gaan, en de dief stal niet bad kunnen plaats hebben, als de be diende er geweest was, werd Prof. Rossi, wegens nalatigheid en plichtverzuim in staat van be schuldiging gesteld. De rechtbank sprak hem vrij en veroordeelde de gemeente Perugia in de kosten. De Commissie van Administratie en Controle van de Hoogduitsche Opera te Rotterdam, bestaande uit de HH. P. Landberg, F. Browne Van Streef kerk, J. Van Kempe Valk, Jacs. Van Der Hoop Jz. en H. M. Hijmans Van Veenendaal, heeft be-sloten zich voor het volgend speelseizoen nietL herkiesbaar te stellen. De uitmuntende wijze echter, waarop de Direc teur, de heer Ed. Bolle, de Hoogduitsche Opera tot heden exploiteerde, deed hen besluiten, hem voor het oogenblik ter zijde te blijven staan in zy'ne pogingen, om deze kunstinstelling, in den. nieuwen Schouwburg, aan de Aert van Nesstraat, te doen voortbestaan. De HH. Jacs. van der Hoop Jz. en H. N. Hymans van Veenendaal blijven zich dus belasten met inschrijvings-biljetten voor Subsidiën in ont vangst te nemen. De voorwaarden waarop de Hr Bolle de Direc tie en Exploitatie wil blyven voeren zijn de na volgende: dat de nieuwe Schouwburg hem op aannemelijke wijze verhuurd worde, en dat eene subsidie van minstens ?25,000, vóór 15 Februari e.k., ingeschreven zij, terwijl een abonnement van ?30,000 vereischt wordt, om de zaak op solide wijze te blijven exploiteeren. De subsidiën en abonnementsgelden, indien deze verleend worden, zullen beheerd worden door eene commissie, welke in eene nader bijeen te roepen vergadering van subsidiënten en abonnés benoemd zal worden. De velen, die, als vroeger, bevinden dat een pen geen brood geeft, kunnen, om zich te troos ten, de cijfers lezen, welke enkele meer bevoor rechten met hun werken maken. Onlangs deden. de cijfers van Gladstone en Tennyson's honorarium de ronde door de bladen. Thans worden van eenige Fransche schrijvers de winsten opgegeven. Voor een nieuwen roman van Zola of Daudet betaalt eerst het dagblad eene beduidende som, om hem als feuilleton te plaatsen. De Gaulois gaf voor Nana 20,000 francs en kreeg Pot-Bouille voor 30,000. Toen Germinal zou verschijnen, bood de Oil-Blas hooger en verkreeg dezen voor 40,000 francs. Dan komt de uitgaaf als boek nog. Zola is een der duurst betaalde, dan volgt Alphonse Daudet, die voor Sapho als roman 48,000 francs ontving. Maar niet alleen zoo groote kunstenaars ver dienen veel. De gebroeders Gaboriau met hun justitie-romans eveneens. Talent is natuurlijk noodig, maar ook wat toeval. Ohnet heeft voor Le maitre de forges na de 112e editie van den roman 56,500 francs ontvangen, toen, na de omwerking voor het tooneel 73,140 francs en 9000 francs aan plaatsbiljetten, en eindelijk voor den j verkoop van het vertaalde stuk in het buitenland nog 40,000 francs. liet tooneel brengt altoos het meest op. Henri de Bornier ontving voor La fille de Soland 120,000 francs, Pailleron voor La monde oüFan s'ennuie 150,000 francs, Sardou voor Théodora en Fédora ieder 300,000 francs. Toch is Sardou niet tevreden , hij misgunt een Engelschen dief, j die zijn Dora in Diplomacy herdoopte en te j Londen 700 maal deed opvoeren, de 500,000 francs. j welke dezen als tantième uitbetaald werden. De dichters worden niet zoo spoedig rijk. Victor Hugo verwierf een redelijk fortuin; maar van de anderen is misschien Coppée do eenige, die een eenigszins welvarende positie aan zijna werken te danken heeft. De Duitsche keizer heeft aan de componisten Brahms en Verdi de orde pour Ie mérite voor wetenschap en kunst gezonden. Onder de musici ontvingen tot heden deze orde slechts Mendelssohn, Meyerbeer, Rossini en Liszt. Een der oudste onder de Fransche beeldhou wers, Danmas, overleed deze week. Hij was in 1801 geboren en gold als een der beste leerlingen van David (d'Angers). Zijn belangrijkste werken zijn: een jong gladiator na het gevecht", en een Romeinsch ruiter, aan den ingang van den Pont d'Iéna te Parijs te zien. De afzet van beeldhouwwerken gaat op treurige wijze, naar het schijnt, achteruit. Een Duitsch blad vertelt droevige geschiedenissen van de ellende onder jonge I'arijsche kunstenaars. De ! ellende van den armen beeldhouwer is grooter j dan die van den schilder, vooreerst omdat het j materiaal zoo duur is, en dan omdat er geen geregelde afzet van is. In de Ecole des Boaux-Arts kan men een bron zen Mercnrius zien, een doorn uit zijn hiel trekkend. De god mist zijn rechter arm, maar ziet er uit als een Grieksch meesterstuk. Deze edele Mercurius was het laatste werk van den j beeldhouwer Briant. Ofschoon prix de Rome en ] als kunstenaar van talent door de pers erkend, i leed hij gebrek. Een zolderkamertje diende i hem voor atelier, woon- en slaapkamer. Hier werkte hij in den strengen winter aan zijn Morcurius; van zijn kleine provisie kolen alleen ge bruikend als het model er was. Eens 's nachts was de koude zoo fel, dat hij al wat hij aan l kleeren bezat op het bed hoopte om zich te vcrI warmen. Toen bedacht hij echter, dat de natte klei wel bevriezen kon, en ontdeed zich van, alles, tot zijn dekens, om hot beeld te dekken. Den volgenden morgen vond zijn vriend Cavali hem doodgevroren. De Mercurius was mede be vroren en de rechter arm lag er naast, op den grond. De Mercurius werd in brons gegoten, maar ter herinnering en uit piëteit besloot men, den rech ter arm te laten onbreken. Dit beeld staat nu als aanmoediging en voorbeeld in de Ecole des Beaux-Arts om de jonge beeldhouwers te inspU roeren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl